Op één juni heb ik u verteld over Aloïs Vantieghem officieel Francies Vantieghem mijn grootvader van moederszijde, een ongeletterd man. Als u nu maar niet gaat denken dat ál mijn voorouders ongeletterd waren
Eveneens op één juni heb ik gewag gemaakt van peetje Craeyenest, die óók Francies heette en de vader was van mijn moeders moeder, tevens de schoonvader van Aloïs. Ik heb op één juni al laten doorschemeren dat peetje niet dom was. Toen schreef ik dat het niet uitgesloten was dat ik het over de geleerdheid van peetje Craeyenest nog zou hebben in een van de volgende cursiefjes. Van dergelijke vrijblijvende beloften komt meestal niets in huis en wellicht was er van déze belofte evenmin iets in huis gekomen ware het niet dat ik gisteren, snuisterend in een oude doos met doodsanctjes, de bidprentjes van peetje en meetje Craeyenest in handen kreeg.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Op de voorzijde van het bidprentje van Francies staat een zwart kruis op een heuvel. Een trap leidt er naartoe. Een lelie-achtige bloem kronkelt langs het kruis omhoog. Om haar stengel is een lint geknoopt waarop wij de latijnse woorden fides, spes en charitas kunnen lezen: geloof, hoop en liefde. Er staan ook bomen op de heuvel. In vergelijking met het kruis en de bloem zijn ze wat klein uitgevallen. Het geluchte achter de heuvel is enigszins beangstigend. Het lijkt of er een storm is opgestoken die de bomen vijf populieren en een cypres naar links doet overhellen. Het kruis en de bloem blijven pal rechtop staan, onberoerd door de storm. En achter het kruis daagt een helder goddelijk licht.
Op de tekstzijde staat: Christenen bidt en wint aflaten voor de ziel van FRANCIES VAN CRAEYENEST, weduwnaar van MATHILDE MATTON, geboren te Anzegem den 6 September 1855, godvruchtig overleden te Tiegem en begraven te Anzegem, den 6 Februari 1942
Op het bidprentje van Mathilde Matton staat aan de ene kant de gekruisigde Christus op de heuvel van Golgotha en op de achterzijde: Bid voor de ziel van MATHILDE MATTON, echtgenote van FRANCIES VAN CRAEYENEST, geboren te Anzegem den 20 April 1853 en er overleden den 1 Oktober 1936."
Mijn overgrootmoeder Mathilde Matton heb ik niet gekend. Vier jaar na haar overlijden ben ik geboren. Bij peetje heb ik nog op de schoot gezeten, naar men mij verteld heeft, al is mij daar vanzelfsprekend niets van bijgebleven: toen peetje stierf was ik precies één jaar, acht maanden en twee dagen oud. t Was de zesde februari en op de dag van de begrafenis vroor het dat het kraakte.
Peetje moet een goed verstand gehad hebben. Moeder had een grote bewondering voor haar grootvader en ze noemde hem ronduit geleerd. Toen mijn ouders pas enkele jaren getrouwd waren en er van mij nog lang geen sprake was, brachten zij menig uur door bij peetje en ze staken veel van hem op. Eens ging het gesprek over grote getallen en over hoeveel een miljoen wel was. Maar, zei peetje, er bestaan getallen die nog véél groter zijn dan een miljoen. En hij noemde biljoen en triljoen
Vader en moeder glimlachten en wisselden een blik van verstandhouding onder elkaar. Zíj wisten het wel: peetje was aan het dementeren al bestond die term toen nog niet . Peetje was dus oud en begon kinds te worden: waar anders dan uit een ziek brein zou hij die gekke woorden biljoen en triljoen vandaan halen?... Tot zij, op een dag, die woorden lazen in de krant. Peetje was dan tóch niet kinds. Integendeel: peetje was zo slim en zo geleerd als de krant, misschien nog wel slimmer en geleerder.
Toen ikzelf later een goede leerling bleek te zijn op school en vooral in rekenen uitblonk, schreef mijn moeder dat toe aan de goede genen die ik van mijn overgrootvader, peetje Craeyenest, had meegekregen. Als daarentegen mijn gedrag al eens niet voldeed, dan had ik dat van mijn overgrootmoeder Mathilde Matton: er zit Mattonsras in die jongen, zei ze dan.
Meetje Matton moet geen gemakkelijke tante geweest zijn. Ze was een paar jaar ouder dan het brave peetje en ze domineerde hem volkomen. Met andere woorden: peetje lag onder de sloef. Dat peetje, benevens een wijs man, ook een goed mens was, moge blijken uit de tekst van zijn doodsanctje: Deze brave ouderling behoorde toe aan een oude christene familie, waar men God en zijn Kerk getrouw blijft, en waar men zijn leven schikt volgens de leering van het heilig geloof. Mochten de jongere geslachten zulk voorbeeldig streven navolgen! Onderaan staat: Mij Jezus, Barmhartigheid! (300 d. afl.) Ik durf wedden dat zijn ziel die driehonderd dagen niet eens zal nodig gehad hebben. Mathilde Matton daarentegen
Op haar sanctje lezen we: Heer
wat zij uit menschelijke krankheid misdeed, gelief het schoon te maken met de genade van Uw allerbermhertigste goedheid. (7 j. en 7 quad. afl.) Iedere keer dat iemand die tekst leest zal meetje Matton zeven jaar en zeven quad minder lang moeten branden in het vage(n?)vuur. Tenzij haar ziel ter helle gegaan is natuurlijk, want dan is er geen uitkomen meer aan: zelfs een triljoen jaar aflaten en evenveel quads kunnen dan niet meer helpen
|