Na 3,5 jaar zijn de stadswerklui begonnen met de wederopbouw van de hekstijlen aan het stadspark. Eindelijk.
Vandaag, 2 oktober, ging het metselwerk aan de hekstijlen verder. Na een rustpauze te hebben ingelast om blauwsteen te plaatsen is dus het metselen verder gegaan.
Reeds vrij vroeg na het ontstaan
van de nieuwe wijk en de kerkgemeenschap op het Westveld, kwam het culturele
leven op gang.
De kring
Volksontwikkeling Westveld was hierin de voortrekker.
Op 10 december 1955 werd de stichtingsvergadering gehouden van wat toen gewoon Volksontwikkeling
werd genoemd.
Op deze vergadering waren dertien personen aanwezig: ir. Cliquet, dr. Jozef
Goossenaerts, G. Heyse, meester Martens die het Centrum van
St.-Amandsberg vertegenwoordigde, de heer en mevrouw Robbrecht, J.
Schoonjans, prof. dr. med. Sebruyns, A. Tollenaere, de heer en mevrouw Van
Lancker, J. Verschraegen en Adolf Willems.
Er werd op die dag een voorlopig bestuur opgericht dat zich onder andere moest
bezighouden met het opstellen van de statuten:
Voorzitter
Prof. dr. med. Sebruyns
Ondervoorzitter
Ir. Cliquet
Secretaris
Adolf Willems
Penningmeester
Van Lancker.
Op verzoek van Jozef Goossenaerts zullen de statuten aan de parochiale geestelijkheid
worden voorgelegd.
Die zelfde Goossenaerts vraagt tegelijkertijd om in te overweging te willen
nemen om van de, eigenlijk nog niet opgerichte, kring een afdeling van het
Davidsfonds te maken. Toch wel een opmerkelijke bedenking bij de start van een, nog op te richten,
nieuwe vereniging.
In het ontwerp van statuten vinden we de volgende artikelen terug:
Art. 1
Oprichting Volksontwikkeling Westveld.
De naam is dus gewijzigd.
Art. 2
Doel: het kulturele peil aldaar [op het Westveld dus] op
te helpen tillen en hoog te houden, er het kulturele leven stelselmatig aan
te wakkeren.
Art. 3
Middelen: geen andere dan louter
kulturele.
Art. 5
Bestuur: moet bestaan uit ingezetenen
van het Westveld.
Art. 9
Taal: algemeen beschaafd Nederlands.
In de beginselverklaring die eveneens in de statuten werd opgenomen lezen we
dat de kring zelfstandig en louter cultureel blijft, wel pluralistisch, maar
zich ver van politiek houdt. Het feit dat Volksontwikkeling Westveld zichzelf
pluralistisch noemt is contradictorisch aan het verzoek van dr. Jozef
Goossenaerts om het ontwerp van statuten voor te leggen aan de parochiale
geestelijkheid.
Tevens werd het eerste bestuur samengesteld:
Voorzitter
Prof. dr. med. Sebruyns
Ondervoorzitter
Ir. Cliquet
Secretaris
Adolf Willems
Secretarisverslaggever
P. Van Lancker
Bijgevoegde bestuursleden
Robert Bourrez (voorzitter K.W.B. Westveld)
Octaaf Martens (lid kerkfabriek)
Gerard Gheysen (bedoeld wordt Gerard Heyse, pachter van het Schuurgoed)
Jos. Verschraegen
mevrouw Robbrecht-Pappens
F.(irmin) Robbrecht.
Tijdens de bestuursvergadering van 15 februari 1956, amper drie maanden na de
oprichting van de kring, vindt men het kassaldo van 368,50 BEF veel te laag. Besloten werd subsidies aan te vragen bij staat, provincie en gemeente. Ook moest de ledenwerving intensiever gebeuren. Daarom werden de bestuursleden
opnieuw op pad gestuurd.
Het gezamenlijk bijwonen van De jonkvrouw van Laarne
op tekst van Jef Crick in de Gentse opera werd afgewezen om volgende redenen:
1.
Financiële: de kring kon de kosten voor publiciteit en uitnodigingen
niet dragen
2.
De mentaliteit van de leden was niet rijp genoeg, wat in tegenspraak
is met de activiteitenkalender.
bevat
precies 22 documenten, gespreid over een periode van 10 december 1955 tot 5
maart 1958, zijnde grosso modo 2 jaar en 4 maanden.
Het financiële argument valt ook in twijfel te trekken want de kaspositie werd
er alsmaar beter op. In het verslag van 19 december 1957 bedraagt het batig
saldo reeds 1.921,- BEF.
Naast de zorgen om de financiële kant, wordt steeds harder aangedrongen, van in
het begin trouwens, op een toenadering tussen Volksontwikkeling Westveld en het
Davidsfonds Sint-Amandsberg.
Het lijstje met de activiteiten werd weergegeven in onze bijdrage van 2008[1]. Daaruit
blijkt duidelijk dat het vooral gaat om voordrachten; voordrachten van alle
aard.
Uit de activiteitenkalender blijkt dat er onder andere gaten zijn van november
1956 tot februari 1957. Dit kan verklaard worden door een luwte in activiteiten
tijdens de eindejaarsperiode.
Het gat in de activiteitenkalender tussen maart 1957 en november 1957 valt veel
minder te verklaren. Zeker ontbreken gegevens uit die periode.
Wél is het volgende duidelijk: het zijn vrij intellectualistische onderwerpen
en vraag blijft natuurlijk of er veel respons van de lokale bevolking kwam.
Geen enkel verslag of document geeft een cijfer van het aantal toehoorders.
Veel meer valt er over Volksontwikkeling Westveld niet te vertellen.
Het desbetreffende bundeltje bevat precies 22 documenten,
gespreid over een periode van 10 december 1955 tot 5 maart 1958, zijnde grosso
modo 2 jaar en 4 maanden.[2]
Zoals hiervoor reeds gezegd hebben slechts documentatie teruggevonden over 2 jaar en 4 maanden met een hiaat van ongeveer 6 maanden in 1957. Er moet dus nog informatie zijn die ons niet bereikt heeft. U kan die altijd doorsturen. Klik hiervoor op de knop "E-mail mij" en geef uw bericht door. Alvast bedankt.
[1]D. Mattens,
De hoed van Napoleon, of een licht doen schijnen over het Westveld (Jaarboek 45, Heemkundige Kring De Oost-Oudburg, 2008, p. 90)
In 1849 was Charles Vandewalle (misschien Vande Walle of Van de Walle) werkzaam op het kasteel "Château Westveld" te Oostakker (thans Sint-Amandsberg). Hij was er hovenier. Het Château Westveld stond rechtover het huidige filiaal van de stadsbibliotheek en was vroeger, voor de afbraak, gekend als "kasteeltje Dupont" of ook nog het "spookkasteel" (als het al vervallen was). In 1849 was barones Charlotte de Villers d'Olgrand de bewoonster van het kasteel en dus werkgeefster van Charles Vandewalle.
Is er iemand die informatie kan verstrekken of deze hovenier, Charles Vandewalle? U kan uw informatie steeds achterlaten door op de knop in het rubriekje "Mail mij" te klikken. Alvast bedankt.
Het Westveld kende destijds twee theatergezelschappen. Over de ene, De Westveldoptimisten, werd reeds een en ander gepubliceerd. Over de tweede, Theatergroep Studikon, is weinig geweten. De groep startte op 1 december 1961 in de zaal Concordia. Geen Westveldse roots dus. Waarschijnlijk reeds in 1962 speelde deze groep in de Reinaertkluis op het Westveld. Halfweg de jaren 1970 zou de theatergroep omgevormd geweest zijn tot een filmclub. Verder is er over Studikon niets geweten. Vandaar deze warme oproep: stuur uw gegevens door zodat ze voor de toekomst bewaard blijven. U helpt er de lokale geschiedenis mee vooruit.
Uit de Volksdansgroep Reinaert ontstond echter een
tweede volksdansgroep, namelijk De Gentse Marktkramers.
De leiding van deze dansgroep berustte in de handen
van Hendrika Meyvaert, Ghislain Van Tomme en Ann Taelman.
Ter gelegenheid van het vijfjarig bestaan stelde de groep de nieuwe kledij voor
in aanwezigheid van de schepen Jacques Monsaert en mevrouw Mortier-Haesaert.
De vrouwen gingen gekleed als groenteverkoopster. Hun kledij bestond, naar de
gelegenheid, uit rode en blauwe bloezen, grijze sjaals, beige kapjes,
roestbruine rokken en rode en blauwe voorschoten en kousen.
De mannen gingen gekleed als aardappelboeren.
De kledij van mannen en vrouwen was geïnspireerd op een afbeelding die
teruggevonden werd in het Gentse museum van folklore. De kledij kan gesitueerd
worden rond 1790. De nieuwe kledij weerspiegelde de eigenheid van een brok
Vlaamse cultuur en opende de weg naar erkenning in het buitenland[1].
In de periode van het vijfjarig bestaan telde de groep ongeveer 40 leden die
ook in het buitenland optraden, onder andere in Nederland en in het toenmalige
West-Duitsland. Zo hadden zij een bezoek gebracht aan Nästal-Silges bij Fulda
waar zij begroet werden door bondspresident Carstens. Een optreden in zijn
afwezigheid werd echter om veiligheidsredenen afgelast.
Tijdens de Gentse Feesten van 1980 kwamen de Nässetaler op beozoek. Voor hen
was dit het eerste buitenlandse bezoek. De leden van deze volksdansgroep
verbleven bij gastgezinnen.
De apotheose van het bezoek van de Nässetaler was een optreden op het
Sint-Baafsplein in samenwerking met De Gentse Marktkramers. Ook voor hen was
dit een bekroning van een periode van hard werken en veel oefenen[2].
Gustaaf Niklaas Jozef De Ridder, ontwerper eerste spoorlijn Antwerpen-Gent
Gustaaf Niklaas Jozef De Ridder zal de eerste spoorweg doorheen het Westveld ontwerpen en aanleggen. Hierna zijn verhaal. Gustaaf De Ridder werd op 31 mei 1795 te Brussel
geboren en overleed te Le Mée (arrondissement Melun, departement
Seine-et-Marne) op 27 mei 1862.
In 1812, hij was toen amper 17 jaar oud, werd hij opzichter bij de Franse
militaire genie. Hij had dus duidelijk een technische aanleg. Van 1814 tot 1817
was hij verbonden aan de Dienst Bruggen en Wegen te Brussel. Tijdens het
Hollandse bewind behoorde hij tot het Korps van de Waterstaat.
Bij koninklijk besluit van 14 augustus 1831 werd hij ter beschikking gesteld
van de inspecteur van Bruggen en Wegen, Theodor Teichmann[1]. Op 6
maart 1834 werd hij koninklijk commissaris bij de Kamers om het spoorwegproject
van Charles Rogier te onderbouwen en uit te werken[2]. Tussen
1835 en 1837 werd hij belast met de verdere uitbouw van het spoorwegnet[3]. Hij had
immers van zeer dichtbij de aanleg van de eerste spoorlijn op het Europese
vasteland in 1835 meegemaakt. Hij werd achtereenvolgens hoofdingenieur bij
Bruggen en Wegen en directeur van de spoorwegen.
Tussen 1841 en 1847 realiseert hij de spoorlijn Antwerpen-Gent doorheen het
Waasland; eerst in eigen beheer, maar daarna als directeur-beheerder en voornaamste
aandeelhouder van de naamloze vennootschap Compagnie de Chemin
de Fer dAnvers à Gand, par Saint Nicolas et Lokeren.
De privéuitbating was in 1845 overgedragen aan deze vennootschap die ook nog Société du Pays de Waes
genoemd. In de volksmond werd de maatschappij trouwens pietje Waes genoemd[1]. De maatschappij
werd opgericht door twee aktes, beiden verleden voor notaris Annez te Brussel.
Dit gebeurde op 26 februari 1845 en 22 maart 1845. Notaris Annez zal trouwens
de huisnotaris van de maatschappij worden en optreden in het geschil tussen de
spoorwegmaatschappij en Charlotte de Villers dOlgrand, maar hierover verder
meer.
Op 12 oktober 1846 neemt De Ridder ontslag als hoofdingenieur bij Bruggen en
Wegen.
Voorts ontwikkelde hij locomotieven[2] en ander
spoorwegmateriaal dat alleen op deze lijn kon worden ingezet. Concurrentie van
de staatsspoorwegen was op die manier uitgesloten, maar het betekende eveneens
dat hij met zijn spoorwegmateriaal niet op het spoorwegnet van de staat kon
komen.
De Ridder zal op 20 augustus 1846 voor het gerecht verschijnen.
Aanleiding was een ongeval bij het graven van een spoorwegtunnel te Kumtich.
Hij was daar de verantwoordelijke ingenieur. Er werd hem aangewreven niet de
benodigde materialen te hebben gebruikt. Op 28 augustus 1846 wordt hij hier
voor vrijgesproken[3].
[1]H.
Coppejans-Desmedt, Het Land van Waas in
de XIXde eeuw. Van autarkische regio naar geïntegreerd Belgisch gewest.
[2]Een
locomotief die destijds op deze lijn werd gebruikt is te bewonderen in het
spoorwegmuseum in het station Brussel-Noord.
(http://users.telenet.be/pk/lijnen)
[3]De tunnel
van Kumtich was de eerste spoorwegtunnel in België en had een lengte van 925
meter. Het ging om een tunnel met twee kokers waarvan een bij het graven op 21
januari 1845 instortte. Slechts een koker werd verder gebruikt. Deze bottle
neck werd door middel van een omleidingspoor van 3 kilometer weggewerkt in
1931. In 1957 werd ook de resterende koker buiten werking gesteld. (http://users.telenet.be/pk/lijnen.htm#36; Wikipedia)
[1]Jean
Théodore Frédéric Teichmann, geboren te Venlo op 3 augustus 1788 en overleden
te Antwerpen op 4 juni 1867. Hij was ingenieur en directeur-generaal van
Bruggen en Wegen. Hij werd liberaal volksvertegenwoordiger (1832-1835),
katholiek senator (1847-1848) en gouverneur van de provincie Antwerpen. In 1831
was hij minister van binnenlandse zaken ad interim. Hij was gehuwd met
Marie-Antoinette Cooppal, de kleindochter van Jan Frans Cooppal die in 1778 te
Wetteren de Koninklijke Buskruit-fabriek Cooppal oprichtte. Dit bedrijf werd in
de volksmond t Poerkot genoemd.
Teichmann was reeds tussen 11 oktober 1833 en 3 augustus 1834 gouverneur ad
interim van Antwerpen geweest. (Wikipedia;
http://inventaris.vioe.be/dibe/relict/84884)
[2]Charles
Rogier beschouwde de spoorwegen als Belgiës tweede glorie, die het land bij
wijze van spreken een materiële grondwet
zou schenken. (S. De Schaepdrijver, Taferelen
uit het burgerleven, 2002)
[3]De Ridder
had samen met de Brusselaar Pierre Simons de eerste Europese continentale
spoorlijn tussen Brussel en Mechelen aangelegd die in mei 1835 in gebruik
genomen werd. (H. Coppejans-Desmedt, Het
Land van Waas in de XIXde eeuw. Van autarkische naar geïntegreerd Belgisch
gewest) De Ridder schreef ook samen met Simons het boek Le Chemin de Fer Belge, Receuil des Mémoires
et Devis pour létablissement du chemin de fer dAnvers et Ostende à Cologne,
avec embranchement de Bruxelles et de Gand aux frontières de France (1839).
Beiden worden in het boek betiteld als: Ingénieurs-Directeurs,
Officiers de lOrdre civil de Léopold, Chevaliers de lOrdre Royal de la Légion
dHonneur.
Vandaag 19 april 2015 gaat er opnieuw een plankierverkoop door op het Westveld. De bedoeling hiervan is de samenhang in de wijk te bevorderen. Niet iedereen is het echter eens met deze activiteit. Nogal wat wijkbewoners, vooral uit de Parkiet-, Bosduif- en Klauwierstraat ondervinden hinder van deze "markt". Het zijn immers niet alleen de bewoners van deze straten die markt houden, ze zijn trouwens in de minderheid. Professionelen van buiten de wijk komen hier hun handel aanprijzen en hinderen daarmee de bewegingsvrijheid van de bewoners. Bovendien heerst er een parkeerverbod, maar dit wordt door zowel bewoners als niet-bewoners genegeerd. In eerdere edities waren er zelfs verkopers van buiten de wijk die er in geslaagd zijn hun kraampje tot een flink stuk op de rijweg uit te stallen. Het is dus begrijpelijk dat deze hinder gevaren oplevert bij het uitbreken van een of andere calamiteit, denk maar aan brand. Een goed alternatief zou zijn de verkoop te concentreren op het Paradijsvogelplein en de ruimte rond de bibliotheek. Desnoods kan uitgeweken worden naar het H. Kruisplein. Ruimte genoeg dus om de hinder voor de bewoners te vermijden.
Het koersplein, of hippodroom, op het Westveld verdween definitief begin de jaren 1930. De gronden zouden dan door de rijkswacht gebruikt zijn als oefengronden voor hun cavalerie. Gent beschikte toen nog over een escadron ruiterij van de rijkswacht. Die activiteit zou gestopt zijn toen de bouw van de appartementsgebouwen van de sociale huisvestingmaatschappij Volkshaard aan de huidige Hippodroomlaan begon eind jaren 1970, begin jaren 1980. Op die zelfde plaats zou er ook een wielerpiste gelegen hebben. De ruimte was immers groot genoeg. Dit alles zijn wij te weten gekomen via mondelinge overleveringen. Die zijn natuurlijk niet altijd even betrouwbaar. Daarom, geachte lezer, kunt u dit bevestigen, of integendeel ten stelligste ontkennen, laat het ons gerust weten. Mocht u nog oude foto's bezitten ivm het koersplein, eventueel de activiteiten van de rijkswacht op het Westveld (ivm hun ruiterij) of op de wielerpiste stuur die gerust door. Als de kwaliteit goed is willen wij die, met uw toestemming uiteraard, gerust op deze blog publiceren.
Op 25 januari 2012 stuurde de
stad Gent een brief aan de bewoners van het Westveld waarin aanpassingswerken
aan het parkje, rechtover de bibliotheek, werden aangekondigd.Tijdens deze aanpassingswerken werden o.a. de hekstijlen die toegang verleenden
tot het park afgebroken. Wij hebben toen aan de Groendienst van de stad Gent de
vraag gesteld of deze ooit nog zouden worden heropgebouwd. Deze hekstijlen
waren immers de laatste restanten van het kasteel dat vroeger in het park
stond. De Groendienst antwoordde ons toen (2012) dat de stad inderdaad de
intentie had om deze hekstijlen her op te bouwen, maar dat dit afhing van het
budget.
Nu, in 2015, zullen deze hekstijlen binnen enkele maanden heropgebouwd worden.
In de aanpassingsplannen werd eveneens aangekondigd dat het parkje zou voorzien
worden met speeltuigen (o.a. klimrekken) in de vorm van een kasteel als
"eerbetoon" aan de kastelen die vroeger op die plaats hebben gestaan.
Sinds enkele weken zijn de stadsdiensten inderdaad begonnen met de opbouw hiervan.
Conclusie: na ruim 3 jaar zal het stadspark in zijn oude glorie zijn hersteld,
met toevoeging van enkele nieuwigheden, zijnde de reeds genoemde speeltuigen,
de opkuis van de vijver, de aanleg van twee nieuwe toegangen en de heropbouw
van de hekstijlen.
Tijdens onze zoektocht naar informatie over de
geschiedenis het Westveld te Sint-Amandsberg vonden wij in het
Documentatiecentrum voor Streekgeschiedenis Dr. M. Gysseling (DSMG, Groot Begijnhof)
te Sint-Amandsberg het volgende terug: Den
11 juni 1590 werd de heer Gillis Borluut en andere edelen, die met een wagen
langs het Westveld reden, aldaar door een bende stroopers aangerand die hun
slechts mits betaling van een groote som vrij lieten. Men noemde die stroopers
vrijbuiters, het is te zeggen, mannen die hier deden al wat zij wilden; en wij
en hadden up dit quartier niemand, noch ruyteren noch soldaten, twas al in
Ghelderlandt ende in Brabant ende in Vrieslandt ende daeromtrent. Het is een notitie die een vrederechter maakte
uit pure belangstelling voor lokale geschiedenis. Er moet echter op gewezen dat
het vermelde Westveld niet het huidige Westveld is maar dat wat we nu de Oude
Bareel noemen.
Het is duidelijk dat dit voorval in de adellijke
kringen van die tijd heel wat stof heeft doen opwaaien en dat deze stand zich
tijdens hun verplaatsingen niet meer veilig voelden. Blijkbaar was er niemand
om hun tegen struikroverij en gijzelneming te beschermen. Gillis Borluut klaagt
daar ook. Er waren blijkbaar geen troepen die goede mensen beschermden tegen
slechteriken.
Het is eveneens duidelijk dat Gillis Borluut een telg was uit het roemrijke
Gentse geslacht Borluut.
Of de daders van de stroperij ooit zijn gevat zijn wij niet te weten gekomen.
Indien ze gevat zijn zullen zij er zeker niet gemakkelijk mee weggekomen zijn.
Baanstroperij werd in die tijd immers bestraft met de doodstraf met het zwaard,
met andere woorden met onthoofding. De beul voerde de executie uit op de plaats
van het misdrijf waarna het lijk tentoon bleef gesteld. Gebeurden de feiten s
nachts of onder vermomming werden de daders getrakteerd op de galg of het rad.
Op 4 was 2014 het precies 100
jaar geleden dat België betrokken raakte in de eerste wereldoorlog. Een wrede
ontwikkeling die niet alleen een enorme materiële maar ook een onnoemelijke menselijk
schade met zich meebracht. In oktober 1914 eindigde de bewegingsoorlog en namen
de legers hun stellingen in langs het front dat liep van de Belgische kust tot
in Turkije.
Sint-Amandsberg lag dan wel niet in het strijdgebied, maar het lag wel in het
zogenaamde Etappengebiet met alle gevolgen van dien. Het Etappengebiet omvatte
de volledige provincie West-Vlaanderen, het grootste deel van Oost-Vlaanderen,
het westelijk deel van Henegouwen en het uiterste zuiden van Luxemburg. Het
gebied stond onder het commando van het 4de Duitse Leger en kende een nog
harder bezettingsregime dan de rest van het land. Inwoners van Sint-Amandsberg
werden dan ook constant om de oren geslagen met nieuwe verordeningen.
De gemeenteraad richtte op 4 augustus het Gemeentelijke Comiteit voor Hulp en
Voeding op dat soepbedelingen organiseerde die moeilijk verliepen omdat ze
doorgingen in "katholieke" gebouwen (o.a. het begijnhof) wat
andersdenkenden (vooral socialisten) afschrikte. Het Comiteit verleende steun
aan gezinnen van werklozen en aan de gezinnen van zij die onder wapens waren
geroepen. Daarvoor was uiteraard veel geld nodig; geld dat er niet was. De
Amerikaanse Commission for Relief in
Belgium sprong bij. De gemeenteraad probeerde ondertussen de kalmte te
bewaren, onder andere door het doen respecteren van het sluitingsuur van de
herbergen waar trouwens alleen nog bier en wijn mocht geschonken worden. Men
vreesde voor agressie als er sterke drank geschonken zou worden.
Op 15 oktober 1914 was het volledig Belgisch grondgebied bezet, met
uitzondering van het hoekje achter het front. Vanaf november 1914 volgden de
inkwartieringen bij de bevolking (de schoonste huizen eerst), gevolgd door
opeisingen van personen en goederen allerhande, gaande van voeding tot benzine.
Bijkomende belastingen werd geheven, maar die op bier en steenkool werden in
maart 1915 al weer afgeschaft. In maart 1915 werd gestart met de melkbedeling
voor kinderen. Voedsel was tijdens de 1ste wereldoorlog een dusdanig groot
probleem dat het net als in de 2de wereldoorlog werd gerantsoeneerd. Men mag
niet vergeten dat België voor de oorlog al voor 80% van invoer afhankelijk was
wat voedsel betrof. Door de Britse blokkade voor de Belgische kust werd er
helemaal niets meer aangevoerd.
Werd Sint-Amandsberg het slachtoffer van krijgsgeweld? Ja. Op een gegeven
ogenblik haalt Reginald Warneford, jawel die van de straat bij de Dampoort, zeppelin
Lz37 uit de lucht, met als commandant Oberleutnant Van der Haeghen. De Lz37
stort neer en brokstukken slaan in op het begijnhof, maar hoofdzakelijk op de
gebouwen van het Visitatieklooster, bij de kerk. Balans: 26 Duitse bemanningsleden
sneuvelen, maar ook 1 zuster, 1 oudere man en een meisje van 9 jaar laten het leven.
Verder raken ook nog twee zusters gewond.
Beweerd wordt dat op het Westveld een Duits vliegplein was. Bij navraag bleek
dit verhaal gekend te zijn, maar het kon niet bevestigd worden. In het
Documentatiecentrum voor Streekgeschiedenis Dr. M. Gysseling (Groot Begijnhof)
bevinden zich vier replica's van foto's met rugschrift: Keizer Wilhelm schouwt
zijn troepen op het Schuurgoed. De foto's zouden gemaakt zijn vier dagen voor
de wapenstilstand op 11 november 1918 en twee dagen voor het aftreden van de
keizer op 9 november 1918. Aan de juistheid van het rugschrift mag dan ook
ernstig getwijfeld worden. Op het Westveld was wel een eenheid afweergeschut
gestationeerd die er moest voor zorgen dat de aanvallen van de geallieerde
"luchtmacht" op de Gentse haven en op het vliegplein van
Sint-Denijs-Westrem werden afgeslagen. Zij vuurden met munitie van het grotere
kaliber. De vuurmond zelf stond niet vast op of in de grond maar op voertuigen.
Hiermee is dan ook aangetoond dat het betonblok in het Westveldpark hier niets
mee te maken heeft zoals wel eens wordt beweerd.
Zoals gezegd wordt op 11 november 1918 de wapenstilstand afgekondigd. De oorlog
was ten einde, de krijgsverrichtingen waren afgelopen en de keizer verbannen
(hij zal overlijden in Doorn (Nl.) waar hij asiel had gekregen). De wederopbouw
kon beginnen; een werk van zeer lange adem. België had gehoopt een fikse
vergoeding te kunnen opstrijken voor het geleden menselijk en materiële leed,
maar in Versailles draaide het anders uit en België kreeg veel minder dan het
had verwacht. Financiering van de wederopbouw werd moeilijk en dan spreken we
nog niet van de naoorlogse eisen van onze oud-strijders.Hoe Sint-Amandsberg hier mee omsprong vraagt opzoekingswerk.
Feit is wel dat in de onmiddellijke omgeving van het Campo Santo noodwoningen
werden opgericht.