De krant Het Laatste Nieuws van vorige vrijdag, 31 augustus, ligt nog op de achterbank van mijn auto, ongelezen. Het hoofdartikel luidt: Eén arts op vijf verdient te weinig. Dat moet dus het belangrijkste nieuws van die dag geweest zijn
xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Volgens het artikel bereiken iets minder dan 80% van de artsen de rendabiliteitsgrens van 18.890 euro per jaar. Het gemiddeld inkomen van een arts ligt, steeds volgens dat artikel, op 60.195 euro. Dat gemiddelde wordt ongetwijfeld sterk opgetrokken doordat een aantal artsen inderdaad zéér hoge sommen binnenrijven. En wat zou dat? Die ongelijkheid bestaat toch in alle zelfstandige beroepen. Zo heb ik een frietkot-uitbater gekend die met zijn beroep schatrijk is geworden, terwijl een collega van hem moeite had om de touwtjes aan elkaar te knopen. Ik heb een bakker gekend die op zijn achtentwintigste genoeg had verdiend om zijn bakkerij over te laten en op zijn renten te gaan leven. Daarentegen heb ik een andere bakker gekend die na een leven van hard werken op zijn vijfenzestigste in armoede is gestopt. Hoeveel geld iemand verdient hangt in de meeste gevallen nauwelijks af van de bekwaamheid ofte het vakmanschap van de betrokkene. Zo heb ik, vele jaren geleden, een dokter gekend die 5000 francs aanrekende voor een consultatie toen de normale prijs rond de 100 francs bedroeg. Hij rekruteerde zijn klanten voornamelijk onder de wat oudere dames van de begoede klasse. Bij de bakker en de beenhouwer vertelden zij luidop over hun rendez-vous mensuel avec le docteur Longchamps. Dat maandelijks bezoek aan dokter Longchamps was hun statussymbool: het bewees dat ze van goeden huize waren en dat ze flink in de slappe was zaten. Zoals dat gaat in alle zelfstandige beroepen moet men om veel geld te verdienen een flinke dosis lef hebben, een dito dosis geluk en niet al te veel last van scrupules. Zo zijn er hoertjes die vijfhonderd euro vragen, terwijl er anderen zijn die hetzelfde werk doen voor tien euro
Ik wist precies hoe men als arts moest te werk gaan om in een minimum van tijd rijk te worden. Ik had namelijk veel gezien en gehoord en ik had Le docteur Knock van Jules Romains gelezen. Ik heb mijn kennis overgedragen aan collegas die er hun profijt mee gedaan hebben. Zelf heb ik die theoretische kennis nooit in daden omgezet. Niet gedurfd denk ik, geen lef, nooit een cent te veel aangerekend, vaak veel te weinig, nooit iets in t zwart. Maar ook dát geeft voldoening, al was het maar omdat je het dan, eens de pensioenleeftijd bereikt, naar waarheid en in eer en geweten kan neerschrijven in een weblog
Ter illustratie een passage uit mijn autobiografisch boek O jerum, jerum, jerum
(2006, pag. 178-179):
Ik had de meest verfijnde technieken van de esthetische neuschirurgie onder de knie en de microscopische oorchirurgie kende zo goed als geen geheimen voor mij. Toch had ik de eerste jaren in Kortrijk nauwelijks patiënten. Na een jaar of drie lag mijn hele technische bagage in duigen. In dertig jaar praktijk als keel-neus-oorarts heb ik minder esthetische neusoperaties en functionele ooroperaties verricht dan in mijn laatste jaar als assistent aan het universitair ziekenhuis in Rotterdam.
In 't midden van de jaren tachtig - ik had toen een voordracht gegeven over neuschirurgie - kreeg ik op korte tijd een tiental patiënten voor uitwendige neuscorrectie: haviksneuzen, te lange neuzen, scheve neuzen
Allemaal goed geslaagd, allemaal tevreden klanten. Ik kon het dus toch nog. Ik heb voor al die operaties het officieel tarief aangerekend, rond de achtduizend frank. Daar gingen tweeduizend frank onkosten af voor het ziekenhuis en van het overblijvend bedrag palmde Vandamme nog eens de helft in. Na aftrek van belastingen bracht die hele operatie mij vijftienhonderd frank op: drie uur gesuperspecialiseerde chirurgie plus de nazorg. Daar kon mijn vrouw één keer mee naar de kapper, maar dan mocht het niet de duurste van de stad zijn.
Na die korte opflakkering werd het weer stil rond de estetische neuschirurgie. Er was toen een jonge dame uit mijn kennissenkring, een halve filmster, die bij mij inlichtingen inwon omtrent het verkleinen van haar neus. Toen ze hoorde hoeveel ik voor zo'n operatie aanrekende, begon ze er waarschijnlijk serieus aan te twijfelen of ik het wel goed kón. Ze heeft haar neus dan maar laten opereren in een andere stad door een plastisch chirurg "met naam". De ingreep kostte haar vierhonderdvijftigduizend frank. In 't zwart! De peulschil die ze aan mij zou betaald hebben, zou ze dan nog integraal teruggetrokken hebben van het ziekenfonds. Die Antwerpse chirurg verdiende zijn centjes in ieder geval nogal vlot, als je dat vergelijkt met mijn povere vijftienhonderd frank
En het resultaat vond ik dan nog niet eens zo denderend: ik had het ongetwijfeld beter gedaan.
Of ik dan zo eerlijk was, dat ik nooit iets in 't zwart vroeg? Bijlange niet! Ik dúrfde niet!

|