Een paar dagen geleden zag ik een student in het park, liggend op het gras, zijn cursus voor de neus. Hij zuchtte. Hij kreunde. Hij was amper vijf bladzijden ver en had nog circa 200 pagina's te gaan.
'Moeder, waarom leren wij?', zag je hem denken. Net als veel van zijn collega's was hij allicht recentelijk tot de niet geheel prettige vaststelling gekomen dat het studentenleven niet alleen uit fuiven en katers bestaat, maar ook uit examens. En dus probeerde hij nu te redden wat er nog te redden viel.
Niets menselijks is me vreemd. Ook leedvermaak niet. Ik besloot het lijdend voorwerp een tijdje van op een bankje gade te slaan.
***
Algauw dacht ik terug aan mijn eigen studententijd, toen we het collectief in de broek deden voor professor Somers, een man over wie verschrikkelijke verhalen de ronde deden. Zo zou hij ooit een studente tijdens het mondeling examen gevraagd hebben om naar het bord te gaan. "Neem een stukje krijt en teken een grote cirkel." De studente in kwestie deed verwonderd maar braafjes wat haar gevraagd werd. "Kijk, die cirkel, dat is uw cijfer", zei de prof vervolgens. "Een dikke nul." Het wicht zou huilend afgevoerd zijn.
Een variant van dat verhaal bestond uit een meisje dat middels een duizelingwekkend decolleté haar cijfer wat wou opvijzelen. "Ik zie er twee", was Somers niet onder de indruk, "en u krijgt een 2. Tot in september."
Nu was ik weliswaar niet van plan om op het examen een diep uitgesneden blouse te dragen, maar geruststellend vond ik dat verhaal toch niet, als achttienjarige halfwas die net aan de unief kwam piepen.
Nog eentje: Somers zou een student aangeraden hebben een Lottoformulier in te vullen. "Hoezo, professor?", had de jongen naïef gevraagd. "Van de 42 examenvragen hebt u er zes juist", was Somers' laconiek antwoord.
Het strafste verhaal werd me echter verteld door een jongen die twee jaar hoger zat, ene Paul. Hij kreeg tijdens het examen de ene moeilijke vraag na de andere te verwerken, kwam niet meer uit zijn woorden, stotterde zich van flater naar flater. Geamuseerd hoorde Somers toe. "Ik heb nog één vraag", zei de prof tot slot. "Voor veel punten. Het is 20 centimeter groot, woont in een bos en ik heb het dit jaar niet veel gezien. Wat is het?" "Geen idee, professor", antwoordde Paul verbouwereerd. "Paulus de Broskabouter! En het is 20 centimeter groot, woont in een bos en ik zal het volgend jaar heel vaak zien?" "Euh...", stamelde Paul. "Paulus de Biskabouter!", gierde Somers het uit.
Bij zo'n psychopaat moest ik dus een mondeling examen afleggen. Met de moed der wanhoop begon ik te blokken. Om wakker te blijven dronk ik liters koffie en stak ik af en toe mijn kop onder de waterkraan. Na een tijdje dansten de letters voor mijn ogen, maar ik studeerde door, tegen beter weten in. Toen de executie naderde streek ik mijn hagelwit hemd twintig keer, knoopte mijn das tot hij perfect zat, en overliep een laatste keer mijn cursus. Met wallen onder de ogen, de bibber op het lijf en een overvolle blaas (die vervloekte koffie) sleepte ik mezelf het examenlokaal binnen. Zij die gingen bissen groetten u. Thomas de Buiskabouter.
Somers bleek echter de innemendheid zelve. Hij stelde me gerust, gaf me als opwarmertje een makkelijke vraag, en verder geen woord over Paulus of de Lotto. Ik kreeg een 15, en heb nooit geweten of al die horrorverhalen verzonnen waren dan wel of ik gewoon geluk had gehad.
***
Met een grote glimlach stond ik op van het bankje. "Niet vergeten: Paulus de Broskabouter", zei ik tot de student op het gras. Hij keek me verbaasd na.
(eerder verschenen in Gazet van Antwerpen)