Konden de goden nu echt niets beters verzinnen, vraagt Odysseus zich af. Heeft hij misschien nog niet genoeg geleden? En hoe moet hij daarheen, naar de onderwereld? Mogen zijn vrienden hem vergezellen? Neen, dat mogen ze niet. Slechts vier stervelingen hebben ooit de onderwereld betreden: Orpheus, Herakles, Theseus en dezes vriend Perithoös. Deze laatste is nooit meer onder de levenden teruggekeerd en Theseus heeft er een deel van zijn achterwerk achtergelaten. Odysseus dient deze opdracht eerder te beschouwen als een gunst, die de goden slechts aan zéér weinig stervelingen verlenen. Hoe hij het rijk van Hades vinden zal? De god Hermes, die ook de doden begeleidt naar de onderwereld, zal hem er heen brengen. Kirke belt Hermes op met een mobiele telefoon. Odysseus is verbaasd over dit wonderbare communicatiemiddel. Kirke legt hem uit dat dit toestel ooit eens gemeengoed zal worden bij de stervelingen. Maar dat zal nog meer dan drieduizend jaar duren. Nu is het nog een voorrecht van de goden, net als zovele andere voorrechten. Maar al die voorrechten van de goden zullen hun uiteindelijk door de mens ontfutseld worden, behalve twee: de onsterfelijkheid en de eeuwige jeugd. Met het vermeerderen van hun bezit en hun kennis zullen de mensen evenwel niet gelukkiger worden. Wel in tegendeel. Immers: zijn de goden gelukkig?xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Lang zal Hermes niet onderweg zijn, zegt Kirke. Het dunkt haar dat ze hem al hoort aankomen. Ze zal zich nu verwijderen om een offer te gaan brengen aan de goden in naam van Odysseus, haar teergeliefde Odysseus. Het bloed van het offerdier zal ze Odysseus meegeven, want hij zal het verse offerbloed nodig hebben om het te drinken te geven aan de schimmen van de afgestorvenen, opdat zij in staat zouden zijn tot hem te spreken. Daar is Hermes al. Hij legt uit welke de weg is die zij zullen volgen naar de Hades. Met Odysseus enig overgebleven schip zullen ze afvaren. De Noordenwind zal hen in de goede richting sturen, tot aan het einde van de Oceaan. Daar zullen ze aanmeren, aan een woest strand, vol rotsen en begroeid met wilgen en populieren, het woud van Persephone, de godin van de onderwereld. Daar bevindt zich een grote rots. Via een sleet in die rots zullen ze afdalen naar een ondergrondse rivier, de Dodenrivier. De veerman Charon zal hen, zonder vragen te stellen, naar de overkant van de rivier brengen, naar het dodenrijk. Dan zullen ze tot bij de poort van de Hades komen. Deze wordt bewaakt door Kerberos, de vreselijke hellehond met de drie koppen. Maar dank zij het gezelschap van Hermes zal Odysseus geen tegenstand ondervinden van de hond. Zo zullen ze dan binnentreden in het rijk der schimmen. Daar zal Odysseus eerst met de ziener Teiresias moeten spreken, zegt Hermes. Hij immers is de enige in het rijk der doden die hem te woord zal staan zonder eerst van het offerbloed gedronken te hebben. Odysseus mag overigens niemand van het offerbloed laten drinken zonder eerst met Teiresias gesproken te hebben. Teiresias is de enige dode in de onderwereld die tegelijk ook levend is, ofschoon hij voor eeuwig gevangen zit in het rijk der doden. Na met Teiresias gesproken te hebben, zal Odysseus zich een korte wijle met de schimmen kunnen onderhouden, nadat het bloed hun tongen zal losgemaakt hebben.
Kirke verschijnt weer op de scène. Ze heeft een dier geslacht en brengt het offerbloed. Ze heeft ook een fles melk, een pot honing, een fles wijn en een fles water bij. Odysseus moet de vier flessen in de aangegeven volgorde storten als plengoffer voor de goden, zodra hij het rijk der schimmen heeft betreden. Ze geeft Odysseus ook nog een fles "oude klare" mee voor Teiresias en een muntstuk van twee euro voor de veerman. Ga nu, Odysseus, zegt ze, man van mijn hart, doe zoals de goden u bevelen en laat u begeleiden door Hermes. Ik zal u hier opwachten samen met de nimfen en uw drie makkers, die ik ondertussen hun ware gedaante zal teruggeven. Met het vlees van het geofferd dier zullen wij dan allen samen een lekker afscheidsmaal nuttigen. Ga nu
Huilend keert ze zich om. Hermes en Odysseus verlaten de scène: ze begeven zich op weg naar de onderwereld.
|