De verloren generatie, toegenomen kansarmoede,
schoolmoeheid, stijgende criminaliteit bij jongeren, het verdere spagaat tussen
allochtonen en autochtonen, de repressieve aanpak door het willekeurig uitdelen
van GAS-boetes, Als men de kranten openslaat en men leest dergelijke koppen, is
het niet om vrolijk van te worden. Het maatschappelijke deficit dreigt en de
daarmee gepaard gaande onverschilligheid en onverdraagzaamheid neemt gestaag
toe. En toch is het hoopgevend dat mensen zich verzetten tegen
deze kille vooruitzichten. Er worden interessante studies gepubliceerd en er
worden initiatieven opgezet.
Een interessante studie, waarover een artikel werd gewijd in
een krant, toonde aan dat de criminaliteit en het zich afzetten van de
maatschappij niet zozeer gebonden is aan origine dan wel aan het absenteïsme in
het onderwijs. Eigenlijk is dit een valabele verklaring, omdat het
schoolgebeuren (kennisoverdracht en het aanleren van sociale vaardigheden) een
groot aandeel heeft in het leven van jongeren. Dus, er moeten inspanningen
gedaan worden om jongeren die dreigen af te haken, te blijven motiveren om naar
school te gaan. Dit wil niet zeggen dat de focus moet verschuiven naar die
doelgroep. Dit werkt stigmatiserend en geknakt riet breekt men niet.
Ook de link leggen naar armoede is hierbij heel belangrijk.
Een kind uit een arm gezin moet heel wat meer inspanningen doen wil het niet in
armoede blijven, want kindarmoede heeft met uitsluiting te maken. Immers,
kinderen in armoede lijden aan armoedestress, omdat ze nergens worden
uitgenodigd, of ze worden strategisch ziek op hun verjaardag om te ontsnappen
aan te trakteren.
De tijd dat alles zou worden opgelost met overheidsgeld is
voorbij. Kansarmoedebestrijding en de invulling van onderwijs reikt heel wat
verder dan de bevoegdheden van ministers. Akkoord, zij moeten de bakens
uitzetten en een gepast beleid voeren. Een beleid waarin alle actoren actief kunnen
participeren (onderwijzers, maatschappelijk werkers, zorgverstrekkers, ouders,
) is van primordiaal belang zolang het kind of de jongere centraal staat in
dat beleid. Om het beleid dichter bij de mensen op het werkveld te brengen, is
het een uitstekende zaak dat er initiatieven genomen worden die tot doel hebben
deze mensen te ondersteunen en het draagvlak voor diversiteit verder uit te
bouwen.
Dat het voor leerkrachten soms heel moeilijk werken is, is
helaas realiteit. Ze doen hun uiterste best maar stoten te dikwijls op
belemmeringen en onbegrip. Zo hebben ze, naast kennisoverdracht, oog voor het
blijvend prikkelen en positief uitdagen van kinderen en jongeren. Bovendien
waken ze erover dat de verscheidenheid juist een verrijking kan zijn.
En toch is het blijkbaar onvoldoende. Er moet dringend
afgestapt van het prestatiegericht denken door sommige ouders en de repressieve
aanpak van de overheid. Dit verengt de maatschappij zodanig dat de gelijkheid
norm wordt waarbij de samenhorigheid grondig verstoord wordt.