Gebruik onderstaande aangepaste zoekmachine om meer info te vinden!
Aangepast zoeken
Gegroet beste bezoeker mijn bedoeling is om u zoveel mogelijk informatie te verstrekken ivm de 101ste luchtlandingsdivisie tijdens WO2. Ik probeer een overzicht te geven van enkele artikels over dit onderwerp die verspreid staan op het internet. Het meeste van deze informatie heb ik dan ook van een andere site gehaald. Het is niet mijn bedoeling om plagiaat te plegen, wel om u via deze links naar deze sites te brengen zodat u zich verder kan informeren. Veel lees en misschien ook hobbyplezier.
Een van de meest spectaculaire militaire innovaties van de Tweede Wereldoorlog vormen de luchtlandingstroepen.
Deze troepen, doorgaans bestaand uit lichtbewapende infanterie, worden door de lucht aangevoerd met transportvliegtuigen of zweefvliegtuigen en landen achter de vijandelijke linies.
Nagenoeg onmisbaar binnen dit concept zijn de parachutisten.
Zij nemen meestal het voortouw in luchtlandingsoperaties.
Het element van verrassing speelt een belangrijke rol bij de inzet van luchtlandingstroepen.
Begonnen wordt meestal met het afwerpen, achter de vijandelijke linies, van parachutisten bij één of meer strategische punten als vliegvelden en bruggen, eventueel voorafgegaan door een luchtaanval om de verdediging te verzwakken.
De parachutisten vormen een bruggehoofd en maken zo de verdere aanvoer van troepen door de lucht of over land mogelijk.
Paratroepers van het 101ste in de nacht van 5/6/1944 en 6/6/1944 aanboord van een C-47. Op de borst dragen ze een reserveparachute, het ziet ernaar uit dat ze elk moment gaan springen aangezien ze 'aangehaakt' zijn. Let op wat de eerste soldaat in zijn rechterhand houd.
Deze Engels geproduceerde mijn werd gedragen door paratroepers van de 82ste en 101ste luchtlandingsdivisies tijdens de landing in Normandië. Doordat ze niet zo groot was kon ze rond het been worden gebonden. De mijn kon veel schade aanbrengen aan samengetroepte soldaten, ook kon ze de rupsbanden van een tank opblazen. De mijn werd voornamelijk van op een afstand tot ontploffing gebracht.
De M1911 is een single-action, semi-automatisch pistool in kaliber .45 ACP ontworpen door John Moses Browning. De standaard ladercapaciteit bedraagt 7 patronen in een single-stack verwijderbare lader. (Het was mogelijk om 1 kogel in de kamer te brengen en vervolgens 7 kogels in de lader te steken zo had men 8 kogels ipv 7)Het pistool was het standaard dienstpistool van het Amerikaanse leger van 1911 tot 1985, en wordt nog steeds gebruikt door sommige troepen. De originele benaming in 1940 was Automatic Pistol, Caliber .45, M1911 voor het oorspronkelijk model of Automatic Pistol, Caliber .45, M1911A1 voor de M1911A1, ontworpen in 1924. Deze benaming werd veranderd naar Pistol, Caliber .45, Automatic, M1911A1 tijdens het vietnamtijdperk. Het Amerikaanse leger kocht in totaal ongeveer 2,7 miljoen exemplaren aan.
Het wapen had een innoverend vergrendelingssysteem. De slede wordt namelijk door twee nokken aan de loop vergrendeld. Zo wordt het repeteermechanisme genoeg vertraagd om geen gasverlies te veroorzaken. Dit type van vergrendeling is tot de dag van vandaag het standaard vergrendelingssysteem in pistolen.
Vroege geschiedenis en testen
Het idee voor de M1911 stamt uit de late jaren 1890, toen het Amerikaanse leger op zoek ging naar een semi-automatisch pistool om de verschillende revolvers die toen in dienst waren te vervangen. Het Amerikaanse leger wisselde in die periode tegen groot tempo van wapens en na de adoptie van nog verschillende revolvermodellen culmineerde dit alles toch in het in dienst nemen van de M1911 na de eeuwwisseling.
Hiram S. Maxim had in de jaren 1880 al een zelfladend pistool ontworpen, maar was eerder bezig met het ontwerp van machinegeweren. Desalniettemin werden de principes die hij ontwikkelde toch gebruikt in verschillende semi-automatische pistolen ontworpen tussen 1890 en 1900. Deze ontwerpen trokken de aandacht van verschillende legers om een vervanging te vinden voor hun revolvers. In de Verenigde Staten leidde dit tot een formele test in 1899.
In 1899 en begin 1900 werd een eerste test gehouden, en bedrijven als Mauser (met de C96 "Broomhandle"), Mannlicher (met de Steyr-Mannlicher M1894) en Colt (met de Colt M1900) dienden een ontwerp in. Dit leidde tot de aankoop van 1000 DWM Luger pistolen, gekamerd in 7,65 mm Luger. Deze pistolen werden ingezet bij troepentesten, maar er waren al snel problemen met de stopkracht van het patroon. DWM kreeg dezelfde klacht ook van andere legers en ontwikkelde daarom een grotere variant van de 7,65 patroon, namelijk de 9 mm Luger. 50 nieuwe wapens in dit kaliber werden getest in 1903.
Tijdens de Filipijns-Amerikaanse Oorlog tegen de Moro guerrillastijders ondervonden de Amerikaanse strijdkrachten problemen met de .38 Long Colt die toen standaard was. Dit patroon was niet voldoende krachtig voor junglegevechten. De Moro's hadden een zeer hoge moraal en waren vaak onder invloed van drugs om gevoelens van pijn en angst te onderdrukken tijdens aanvallen. Daarom schakelde het leger terug op de oudere M1873 revolvers in .45 Colt omdat deze meer stopkracht had. Door de problemen met de .38 Long Colt werden tijdelijk terug nieuwe M1873 revolvers naar de Fillipijnen gestuurd in 1902.
Generaal William Crozier werd Chief of Ordnance of the Army in 1901.
Na de Thompson-LaGarde pistoolkaliber efficiëntietests in 1904 concludeerde Kolonel John T. Thompson dat een nieuw pistoolkaliber niet kleiner dan .45 zou mogen zijn en dat het wapen bij voorkeur semi-automatisch moest zijn. Dit leidde tot testen in 1906 waaraan 6 wapenfabrikanten meededen.
Van 1907 tot 1911 werden veldtesten gehouden om te beslissen tussen Colt en Savage. Tussen elke ronde brachten beide fabrikanten verbeteringen aan ten opzichte van hun initieel ontwerp, wat leidde tot een finale test voor de uiteindelijke adoptie. Een van de test in 1910 was een sessie waarbij 6000 patronen in elk pistool geschoten werden. Het ontwerp van Colt voltooide dit zonder fouten, terwijl het Savage model 37 storingen had.
Dienstgeschiedenis
Na het succes gedurende de tests, werd het Colt ontwerp formeel aangenomen op 29 maart 1911 door het Amerikaanse leger. De Navy en de Marines volgden in 1913. Oorspronkelijk werd het pistool enkel door Colt gebouwd, maar door de grote vraag gedurende Wereldoorlog I werd de productie uitgebreid naar de staatsbestuurde Springfield Armory.
Ervaringen op het slagveld leidden tot enkele kleine externe veranderingen in 1924. Dit model kreeg de naam M1911A1. Veranderingen waren onder andere een kortere trekker, een langere greepveiligheid, een gebogen mainspring housing, een bredere korrel, een kortere haan en eenvoudigere greepplaten. Intern veranderde niets en onderdelen zijn en blijven uitwisselbaar.
Tweede Wereldoorlog
In de jaren voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog steeg de vraag naar het pistool sterk. Tijdens deze oorlog werden ongeveer 1,9 miljoen stuks aangekocht door de Amerikaanse overheid. Om aan deze grote vraag te kunnen voldoen werd de productie opgesplitst over verschillende fabrieken. In totaal werd zoveel geproduceerd dat na 1945 de Amerikaanse overheid geen nieuwe exemplaren meer bestelde, maar onderdelen uit voorraad gebruikte. Indien nodig kon een nieuw pistool samengesteld worden uit andere pistolen, en kon het een nieuw verflaagje krijgen in het arsenaal.
Voor Wereldoorlog II uitbrak werd een klein aantal M1911 pistolen gebouwd onder licentie in Noorwegen door de Kongsberg Vaapenfabrikk (deze pistolen zijn nu bekend als de Kongsberg Colt). Gedurende de Duitse bezetting van Noorwegen ging de productie van deze pistolen gewoon door. Duitse troepen gebruikten ook M1911 pistolen die buitgemaakt werden op Amerikaanse soldaten en werden aangeduid met "Pistole 660(a)". Het M1911 platform vormde ook de basis voor de Argentijnse Ballester-Molina en bepaalde Spaanse Star en Llama pistolen na 1922. De Colt werd voornamelijk gebruikt door officieren en onderofficieren, maar soldaten kregen de mogelijkheid om ook een Colt aan te schaffen, de meesten deden dit dan ook. Het werd al vlug duidelijk dat een paratroeper nood had aan een verdedigingswapen zodra hij geland was. De meeste geweren werden in speciale zakken gestoken om de para niet te kwetsen bij het springen. De para had dus tijd nodig om zijn wapen te assembleren vooraleer hij zich kon verdedigen, in sommige gevallen dook er onmiddellijk na de landing een vijand op, de Colt bracht dan redding.
Vervanging
Na de Tweede Wereldoorlog bleef de M1911 in dienst gedurende de Koreaanse Oorlog en de Vietnamoorlog. Zelfs tijdens Operatie Desert Storm gebruikten sommige Amerikaanse eenheden nog dit pistool.
Toch werd al tijdens de jaren 70 duidelijk dat de M1911 begon te verouderen. Ook kwam er druk van de NAVO om over te schakelen op de NAVO-standaard: 9x19mm Parabellum. Daarom begon de Joint Service Small Arms Program van de U.S. Air Force met de testen om een nieuw pistool in de NAVO-standaard 9x19mm aan te kopen. Na testen kwam de Beretta 92S-1 als winnaar uit de bus. Deze uitslag werd betwist door de U.S. Army (de landcomponent van het Amerikaanse leger) en zij besloten hun eigen testen te houden (de XM9-testen) in 1981. Dit leidde tot de adoptie van de Beretta 92F op 14 Januari 1985. Tegen de late jaren 80 kwam de productie op dreef ondanks een controversiële XM9-hertest en een aparte XM10 herconfirmatie. Deze kwamen er na klachten van scheuren in het frame van de Beretta en een gevaarlijke kans op het loslaten van de slede wat tot verschillende ongevallen leidde. Hierdoor werd een update doorgevoerd naar de Beretta 92FS zodat de gebruiker betere bescherming genoot.
Tegen de vroege jaren 1990 waren de meeste M1911'en vervangen door M9's (de militaire benaming voor de Beretta 92FS), hoewel een beperkt aantal nog steeds in gebruik is door enkele speciale eenheden. Onder andere de United States Marine Corps bleef de M1911 gebruiken voor de MEU(SOC) en verkenningseenheden, hoewel de Marines ook 50.000 M9 pistolen aankochten.
De United States Special Operations Command (USSOCOM) schreef nieuwe testen om de M1911 te vervangen door een ander .45 ACP pistool (in strijd met de NAVO-standaard). Deze proeven staan bekend als de Offensive Handgun Weapon System (OHWS) proeven. Deze hadden tot resultaat dat de inzending van Heckler & Koch het haalde, zodat zij de MK23 Mod 0 Offensive Handgun Weapon System mochten leveren. Hiervoor moesten ze onder andere het Colt OHWS verslaan, een zwaar aangepaste M1911. Als reden voor het afwijken van de NAVO-standaard wordt het gebrek aan stopkracht van de 9 mm kogel van de M9 aangehaald.
Huidig gebruik
De M1911A1 is voor veel politie-eenheden in de Verenigde Staten nog steeds het pistool bij uitstek. Veel militaire en ordediensten blijven de (soms sterk aangepaste) M1911A1 verkiezen vanwege het grotere stopvermogen van de .45 ACP kogel, en de superieure ergonomie en het groter gebruiksgemak in vuurgevechten. De politie van Tacoma, Washington uit de VS schreef in 2001 geschiedenis door als eerste zone terug over te stappen op een pistool dat ze meer dan 50 jaar eerder hadden afgeschreven.
De M1911 en zijn varianten zijn ook bij het gewone publiek extreem populair voor zowel sport als recreatie. Dit leidde tot de ontwikkeling van vele aftermarket onderdelen. Het groeiend aantal producenten is een indicator van de stijgende populariteit van de M1911.
Ander gebruik
Colt's M1911 pistolen werden ook gebruikt door de Royal Navy in kaliber .455 Webley Automatic. Deze pistolen werden hierna overgedragen aan de Royal Air Force als reservewapen bij een crash in vijandelijk gebied. Noorwegen gebruikte de Kongsberg Colt, welke gekenmerkt werd door een unieke sledevangpal. Argentinië en Spanje produceerden ook verschillende modellen van M1911.
Het Braziliaanse IMBEL (Indústria de Material Bélico do Brasil) maakt nog steeds verschillende varianten voor het leger en de ordediensten.
Het Griekse leger gebruikt nog steeds de M1911 als standaard dienstpistool. Deze Wereldoorlog II-productie pistolen werden vanaf 1946 geschonken als wapenhulp tegen de communistische expansie.
Het Koninklijk Thais leger gebruikt Amerikaanse M1911 pistolen die als militaire hulp geschonken werden tijdens het Vietnamtijdperk.
Het Chinese bedrijf Norinco exporteert een M1911A1-kloon voor civiele doeleinden. De import in de VS werd in 1993 verboden als onderdeel van een handelssanctie.