Uit de Volksdansgroep Reinaert ontstond echter een
tweede volksdansgroep, namelijk De Gentse Marktkramers.
De leiding van deze dansgroep berustte in de handen
van Hendrika Meyvaert, Ghislain Van Tomme en Ann Taelman.
Ter gelegenheid van het vijfjarig bestaan stelde de groep de nieuwe kledij voor
in aanwezigheid van de schepen Jacques Monsaert en mevrouw Mortier-Haesaert.
De vrouwen gingen gekleed als groenteverkoopster. Hun kledij bestond, naar de
gelegenheid, uit rode en blauwe bloezen, grijze sjaals, beige kapjes,
roestbruine rokken en rode en blauwe voorschoten en kousen.
De mannen gingen gekleed als aardappelboeren.
De kledij van mannen en vrouwen was geïnspireerd op een afbeelding die
teruggevonden werd in het Gentse museum van folklore. De kledij kan gesitueerd
worden rond 1790. De nieuwe kledij weerspiegelde de eigenheid van een brok
Vlaamse cultuur en opende de weg naar erkenning in het buitenland[1].
In de periode van het vijfjarig bestaan telde de groep ongeveer 40 leden die
ook in het buitenland optraden, onder andere in Nederland en in het toenmalige
West-Duitsland. Zo hadden zij een bezoek gebracht aan Nästal-Silges bij Fulda
waar zij begroet werden door bondspresident Carstens. Een optreden in zijn
afwezigheid werd echter om veiligheidsredenen afgelast.
Tijdens de Gentse Feesten van 1980 kwamen de Nässetaler op beozoek. Voor hen
was dit het eerste buitenlandse bezoek. De leden van deze volksdansgroep
verbleven bij gastgezinnen.
De apotheose van het bezoek van de Nässetaler was een optreden op het
Sint-Baafsplein in samenwerking met De Gentse Marktkramers. Ook voor hen was
dit een bekroning van een periode van hard werken en veel oefenen[2].