Mijn eerste herinnering gaat terug naar de leeftijd van amper twee jaar. Ik wist toen nog niet dat het als peuter verboden was enkele honderden meters verwijderd van de strandstoel van je moeder, frikadellen te kneden bij vloed. Lekker was het daar. Geen mens te zien. De combinatie van water en zand was ideaal om de allermooiste balletjes te vormen. Woelen in de aarde; ik denk dat mijn aardsheid en natuurgevoel daar zijn ontstaan. Tot ik in de verte een komische stoet zag naderen. Een dikke politieagent op kop, met daarachter de snelle slanke benen van mijn moeder, gevolgd door een ellenlange sliert van kinderen. Ik was me van geen kwaad bewust, ook nu nog niet. Mijn moeder gooide haar "blokken" - later begreep ik dat het om orthopedische schoenen ging - in zee. Ik weet nog steeds niet of ze deze komische reactie uit blijdschap of uit boosheid wilde uiten. Het zal wel de moederlijke boos-blijheid zijn geweest die ik later toepaste op mijn eigen kinderen. Want het kneden moest ik ogenblikkelijk staken en ik werd meegesleurd en vervelend gekust. Het ergste vond ik dat die sliert kinderen nadien een "Van Nelle"-snoepje mochten afhalen in ons appartement. Je kent ze wel: die piepkleine, pastelkleurige bolletjes in doorzichtige papiertjes. Snoepjes waarop je nauwelijks kon bijten maar heel lang op kon zuigen. Hoe ze die aan de lopende band konden produceren, is me nog steeds onduidelijk. Ik kreeg mijn favoriete paarse snoepje niet omdat ik in de ogen van mijn moeder erg stout was geweest.
Wat ik later ook nooit heb begrepen, was de decadente houding van sommige ouders. Het stak mijn ogen uit dat sommige kinderen op een autootje mochten rijden terwijl ze geen tijd hadden om te genieten van een driebollig ijsje in de hand. Wij mochten vroeger kiezen: of een ijsje of een ritje op de dijk.
|