CHAOS Toen wijlen mijn moeder dweilde moesten wij in de zetel blijven zitten, de knieƫn hoog opgetrokken. Ze zette alle meubelen aan de kant, stoelen omgekeerd op tafel en geen enkel vuiltje was veilig voor borstel en dweil. Ze deed het grondig en wij keken toe. Mijn nicht, dochter van haar veel te vroeg gestorven zuster, dweilde ook, maar dat vond ze maar niets. Het stof veegde ze onder de mat, zei mijn moeder, al had ze dat nooit met eigen ogen gezien. De vloer lag er glimmend bij. Als je er durfde op lopen voor hij droog was schoof je gegarandeerd onderuit. Op je rug met kans op een gebroken nek. Dat kwam door de zwarte zeep die ze gebruikte. Het hele huis geurde naar dat goedje. Het duurde eindeloos lang voor alles opgedroogd was en het sein tot spelen terug op groen sprong. Ik herinner mij dat die lichte wanorde mij stoorde en dat ik mij pas terug goed in mijn vel voelde als alles terug netjes op zijn plaats stond. Het gezicht van mijn moeder na de verrichte arbeid blonk net zo fel als de fonkelende tegels. Sindsdien heb ik een hekel aan chaos en noemen ze mij een effen-legger'. Alles wat ik doe gebeurt via een steeds terugkerend ritueel. Mijn moeder en ik hebben meerdere dingen met elkaar gemeen. We dweilen op dezelfde, bijna georkestreerde manier en na het werk drinken we samen een kopje koffie. Alleen de zwarte zeep is achterwege gebleven en ook het huis ruikt nooit meer zo fris als toen. F.F.