massu/metsu stamboom
Inhoud blog
  • BESCHOUWINGEN OVER DE NAAM METSU
  • Het Boek der Massu-Metsu: voorwoord en indeling
  • De 'elfde' generatie (eindoverzicht)(blogversie)
  • De 'elfde' generatie (blogversie)
  • De 'elfde' generatie (beginoverzicht)
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    met staten van goed
    21-01-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.4.2.2. Oud archief van de prochies: rekeningen

    OUDE DOCUMENTEN STAVELE

    versie 08.11.2013

     

    Op zoek naar het oud archief van Stavele voor de jaren 1500-1680 bekijken we wat er in het Rijksarchief te vinden is.

    Digitaal in “Rijksarchief in België”, “zoeken naar archieven” vinden we de “Inventaris van de registers van de stad en kasselrij Veurne en de Generaliteit van de 8 parochies, met supplement”;

    N zetten we voor: niets voor de relevante periode.

    vetjes: zeker te bekijken

     

    RA BRUGGE

    (om aan te vragen: 6195 (kaart nr?) en 95-107 (= KV)

     

    Toegang BE-AO513

     

    TBO 129/2   N

     

    TBO 129/1 Register van de Wettelijke Passeringen van de Schepenbank van Stavele

    - 1110 25-10-1630 tot 24-12-1640

    - 1111 24-12-1640 tot 5-7-1656 (99 blz.)

    - 1112 23-9-1656 tot 20-5-1665

    - 1113 13-5-1680 tot 25-7-1693

    - 1114 18-8-1693 tot 13-1-1699

     

    TBO 109/2 Leenhof van de Burg van Veurne-Ambacht, archieven rakende de parochies van de Kasselrij Veurne

    - 1979/1 rekening van de prochie (het dorpsbestuur) van Stavele 1599-1600

    - 1979/2 idem, 1606-1608

    - 2230 Dis- en kerkrekening van Stavele 1598.

    - 2231 Stukken van de disrekening en landkostrollen van Stavele 1674-76; 1680

    - 2232 Kopie uit de terrier van kerk, dis en presbiterie en kapelrie van Stavele, 1602

    - 2233 Terrier van Stavele 1697 (register)

    - 2336 Impositien van Stavele 1607

    - 2338 Varia 1604-1708

     

    TBO 109/1 Leenhof van de Burg van Veurne-Ambacht, archieven rakende de parochies van de Kasselrij Veurne

    - 84 Stavele 17e en 18e e (1601-1800)

     

    TBO 132/1 Oud Notariaat

    - 615 akte 18-2-1654

     

    TBO 88 KV Veurne Oorkonden (1240-1468)

    - 383 Rentebrief van 90 pond .. van Keizer Karel aan inwoners van Haringe, Roesbrugge, Beveren, Sint-Kruis, die hem geld geleend hebben.

    - 352

    - 401

     

    ALGEMEEN RA:

     

    BE-A0510/ A 087, Geheime Raad onder het Spaans Bewind, dozen (1540-1702)

    - 1291/13 Stavele 1614

     

    T 319 Grote Raad de Nederlanden te Mechelen, Processen

     

    Audiëntie

    - 618/26 Cahiers de perception ou de rectification de perception oa Stavele, 1569

     

    Rekenkamers

    - 1568: confiscaties onder Alva.


     

    TBO 109/2 Leenhof van de Burg van Veurne-Ambacht, archieven rakende de parochies van de Kasselrij Veurne; nr. 1979/2 rekening van de prochie (het dorpsbestuur) van Stavele, 1606-1608

     

    folio 1 recto (3)  

     

    Stavele

     

    onvoyer van de oncosten ghedoght opde prochie van Stavele tsydert den lasten octobre xvjc zesse (1606) tot en met den lasten dach van april xvjc en zeven (1607) om[m]e te selve oncosten te vertoghen voor burchm[eeste]rs lanthouders en[de] cuerhers der stede [ende] lande van Veurne om[m]e de zelve oncosten om[m]e te stellen naer costume [ende] zyn de gonne naervolghe[nde]

    (in de kantlijn van deze alinea:)

    overghebrocht by philips ghys [ende] jan pieren hofmannen ter p[resen]tie van aernoudt bueckelaere gillis van loo guilli[ame] morael, p[iete]r de peepere jo[nke]r blanckaert [ende] jan vermeersch parochiaene an jo[nke]r Anth[euni]s van zegherscappele heere van segherscappele burchm[eeste]r [ende] landth[oude]r van der wedt, [ende] j[onk]er p[iete]r de vys heere van ruddervoorde es onderheere,

    xxvj (26) aprilis 1607 

     

    (gewone tekst:)

    Ghuilliame lussaert over de tafelcosten by hem ghegheven anden canonynck dheer philips de cock den tyt van xxxiij (33) daghen m[e]tn[a]men den xx (20) en maerte tot [ende] met den xxiiij (24) en april 1607 de welcke den voorn[omde] tyt de presbyterie van stavele bedient heeft en[de] es betaelt voor den voorn[omde] montcost xxx (30) sh daeghs compt

    xc ix (109) lls (pond) x (10) sh

    (in de kantlijn met streep tot rest van het folium:)

    by achten van hofmannen [ende?] kennesse van notable prochiaene blyven tot last van insetene alleene

     

    (gewone tekst:)

    betaelt anden capelaen van beveren van dienst ghedaen thebben tot stavele den tyt van twee maenden in accoort met de kerckm[eeste]r [ende] hofmannen

    xxviij (28) lls (ponden)

     

    m[eeste]r adriaen van daele coster orghelist [ende] schoolm[eeste]r van een half jaer zyn dienst verscheenen den lasten april 1607

    jc L (150) l (pond)

     

    folio 1 verso (4) 

     

    Jan boose weert in de zwanne tot stavele van vertherde costen van een half jaer verschenen den lasten april 1607 volghens zyn billiet bedraegt ter som[m]e van

     jc iij (103) lls (pond) xiiij (14) sh

    (in de kantlijn van deze alinea met streep tot en met volgende alinea:)

    by billieten hieraf taselen alleene Lxvij (67) lls (pond) xiiij (14) sh

     

    (gewone tekst:)

    Jaques moote weert in sint joris van ghelycke vertherde costen van ghelycken half jaer volghen[de] zyn billiet ter som[m]e van

    xij (12) lls (pond) xiij (13) sh

    (in de kantlijn van deze alinea:)

    hieraf insetene (ej.selen) iij (3) lls (pond) ix (9) sh

     

     

     

     

    (gewone tekst:)

    Jaques de raet over zyn pensioen van[de] voorn[omde] zes maenden

    v (5) lls

    (in de kantlijn van deze alinea:)

    transcat

     

    (gewone tekst:)

    Pieter de peepere van ghelabeurt thebben om[m]e myn heeren den burchgrave met vier perden te za. te maerte saisoene 1607 drie ghemeeten ij (2) lynen[en] xL (40) roeden lants by hem anghenomen ter cause als by den zelven leeghts verneerst en[de] zo op hem ghebleven voor vij (7) l[ibra]s (pond) tghemet compt

    xxvj (26) l xvij (17) sh

    (in de kantlijn van deze alinea:)

    hieroppe ghehoort de hofmannen [ende] prochiaene transcat zonder nochtans tselve te trecken in consequentie

     

    (gewone tekst:)

    Jan bolle over ghelycke labeur van … partyen van drie ghem[eten] xxxiij roen lants by hem anghenomen ter cause als voorn[omde] om[m]e vij (7) l[ibra] ix (9) sh tghemet met vier perden te maerte saisoene 1607 compt

    xx (20) ls iij (3) sh v (5) st

    (in de kantlijn van deze alinea met streep tot einde folium, hele volgend folium en bovendeel daaropvolgend:)

    tsydert dit enveyer in vollen collegie gherecolleert zyn ..as expresselick verbooden zulcke bedrieghelycke oncoste meer omme te stellen, ordonneren[de] indien yemant myn heere den burgrave begheert te ghelieven int labeureeren van zyn lant dat hy tselve sal houden an hem selve.

     

    (gewone tekst:)

    Jan pieren over ghelabeurt thebben om[m]e myn voorn[omde] heere te martsaisoene als voorn[omde] met vier perden en[de] by hem anghenomen ter cause een parthie van vyf ghemeten ij (2) lyn[en] lants xv (15) roen vij (7) l vj (6) sh tghemet compt

    xxxviij (38) l[ibra] viij (8) sh viij (8)

    (in de kantlijn van deze alinea:)

    insetene 12-3

     

    (gewone tekst:)

    nota dat deze parthie meerder es dan hier te samen ghemeten  es, j (1) lyn xv (15) roen dus moet de som[m]e zyn

    x (10) l[ibra] x liij (64) sh

     

    Gillis van loo van een parthie van drie ghemeten lants by hem anghenomen om[m]e te poten te maerte saisoene 1607 voor iij (3) l[ibra] (pond) tghemet compt

    ix (9) l[ibra]s

     

    Item daer es ghedaen een cernweye om[m]e myn voorn[omde] heere den burchgrave om[m]e zyn branthout tot crombecke utten busschen te halen met xxviiij (28) perden ten advenante van iij (3) l[ibra]s sdaechs compt [ende] zyn dese naervolgh[ende] personen

    (in de kantlijn van deze alinea:)

    by resolutie van[de] collegie [ende] dat een yghelick syne pier [ende] hiertoe ghestoffeert hebben dies de oncoste [ende] dacheuren an hem selven houden,

     

    Charel de vecque met ij perden                                                vj (6) l[ibra]s (ponden)

    Eloy massuwe met twe perden                                                 vj (6) l[ibra]s (ponden) 

    p[iete]r de witte met een pert                                                   iij (3) l[ibra]s (ponden)

    Guilliame willemoot met een pert                                            iij (3) l[ibra]s (ponden)

    Jan bolle met een pert                                                             iij (3) l[ibra]s (ponden)

    Jan masuwe met een pert                                                        iij (3) l[ibra]s (ponden)

    bxfa Jan leurydan met twee perden                                          vj (6) l[ibra]s (ponden)

    Jan de cocq een pert                                                                iij (3) l[ibra]s (ponden)

    Adriaen clays met een pert                                                      iij (3) l[ibra]s (ponden)

    Philips ghys met twee perden                                                  vj (6) l[ibra]s (ponden)

    Marnx willemoot met twee perden                                           vj (6) l[ibra]s (ponden)

    Guilliame marten met twee perden                                          vj (6) l[ibra]s (ponden)

    Jaques hap met twee perden                                                    vj (6) l[ibra]s (ponden)

    Jan pieren met een pert                                                           iij (3) l[ibra]s (ponden)

     

    folio 2v

     

    Jan van loo met een pert                                                          iij (3) l[ibra]s (ponden)

    Coorn[elis] de hegehere met een pert                                       iij (3) l[ibra]s (ponden)

    bxta Jan van winnezeele met een pert                                      iij (3) l[ibra]s (ponden)

    mart vander ve.te met een pert                                                iij (3) l[ibra]s (ponden)

    Arnout bueckelare met een pert                                                           iij (3) l[ibra]s (ponden)

    Jan beudaert met een pert                                                        iij (3) l[ibra]s (ponden)

    P[iete]r de peepere met een pert                                                           iij (3) l[ibra]s (ponden)

     

    Hanseel Braen heeft goet van zes daghen ghegaen thebben tot Ypre [ende] Houckercke ten dienste van prochie tot xxiij (24) sh b[edr]aecht compt somme [ende] kercke

    vij (7) l[ibra] iiij (4)

    (in de kantlijn van deze alinea:)

    blyft tot laste van[de] insetene alleene

     

    (gewone tekst:)

    P[iete]r de schepper heeft ghoet van ghelicke dienst per vier daghen te xxiiij (24) sh daeghs compt

    iiij (4) l[ibra] xvj (16) sh

    (in de kantlijn van deze en volgende alinea:)

    by achte

    (gewone tekst:)

    Item es met wille [ende] agreatie van[de] generaele prochianen van Stavele ghepresenteert an myn heer de burchgrave drie hondert ghuldens

    vjc (600) l[ibra]

    (in de kantlijn van deze alinea:)

    by gheroyert es elck houde zyne p[rese]ntatie van hem selven zonder ommestellyn[ghe]

     

    (gewone tekst:)

    betaelt dheer pieter snick canonynck tot yper st martens over zeckere dienst by hem ghedaen tot stavele binnen de vasten [ende] passchen

    xv (15) l

    (in de kantlijn van deze alinea:)

    tot laste van insetene

     

    (gewone tekst:)

    philips ghys heeft goet van vacatien by hem ghedaen voor de voorn[omde] prochie metgaders verschooten ghelde volghen[de] zyn billiet ter som[m]e van boven de insynewatie die by den aman ghedaen es an dheer gillis …(niet gekopieerd!)

    xLix (49) l[ibra] x (10) sh

    Lj (51) l[ibra] xiij (13) sh

    (in de kantlijn van van deze en volgende alinea:)

    by billieten hieraf dinsetenen xL (40) ll xvij (17) sh

     

    folium 3r (7)

     

    (gewone tekst:)

    deselven heeft goedt inde qualiteyt als hofman over zyn pensioen van zes maenden dienst expiereren[de] lasten april 1607 vj (6) l[ibra]

    vj (6) l[ibra]

     

    Jan pieren heeft goet van vacatien by hem ghedaen voor de prochie metg[ade]rs van verschoten ghelde volghen[de] zyn billiet dat becompt er som[m]e van

    Liiij (54) l xj (11) sh

    (in de kantlijn van deze alinea met streep verder tot en met volgende:)

    hier af esesel alleene xxxix (39) l viij (8) sh

     

    (gewone tekst:)

    den selven heeft ghoet inde qualiteyt als hofman voor zyn pensioen van zes maenden verschynende den lasten april 1607

    vj (6) l

     

    betaelt an jan du four over zulcx als hem belooft wat by de voorgaende hofmannen van zecker dienst die hy ghedaen hadde voor de prochie dannof hy noyt gherecompenseert en es gheweest dus hem toegheleit met aduenwe van[de] notable prochianen xxiiij (24) l[ibra]s

    xxiiij (24) l[ibra]s

    (in de kantlijn van deze alinea:)

    by kennisse van hofmannen

     

    (gewone tekst:)

    jan van loo heeft goet van tgonne hy verschoten heeft tot Ypre daen wy daer waren om[m]e pater gheraert an te nemen om[m]e den dienst tot stavele te doene de som[m]e van

    xiiij (14) l[ibra]s

    (in de kantlijn van deze alinea:)

    tot laste van insetene alleene

     

     

    folio 3v (8)

     

    philips ghys heeft goet over thalen van twe voeren houts om[m]e de kaye van[de] gracht van myn heere den burchgrave te maecken daer vooren

                                                                                                              xL (40) sh

    (in de kantlijn van deze alinea met streep tot en met twee volgende alinea’s:)

    transcat tsydert bye alsvooren

    (gewone tekst:)

    den selven over twee perts dachwerck ten dienste van myn voorn[omde] heere

    vi (6) l[ibra] (pond)

     

    Guilliame lusaert heeft goet over de leveryn[ghe] van twe pont en half kessen die hy ghevert heeft ande ande wachte tot viij (8) sh tpont compt

    xx (20) sh

    (in de kantlijn van deze alinea:)

    transcat

     

    (gewone tekst:)

    Item betaelt an dheer phlys de cock canonynck tot yper st martens over den dienst by hem ghedaen tot stavele van[de] xx(20)en maerte tot den xxiiij(24)en april 1607 de som[m]e van

    xxiiij (24) ls

    (in de kantlijn van deze alinea:)

    blyft tot laste van[de] insetene alleene

     

    (gewone tekst:)

    Jan pieren heeft goet over een perts dachwerck ten dienste van mijn heer de burchgrave

    iij (3) ls

    (in de kantlijn van deze alinea met streep tot einde folium:)

    transcat

    vreye alsvooren

     

    (gewone tekst:)

    Jan bolle heeft goet van viij (8) lyn[en] lants ghelabeurt thebben met vier perden om[m]e myn voorn[omde] heer den burchgrave by hem bolle anghenomen by last van[de] minst verneerst op vyt viij (8) sh tgemet compt

    xix (19) l xiiij (14) sh viij (8)

    (in de kantlijn van deze alinea:)

    transcat voor dese

     

     

    folio 4r (9)

     

    Item dat de voorn[omde] prochie ghelast es te volghen an die van harynghe by ordonantie [ende] ter discretie van myn heere b[urchgrave] [ende] l[anthouder] der stede [ende] casselrie van veurne ter som[m]e van

    ij (2)c Lxxvij (77) l v (5) sh

     

    over het schryfnis [ende] maecke van[de] ovoyeren metg[a]ders tmaecken [ende] schryfnis van[de] rollen metten parchemein by ordinaire

    xviij (19) ls

     

    over trecht van myn heeren vander wet voor hemlieder salarijs ten desen ouditie

    viij (8) l x (10) sh

     

    Door de hofmannen [ende] notablen compareeren[den] [ende] p[rese]ntatie deser rekenyn[ghe]

    xv (15) lls

     

    den greffier blomme over de double deser

    xij (12) sh

     

                ij(2)de ixc iiijxx xiij (993) ll xj (11) sh ix (9) st

    hieraf  gheconsenteert heerelick omme te stellen tot laste van[de] insetene alleene iiijc xxxix (439) ll ij (2) sh [ende] de resteeren[de] vc Liiij (554) ll ix (9) sh ix (9) st [zyn?] tot laste van[de] insetene [ende] bedryvers ghemet ghemets ghelycke acte alsvooren

    p blom[m]e

     


     

    uit een volgende tekst:

     

    nr 1 (eigen nummering)

     

    Mayken .p f[ili]a Jaques Hap heeft ghoet over de leveryn[ghe] van een hondert voeten plancken ten oorboren van(?) zekeren westsluus te xij lls (pond) thondert es

    xij (12) lls (pond)

     

    Jan Beudaert inden qualiteit als hofman der voors[eyde] prochie heeft ghoet van vacatien ende verschooten ghelde binnen de voorn[omde] jaer volghens zyn billiet de somme van

    xxj (21) lls (pond) iiij (4) Sh

    (in de kantlijn van deze alinea:)

    insetene alleen x (10) pond en x (10) sh

     

    (gewone tekst:)

    Den zelven heeft ghoet inde qualiteit als vooren van zyn pensioen van een jaer dienst incomen mey 1608 tot den lasten april 1609 by ordinaire

    xij (12) lls (pond)

     

    Eloy Masu heeft goet van vaccatien [ende?] verleit ghelt in de qualiteit als hofman volghens zijn biliet de som[m]e van

    xj (11) lls (pond) xiij (8) Sh

    (in de kantlijn van deze alinea:)

    insetene iiij (4) pond 0 sh

     

     

    nr 2 (eigen nummering)

     

    (gewone tekst:)

    Idem masu heeft ghoet over zijn pensioen van een jaer dienst incom[m]en mey xvjc acht (1608) tot den lasten april 1609 by ordinaire

    xij (12) lls (pond)

     

    Philips ghys heeft goet over de leveryn[ghe] van twee hondert saseelen achte palp palmen lanck [ende] achte palmen dick dannof  jc ij (102) yepen [ende] het ander eecken metter schortse an m[eeste]r adriaen van dallen coster is acoort te xiij (13) lls (libras = ponden) thondert compt de twee hondert

    xxvj (26) lls (pond)

    (in de kantlijn van deze alinea:)

    tot lasthe [vande] insetene

     

    (gewone tekst:)

    Den zelven heeft ghoet van twe daghen te gaene met de hofmannen  om[m]e te doen de visitatie van ghemeente binnen dit voorn[omde] prochie metgaders tmaecken van denvoyer [ende] double van diene tzame ofte ter discretie van myne heeren

    viij (8) lls (pond)

     

    Item joris venant [ende] jacob de planter hebben ghoet van gheluit te hebben zes weecken drie mael daeghs de rude clocke van me[este]r joris de hornes grave van houckercke baron de honschote ock? l[anthouder?] es accoort met de hofmannen

    xviij (18) lls (ponden)

     

     

     

     


     

    Uit dit helaas zeer beperkte oud archief van Stavele krijgen we toch een zekere inkijk in deze prochie omstreeks 1606-1609.

     

    We hebben een rekening van het dorpsbestuur van Stavele voorgelegd aan de hogere overheid, in casu de kasselrij Veurne. Deze moesten toelating geven om de kosten te verdelen over de inwoners (insetenen) in de vorm van belastingen, het ommestellen. De rekening loopt over de periode …; de tweede is maar gedeeltelijk, en gaat over 1608-1609.

     

    Voor het bestuur van de kasselrij zetelen jonker Antheunis van Zegherscappel, heer van segherscappele, als burchmeester en landthouder van de wet, bijgestaan door een onderheer, namelijk Pieter De Vys, heer van Ruddervoorde.

     

    De prochierekening wordt gepresenteerd door de dorpshoofdmannen, hier Philips Ghys en Jan Pieren. Ze komen beide nog geregeld voor in de rekening: Jan Pieren (f 2r, 2r, 3r ), Philips Ghys (f 2r, 2v, 3r,)

    Als wedde (= “pensioen”) voor zes maanden krijgt hoofdman (= “hofman”) Jan Pieren 6 pond (f 3r). Deze zes maanden verlopen eind april 1607. Hetzelfde voor Philips Ghys (2v). Dat komt overeen met wat later de hoofdmannen Jan Beudaert (blad nr. 1) en Eloy Mas(s)u bekomen voor de periode mei 1608 tot eind april 1609, namelijk elk 12 pond.

    Daarnaast is er ook nog sprake van vacatien (een soort rechtsplegingkosten, of vergoeding voor officiële handelingen) die apart vergoed worden. Aldus op nr.1 brengt Jan Beudaert een rekening in van 21 pond 4 schellen, en Eloy Massu een rekening van 11 pond 8 schellen. Philips Ghys heeft zo een rekening van 51 pond 13 schellen (2v), Jan Pieren van 54 pond 11 schellen (3r). Philips Ghys deed ook een visitatie (= inspectie) van de gemeente en stelde de rekening op en maakte er een dubbel van (nr. 2), voor 8 pond.

     

    Verder zien we ze diensten verlenen aan de burggraaf. Jan Pieren labeurt een “parthie van vyf ghemeten 2 lynen 15 roeden” in maart 1607, met vier paarden (f 2r) voor 38 pond, 8 schellen, 8 stuivers. Jan Pieren en Philips Ghys voeren brandhout uit de bossen van Krombeke, resp. met een en twee paarden gedurende een dag, aan 3 pond per paard per dag (f 2r). Philips Ghys haalt twee voeren hout om de zijkanten van de gracht van de burggraaf te maken (3r) voor 40 pond, en presteert nog een dag met twee paarden aan 6 pond (3v). Ook Jan Pieren presteert een dag met een paard voor 3 pond (3v). 

     

    Ook de andere inwoners van Stavele deden diensten voor de burggraaf. Allicht een mooi overzicht van de beschikbare mankracht in Stavele krijgen we ter gelegenheid van het karwei bestaande uit het wegvoeren van brandhout uit de bossen van Krombeke. Daarvoor werden op één dag 28 paarden ingezet, verdeeld over 21 mannen (2r en 2v). Naast de hoofdmannen Jan Pieren en Philips Ghys, reeds vermeld, waren ook de latere hoofdmannen Eloy Massuwe en Jan Beudaert van de partij, naast de zoon Jan van Eloy en nog vele anderen, zie rekening.

    Bij de diensten zien we nog Pieter De Peepere met 4 paarden aan het werk in maart 1607 op 3 gemeten 2 lynen en 40 roeden voor 26 pond 17 schellen; Jan Bolle voor een zelfde arbeid met vier paarden aan tien partijen van 3 ghemeten voor 7 pond 9 schellen tghemet; Gillis Van Loo pootte 3 ghemeten in maart 1607 voor 3 pond / tghemet;  Jan Bolle met vier paarden op 8 lynen voor 8 sh tgemet.

     

    De burggraaf van de stede ende casselrie van Veurne, was lange tijd, allicht dan nog, niemand anders dan de heer van Stavele. Het is dan ook niet verwonderlijk dat hij, als zo’n ‘opperbaas’ makkelijk hand- en spandiensten kon vragen aan de inwoners van Stavele, en dit dan nog probeerde te doen doorgaan en doen betalen als diensten voor de overheid. Er is ook nog een gift van 300 pond, zonder verantwoording (2v). Blijkens de commentaren in de kantlijn was de rest van het bestuurscollege daar danig op tegen:

    - tsydert dit enveyer in vollen collegie gherecolleert zyn ..as expresselick verbooden zulcke bedrieghelycke oncoste meer omme te stellen, ordonneren[de] indien yemant myn heere den burgrave begheert te ghelieven int labeureeren van zyn lant dat hy tselve sal houden an hem selve (2r).

    - by resolutie van[de] collegie [ende] dat een yghelick syne pier [ende] hiertoe ghestoffeert hebben dies de oncoste [ende] dacheuren an hem selven houden (2r).

    - hieraf  gheconsenteert heerelick omme te stellen tot laste van[de] insetene alleene iiijc xxxix (439) ll ij (2) sh [ende] de resteeren[de] vc Liiij (554) ll ix (9) sh ix (9) st [zyn?] tot laste van[de] insetene [ende] bedryvers ghemet ghemets ghelycke acte alsvooren

    Voor zover we begrijpen worden de hand- en spandiensten voor de burggraaf dus afgewezen als basis voor het te innen belastinggeld. Een reeks posten in de rekening wordt zelfs expliciet geschrapt.

     

    Naast de aanwezigheid van de twee bestuurders van de kasselrij en de twee hofmannen zijn er als aanwezigen nog (notabele) parochianen, die het goed bestuur van de parochie = het dorp in de gaten houden, of althans inlichtingen of toelichtingen kunnen verstrekken over sommige uitgaven. Aldus vermeld staan Aernoudt Bueckelare, Gillis Van Loo, Guilliame Morael, Pieter De Peepere, jonker Blanckaert en Jan Vermeersch. 

     

    Meerdere uitgaven hebben dan ook te maken met het functioneren van de kerk.

     

    Vooreerst blijkt dat de pastoor van Stavele geregeld vervangen wordt door andere bedienaren, waarbij de kosten van hun diensten en soms hun eten worden ingebracht.

    De presbyterie van Stavele werd van 20 maart tot en met 24 april 1607 (33 dagen) overgenomen door kannunik Philips De Cock (19 pond 10 schellen betaald aan Ghuilliame Lussaert voor zijn eten)(1r). In dezelfde periode werd ook de kerkdienst door hem verzorgd (24 pond) (3v).

    De kapelaan van Beveren deed twee maanden dienst in Stavele (28 pond), in akkoord met de kerkmeester en de hofmannen (1r).

    Kannunik Pieter De Snick van St.-Martens, Ieper, heeft dienst gedaan te Stavele binnen de vastentijd en tijdens Pasen (15 pond)(2v).

    Pater Gheraert van Ieper wordt door Jan Van Loo (allicht de abt van Eversam) gevraagd dienst te doen in Stavele. Voor deze verplaatsing krijgt Jan Van Loo 14 pond.

    We moeten dit eens vergelijken met het gebeuren in de parochieregisters van Stavele en van Beveren!

     

    Verder is er de koster, orgelist en tevens schoolmeester, meestere Adriaen Van Daele. Hem wordt voor een half jaar 150 pond uitbetaald.

    Er is nog een reis van 6 dagen naar Ieper en Houtkerke, voor 7 pond 4 schellen, door Hanseel Braen, “in dienst van de prochie” omme de kercke, en iets gelijkaardigs van vier dagen door Pieter De Schepper, voor 4 pond 16 schellen. Bij beiden is de tarief 24 schellen per dag.

     

    Herbergen spelen ook een rol in het functioneren van het dorpsbestuur: Jan Boose, waard in “de Z            wanne”, en Jaques Moote, van “Sint-Joris”, krijgen beide bepaalde onkosten terugbetaald (bij beiden wordt er onderscheid gemaakt tussen ‘tafelen’ en de rest).

     

    Tenslotte wordt het dorp nog de opdracht gegeven aan de burgemeester en landhouder van de stad en kasselrij van Veurne 277 pond 5 schellen te betalen, “te volghen an die van harynghe”, reden onbekend dus.

     

    De laatste uitgaven betreffen zoals gewoonlijk het werk van de griffier, het zetelen van de magistraten, en de presentatie van de hofmannen.

     

    In het tweede stuk vinden we nog de merkwaardige post over het luiden van de “rude” clocke 3x per dag gedurende zes weken, van meester Joris De Hornes, graaf van Houtkerke en Baron van Hondschote (18 pond voor Joris Venant en Jacob De Planter (p. 2)


     

    Tot slot nog de lijst van de namen, functie en de plaats van vermelding in de teksten:

     

    Philips

    Ghys

    Hofman

    1r, 2r, 2v, 3r, 3v

     

    Jan

    Pieren

    Hofman

    1r, 1v, 2r, 3r, 3v

     

    Aernoudt

    21-01-2014, 22:14 Geschreven door ivometsu  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Tags:Massu,Metsu,stamboom,Stavele,prochierekening
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.4.2.1.2. De vroegste Massu uit de staten van goed en madelrierekeningen.

    4.2.1.2. De vroegste Massu uit de staten en rekeningen in ons oorspronggebied. Integratie met de gegevens uit de parochieregisters. Overzicht van de bewaarde staten en rekeningen van onze familie

    versie 18.10.2012; andere massu2.doc

     

    Algemeen

     

    In het Rijksarchief te Brugge bevinden zich de staten van goed en madelrierekeningen van onder meer de Kasselrij Veurne. De staten bevatten de inventaris van de goederen van overledenen en de verdeling van deze goederen over de nabestaanden. De madelrierekeningen geven verslag van de opvolging van het goederenbeheer door de aangestelde madelaar of boedelredder.

     

    Deze staten en rekeningen zijn zonder voorafgaande rangschikking genummerd, maar wel geïndexeerd op naam van de overledene of de partner. Voor alle naamvarianten Massu, Mesu, Messu, Metsu werden deze nagekeken. We konden daarbij voor de staten steunen op het geweldige werk van Cailliau uitgegeven door de Vereniging voor Vlaamse Familiekunde, die de genealogische informatie daaruit haalde en overzichtelijk presenteerde. Enkel de rekeningen moeten één voor één opgevraagd worden in het RAB. Dat is voor een aantal gebeurd, voor andere niet. We proberen hier zoveel mogelijk verbanden te leggen om dit opzoekingswerk te bekorten.

     

    Hierna :

    - Wat de bewezen verwanten betreft geven we meteen het volledige overzicht van de bewaarde staten en rekeningen.

    - Wat de andere naamgenoten betreft nemen we de staten vanaf 1700 niet op in dit zoekwerk naar verwanten van onze eerste Joannes Massu.

    - Blijft over een lijst van staten en rekeningen van naamgenoten, die we verder moeten trachten te situeren. We geven ze vooreerst per parochie (gemeente) indien bekend (met daarin eerst deze van ons kerngebied), en dan de overige. Duiding komt telkens daarna.

    - Tenslotte is er nog de lijst rekeningen die verder moeten worden bekeken, om uit te vissen over welke personen het precies gaat.

     

     

    Tot onze voorouders behoren:

     

    Generatie II

     

    De kinderen van Jan (I) Massu & Maria Willaert

     

    34.114

    Pollinkhove

    Cathelijne Clareboudt

    Jan (II) Messu

    16

    K,

    X,PP

    1666

    37.144

    Pollinkhove

    Joannes (II) Metsu xx

    X

    Janneken Waerebout

    Cathelyne Clareboudt

    19

    K,

    X,PP

    20-12

    1680

    16.747

    Pollinkhove

    Jan (II) Metsu

    Cathelijne Clareboudt

     

    PP

    1682

     

    Jan (II) Messu / Joannes Metsu is de enige waarvan we zeker zijn dat hij hiervan afstamt.

    Hij huwde een eerste maal te Pollinkhove, op 21of 28 jan 1647, met Cathelijne Clareboudt (voorheen gehuwd met Augustinus de Witte), die overleed op 5 feb 1666. Van haar hebben we de staat van goed (Pollinkhove, 34.114), waarin sprake is van vijf kinderen (van de oorspronkelijke acht).

    Na een tweede (kinderloos) huwelijk, met Janneken Waerebout te Pollinkhove, 29 april 1670, overleed Jan Metsu te Pollinkhove op 20 dec 1680. Ook zijn staat van goed (Pollinkhove, 37.144), opgesteld 11 feb 1681 en overgebracht 26 feb 1681, is in ons bezit. Hier is nog steeds sprake van vijf kinderen.  Volgt dan een madelrierekening (Pollinkhove, 16.747), niet in ons bezit, gepresenteerd op 21 april 1682 door madelaere Jaecques de Danser.

     

     

    Generatie III

     

    Dit zijn de staten van goed en rekeningen van de kinderen van Jan (II) Metsu en Cathelijne Clareboudt.

     

    25.276

    Pollinkhove

    Cathelyne Masyn

    Joannes Metsue

    13

    K,

    X,P

    20-04

    1683

    22.256

     

    Cathelyne Masyn

    Jan Metsu

     

    PP

     

    37.075

    Pollinkhove

    Joannes Metsu x

    Xx

    Cathelyne Masyn

    Franchoise Willems

    19

    X,P

    25-07

    1690

      6.789

     

    Jan Metsu

     

     

    PP

    1704

    4.872

    Pollinkhove

    Marye Metsu

    Vincentius Bouden

    4

    P

    26-11-1678

    19.055

    Pollinkhove

    Vincent Bousin x

     

    Xx

    Marie Metsu

    Marye Metsu (P)

    Anne Lanquien

    10

    X,P

    08-01

    1699

      4.843

    Houtem

    Jaecques Mesu

    Mary Coene

     4

    X,PP

    K

    29-09

    1699

    11.087

    Houthem

    Jacques Metsu

    of Francois Metsu

     

     

    PP

    1699

    23.014

    Pollinkhove

    Janneken Metsu

     

     

    PP

    1692

    31.148

    Pollinkhove

    Janneken Metsu

     

     

    PP

    1692

         333

    Pollinkhove

    Jan Provoost x

    xx

    xxx

    Jacqueminken N

    Janneken Metsu

    Marie Godderis

     1

    X,PP

    18-02

    1705

     

    - Joannes / Jan (III) Mesu /Messu / Metsui huwde te Pollinkhove, 10 juni 1681, met Cathelijne Masijn. Ze hadden één kind. Cathelijne overleed al op 20 april 1683. We hebben haar staat van goed (Pollinkhove, 25.276), gemaakt en gesloten op 13 juli 1683; er is blijkbaar ook nog een rekening (22.256), hiervan hebben we geen kopie. Over haar nalatenschap is ook rekening 6.789, waarvan we eveneens geen kopie hebben. Hierin staat vermeld dat de laatste voorgaande rekening van 13 april 1699 dateert. Rekening 6.789 zou van 1704 zijn. 

    Een tweede huwelijk was er te Pollinkhove 17 okt 1683 met Francisca / Franchoise Willems wat vijf kinderen meebracht.

    Joannes (III) overleed op 25 juli 1690. Zijn staat van goed (Pollinkhove, 37.075) hebben we volledig op kopie.

    Francoise overleed 10 of 16 feb 1691. Er is blijkbaar geen staat van goed bewaard, blijkens de boeken van Cailliau.

     

    - Marie / Maria / Marye Metsu / Messu huwde te Pollinkhove 3 mei 1667 met Vincentius / Vincent Bousin / Boudens / Bouden, waarvan 5 kinderen.

    Ze stierf 26 nov 1678, en er is van haar een staat van goed (Pollinkhove, 4.872), nog niet in ons bezit.

    Vincent hertrouwde met Anne Lanquien. Hij stierf op 8 jan 1699, en er is eveneens een staat van goed bewaard (Pollinkhove, 19.055), nog niet in ons bezit.

     

    - Catherina / Catherine / Cathelyne / Cathelynken Messu / Metsu huwde te West-Vleteren in 1673 met Petrus / Pieter Franciscus Delegher, waarvan ons twee kinderen bekend zijn.

    Mogelijk huwde ze ook voordien en nadien, maar dat staat nog niet vast. We hebben ook nog geen overlijdensdatum noch een staat van goed of een rekening, maar er zijn wel enkele te onderzoeken mogelijkheden:

     

    10.690

     

    Catherijne Metsu

     

     

    21-01-2014, 22:12 Geschreven door ivometsu  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Tags:Massu,Metsu,stamboom,staten van goed,madelrierekeningen
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.4.2.1. Staten van goed en madelrierekeningen

    4. 2. 1. STATEN VAN GOED, MADELRIEREKENINGEN en WEZENREGISTERS

    Versie 03.03.12, document “Wat is een staat van goed1”

     

    4.2.1.1. WAT ZIJN ZE EN WAT BIEDEN ZE


    Voor wie?

     

    In de literatuur stuit ik op twee verschillende doelen:

     

    a. Een staat van goed is een akte-inventaris opgesteld door deelslieden of schepenen, bij een sterfhuis, waarin de namen van de erfgenamen of hoirs van de overleden persoon, de blijfver of blijfveghe (ook wel madelaere of maedelareghe), doorgaans de weduwnaar of weduwe, en al de kinderen, meestal met hun leeftijd opgegeven worden. Zijn er minderjarige kinderen, dan worden ook de voogden vermeld. De staat bevat een omstandige inventaris van het gehele bezit, zowel actief als passief. Daarenboven geven sommige staten van goed uitgebreide afstammingsgegevens. Dit is vooral het geval wanneer een persoon overlijdt zonder directe familieleden. (8)

     

    b. Het is een document opgesteld tijdens de inventarisatie van de goederen van personen, die bij hun overlijden minderjarige of geestelijk en lichamelijk gehandicapte kinderen nalieten. (1)

    Rond de dertiende eeuw ontstond in onze gewesten de schepenvoogdij. De plaatselijke overheid kwam tussen omdat ze meende dat het kind moest beschermd worden en dat zijn geoderen te zijnen bate dienden beheerd te worden. Bij het overlijden van vader en/of moeder, werd aldus een voogd aangesteld die tot aan de meerderjarigheid der wezen (in de regel 25 jaar) de erfenis beheerde.

    Vooraleer tot het voogdijbestuur over te gaan moest de voogd een nauwkeurige beschrijving van het vermogenvan de minderjarige aan het voogdijbestuur meedelen. Deze boedelbeschrijving (staat van geoderen) werd door de costumen van Veurnegeëist binnen de zes weken. Deze termijn werd echter niet altijd geëerbiedigd. (8)

     

    Het gewoonterecht

     

    De schepenen hielden toezicht op het goed van de minderjarige wezen. De aangestelde voogden hielpen het goed beheren. Later, bij hun meerderjarigheid, of vroeger wanneer ze huwden of in het klooster traden, ontvingen de wezen hun aandeel in de erfenis. (4)

     

    In elke jurisdictie volgde men bepaalde costumen voor het burgerlijk recht: erfenissen, voogdijen, enz.

    De schepenen hielden toezicht op het goed van de minderjarige wezen. De aangestelde voogden hielpen het goed beheren. Later, bij hun meerderjarigheid, of vroeger wanneer ze huwden of in het klooster traden, ontvingen de wezen hun aandeel in de erfenis. (4)

     

    In elke jurisdictie volgde men bepaalde costumen voor het burgerlijk recht: erfenissen, voogdijen, enz.

     

    De Costuyme van Loo (RAB, Gem archief Lo,nrs 5 en 6) m.b.t. Sterfhuijsen, Successie, vooghden ende weesen: Titels 8,9 en 10.

     

    Titel 8, Art. 1: Soo hem hoir fonderen wilt inde sterfhuijsen alhier sorterende moet dat doen binnen den veertichsten daghe ofte immers binnen de jaere ende daghen naer t’overlijden. Zijn oock gehouden deselve hoirs met den blijfvere binnen de selve veertich daghe al wettelick present vijf schepenen deellieden te kiesen ende in heuren handen te delivreeren alle t’achtergelaeten goet, omme dat bij hemlieden verdeelt te worden naer coustumen, daertoe de Wethouder hemlieden authoriseert;

     

    De costumen of het gewoonterecht van de Kasselrij Veurne bepalen dat er naast minderjarige kinderen ook meerderjarige wezen kunnen bevoogd worden indien zij hun goederen slecht beheren en dat uytsinnighe, dulle, doove, domme en dierghelijke haerlieder sinnen en verstant niet wel hebbende eveneens onder voogdij geplaatst worden. (1)

     

    Wanneer nu in een gezin kinderen wees werden en ze vielen daarenboven onder de voorafgaande bepalingen, dan werden binnen de veertien dagen na het overlijden van een der ouders twee voogden aangesteld. Binnen de drie maanden na het overlijden moest een staat van goed opgemaakt worden en de vooghden … worden ghehouden over te bringhen ten weesen boeck haerlieder weese goedt onder het handtteecken van deel-lieden, stellende elck parceel ofte parthye ’t sy leenen, erfve of renten, mitsgaders huysen ofte ander goedt, by goeden verclaerse, met specificatie van abouten ende ghetal van bomen, elck op hem selven, expresserende de renten en lasten wiemen gheldende is … Een opmerking vanuit onze ervaring leert dat de termijn van drie maanden meestal niet gerespecteerd werd. In werkelijkheid waren de meeste staten van goed opgemaakt binnen het jaar volgend op het overlijden. (1)

     

    De Costuyme van Loo (RAB, Gem archief Lo, nrs 5 en 6) m.b.t. Sterfhuijsen, Successie, vooghden ende weesen

    Titel 8, Art. 3: In alle sterfhuijsen, principalick daer wesen sijn, den blijfver ofte blijfvige is schuldich staet te maecken vande goedijnghen, ende die te doen verdeelen, t’weesegoet te weeseboucke te bringhen door weesepapier al binnen veertich daghen, nochte en sal den blijfver ofte blijfvighe hem niet moghen betrecken ten staete van huijwelicke ten sij gedaen hebbende alvooren de voornomde debvoiren op de boete van dertich ponden parisis, te  bedeelen d’eene helft de stede ende d’ander helft den heere. …(6)

     

    Tot aan de invoering in 1804 van ons burgerlijk wetboek, ook genoemd Code Napoleon, werd een persoon slechts meerderjarig op 25-jarige leeftijd. (4)

     

    Deellieden of prijzers, madelaars en blijvers

     

    Een staat van goed werd opgemaakt door deellieden of prijzers die daartoe jaarlijks beëdigd werden. Deze prijzers werden aangesteld door de madelaar (madelaere of maedelareghe (6) of overblijvende persoon (blijfver of blijveghe (6)) van het gezin (doorgaans de weduwnaar of weduwe (6)). Waren beide ouders overleden, dan kon iemand anders als madelaar optreden. De optekening van de goederen gebeurde in aanwezigheid van de overblijvende man of vrouw (blijfver of blijveghe (6)) en de erfgenamen. Deze opgestelde staat van goed moest binnen de veertig dagen geregistreerd worden. Dit gebeurde dan in de zogenaamde wezenregisters. (1)

     

    Waar?

     

    Het was een algemeen principe in Vlaanderen dat de staten van goed moesten opgesteld worden voor de schepenen van de jurisdictie waarvan de overledene poorter, ceurbroeder of laat was, indien hij gestorven was op het grondgebied van het graafschap Vlaanderen, ook als hij niet op het grondgebied van de jurisdictie overleden was. (1) Het kennen van het poorterschap of van het laatschap van een persoon is dus zeer belangrijk, want indien men het kent, weet men waar diens staat van goed moet gezocht worden. (4)

    De ‘nationaliteit’ was inderdaad verbonden met kleinere gebieden: steden, kasselrijen en heerlijkheden. (4) Men kon zich laten afschrijven en zich ergens anders doen inschrijven.

     

    - Voor de heerlijkheid ”het Knesselaarsche” volgde men zo de costume van het Brugse Vrije. Als heerlijkheid, op feodaal gebied, hing zij af van de Oudburg in Gent. Voor administratie en fiscaliteit was zij een ‘appendante’ heerlijkheid van het Brugse Vrije, maar ook voor rechtszaken. In het Knesselaarsche spreekt men nooit van ‘poorters’ voor degenen die onder haar jurisdictie vielen, maar van “gedyde”.

    - Voor de heerlijkheid Z.M. Gravelykhede volgde men de costume van de Oudburg van Gent.

     

    - In de kasselrij Veurne Ambacht zijn het “ceurbroeders” en “ceurzusters”, zoals in andere kasselrijen van het Westland: Broekburg, Sint-Winnoksbergen en Cassel. (4)

    - In de steden waren het “poorters”, in de kasselrijen en heerlijkheden: “laat” (4) en “laatesse”

     

    Wat vinden we nu in deze staten van goed?

     

    - Het nummer van de staat. (1)

    - Het jaartal, de maand met de dag, de plaats, de naam van de overledene, de titel die de overledene droeg en het beroep indien het vermeld werd. (1)

    - De meeste beginnen met een genealogisch overzicht waarin de verwantschappen opgenomen en de erfgenamen opgesomd staan. (1)

    De filiatie van zijde overledene, zijn ouders en soms zijn grootouders, de opgave van zijn één of méér huwelijken, en de nog levende kinderen uit ieder huwelijk met hun leeftijd. (4)

    - In een aantal staten vindt men ook een afschrift van de huwelijkscontracten en testamenten. (1)

    - Daarop volgt een nauwkeurige beschrijving van het vermogen van de gestorvene, verdeeld in twee delen: actief (de baten) en passief (de kommeren of lasten).(8)

    Onder het actief komen de onroerende goederen (8) zoals gronden en huizen (1) en van de renten (2). Verder de beschrijving van alle roerende goederen (8), een zeer omvangrijke inventaris (1). We vinden daarin bijvoorbeeld het aantal dieren op de hoeve, de huisraad in een bepaalde kamer, wat er op zolder aan voorraad lag, de hoeveelheid geld die gevonden werd, het landbouwmaterieel, etc.. (1) ambachtsgerief, klederen en juwelen (4)

    Het passief bevatte de schulden van de erfenis.(4)(8) Hier vinden we bijv. achterstallige pachten, achterstalligh loon aan dienstpersoneel, kosten van de begrafenis. (8)

    - als laatste volgt een borderel waarin een balans wordt opgemaakt van de inkomsten en uitgaven met vermelding welk deel aan iedere erfgenaam toekomt. (1)

    - je ziet ook de namen van de deellieden; verder worden soms ook de ontvangers en poincters, de griffiers, de baljuws en burgemeester en schepenen vermeld.

     

    Over de betrouwbaarheid van de staten kunnen we P. Vandewalle (2) aanhalen. Hij stelt voorop dat men geneigd is te denken dat er fraude gepaard kon gaan bij het opstellen van staten van goed. Maar hij ontkracht vervolgens deze stelling door te stellen dat dit niet mogelijk was gezien zowel de dieren op de hoeve als de gewassen op het land door vele personen gekend waren. Bovendien moesten er ook geen erfrechten betaald worden. Dit laatste argument is misschien een betere reden dan het eerste.

     

    Staten van goed en familiekunde

     

    Na de parochieregisters, zijn voor Vlaanderen de staten van goed de beste bronnen voor de genealogen. (3)

    Ze laten ons toe iets te weten te komen over het beroep, de bezittingen en de sociale toestand van de familie (3), waar ze woonden (8). Voor de periode van de parochieregisters zijn ze ook van primordiaal belang bij het bepalen van familierelaties. (8)

    Van de grote rechtsgebieden (bv. Brugse Vrije, kasselrij Veurne, Stad Gent, Stad Brugge, enz.) kunnen de desbetreffende reeksen gemakkelijk geraadpleegd worden. Zij zijn over het algemeen ook geklapperd. (3)

    Daarnaast zijn er tal van kleinere fondsen waar men ook staten van goed vindt, die men niet kent of waarvan de raadpleging moeilijk is bij gebrek aan tafels (indices), zodat die interessante stukken praktisch onbekend en onaangeroerd blijven. Nochtans juist daar ligt dikwijls de oplossing van een of ander genealogisch probleem.(3)

     

    Geraadpleegd zijn:

    - staten van goed van de stede en kasselrij van Veurne (zie verder).

    Voor de Kasselrij Veurne zijn de staten van goed in groten getale bewaard gebleven en bevinden zich in het Rijksarchief te Brugge. Het fonds bevat in totaal zo’n 39.000 bescheiden voor de periode 1640 tot 1794. De staten zitten evenwel zonder logische ordening bijeen. Het totale bestand op zich is wel geïnventariseerd. Dit gebeurde op naam. Tussen deze staten komen evenwel veelvuldig wezenrekeningen of madelrie-rekeningen voor. (1)

    Door de Vereniging voor Familiekunde is er een ganse reeks boeken gepubliceerd, samengesteld door J. Cailliau, met de genealogische gegevens van Staten van Goed uit de Kasselrij Veurne, dus één van de belangrijkste gebieden voor onze stamboom. Hiervan is dan ook gretig gebruikgemaakt: zie verder overzicht van de gebruikte staten en hun inhoud..

    Ze zijn te vinden in het stadsarchief van Poperinge, van Ieper, en in het RAB.

    - staten van goed van de heerlijkheid “Het Knesselaersche” te Oedelem, in RAGent onder het fonds Ursel, bundels of liassen nrs 865-871 (1680-1786) en een register nr. 864 (1748-1786) (3). In de gepubliceerde afleveringen 1,4 en 5 geen METSUvar of andere voor ons interessante namen

    - staten van goed van Lo, bewaard in RAB: Stad Lo, bundels 140-146, met in totaal 212 staten over de periode 1616-1788. Naast de eigenslijke staat van goed bevindt zich dikwijls een madelrierekening onder hetzelfde nummer. (6) zie kopies p.33-34 en 43-44

     

    Nog niet geraadpleegd zijn:

    - staten van goed van de heerlijkheid van Wulfsberghe te Oedelem, in RAGent onder het fonds Ursel (3)

    - staten van goed van Z.M. Gravelykhede afhangende van de Oudburg van Gent en afhangende van de graaf van Vlaanderen.

     

     

    Via het RAB is een klein deel bekeken uit het Brugse Vrije.

     


    4.2. WEZENREGISTERS

     

    Wezenregisters bevatten de wezen met staat van goed ingeschreven volgens de datum van ‘overbrenging’ of registratie van de staat. Ze zijn hierin gegroepeerd per jaar en per parochie, met daarenboven nogmaals een onderverdeling tussen de Noordvierschare en de Zuidvierschare [Kasselrij Veurne]. (1)

    Bij de grotere magistraturen, zoals in het Brugse Vrije, wordt de inhoud van de staat van goed slechts in het kort opgetekend in het wezenregister. Maar in de kleine heerlijkheden gebeurde het zeer dikwijls dat de staat van goed volledig werd overgeschreven in het wezenregister. Dit maakt dat wanneer een staat van goed niet bewaard werd, men toch de inhoud ervan geheel of ten dele kan terugvinden in de wezenregisters. (4)

     

    Enkele aspecten aangetroffen in teksten:

     

    - eed van de voogd op (datum) voor NN, bailliu, en NN, schepenen…

    - emancipatie uit minderjarigheid of ontvoogding: “wordt haar self gemaeckt”

    - staat van de “imbecille” ….

     

    Tussen de staten zitten:

     

    - rekwest van NN om goederen te verkopen, toebehorende aan …

    - tussentijdse “rekenynghe” of “rekenijn” van NN voor de weesen van NN

    - purgative rekening, na verkoop van (datum) voor de wet van (bv. Ursel) van de goederen van…

     

    Bronnen:

    (1) Laurent Hoornaert, Boter en kaas in de Kasselrij Veurne (16de-begin 19de eeuw), thesis, op internet, hoofdstuk 2

    (2) P. Vandewalle, De geschiedenis van de landbouw in de Kasselrij Veurne, 1550-1645, Brussel, 1986, 415 p.

    (3) W. Van Hille, De staten van goed van de heerlijkheid “Het Knesselaersche” te Oedelem, in: Vlaamse Stam, deel 1: 387-388, 2: ?, 3: ?, 4: 489-492, 5: 30-36.

    (4) Jos. De Smet, Het Brugse Vrije en zijn archief, in: Vlaamse Stam IV (6) (december 1968): 433-444

    (5) J.J. Beyen, Staten van Goed van Lo, in: Vlaamse Stam 1970, pp. 353-356; id., 1974, pp. 143-148 en 371-373.

    (6) J.J. Beyen, Staten van Goed van Lo 1626-1788. p.33 e.v.

    (8) Rijksarchief Brugge, Kasselrij van Veurne, Staten van Goed Indices

    Deel VIII = T(oegangen) (in) B(eperkte) O(plage) nr. 102. [Massu(w)(e) nrs. alle genoteerd];

    Deel IX = TBO nr. 103. [Mesu(w)(e), Metsu(w)(e), Messu(w)(e) nrs. alle genoteerd]

    Deel = TBO nr. 107. [Willaert Mayken, Marye, Mary, Marie nrs. Alle genoteerd]

    Deel = TBO nr. 101. [Houvenaegelvar. Frans/Francois, J-F en P-F nrs alle genoteerd]

    (8) J. Cailliau, Staten van Goed Kasselrij Veurne, delen 1-20.

    + tekst over staten van goed van de kasselrij Veurne. Hierbij ook referentiewerken waar meer informatie kan worden teruggevonden over het beheer van weeesgoederen en bestudering van de in de staten voorkomende huisraad.


    21-01-2014, 22:06 Geschreven door ivometsu  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Tags:staten van goed, madelrierekeningen,
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.4.2.0. Feodaal-administratieve structuur: het leenstelsel

    4.2.0. FEODAAL-ADMINISTRATIEVE STRUCTUUR: HET LEENSTELSEL

     

    Versie 19.11.2012;FEODAAL KADER1

     

    A. DE KASSELRIJ

     

    In de Karolingische tijd was de streek tussen de Schelde en de Canche, naar de oude Romeinse indeling onderverdeeld in pagi of gouwen.(2)

     

    Boudewijn IV, Graaf van Vlaanderen (988 - 1035) voerde een belangrijke staatkundige reorganisatie door: de oude indeling in gouwen werd vervangen door een nieuwe indeling in kasselrijen. Elke kasselrij werd beschermd en bestuurd vanuit een burcht, met aan het hoofd een burggraaf, die in naam van de graaf het gezag uitoefende binnen de kasselrij. (2)

     

    Vóór de oorlogen die Lodewijk XIV in de zeventiende eeuw voerde, bestond Vlaanderen uit:

     

    - Vlaams Vlaanderen, bestaande uit Oost- en West-Vlaanderen;

    - Waals Vlaanderen;

    - Keizers Vlaanderen (ten oosten van de Schelde);

     

    West-Vlaanderen bestond uit:

    - de kasselrij Brouckburg;

    - de kasselrij Belle;

    - de stad en kasselrij Waasten;

    - de kasselrij Cassel;

    - de stad en kasselrij Veurne;

    Veurne-Ambacht maakte aanvankelijk deel uit van de kasselrij van Sint-Omaars, maar werd een vijftigtal jaren kater, in de late 11de eeuw, verheven tot een zelfstandige kasselrij om zo een betere controle te kunnen uitoefenen op de streek. (4) Dit gebied had in 1240 van de graaf van Vlaanderen een eigen keure gekregen. Veurne-Ambacht werd sindsdien bestuurd door een college van schepenen-keurheren.

    De drie steden Lo, Nieuwpoort en Veurne zelf behoorden niet tot de kasselrij. In 1586 werd hun (?of alleen die van Veurne) zelfstandigheid echter opgeheven en werd het stadbestuur van Veurne verenigd met dat van het gelijknamige burggraafschap. (4)

    - de Zale en Kasselrij Ieper

    - de stad Poperinge en jurisdictie

    - Bergen

    - de steden Wervik, Menen, Diksmuide, Roeselare;

    - Brugse Vrije

    - Oudburg van Gent

     

    Frans of Waals-Vlaanderen is nog verder op te zoeken, maar belangrijke steden zijn hier:

    - Sint-Winnoksbergen

    - Rijsel

    - Dowaai (Douai)

    - Atrecht (nu Arras)

    - Orchies

    …

     

    De burggraaf sprak recht, voerde de troepen aan, deed de vrede heersen, beschermde de kerken en de abdijen en deed de grafelijke bevelen in zijn kasselrij uitvoeren. (2)

     

    Deze burggraven eigenden zich een steeds maar grotere autonomie toe. Daarenboven was hun ambt erfelijk. Hieruit ontstonden talrijke betwistingen en usurpaties. (2)

    Om hier tegenin te gaan, stelde Graaf Filip van de Elzas in 1178 het baljuwsambt in. Grafelijke baljuws, om ze van hun latere collega’s van lagere rang te onderscheiden, ook hoogbaljuws genoemd, waren voortaan bezoldigde en afzetbare ambtenaren in dienst van de landvorst. (2)

     

    De kasselrijen werden doorgaans verder ingedeeld: “het Land van…” en “Ambacht van …”

    De kasselrij Veurne vormde geen gesloten administratief en bestuurlijk geheel. Zoals we hierboven zagen behoorden de drie steden Lo, Nieuwpoort en Veurne niet tot de kasselrij. Het stadbestuur van Veurne werd in 1586 echter verenigd met het bestuur van de kasselrij. (4)

     

    Veurne-Ambacht werd begrensd door de Noordzee in het noorden, de Franse grens in het westen, de IJzer, de Ieperlee en de Kemmelbeek in het oosten en in het zuiden de grenzenvan de toenmalige parochies Reninge, Oost-Vleteren, West-Vleteren, Proven en Roesbrugge-Haringe. (4)

     

    Veurne Ambacht bestond uit het gebied van de 42 parochies, die toen op bestuurlijk gebied rechtstreeks afhingen van de kasselrij, hoewel ze op kerkelijk gebied onafhankelijk bleven. Sommige parochies waren verenigd met naburige grotere parochies en werden zo een ammanie, waarvan er 38 verspreid lagen over de kasselrij. Deze werden verdeeld over twee vierscharen. (4)

     

    De Zuidvierschare strekte zich uit over de parochies van:

    - Alveringem, Beveren, Gijverinkhove, Oeren, Sint-Rijkers, Stavele, nu gemeente Alveringem;

    - Haringe (Sint-Maarten), Krombeke en Proven, nu gemeente Poperinge;

    - Kaaskerke, Lampernisse, Oostkerke, Oudekapelle en Stuivekenskerke, nu gemeente Diksmuide

    - Lo, Pollinkhove en Reninge, nu gemeente Lo-Reninge;

    - Oostvleteren en Westvleteren (Sint-Maarten), nu gemeente Vleteren;

    - Zoutenaaie en Vinken, nu gemeente Veurne

     

    De Noordvierschare omvatte de parochies van:

     

    - Adinkerke, nu gemeente De Panne;

    - Avekapelle, Booitshoeke en ’s Heerwillemskapelle, Beoosterpoort, Bewesterpoort, Bulskamp, Eggewaartskapelle, Houtem, Wulveringem, Steenkerke en Sint-Walburga, nu stad Veurne;

    - Isenberge en Leisele (Sint-Maarten), nu gemeente Alveringem;

    - Oostduinkerke, Koksijde en Wulpen, nu gemeente Koksijde;

    - Pervijze, nu gemeente Diksmuide;

    - Ramskapelle en Sint-Joris, nu gemeente Nieuwpoort.

     

    Daarnaast lagen er binnen Veurne-Ambacht een aantal heerlijkheden verspreid die geen deel uitmaakten van de kasselrij.

     

    Zo waren er acht parochies, die pas in 1759 samengebracht werden onder een aparte entiteit, de Generaliteit der acht verenigde parochies en takken. Ze waren lenen van het leenhof van de burcht van Veurne, en moesten zo voornamelijk financieel en militair bijdragen, maar ontsnapten aan het gezag van de magistraat wier zetel zich bevond in het Landshuis te Veurne. Het waren de parochies:

     

    - Elverdinge,

    - Loker,

    - Noordschote,

    - Reningelst,

    - Vlamertinge (Sint-Vedastus) ,

    - Watou,

    - Woesten

    - Zuidschote,

     

    Verder waren er de negen verenigde branchen:

     

    - ’t Vrije van de abdij van Meesen te Elzendamme;

    - de Heerlijkheid der Noord- en Zuidvierschaar te Crombeke;

    - ’t Zwijnlandt (Oosten West);

    - Coppernolle onder Poperinge;

    - ’t Hof der Tempeliers te West-Vleteren;

    - Eversam en Diepenzele toebehorende aan de abdijvan Eversam;

    - het Couthof,

    - het Vrije Laetschip in Reninghe;

    - het Hofland in Reninghe:

     

    Aan deze werden toegevoegd, als vergoeding voor het afgestane grondgebied van Watou: Westouter en Vleminchove;

     

    Tenslotte waren er nog de vijf afgezonderde branchen, alzo genoemd omdat zij van de Acht Parochiën gescheiden zijn door de IJzer, of op de Noordoever:

     

    - Het Vrije van Rijsel te Caeskerke en Nieuwkapelle;

    - de Heerlijkheid of het leen van Nieuwkapelle;

    - het Vrije van Sint-Omaars in de gemeenten Alveringhem, Lampernisse en Pollinchove;

    - het Vrije van Cassel, genaamd Hofland onder Oost- en West-Vleteren;

    - het leen of de splete van Bercle of St-Catherine Capelle onder Pervijse.

     

    In tegenstelling tot Veurne-Ambacht (waar de macht bij het kasselrijbestuur lag), hadden de bezitters van de heerlijkheden en lenen als gevolg van hun rechten op de gronden, het vermogen te besturen en daartoe mannen der wet aan te stellen.

     

    Deze heerlijkheden waren een uitvloeisel van het leenstelsel, met name het in leen geven van de rechtsmacht door de vorst. Deze gaf zijn bestuurlijk en juridisch recht in leen aan een leenman, vaak als beloning aan een militair of politiek medestander of vertrouweling van de machthebber. De heer beschikte dus meestal over geheel of een deel van het overstijgend koninklijk gezag, bijvoorbeeld als graaf of hertog. (5)

    Het bezit van een heerlijkheid mag niet verward worden met het bezit van grond. Het bezit van een heerlijkheid gaf de eigenaar slechts bepaalde rechten. Het kon zelfs voorkomen dat de heer geen grondbezit had in zijn heerlijkheid. Met ‘heerlijkheid’ wordt dan het gebied aangeduid waar die rechten betrekking op hadden. (5) Een heerlijkheid beslaat een bepaald grondgebied, waarover een bepaalde heer van rechtswege en in eigen naam overheidsgezag uitoefent. (2)

    Het ontstaan van heerlijkheden en vorstendommen is dus aan hetzelfde fenomeen te wijten: de verzwakking van het centraal gezag. Alleen is het gebied waarover de heer macht uitoefent in oppervlakte kleiner en daarenboven moet de heer ook het oppergezag van de vorst erkennen. Laatstgenoemde blijft ook tijdens de grootste verbrokkeling aan het hoofd van de feodale piramide.

    Wat benamingen betreft, spreekt men gewoon van een heerlijkheid, een ambacht, een keure (waarmee men niet alleen het document maar ook de ermee corresponderende heerlijkheid bedoelt), van een graafschap, een Hertogdom, een Baronnie. Deze benaming handhaaft zich dan het gehele Ancien Régime door. (2)

     

    Het weze duidelijk gesteld dat “parochie” en “heerlijkheid” totaal verschillende begrippen zijn: een parochie vormt steeds een territoriale eenheid, en is in oorsprong een geestelijke omschrijving, een heerlijkheid valt er bijna nooit mee samen, heeft dikwijls enclaves ver van de hoofdheerlijkheid vandaan en is een rechtsgebied.

     

    Voor wat het door ons bestudeerde gebied betreft zijn hierboven de erin voorkomende heerlijkheden dus opgesomd. Toch is er soms ook sprake van de heerlijkheid Stavele, terwijl het elders steeds over de prochie gaat.

    Misschien bestond deze heerlijkheid niet langer zelfstandig?

     

    Inzicht in deze heerlijkheden, bvb. met territoriale omschrijving, heren, heerlijke rechten heeft voor ons een zeker belang, omdat er een eigen administratie mee gepaard ging, en dus zo sporen van voorouders kan bevatten. We zullen elders bespreken wat ervan bewaard is in het door ons besturdeerde gebied.

     

     

    B. DE HEERLIJKE RECHTEN

     

     

    Per deelgebied was er voor de rechtspraak een vierschaar, voorgezeten door een plaatselijke baljuw, als vertegenwoordiger van de heer. Hun bevoegdheid werd in graden uitgedrukt: lagere, middelbare en hogere graad. (naar (2))

     

    - De lagere jurisdictie hield de bevoegdheid in tot het uitoefenen van notariële taken, zoals opmaken van testamenten,verdeling van erfenissen, opstellen van verkoopaktes. (5)

     

    - De middelbare jurisdictie hield het recht in op uitvoering van gewone criminele en civiele rechtspraak. (5)

     

    - De hoge jurisdictie was het recht op het veroordelen tot en doen voltrekken van de doodstraf. (5)

     

    Boetes en voor de rechtskundige handelingen vereiste bedragen kwamen aan de heer. Van ter dood veroordeelden kon het bezit worden in beslag genomen. (5)

    Door de controle over het schoutsambt en de lokale rechtspraak, kon de heer zich in ‘zijn’ heerlijkheid als een kleine potentaat gedragen. Er bestonden nochtans tal van beperkingen. Veelal beschikte de heer slechts over de lagere of middelste jurisdictie. De zware geldboeten en lijfstraffen vielen onder de hogere jurisdictie die door grafelijke of hertogelijke ambtenaren werd waargenomen. Bovendien diende de heer zich steeds te gedragen naar het plaatselijke gewoonterecht. (5)

     

    Aldus bleef de kasselrij een zekere voogdij uitoefenen over de ondergeschikte dorpen die, hoewel ze dikwijls een andere heer hadden, toch administratief en leenrechterlijk ondergeschikt bleven aan de kasselrij.

     

    Zo werden bv. in de kasselrij Oudburg Gent “waerheden” gehouden: openbare samenkomsten, waarin geïnformeerd werd naar alle misdrijven die zich in het dorp hadden voorgedaan.(2) We weten niet of dat ook in de kasselrij Veurne plaats vond.

     

    Aan een heerlijkheid waren allerlei economische en zakelijke rechten verbonden, waarbij de heer recht had op een belasting of heffing. (5)

     

    - onroerende belastingen

    Aan vrijwel iedere heerlijkheid was er een cijnshof verbonden, waaraan iedere cijnsplichtige (d.w.z. de vruchtgebruiker van een grondstuk binnen de heerlijkheid) een belasting moest afdragen a rato van de oppervlakte van het grondstuk. Dit cijnsgeld is te vergelijken met de hedendaagse onroerende belasting. Omdat het bedrag van de cijns niet inflatiegebonden was, werd zij doorheen de tijden vrijwel verwaarloosbaar. (5)

     

    - pachtgelden

    De belangrijkste inkomstenbron van een heerlijkheid was wellicht het pachtgeld van grondstukken die als landbouwareaal deel uitmaakte van de heerlijkheid.(5)

     

    - transactietaksen

    Bij de verkoop van een grondstuk binnen de heerlijkheid had de heer recht op en transactietaks (orde van grootte: 5% op de verkoopsom). In sommige streken noemt men dit recht, de pontpenningen (5)

     

    - heffing op nalatenschappen

    Veelal beschikte de heer over het zogenoemde “recht van de dode hand”. Dit is een belasting op de nalatenschap van de ingezetenen, meestal met een grootte-orde van 5% op de verkoopwaarde van het onroerend goed. Soms had de heer ook het recht om het beste stuk uit de persoonlijke bezittingen te kiezen. Afhankelijk van de streek noemde men dit recht “beste kateil”of “beste hoofd” (mooiste dier uit de veestapel), “hoogstoel”(d.w.z. het mooiste meubel uit de inboedel), enz. Dikwijls was er ook een bijzondere heffing voorzien op de nalatenschap van vreemdelingen, inwijkelingen en bastaarden. (5)

     

    - tolgelden

    Aan de grenzen van heel wat heerlijkheden mocht tol worden geheven, hetzij als een soort wegentol, maar ook als belasting op de doorvoer van specifieke grondstoffen(zout bijvoorbeeld) en passsage van personen. (5)

     

    - banrechten

    De ingezetenen waren verplicht gebruik te maken van bepaalde infrastructuur die bij de uitbating van de heerlijkheid behoorde. Een typisch voorbeeld is een banmolen: de landbouwers waren verplicht zich bij deze molen (water- of windmolen) aan te bieden om hun graan te laten malen, uiteraard met een bepaalde vergoeding aan de heer(of in zijn plaats, aan de pachter van de molen)

     

    - vorstelijke rechten

    windrecht, visrecht, jachtrecht, marktrecht waren vorstelijke privileges, doch die dikwijls in leen werden gegeven aan een vazal. Deze bleef ze traditioneel dan ook uitbaten. (5)

    Het jachtrecht stond dus boven de jurisdictie van de plaatselijke vierscharen. (2)

     

    Heel belangrijk zijn natuurlijk ook nog:

     

    - het cijnsrecht: het recht om belastingen te heffen (5)

     

    De kasselrij speelde een belangrijke rol bij de inning van belastingen en het toezicht op de fiscaliteit van de dorpen. De aan de vorst toegekende aiden en subsidiën werden volgens een vast systeem, de Transport van Vlaanderen, over de parochies “gesmaldeeld”, via een inventarisatie van de gronden (landboek) en de gebruikers (quoteboeken). (2)

    Het was de kasselrij die de gelden inde en ze verder naar de hogere besturen doorstuurde.

    Zelfs bepaalde plaatselijke ambten, zoals het baljuwschap in bepaalde heerlijkheden, werden door haar verhuurd. (2) Was dat ook in Veurne?

    De kasselrij kon ook belastingen innen voor eigen gebruik. (2)

     

    - het benoemingsrecht, om bepaalde functionarissen (overheidsdienaren en gezagsdragers) te benoemen.

    Dit gold als een belangrijk recht, gezien dit inkomsten (uit rechtspleging en boetes) meebracht. Op zich had de heer het recht zelf als meier of schout op te treden, maar veelal lieten ze zich vertegenwoordigen door een door hen benoemde schout (baljuw).

     

    Andere heerlijke rechten konden nog zijn:

     

    - het recht van houtschat, inhoudende 1/10 van het hout dat in de bossen werd gekapt. (5)

    - het pootrecht, recht om bomen te planten (5)

     

    Het was echter niet alleen in de “jaarwaerheden” en het jachtrecht, dat de kasselrij tussenkwam binnen de interne aangelegenheden van het dorp, zij had nog enkele specifieke centrale bevoegdheden, die in de loop der eeuwen voortdurend in omvang toenamen, zodat er op het einde van de 18de eeuw van een bijna volledige voogdijoverheid kan gesproken worden (2).

     

    Vooreerst vertegenwoordigde de kasselrij in feite de aan haar ondergeschikte dorpen in de Staten van Vlaanderen.

     

    Daarenboven kon ze onderhandelen in naam van de gemeenten met vreemde bezettingstroepen betreffende militaire leveringen en vrijgeleiden, leningen uitschrijven en premies betalen voor het doden van”schadelijke dieren”.

     

    Vanaf 1730 kreeg zij strikt toezicht over alle “parochierekeningen”. Geen enkele uitgave mocht nog zonder haar toestemming gebeuren. (2)

     

    Op het einde van de 18de eeuw verwierf zij ook toezicht op de bestrating van belangrijke wegen. (2)

     

    Zij kon zelfs een legertje hebben, waarmee zij, in troebele tijden, haar inwoners naar best vermogen trachtte te beschermen. (2)

     

    We hebben nog geen zicht op de feitelijke organisatie en werking van de kasselrij Veurne, naar analogie van het beschrevene voor de kasselrij “Oudburg van Gent”.

     

    Het administratief college van de kasselrij bestond uit de (hoog)baljuw, de leenmannen van het koninklijk leenhof en de baljuws van de belangrijkste rechtsgebieden.

     

     

    C. GRONDVERHANDELING

     

    Binnen dit rechtsgebied kunnen gronden aan drie verschillende statuten onderworpen zijn:

    1) de allodiale gronden, waarover de eigenaar alle macht uitoefent. Rechtshandelingen in verband met dergelijke goederen komen voor de kasselrijrechtbank.

    2) de feodale gronden, zijn voor alle rechtshandelingen aan het leenhof onderworpen, waarvan ze gehouden worden.

    3) Veruit het talrijkste zijn de cijnsgronden. De eigenaars (cijnshouders) betalen hiervoor een jaarlijkse onveranderde cijns. De bevoegdheid voor die gronden (erven) komt hoofdzakelijk toe aan de lokale schepenbank. De verhandeling van die gronden noemde men dan ook “erven en onterven”.

     

     

    D. DE LEENHOVEN EN HUN LENEN

     

    Leenrecht beweegt zich op het domein van het privaatrecht. Een leencontract wordt steeds op vrijwillige basis aangegaan en regelt als dusdanig een vrijwillige verhouding tussen individuele personen. Aan een leen kunnen, maar niet noodzakelijk, overheidsrechten verbonden zijn.

    Inderdaad, niet alle heerlijkheden zijn dus lenen, maar omgekeerd zijn niet alle lenen heerlijkheden. Een heerlijkheid is in de eerste plaats een rechtsgebied. Een leen is niet noodzakelijk een stuk grond, bv. een heerlijkheid; het kan evenzeer een ambt, een tiende of een rente zijn. Essentieel is dat het om een persoonlijke dienst gehouden wordt, waarvan de bezitter krachtens het vazalverband bepaalde verplichtingen en rechten heeft tegenover de leenheer, en dat het een bijzonder erfrecht volgt. (2)

     

    Omdat lenen ontstonden uit krijgsdienstcontracten tussen een vazal en zijn suzerein (veelal “manschap” genoemd), was een leen steeds persoonsgebonden. Door de opkomst van professionele legers, kwam dit manschap in onbruik of werd vervangen door oorlogsbelastingen. De persoonsgebondenheid van het leen bleef echter voortbestaan. De eigenlijke bezitter van het leen is de leenman. Dit had onder andere tot gevolg dat bij het overlijden van een leenman het leen in principe terugviel aan de leenheer.  (5)

     

    De eerstgeborene erfgenaam kon het leen evenwel behouden, door een procedure van “leenhulde” te volbrengen aan het souveraine leenhof. De nieuwe leenman diende dan een (symbolische) som geld te betalen aan zijn leenheer (het “leenverhef”). Dezelfde verhefprocedure diende ook gevolgd te worden bij verkoop.

    Indien er geen rechtstreekse afstammeling was, konden aanverwanten een recht van naderschap uitoefenen, wat verklaart waarom bepaalde heerlijkheden eeuwenlang in eenzelfde familiestam verankerd bleven. (5)

    .

    Hij kan het leen overlaten aan zijn kinderen, hij kan het verkopen of zelfs verpachten. Telkens als er een wijziging van bezit voorkomt moet de bezitter de theoretische eigenaar of de leenheer d.i. meestal de vorst, een speciale taks betalen (reliefgeld, kamerlinggeld).

     

    Om wat orde op de feodale puzzel te stellen werden per kasselrij leenhoven opgericht, die aanvankelijk de lenen beheerden en bevoegd waren voor de rechtspraak. Het ontstaan van de meeste grafelijke leenhoven situeert zich aldus omstreeks 1200.

     

    Lenen in soorten

     

    - grondlenen (een bepaalde oppervlakte land in gemeten en roeden), en

    - rentelenen (een jaarlijkse opbrengst in geld: ponden en schellingen parisis).

     

    De verhef- en manschapsprocedure

     

    De verhef- en manschapsprocedure is een nogal plechtige ceremonie die elke nieuwe leenhouder moet afleggen. Hierdoor wordt hij ten volle leenhouder.

    Volgens het Vlaamse leenrecht moet elke nieuwe leenhouder bij het verwerven van het leen een relief of verhef betalen aan de leenheer. Meestal is dit 10 ponden parisis of de beste vrome, zijnde de beste jaaropbrengst binnen de drie eerstvolgende jaren.

     

    Om de verhefgelden te innen hebben de Vlaamse graven vanaf 1365 tot 1470 speciale ontvangers aangesteld. Tot 1448 – en ook kortelings tussen 1466 en 1468 is er één dergelijke ontvanger per grafelijk leenhof actief. Tussen 1448 en 1465 is er één centrale ontvanger van de verhefgelden in gans Vlaanderen actief, maar deze gaat al vrij vlug over tot het aanstellen van hulpontvangers.

     

    Kasselrij Ieper:

    Nadat tussen 1468 en 1477 de reliefgelden een tijdlang door de ontvanger van het kwartier Ieper worden geïnd, neemt de plaatselijke kasselrijbaljuw vanaf 1477 deze taak definitief op zich. (aangaande de kasselrijbaljuws: J. van Rompaey, Het grafelijk baljuwsambt in Vlaanderen tijdens de Bourgondische periode, Verhandelingen van de Kon. Vl. Ac voor Wet., Let en Sch K van België, Klasse der Letteren 62, Brussel, 1967)

    Verhefbetalingen: zie ARA, Rekenkamer 14.611 voor Ieper.

     

    Kasselrij Veurne:

    Voorlopig een vraagteken.

     

    Naast het verhefgeld moet bij een leenverkoop in Vlaanderen ook nog 10% verkoopsbelasting (de 10de penning) aan de leenheer overgemaakt worden. Een zelfde taks is verschuldigd wanneer er een hypotheek op het leengoed wordt gevestigd of wanneer het leen weggeschonken wordt aan een persoon die niet de naaste leenerfgenaam is (broers of oudere zusters, kinderen). Voor het innen van deze belasting staat steevast de kasselrijbaljuw in. Bij de verkoop of schenking van grafelijke lenen wordt in Vlaanderen ook een grafelijk overdrachtsoctrooi getoond.

     

    Volgens het Vlaamse leenrecht moet hij binnen de 40 dagen daarna een denombrement indienen bij zijn leenheer of diens plaatsvervanger. Daarenboven kan de leenheer elke leenman één bijkomende keer tot het indienen van een nieuw denombrement verplichten.

    Heer van de Ieperse Zale was de vorst; plaatsvervanger de baljuw.

     

    21-01-2014, 21:55 Geschreven door ivometsu  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Tags:leenstelsel
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.6.2.6. Rekening Jan Massu/Metsu (16.747)

    de dokumenten van de staat (1) en (2)

    - het opmaken en overdragen van de rekening (10), 11), (12), (13), (15), (16); de schatting van het hout en mest (3) en (4)

    Verder echter nog:

    - een betaling van pacht (6)

    - een betaling 26:16:6 aan de ontvanger van de prochie van Pollinkhove: de oncostrolle, vermoedelijk slaand op een deel van de rationsrolle, maar die is al geboekt in (7) van de eerste schuldenreeks (40:4:6)

    - proceskosten over het pachten van de madelhofstede (9)

    - proceskosten over het crimineel proces van Jan (III) Metsu  (7)

    - een grote kost is ook het lichten van de copie van de coopdach: 58 pond!

    - tenslotte heeft Vincent Boudin nog gewerkt (14).

     

    4.4. Eindbalans van de rekening (f 14v)

     

    - Mysen ende betaelyn[ghen] gedaen jeghens den voorschr[even] ontfanck ende eerst van[de] uutschulden staende bekendt inden staet

    j (1)e somme van mysen bedr[aeght] (f 12r)                        2592 pond 3 Sh 6

    - Mysen ende betaelijn[ghen] gedaen vande laste opghecomen naer t’maecken van[de] staet

    ij (2)e  somme van mysen bedr[aghende]

                                                                                         275 pond 4 Sh 4

    - Totale som[m]e van mysen bedr[aeght]                2868 pond 7 Sh 10

     

    - den ontfanck bedr[aeght] soo hier vooren blijckt

                                                                                       2862 pond 5 Sh 7

    - dus blijckt dat den rendant meer heeft uuijtghegeven als ontfa[ngh]en ter som[m]e van

                                                                                             6 pond 2 Sh 3

    - danoff de vijff achste deelen tot laste van[de] blijfveghe is

                                                                                             3 pond 16 Sh 4 7/8

    - ende de drye resterende achste tot laste van[de] vyff kynderen hoirs ten desen sterfhuijse is

                                                                                             2 pond 5 Sh 10 1/8

    - compt in vyffven tot laste van elck                                                     9 Sh 2 1/40

     

     

     

    5. Bijzonderheden

     

    5.1. Echtscheiding!

    Blijkbaar waren in deze tijd echtscheidingen mogelijk, want we lezen op f 7v: ‘Item betaelt aen jo[nkvrauw]e Jossijne Anne de Windt gedivorceerde huijsvr[auwe] van s[ieu]r Frans Cornu.

     

    5.2. Echo van de Franse inval?

    Jan (II) Metsu was noch een bedrag van 40:4:6 schuldig aan Sieur Philippes Beijts m.b.t. de rations rolle der prochie van Pollyn[chove] vanden jaer 1680. Het betreft hier dus een lijst waarop de rantsoenen vermeld werden, dus er heeft zich in Pollinkhove in dat jaar een probleem gesteld in de middelen tot levensonderhoud (voedsel). Of moest er een bepaalde hoeveelheid opgehoest worden als oorlogsinspanning?

     

    5.3. Manslag door Jan (III) Metsu!

     

    In f 13r lezen we dat er een crimineel proces (proces criminel) loopt tegen de oudste zoon Jan van de overledene wegens manslag (dus doodslag of moord!). Hierover lazen we nog niets in de staat van goed, dus het moet van nadien zijn. Er is blijbaar bij de nalatenschap reeds een akkoord gesloten over de betaling van de proceskosten. Hiervoor wordt 120 pond voorzien, te betalen aan stadhouder Charle Lefebure.

    In de SvG van Masyn, eerste vrouw van deze zoon Jan Metsu, vinden we hierover niets terug. Gezien hij trouwde, 2 jaar later hertrouwde en kinderen had, vermoeden we dat het vermelde proces een gunstige afloop kende voor Jan. Het zou zeker interessant zijn van de processtukken te kunnen terugvinden…

     

    5.4. Het doorrekenen van bepaalde renten aan de pachter

     

    In f 7v lezen we dat Jan (II) Metsu 132 pond per jaar moest betalen voor 12 gemeten land, maar er waren aftrekken (van reeds gedane betalingen): korenschuld (de helft reeds betaald, nl. 30:16), en erfelijke renten van de dis van Pollinkhove, bezet op dit land (19:15 pond over vijf jaar, dus 3:19 pond / jaar).

     

     

    5.5. Korenschuld

     

    Coorenschult lant (korenschuldland) is een synoniem voor spijkerland, zo genoemd naar de spijkerbelasting die in ‘koren’ moest betaald worden: zachte en harde haver, tarwe.

    (J. Cailliau, Redenaars van de Spycker van de Stede en de Kasselrij van Veurne, [Stadsarchief Veurne 843], Brugge VVF-afd. Brugge, 1983, p. 6 in: Pieter Donche, De Familie Heinderycx in de Kasselrij Veurne in de 16de tot de 18de eeuw, Vlaamse Stam, jrg. 42 nr. 4, juli 2006)

     

     

    5.6. Heerlichede coopdach

     

    Op deze koopdag werd te koop gestelde huisraad zoveel mogelijk teruggekocht door familieleden en bevriende personen. Dat dit niet onaanzienlijk is bewijzen de cijfers:

     

    De blijveghe (Janneken Wareboudt) koopt voor 5:16 pond (zo weinig gezien haar armoede); schoonzoon Pieter de Legher koopt voor 41:18, maar vrunde persoonen voor niet minder dan         1551:17 pond! (2v)

     

     

     

     

    21-01-2014, 21:48 Geschreven door ivometsu  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (1 Stemmen)
    Tags:Massu,Metsu,Pollinkhove,stamboom
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.6.2.5. Staat van goed Jan Massu/Metsu (37.144)

    6.2.5. Staat van goed Jan Massu/Metsu (RAB, KV, Pollinkhove, 37.144)

     

    Transcriptie door Ivo Metsu, 06.03.2012

     

    Versie 15.12.2013; DOKUMENT  37144.doc

     

    Wijze van transcriptie

     

    [ .. ] : tekst weggelaten in de woordafkorting in het originele document

    ( ) : eigen vertaling naar hedendaagse schrijfwijze

    der : schuine letters voor een onzekere interpretatie van het origineel

     

    Nadien een alfabetische lijst van de aangetroffen persoonsnamen met de folia waarop ze voorkomen en de relatie met Jan Metsu

     

    Daarna desgevallend meer informatie over deze personen via de parochieregisters.

     

    Woordverklaringen uit : WNT (Woordenboek van de Nederlandse Taal); MNW (Middelnederlands Woordenboek); VMNW (Vroeg Middelnederlands Woordenboek)

     

    Metrologie

     

    Oppervlaktematen

     

    Een gemet is een oude vlaktemaat. De maat is waarschijnlijk gelijk aan de oppervlakte van het zaailand dat een koppel paarden kan omploegen tussen zonsopgang en zonsondergang.Dit is een gemiddelde, omdat het land dat bewerkt moest worden ook zwaaarder en lichter kon zijn voor een paard. Met deze oorspronkelijke groottebepaling is de gemet vergelijkbaar met de in de Angelsaksische landen veelgebruikte acre, zij het dat daar het werk van een os per dag ten grondslag aan de maat ligt. (1)

     

    Er zijn verschillende maten bekend. De kasselrij Veurne heeft een gemet van 4677,72 m² = 0,467772 ha. (1) Hoornaert (3) hanteert daarentegen 0,45 ha (afronding van 300 x 0,0015147664 ha = 0,45442992 ha).

     

    De roede (ook: roe) is een oude oppervlaktemaat en een oude lengtemaat, die van plaats tot plaats verschilde. Een vierkante roede wordt gevormd door een vierkant oppervlak met een lengte en breedte van een strekkende roede. (2)

     

    De Veurnse roe was 14,5924 m² en één lijn (100 roe) was omgerekend 1459 m². (2)

    Hoornaert (3) vermeldt daarentegen 15,147664 m².

     

    Eén Vlaams gemet is 304 (andere bronnen spreken van 300) Vlaamse roede. (1)

    300 roede (of 3 lijnen) vormden één gemet. Alléén in Kortrijk was één gemet 500 roeden. (2)

     

    We gebruiken hier: 0,47 ha voor 1 gemet; 14,6 m² voor 1 roede, 1460 m² voor 1 lijn.

     

    (1) via Internet: Gemet - Wikipedia

    (2) via Internet: Roede (oppervlaktemaat) – Wikipedia

    (3) Via Internet: Laurent Hoornaert, Boter en kaas in de Kasselrij Veurne (16de-begin 19de eeuw), scriptie, hfdst 3: Metrologie, p. 4. Roede en gemet overgenomen uit A. Van de Walle, Oude maten, gewichten en muntstelsels in Vlaanderen, Brabant en Limburg, Belgisch Centrum voor landelijke Geschiedenis, Publikatie 82, Gent, 1984; p. 52.

     

    Inhoudsmaten

     

    een achtendeel =  inhoudsmaat van koren en havermaat: 1 razier = 4 spinten = 8 achtendelen; 1 razier (koren) = 146,8 l; 1 razier (haver) = 158,7 l; soms werd voor haver ook de korenmaat gebruikt (1)

     

    (1) A. Van de Walle, Oude maten, gewichten en muntstelsels in Vlaanderen, Brabant en Limburg, Belgisch Centrum voor landelijke Geschiedenis, Publikatie 82, Gent, 1984.

     

    Gewichten

     

    M.b.t. het botergewicht in de Kasselrij Veurne gold vermoedelijk 1 pond boter = 0,436 kg (1)

     

    (1) Via Internet: Laurent Hoornaert, Boter en kaas in de Kasselrij Veurne (16de-begin 19de eeuw), scriptie, hfdst 3: Metrologie, p. 1.

     

    Muntstelsel

     

    ponden parisis = Parijse ponden, Veurne Ambacht behoorde tot Frankrijk inde periode ...

     

    1 pond parisis (libra) = 20 schellingen parisis (solidi) (1)(2);

    1 schelling parisis = 12 penningen parisis (denarii of deniers) (1)(2)

    1 pond Vlaams = 12 pond parisis = 240 deniers of penningen groten Vlaams (2)

     

    (1) A. Van de Walle, Oude maten, gewichten en muntstelsels in Vlaanderen, Brabant en Limburg, Belgisch Centrum voor landelijke Geschiedenis, Publikatie 82, Gent, 1984.

    (2) Via Internet: Laurent Hoornaert, Boter en kaas in de Kasselrij Veurne (16de-begin 19de eeuw), scriptie, hfdst 3: Metrologie, p. 4.

     

     


    Transcriptie door ivo

     

    Voorblad (eigen nummering)

     

    Overghebr[ocht] den 26e february 1681

     

    Pollijn[chove]

     

    Staet ende verdeel ten sterfh[uys]e van jan metsu fi[liu]s jan anno 1681 Z[alighe]r M[emori]e

     

     

    Folio 1 recto (eigen nummering)

     

    Pollyn[chove]

     

    Staet ende verdeel vande goederen bevonden achtergelaeten ten sterfh[uys]e van jan metsu fi[liu]s jan geprocreert bij …. * fi[li]a … * willaert overleden ceurbroeder der stede [ende] cassel[rie] van veurne binnen de prochie van pollyn[chove] op de 20e x (10)bre (december) 1680 z[alighe]r m[emori]e, die voor sijn eerste huijsvr[auwe] getrauwt hadde cathelijne fi[li]a carel clareboudt ende voor sijn tweede [ende] laste die hij voor blijfveghe achtergelaeten heeft janneken fi[li]a p[iete]r waerebout gemackt ten versoucke ende beleede van[de] blijfveghe mitsg[hade]rs van pieter de legher in huijwel[ick] hebbende cathelyne metsu jaecq[ue]s de danser als vraemvoogt van de vier kinderen van

     

    * puntjes, niet ingevuld, in origineel

     

    sterfhuyse = nalatenschap

    ceurbroeder = inwoner

    beleede = ?beleed, beleet, beliet, van beleiden = vastleggen (Vroeg Middelnederlands Woordenboek)

    blijveghe = de achterblijvende echtgenote

    vraemvoogt = een voogd: iemand anders dan de ouders die verantwoordelijk is voor de minderjarige(n) qua verzorging en opvoeding. Hoeft dit niet noodzakelijk zelf te doen.

    Vraamgoed = (westvlaams) goed dat een minderjarige geërfd heeft van iemand anders dan zijn ouders. Vraamvoogd = (westvlaams) iemand die de belangen van een minderjarige behartigt, met name met betrekking tot bovengenoemd vraamgoed. (WNT)

    Aengaende het vraemgoedt de kinderen achter vader ofte moeder doodt toecommende van grootvader ofte grootmoeder, ooms, enz. daer up en sullen vader oftemoeder gheen recht van houdenisse hebben, maar tselve vraemgoet gheregiert ende ontfanghen worden by een ofte meer vraemvooghen tot profyte van de kinderen (Costuymen van Veurne 2, 46 [1615]

    Van alle ander goet de kinderen toecommende buyten de versterfte van vader ofte moeder hetwelck men noemt vraemgoet, en sullen vader of moeder gheen houdenisse hebben ten waere by consent vande wet om redelicke oorsake (Costuymen van Ieper 1, 82 [1619]

    Van goede de voorseyde kinderen andersints verstorven by de doot van grootvader, grootmoeder, ofte ander vrinden ende magen, oft hunlieden by anderen voordeele toegekomen, dat men al noemt vraemgoedt, en valt geen houdenisse (Coutumes de Flandre (éd. Van Den Have) 3, 3, 37 [Belle, 1632](WNT)

     

     

    Folio 1 verso (eigen nummering)

     

    vincent bouden geprocreert bij marije metsu, voorts van jaecq[ue]s  de danser voors[ey]t als voocht van jan jaecq[ue]s [ende] janneken de drije minderjarighe kinderen vanden overleden [ende] t’samen sijne vijf kinderen die hij tsijne eersten huijwel[icke] gewonnen heeft bij de voorn[omde] cathelijne fi[li]a carel carel clarebout staende de voorn[omde] weesen par moeder doot verweest ter weeserije van veurne onder de prochie van pollyn[chove], bij ons dheer matheus michiels [ende] roelandt van houcke geeede deelslieden [ende] prijsers der stede [ende[ casssel[rie] voorn[omt] desen x (10)en feb[ruar]y 1681

     

    weeserije = instelling belast met het toezicht op de wezen

    deelsman = (Middelnederlands ) rechter of scheidsman in zake van boedelscheiding (MNW); regelaar van eene erfdeling of boedelscheiding (WNT);

    in Brugge werden er zes aangesteld per Ambacht (MNW);

    “De selve hoirs (werden) geinsinueert te compareeren ten voorseyde sterfhuuse binnen de veerthien daeghen omme deellieden te helpen kiezen (Cost. Van Brouckburch XI, 5 a° [1615](WNT)

    Dus mogelijk konden de hoirs zelf kiezen uit enkele daartoe aangestelde personen.

    prijser = schatter

     

    Madelaer jaecq[ue]s de danser voor den sallaris van Lx (60) L[ibra]s p[ar] accorde ten verdeele gemackt

                                                                                                                          m[emori]e

     

                madelaer = de verantwoordelijke voor de nalatenschap, boedelredder

     

    Folio 2 recto (eigen nummering)

     

    Landen commen[de] vanden overledens weghe die hij geconq[uesteer]t heeft t’sijnen eersten huijwel[ick] met de voorn[omde] cathelijne fi[li]a carel clarebout voorn[om]t volgens den staet van goede thaer sterfh[uys]e gemackt in daten 18e meije 1666 ond[erteecken]t m de scholm[eeste]re [ende] p. vertegans*

     

    geconquesteert = verworven

     

    * zie Staat van Goed Pollinkhove, 34.114

     

    Pollyn[chove]

     

    Inde prochie van pollyn[chove] inden dischmeulenhouck een gem[et] xiiij (14) r[oede]n lants ofte daer ontrent wesende t’hof[sted]e daer danneel ghijsel nu woont synde den noort cant vande hofplecke daer wijlent jan pidtbrouck woonde [ende] nu uutgepleckt t’eender parthijeken streckende oost [ende] west paelende metten

     

    - dischmeulenhouck = wijk of buurt genoemd naar de dismolen (synoniem van de mollemeulen), eigendom van de armendis (een instelling verantwoordelijk voor de armenzorg); zie ook aparte uitleg over deze molen in bijlage; de tiendenbelastingen werden bijvoorbeeld geheven per hoek.

    - hofplecke = hofstede

    - uutgepleckt = een deel van de grond of het landschap voorzien van .. (WNT) dus dat er anders uitziet; vermoedelijk bedoelt men hoe het perceel onderscheiden wordt van het omliggende gebied

    - 1 gemet 14 roeden = 314 roeden = 0,49 ha

     

     

    Folio 2 verso (eigen nummering)

     

    westeyn[de] naert den noortcandt jeghens den meulenwal daer den mollemeulen plachte op te staen toebehoor[ende] de kinderen p[iete]r [ende] jaecq[ue]s de veulder schedende aldaer op een haeschken dat half hier mede gaet [ende] alsoo zuijtwaerts tot [ende] met den waterpudt [ende] alsoo voorts tot half straetken ofte meulendreve soo werde dit landt hem bestreckt blyfvende nochtans aldaer eenen uutwegh voor den voorn[omde] meulenwal als van ouden tijden, de zuijts[eyde] jegens t’landt van michiel everaerdt [ende] jan van[de] gewelde beede ca[us]a uxoris de haghe aldaer half hiermedegae[end] t’oosteyn[de] naerst de zuijts[eyd]e den voorn[omde]  

     

    - mollemeulen = synoniem van de dismeulen, zie hoger en in bijlage

    - meulendreve = de weg die naar de dismeulen leidde

    - bestreckt =

    - causa uxoris = wegens de echtgenote, dus in vertegenwoordiging van

     

     

    Folio 3 recto (eigen nummering)

     

    gewelde landt de doorenhaghe aldaer met haer vrijdom hier geheele medegae[nde] [ende] naerst de noorts[eyd]e den disch van pollyn[chove] [ende] met de noorts[eyd]e de kinderen jooris deurendal [ende] de kinderen m[ijn]nheer ph[i]l[ipp]es de longin zuver [ende] onbelast dus hier alsv[ooren] een gem[et] xiiij (14) r[oede]n daervan de kinderen van overleden gedeelt hebben[de] de helft p[ar] moeder doot blijft hier over de wederhelft

                                                                                                  een lyn Lvij (57) r[oede]n

     

    - met haar vrijdom =

    - den disch van Pollynchove = de instelling verantwoordelijk voor de armenzorg te Pollynchove

    - mijnheer = ridder volgens: Pieter Donche, Erfeniskwestie uit de pruikentijd triggert 250 jaar genealogisch onderzoek: de familie de Baenst, Westhoek jrg. 28 nr. 1 (voorjaar 2012)

    - 1 gemet 14 roeden = 314 roeden = 0,49 ha

     

    t’welck gedeelt wort bijde vijf hoirs ten desen sterfh[uys]e met last van bijleven aende blijfveghe tot de helft

     

    hoirs = gerechtigde erfgenamen

    (in: Pieter Donche, Erfeniskwestie uit de pruikentijd triggert 250 jaar genealogisch onderzoek: de familie de Baenst, Westhoek jrg. 28 nr. 1 (voorjaar 2012) p. 21

    - met last van bijleven = kosten voor levensonderhoud te betalen door de minderjarigen aan de overblijvende echtgenote

     

     

    Folio 3 verso (eigen nummering)

     

    noch lant commende van[de] overledens weghe t’welcke hij gecocht heeft weduware sijnde van[de] voorn[omde] Cathelijne fi[li]a Carel Clarebout

     

    Pollijn[chove]

     

    Inde prochie van pollyn[chove] inden dischmeulenhouck vijf lijn[nen] landts t’eene stucke streckende zuijt [ende] noort t’zuijtey[nde] jo[nkvrauw]e jossijne anne de windt, doosts[eyd]e de meulendreve [ende] metten noorteyn[de] [ende] wests[eyd]e t’landt van d’heer jacob lieven [ende] jo[nker]e pierloot op t’ noorteyn[de] plachte te staen een huijseken [ende] assecot van[de] mollemeulen dat alsnu afgetrocken is sijnde tsel[ve] landt nu gebruijckt bij danneel ghijsel zuver [ende]

     

    - afgetrocken = afgebroken

    - dischmeulenhouck, mollemeulen en meulendreve, zie hoger

    - assecot = rossecot of rosmolen, een gebouw rond een centrale vertikale as met molenstenen, die gedraaid werd door paarden; dus een molen gebruikt bij windstil weer

    - d’heer = ridder

    (in: Pieter Donche, Erfeniskwestie uit de pruikentijd triggert 250 jaar genealogisch onderzoek: de familie de Baenst, Westhoek jrg. 28 nr. 1 (voorjaar 2012))

     

     

    Folio 4 recto (eigen nummering)

     

    onbelast, vercreghen t’sel[ve] landt bijden overl[ede]n in coope jeghens m[eeste]re guill[iamu]s van simpol [ende] jo[nkvrauw]e marije cathelijne fi[li]a d’heer ende m[eeste]re

    p[iete]r van[de] kellenare sijne huijsvr[auwe] inghevol[ghe] den erfbrief dannof sijnde gepasseert ter notarie van veurne in daeten xx (20)e 9bre (november) 1669 ond[erteecken]t als greffier p[h]il[ips] becaert, dus alsvooren

                                                                                                  v (5) lijn[nen]

     

    - erfbrief = bij erfenis bewijs van erven, akte van recht op onroerend goed (HCC! Genealogie, trefwoordenboek)

    - dannof = waarvan

    - 5 lijnen = 1459 x 5 = 7295 m2

     

    Dat gedeelt woort bijde vijf hoirs ten desen sterfh[uys]e met last van een vierde in bijleven aen[de] blijfveghe

     

                hoirs = gerechtigde erfgenamen, zie 3r

     

     

    Folio 4 verso (eigen nummering)

     

    Losrente commen[de] vanden overledens weghe die hij geconq[uesteer]t heeft t’sijnen voorn[omde] eersten huijwelicke inghevol[ghe] den voors[eyde] staet van goede,

     

    losrente = een rente die men tegen een bepaalde som (meestal enige malen het bedrag der jaarlijkse rente of ook tegen een ronde som) kan afkopen of aflossen

    geconquesteert = verworven

     

    vincent bouden f[iliu]s vincent gelt eene losrente den pennijnck xvj (16)e van xLviij (48) L[ibra]s bij jaere bij hem verkent [ende] beset op seventien gem[eten] een lyn[ne] x (10) r[oede]n landts ter hof[sted]e daer den sel[ve] bouden woont inde prochie van pollyn[chove] inde westreckhemhouck gelegert ende gelast conforme de briefven van constitutie dannof sijnde gepasseert voor burchm[eeste]rs lanth[ee]rs schepenen [ende] ceurheers der stede [ende] cassel[rie] van Veurne gesegelt met een seghel van

     

    - gelegert = ?van legeren = zijn leger of verblijf opslaan, verblijfplaats houden, vertoeven (MNW) = gelegen

    - gelast = ?beladen, ?belast

    - westreckemhouck = nog niet teruggevonden plaatsnaam

    - briefven van constitutie = stuk waarbij iets ingesteld of vastgesteld wordt (WNT)

    - 17 gemeten 1 lijn 10 roeden = 74,4509 ha

     

     

    Folio 5 recto (eigen nummering)

     

    groenen wasse uuthanghen[de] met dobbel sterde van perchemin ende geteeckent opden ploy a. de pours dus alsv[ooren] bij jaere xLviij (48) L[ibra]s daer van de kinderen van[de] overleden gewonnen tsijnen eersten huijwel[icke] bijde voorn[omde] cathelijne fi[li]a carel clarebout p[ar] moeder doot gedeelt hebben dhelft blijft hier over de wederhelft

                                                                                       xxiiij (24) L[ibra]s

     

    - sterde = staarten (als verbinding tussen het papier en de zegel)

    - perchemin = perchemein = pargament, pargameen, pergameen; de oorspronkelijkste vorm van hetgeen gewoonlijk parcament(percament) genoemd wordt; modern lemma: perkament (MNW)

     

    welcke gedeelt wort bij de vijf hoirs alsvooren met last in bijleven aen[de] blijveghe tot dhelft,

     

     

    Folio 5 verso (eigen nummering)

     

    Huijsijn[ghe] fruijtdr[aeghende] ende opgaende bomen desen sterfh[uys]e competeeren[de]

     

    Pollyn[chove]

     

    Alhier behoort toe het huijseken staen[de] op het een gem[et] xiiij (14) r[oede]n landts in pollyn[chove] gebruijckt bij danneel ghijsel consisteer[ende] in twee wonsten met dobbel steenen vierstede tusschen twee, dies twesterste is oversoldert met een kelderken van oosten staen rondt geplaestert tusschen posten ende in sober stroijdack voorts de oven ten zuijtwesten van[de] voors[eyd]e partije sonder huys sinde de scheur aldaer alsnoch toebehoorend den pachter

     

    vierstede = (open) haard

    1 gemet 14 roeden  = 314 roeden  = 0,49 ha

     

    Item alle de fruytdr[aeghende] [ende] opgaen[de] boomen aldaer t’ samen gepresen jc xxxij (132) dannof de hoirs p[ar] moeder doot dhelft blijft over de wederhelft

                                                                                                  66:0:0

    dannof = waarvan

     

     

    Folio 6 recto (eigen nummering)

     

    Huijsyn[ghe] ter hof[sted]e daer Jan Clarebout woont inde prochie van Ste Ricquiers commen[de] van weghen den overledens eerste huysvr[auwe]

     

    Alvooren t’woonhuijs staende op topperhof lanck vier winckels met dobbel steenen vierstede inde middel mitsg[ade]rs vierstede ende eijntgevel op t’ westeijn[de] [ende] oock een eijntgevel op t’oosteijn[de] wesende al oversoldert sijnde t’oosteyn[de] een kelder met camercken noort daeraen van beede de sijden geplaestert tusschen poorten [ende] in stroijdack

     

    - opperhof en nederhof = in de Middeleeuwen werd een site uitgebouwd met een hoger gelegen aarden wal (motte) met daarop een versterking, bv. een mottekasteel, en daarnaast lag dan het neerhof. Vermoedelijk werd dit nagedaan? in de grote hoeven of boerderijen; op het opperhof staat dan het woonhuis.

    - winckels = ruimten

    - viersteede = (open) haard

     

    Het ovencot met den oven stume ten noort westhoucke van t’opperhof,

    - stume = ?stieme = dampen, uitwasemen (inz. in veestallen), stome (WFT), dus vermoedelijk gaande over de schouw of gewoon de opening voor de rook.

     

    Item een peertstal staende ter wests[eyd]e

     

     

    Folio 6 verso (eigen nummering)

     

    van t’ opperhof met een swinstal van zuijden eraen, de brugghe met het portael [ende] poorte over den walgracht ter zuijtseyde van[de] hove

     

    Het coestal ter wests[eyde] van t’nederfhof met een stalleken van zijden eraen

     

    De scheure ten zuyts[eyde] van[de] nederhove lanck twee winckels met daschvloer tusschen tween,

     

    - winckels = ruimten

    - daschvloer = dorsvloer

     

    De waghenkete van oosten ’t nederhof met een stalleken van noorden eraen

     

    Alle de fruijtdr[aeghend]e boomen staende in het noort [ende] oudt zuijt = boomgaerdeken,

     

    In alle welcke voorn[omde]

     

     

    Folio 7 recto (eigen nummering)

     

    huijsyn[ghe] fruijtdr[aeghend]e boomen den overledens eerste huysvr[auwe] toebehoorde naer proportie van vijf lijnen xLiiij (44) r[oede]n in xxvij (27) gem[eten] Lx (61) r[oede]n welck advenandt gepresen is tot de somme van Lxx (70) L[ibra]s vij (7) Sh dannof de kinderen van[de] overledene gewonnen bij sijne voors[eyde] eerste huysvr[auwe] gedeelt hebben dhelft blijft hier over de wederhelft

                                                                                                              35:3:6

     

    - 5 lijnen 44 roeden = 544 roeden = 7936 m²

    - 27 gemeten 61 roeden = 5161 roeden = 12,6279 ha

    - gepresen = geprijsd, geschat

    - advenandt = verhoudingsgewijs

    - dannof = waarvan

     

    Alhier behoort van gelijcken toe ’t derde van alle d’opgaende boomen staende op drije gem[eten] een lijn[ne] Lxvij (67) r[oede]n ter voorn[omde] hof[sted]e ten drije sticken genaampt de bertelijn[ghe?] gemeene met pieter clarebout sieur frans outerss[oon]e [ende] ander die de resteeren[de] twee deelen competeren welck derde gepresen is tot de somme van ijc xxxiij (233) L[ibra]s vj (6) Sh viij (8) de daer van de voorn[omde] kinderen gedeelt

     

    3 gemet 67 roeden= 367 roeden = 1,5 ha

    de bertelijnghe = op te zoeken plaatsnaam

     

     

    Folio 7 verso (eigen nummering)

     

    gedeelt hebben d’helft bij den doot van heml[ieder] voors[eyd]e moeder blijft hier over de wederhelft

                                                                                                              126:13:4

                                                                                                             

     

    Alhier behoort toe het sesendertichste part van[de] huijsijn[ghe] fruijtdr[aeghend]e ende opgaen[de] boomen staende ter hof[sted]e daer p[iete]r vlaminck woont in ste ricquiers dat genomen wordt bij estima[ti]e sonder prijsen omme de cleene importantie tot xx (20) L[ibra]s dannof de voorn[omde] hoirs gedeelt hebben p[ar] moeder doot dhelft, blijft hier over de wederhelft gel[icke]

               

                                                                                                              x (10) L[ibra]s

     

    dannof = waarvan

     

    Somme tsamen van[de] voorn[omde] prijsie van[de] voorenstaen[de] huijsyn[ghe] frijtdr[aeghende] [ende] opgaen[de] boomen bedr[aegt]

                                                                                                              227:16:10

     

    Dannof de blijfveghe over de vijf deelen van achte is

                                                                                                              142:8:1/4

     

     

    Folio 8 recto (eigen nummering)

     

    Daer op is hier bewesen een vierde van[de] huijsyn[ghe] fruijtdr[aeghende] ende opgaen[de] boomen ter hof[sted]e daer danneel ghijsel woont in pollyn[chove] dat hier ter cause van haer bijleven voor de somme van

                                                                                                              33:0:0

     

    Tsel[ve] afgetrocken met tgonne ha

    21-01-2014, 21:13 Geschreven door ivometsu  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Tags:Massu,Metsu,stamboom,Pollinkhove
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.6.2.4. Staat van goed Cathelijnne Clarebout (34.114)

    6.2.4. Staat van goed Cathelijnne Clae(e)reboudt (Pollinkhove, 34.114)

     

    Transcriptie door Ivo Metsu, 06.03.2012

     

    Versie 16.12.2013; DOKUMENT  34114.doc

     

    Wijze van transcriptie

     

    [ .. ] : tekst weggelaten in de woordafkorting in het originele document

    ( ) : eigen vertaling naar hedendaagse schrijfwijze

    der : schuine letters voor een onzekere interpretatie van het origineel

     

    Nadien een alfabetische lijst van de aangetroffen persoonsnamen met de folia waarop ze voorkomen en de relatie met Cathelijne Clareboudt. Daarna desgevallend meer informatie over deze personen via de parochieregisters, en een verdere analyse van de staat.

     

     

    Transcriptie door ivo

     

    Voorblad

     

    Pollynkhove

     

    Staedt van Goed ten sterf[huys]e van Cathelijnne f[ili]a Carel Claereboudt huijsvr[auwe] van Jan Messu overl[eden] cuersuster van Vuernambacht binnen de prochie van Pollynckhove ten jae[re] 1666

     

     

    Folio 1 recto

     

    Overghebr[ocht] en[de] gheaffirmeert den ij (2)en junij 1666

     

    Staedt van goed bevon[den] achtergel[aeten] ten sterfh[uys]e van cathelijnne f[ili]a carel clareboudt daer moeder af was laurensken kloets overleden cuerzuster der stede ende cassel[rie] van vuerne binnen de prochie van pollynckhove, op den 5en february 1666 Z[aliger] M[emori]e die voor weduwaere ende blijfver heeft achterghelaeten jan messu f[iliu]s jan ende die desen staedt doet maecken, voorts is ghemaeckt ten versoucke ende p[resen]tie van jaecques de

    blijfver  =  achtergebleven echtgenoot van de overledene

    cuerzuster = inwoner van de kasselrij Veurne (m.a.w. vallend onder de keure)

     

     

    Folio 1 verso (eigen nummering)

     

    danser wettelicke voocht van jan oudt acht jaeren jaecques oudt vier jaeren, marij vyhthien jaeren, cathelijncken thien jaeren ende janneken oudt tzydert desen lesten 5 februarij 1666 tzamen vijf kijnderen vande overledene bijden blijfver voorn[om]t by ons s[ieu]r p[iete]r vertegans ende matheus de schoolmeester gheede deelslieden der stede ende cassel[rie]van vuerne hiertoe ansocht desen 18en meye 1666.

     bij Cailliau: 2 Joannes Messu, landbouwer, 3 Cathelyne Claereboudt gest 5 feb 1966; 4 Joannes Messu; 6 Carel Clareboudt; 7 Laurensken Kloets; ki Joannes 8 j; Jacobus 4 j; Mary 15 j; Cathelynken 10 j; Janneken geb 5 feb 1666.

     

    gheede = beëdigde

    deelslieden = deelsman = (Middelnederlands) rechter of scheidsman in zaken van boedelscheiding (MNW); regelaar van eene erfdeling of boedelscheiding (WNT);

    “De selve hoirs (werden) geinsinueert te compareeren ten voorseyde sterfhuuse binnen de veerthien daeghen omme deellieden te helpen kiezen (Cost. Van Brouckburch XI, 5 a° [1615](WNT); dus mogelijk konden de hoirs zelf kiezen uit enkele daartoe aangestelde personen; in Brugge werden er zes aangesteld per Ambacht (MNW);

     

     

    Folio 2 recto (eigen nummering)

     

    Landen commenden van[de] zijde van[de] overledene dat haere patrimonie was conforme tweese pampier in daten 13en 8bre (oktober) 1643 ond[erteecken]t j mestach als oock die haer ghesuccideert bij der doot van adriaenicks en[de] jaecquem[yncke]n haere twee susters h[ier]naer ghestorven als volght,

    tweese pampier = weesepampier = een speciaal exemplaar van de staat van goed voor de erfgenamen

     

                                                                                                  Ste Rijcquiers

     

    Alvooren iiij (4) lynnen viij (8) r[oede]s landts ter hof[sted]e daer jaecques claereboudt wijlent woonde ende nu jan de vos ghemeene met p[iete]r de onderjaerighen zoone van jan claereboudt

    4 lynnen 8 roeden = 5952,72 m2

     

     

    Folio 2 verso (eigen nummering)

     

    metg[hade]rs met mechlijncken donderjaerighe dochter van michiel bruineel gheprocreert bij maijken clareboudt beede dese overledens broeders ende zusters kijnderen die elck ghel[icke] iiij (4) lijnnen viij (8) r[oed]en competeeren ende ocht voorts ghemeene in xxvij (27) ghemeten Lxj (61) r[oede]n ende breeder gheleghen ende ghelast [con]forme tweese pampier vande successie ende overledens vervallen p[ar] vaders ende moeders doot in daten en[de] gheteeckent alsvooren dus hier in lan[de] alsvooren

                                                                                       iiij (4) lijnen viij (8) r[oede]n

    Mechlijncken =  vrouwelijke vorm van Michael

    competeeren = in bezit hebben

    breeder = ?

    gheleghen ende ghelast = uitdrukking voor de ligging en ?eventuele renten eraan verbonden

    4 lynnen 8 roeden = 5952,72 m2

    27 ghemeten 61 roeden = 11,9069 ha

     

    OPM. verwezen wordt naar vorige paragraaf (begin f 2r): 13-10-1643, J. Mestach

     

    daervan de overledene deelde p[ar] vader en[de] moeder doot ij (2) lynnen Lxxij (72) roe[de]n ende van haere voors[eyde] twee susters j (1) lijnne

     

     

    Folio 3 recto (eigen nummering)

     

    xxxvj (36) roe[de]n ts[aem]en de voors[eyde] iiij (4) lynne viij (8) r[oede]n

                                                                                       m[emori]e

    2 lijnnen 72 roeden  = 2509 m2

    1 lijnne 36 roeden = 1984,24 m2

    4 lijnnen 8 roeden = 5952,72 m2

     

    andere lan[den] comm[ende] van dese overledens moeder weghe breeder blijkende bij tvoors[eyd]e weese pampier ende dat zij voorts daer uuyt ghedeelt heeft van[de] voor[seyde] twee zusters

     

    twee ghemeten xxij (22) roeden landts in[de] prochie van ste rijckiers voorn[omt] metg[hade]rs in pollyn[chove] handtsaeme ende kiyem dat de overledene ghedeelt ghedeelt hadde p[ar] moeder ende zusters doot diversche p[ercele]n dus van voorden gheleghentheijt mette specifica[ti]e van[de] grotte canten ende aboutt[en]

    - 2 ghemeten 22 roeden  = 9074,98 m2

    - about = ontleend aan Oudfrans about. In Vlaanderen: 1. begrenzing, belending, bv. in “met goet verclaers van canten ende abouten, waer tselve goet ghestaen ende ghelegen is. [vandaar bij uitbreiding ook]: met (kanten en) abouten = met al de omstandigheden, bijzonderheden. (WNT, zie bijlage)

    OPM. In de akte waarnaar verwezen wordt staan de percelen land vermeld, als naar gewoonte met eerst de oriëntatie van het perceel volgens de windstreken, en dan per zijde of cant tot waar het kwam (aboutteerend) of van wie het belendende perceel was.

     

     

    Folio 3 verso (eigen nummering)

     

    metg[hade]rs ghemeensaemheijt breder mentie wordt ghemackt byden voors[eyden] weesepampiere in daten ende gheteeckent alsvooren dus hier in lande de voors[eyde]

                                                                                       ij (2) gheme[eten] xxij (22) r[oede]n

    2 ghemeten 22 roeden  = 9074,98 m2

     

    ghemeene met s overledens broeder ende zusters kynderen wien elck ghelijck ad[venan]te competeeren van tsel[ve] voors[eyde] twee ghemeten xxij (22) roe[de]n de overledene deelde p[ar] moeder doot 1 ghem xxxvj (36) r[oede]n ende voorts by den doot van haere voors[eyde] twee zusters in[de] p[ar]tie die ligghen in ste rijckiers pollynckhove ende keyem als tgonne zij hadden in hantsame

    mentie wordt ghemackt = wordt vermeld

    weesepampier = een speciaal exemplaar van de staat van goed voor de erfgenamen

    ad[venan]te = verhoudingsgewijs

    1 ghemet 36 roeden = 4902,24 m2

     

     

    Folio 4 recto (eigen nummering)

     

    in hun leven deur haer vercocht zijn ij (2) lijnnen iiijxx vj (86) roe[de]n sz[ijnde] de voors[eyde] ij (2) ghemeten xxij (22) roe[de]n

    2 lijnnen 86 roeden = 4172,74 m2

     

                                                                                       memorie

     

    noch landen op dese overl[eden] sta[end]en huwelick vervallen van p[iete]r claerebout overleden jonghman in[het] jaer 1664 oock ghemeene in[de] voors[eyde] p[ar]tie ende voorts met haere twee  broeder ende zusters kijnderen

     

    alvooren j (1) lijnne xxxvj  (36) r[oede]n landts over tgherechte derde van iiij (4) lijnnen viij (8) roeden die den voors[eyden] p[iete]r ghedeelt hadde p[ar] vader ende zusters doot gheleghen in[de] voors[eyde] prochie van Ste

    1 lijnne 36 roeden = 1984,24 m2

    4 lijnnen 8 roeden = 5952,72 m2

     

     

    Folio 4 verso (eigen nummering)

     

    rijckiers daer jan de vos jhegenwe (?tegenwoordig) woont ghemeene zoo hiervoor breeder blijckt on[der] de patrimonie van dese overl[edene] en[de] als blijckt p[ar] deelloote dannof zus[ter] in date iij (3)e decembre 1664 on[derteeckent] m. de schoolm[eeste]r dus in lan[de] alsvooren

    j (1) lijnne xxxvj (36) r[oede]n

    - deelloote = deellot of zelfs delot: een stuk of perceel grond (met wat zich daarop bevindt) dat, al dan niet door loting, iemand ten deel is gevallen, of bestemd is om iemand toegewezen te worden. Erfdeel. (verouderd). (WNT)

     

    item ij (2) lijnne vij (7) r[oede]n 1/3 s landts over tghel[icke] derde ende ghemeene als vooren van ij (2) ghem[eten] xxij (22) roe[de]n gheleghen in[de] prochie van pollyn[chove] ste rijcquiers en[de] keyem bredet hiervooren blijcken onder de lan[den] die commen van d erfvenes l[angs] moederszijde en[de] by t deellodt van daten derden decembries 1664 ghet[eecken]t  m de schoolm[eeste]r  dus alsvooren ij (2) lijnne vij (7) roeden

    ij (2) lijnne vij (7) r[oede]n 1/3

    - dannof = waarvan

    - bredet =

    - 2 lijnne 7 roeden 1/3 = 3024,507 m2

    - 2 gemeten 22 roeden = 9074,98 m2

     

     

     

    Folio 5 recto (eiegen nummering)

     

    nombre vande voorschreven lan[den] commende van[de] zijde vande overledene bedraeght

     

    iiij (4) ghem[eten] j (1) lijn 73 r[oede]n

    4 ghemeten 1 lijn 73 roeden = 2,0032 ha

     

    OPM: dit is het totaal van de voorgaande opsomming van landen.

     

    de welcke deelen dese vijf weesen met last van bijleven totte helft an heml[ieder] vader ghedueren[de] zijn leven ende t’volle blad ghedueren[de] hunne minoriten

    minoriten = hun minderjarigheid

     

    landen concquest tusschen dese overledene ende blijfvere t saem huwel[ick]

     

    een ghemet xiiij (14) r[oede]n s landts ofte [der] ontrent ligghende in[de] dischmuelenhoucke der prochie van Pollyn[chove] ter hof[stede] daer jaecques disiere jeghenwe (tegenwoordig?) woont wesen[de] den noortcant van[de] hofplecke daer wyllent

    - een ghemet 14 roeden = 4581,26 m2

    - dischmuelenhoucke = waar toen de Dismolen stond, in deze tekst verder ook Mallemolen genoemd (zie 5v).

    In andere teksten wordt hij ook Mollemolen genoemd, vermoedelijk afgeleid van de familienaam van een molenaar. De naam Mollemolen leefde ook nog verder in deze van een herberg te Pollinkhove tot (ca 1965) en in een landhuis tegenover de oorspronkelijke plaats. 

    De naam dismolen (disch muelen en dissche muelen) komt van de oorspronkelijke bezitter: de Armendis van Pollinkhove. Later kwam hij in particuliere handen. Jan Pitbrouck was eigenaar in 1616. We vinden Jan Pitbrouck terug in onze tekst hier.

    De herinnering aan de “Dismolen” bleef tot rond 1850 verder leven in de benaming van een tiende en de sectienaam “Dismolenhoek”.

    Deze staakmolen met open voet en twee zolders werd voor 1540 gebouwd en verdween tussen 1750 en 1775 (niet meer op Ferrariskaart). Hij lag aan de huidige Romanestraat 13 (noordzijde), vroeger de Loo straete genoemd, te Pollinkhove, waar zich nu een boerderij bevindt tegenover het huis Molle Molen (nr. 14). Het was een korenmolen.

    Zie teksten via Internet bekomen: Molenecho’s / Belgisch Molenbestand / Verdwenen molens / Mollemolen en Westmolen, Lo

     

     

    Folio 5 verso (eigen nummering)

     

    Jan pitbrouck woonde en[de] nu uuytghepleckt teenen partie streckende oost ende west palen[de] metten westhende naerst den noortcandt jeghens den muelenwal met daer den malle muelen plachte te staene toebehoore[nde] p[iete]r de vulder met zijnne kijnderen ende jaeques de vulder by coope scheedende aldaer op een haechsken dat half hiermede gaet ende alsoo zuydewaert tot ende metten waeterpodt ende alsoo voorts ten halfsten stratken ofte

    muelendreve zoo berredet landt hem bestreckt blijfv[ende] nochtans aldaer een uuytwech voor den voor[nomden] muelenwal als van ouden tijden de zuijts[eyde] jeghens tlandt van michiel everaert

    - 1 gemet 14 roeden = 4581,26 m2

    - waeterpodt = waterput

    - berredet landt =

    - bestreckt = bestrecken = toereiken, van strecken: zich uitstrekken, toereikend zijn (WNT) zie bijlage

     

     

    Folio 6 recto (eigen nummering)

     

    ende jan van ghewelde beede cau[sa] uxoris bij de voorn[omde] pleckyn[ghe] de hae[ghe] aldaer half hiermede gaende soo thende naerst de zuijtzijde den voorn[omde] ghewelde de doorne haeghe aldaer met haer vrijdoom hier gheheele medegaende naerst de noortz[eyd]e den disch van pollyn[chove] ende mette noortz[eyde] de kijn[deren] jooris duerendaet en[de] m[ijn]her p[hil]les longe cau[sa] uxoris zynde zuijver ende onbelast dus hier alsvooren

                                                                                                  j (1) ghem[et] xiiij (14) r[oede]n

                den disch = armendis, instelling voor armenzorg

     

    vercreghen in coope van p[iete]r de vuldere als vader ende bailliehou[der] van zynne onderjaerighe wese kijnderen gheprocreert bij jossyncken f[ili]a jan pitbrouck zijnne overl[eden] huysvr[auwe] uuijt crachte van octroij van mijne heere van mag[ist]rat der stede ende casselrie van Vuerne in daten

    bailliehouder = baillie = voogdij (Glossarium van Stallaert); dus voogdijhouder

    octroij = ?toelating, besluit

     

     

    Folio 6 verso (eigen nummering)

     

    xiiij (14)e maerte 1665 als volghende letteren van erfvenisse dannof zijnde ghepasseert voor mynne voors[eyde]e heren in daten xviij (18)e maerte 1665 gheseghelt ende gheteeckent p[iete]r bekaert hier ghesi[e]n en[de] ghelesen

     

    dannof deene helft omme den blijfver en[de] dander helft omme de kynderen

     

    losrenten van baeten alhier competeeren t hs den blijfver ende d’overledene gheconquesteert

     

    S[ieu]r adriaen outtersoone in qualiteit als voogt over cornillie de dochter van wyllent s[ieu]r nicolais baselen metg[ade]rs jacob de

     

     

    Folio 7 recto (eigen nummering)

     

    baenst thuwel[ick] hebben[de] jo[nkvrauw]e marij baselen ghelden eende onbesette losrente van xxiiij (24) p[a]r[isi]s croiseeren vol[ghens] den pennyn[ghe] xvj (16) wyllent opghenomen door f[ili]a jossijne van[den] abeele wegens van[den] voorn[omde] basele vallende jaerl[icks] op s[in]te siemon s[in]te judeus dach breede blycken[de] by d originele obliga[ti]e dannof in daten v (5)e julij 1665 on[derteeckent]  j. de baenst ende adriaen outersoone metg[hade]rs mij p[resent]eert p[iete]r vertegans elck met een handtteecken hier ghesien en[de] ghelesen uuijt in capitael

                                                                                                  iijc iiijxx iiij (384)

    - s[in]te siemon s[in]te judeus dach = 28 oktober; feestdag van Judas Thadeus, apostel en martelaar, gestorven ca. 70, en Simon de IJveraar of de Zeloot. Zie bijlage.

     

    vincent bouden f[ilius] vincent ghelt een losrente van xLviij (48) oock croiseeren[de] volghen[de] den pennyn[ge] xvj (16) beset

    - losrente = een rente die men tegen een bepaalde som (meestal enige malen het bedrag der jaarlijkse rente of ook tegen een ronde som) kan afkopen of aflossen. Zie bijlage losrente;

    - croiseerende = van crois of croos = een Vlaams woord in de betekenis aanwas, vermeerdering, bepaaldelijk interest, rente, een afleiding van croître (Fr.) of crescere (Lat.); aldus bv. “mijn geld krozeert aan vijf per honderd” (MNW) zie bijlage croos

    - den pennynghe 16 = rente van 6 %

     

     

    Folio 7 verso (eigen nummering)

     

    ende ghehypotheckert op xvij (17) ghem[eten] j (1) lijnne x (10) r[oede]n gheleghen in[de] prochie van pollyn[chove] ter hof[stede] daer den voorn[omde] bouden woont in[de] westreckemh[ouck]e  gheleghert ende ghelast conforme de briefven van [con]stitutie dannof zijn[de] ghepasseert voor burchm[eeste]r landth[eer] schepenen ende ceurheers van vuerne gheseghelt met eenen seghel van groenen wasse uuythanghen[den] inde eersten(?) steerte van parcepaijnne en[de] ghet[eecken?]t op den ploij a. de pours dus hier in capitael

                                                                                                  vijc Lxviij (768)

    - ghelegert ende ghelast = gheleghen ende ghelast = uitdrukking voor de ligging en ?eventuele renten eraan verbonden

    - briefven van constitutie = stuk waarbij iets ingesteld of vastgesteld wordt (WNT)

    - parcepaijnne = perchemin = perchemein = pargament, pargameen, pergameen; de oorspronkelijkste vorm van hetgeen gewoonlijk parcament (percament) genoemd wordt; modern lemma: perkament (MNW)

     

    Somme capitael vande losrenten conquest bedr[aeght]

                                                                                                  xjc Lij (1152)

    conquest = verworven

     

    voor den blijfver dhelft ende de weesen dander helft,

     

     

    Folio 8 recto (eigen nummering)

     

    losrenten commen[de] van p[iete]r claerebout voorn[om]t

     

    tgherechte derde part van iijc iiijxx iiij (384) over dhelft van vijc Lxviij (768) capitaele pennyn[ghen] eene rente croiseeren vol[ghens] den pennyn[ghe] xvj (16) van vier po[nde]n grooten by jae[re] die nu ghe[vallen] is maerten slembrouck origineel verlent en[de] beset bij jan kloet f[ilius] mahieus en[de] cathelijnne f[ili]a p[iete]r lienen zijnne huysvr[auwe] in proffytte van jaecques claerebout als voocht van[de] voorn[omd]e weesen ende ander voors[eyde] broeder ende zusters ghehypothequiert op ij (2) ghem[et] j (1) lijnnen xLiiij (44) landt ter hof[sted]e daer woonde in[de] prochie van s[in]te rijcquiers breder w… bij t voors[eyd]e deellodt in daten iiij (4) xbre (december) 1664 ghet[eeckent] m. de schoolmeester soo dus hier int capitael

                                                                                                  jc xxviij (128)

    - 4 pond grooten = 48 ponden parisis

    - ghevallen = vervallen; vervaldag of betaaldag is gepasseerd

    - deelloote = deellot of zelfs delot: een stuk of perceel grond (met wat zich daarop bevindt) dat, al dan niet door loting, iemand ten deel is gevallen, of bestemd is om iemand toegewezen te worden. Erfdeel. (verouderd). (WNT)

     

     

    Folio 8 verso (eigen nummering)

     

    huijse fruijtdr[aeghende] ende opgaen[de] boomen sta[end]e op de voorschreven landen

     

    angaen[de] de huusyn[ghe] ende opgaen[de] boomen daer maerten slembrouck jeghemwe [?tegenwoordig] woont in[de] prochie van ste rijcquiers staende de p[ar]tien ende specien van diene ghementionneert bij tvoors[eyde] weesepampier van desel[ve] blijfvers over[leden] huysvr[auwe] te weten dese overl[eden] dat desen blijfvere in handen heeft ende in alle de wel[cke] dit sterf[huys]s [com]peteert naer portie van lande

                                                                                                  m[emori]e

     

    ... pollynckhove se[lve] [com]peteert alhier ghel[icke] advenant naer portie van[de] lande in huysijnghe

    advenant = verhoudingsgewijs

     

     

    Folio 9 recto (eigen nummering)

     

    ende catheilen ten hof[stede] daer jaecques venderlo woont dus alsv[ooren]

    catheilen = inboedel, roerend goed, have

                                                                                                  memorie

     

    ter hof[sted]e in handsaeme daer laurens fais woont

     

    item g[hecom]peteert ten desen sterfh[uys]e van ghel[icke] naer portie hereditaire in huijsijn[ghe] ende catheilen  ter hof[sted]e in hantsaeme die ghespecifiert staen inden voors[eyde] staedt ende oock by den voors[eyde] weesepampier

                                                                                                  m[emori]e

     

     

    Folio 9 verso (eigen nummering)

     

    ander huijsinghe ende catheylen lan[den] op de landconquest

     

    alvooren t woonhuijs daer jaecques disiere jeghemwe [?tegenwoordig] woont staende op de voors[eyde] iiij (4) lijnnen xiiij (14) r[oede]n ten noortwesthen lanck twee wynckels van met

    dobbel steenen vierstede tusschen de zelve dannof twester is het woonhuijs met camercken ten westhen[de] daervan en[de] uuijtlaet van noorden zijnde tzel[ve] woonhuijs op eene zijde versoldert ende den oostwijnckel een heeft gheene solderen staen[de] rontsomme tusschen posten

    - 4 lijnen 14 roeden = 6040,26 m2

    - wijnckel = woonruimte

    - vierstede = (open) haard

    - rontsomme = rondom

    - placken tusschen posten = de typische leembekleding van de huizen op een vlechtwerk tussen verticale stijlen; ‘vakwerk’

     

    item eene blooten overstaen[de] op den zuijt wests[eyde] van zel[ve] erfve

    - blooten overstaende = allicht een overkapping zonder muren, een open schuur

     

     

    Folio 10 recto (eigen nummering)

     

    item alle de fruijtdraeghen[de] zoo oude als jonghe boomen

    <

    21-01-2014, 20:35 Geschreven door ivometsu  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Tags:Massu,Metsu,Clareboudt,stamboom,
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.6.2.3. Janneken Waerebout

    6.2.3. Janneken Waerebout

     

    versie 19.12.2013; DE TWEEDE GENERATIE (vervolg 2 waerenbout).doc

     

     

    II.1. Jan  MASSU /  METSU [generatie II] (ged. Beveren?, ca. 1606 – begr. Pollinckhove 20 dec 1680), landbouwer

     

    && Pollinkhove 29 apr 1670 (1) met Catharina (1) Janneken (2) Joanna (5)(6) Warenbouts (1) Waerebout (2)(3) Waerenbout (5) Warenboudt (6) (ged. ca 1630 - ? Lo, 18 feb 1694 (3))

    getuigen Paul Warenbout en Antonie Cocquet beiden uit Pollynchove (1)

    - ouders: Pieter ()(2) Warenboudt () Waerebout (2) ca 1613 ()

    - begrafenis: was dit dezelfde?, er was wel een link met Lo, zie doopheffers.

     

    Ze was eerder te Pollinkhove gehuwd op 18 juni 1648 (6) met Augustinus (5)(6) Agustus (2) De Witte (5)(6), met wie ze een kind Janneken (2)(5) had (geb. Pollinkhove, 23, ged. 24 maart 1650)(5). Augustus De Witte stierf  vrij kort daarna, want al op 3-3-1651 is er een wezenrekening (2).

    doopheffers: Petrus De “Fine” uit Loo en Catharina de echtgenote van Jacobus De Grave uit Wulvergem. Geor Van Wervijken pastor in Polynchove.

     

    Deze dochter is gehuwd met Franchois Verleure (5, f14r) (niet gevonden in huw. reg. Pollinkhove). Bij de dood van haar vader Augustinus werd blijkbaar ook een staat van goed opgemaakt, want ze heeft een weesepampier, waarop haar deellot (erfenisdeel) vermeld staat, ondertekend door sieur Hobel op 3 maart 1651 (5). Hierrond is een proces gevoerd tussen Franchois Verleure en Jan Metsu (5).

     

    kinderen: geen (van Jan Metsu) (2)

     

     

    OPM. We hebben haar doopdatum niet gevonden, en verder geen opzoekingen gedaan naar haar familie, maar kwamen toch enkele naamgenoten tegen:

     

    1. Pauwels Warenbout, te Pollinkhove in 1655, met rapier, in een lijst van weerbare mannen van de kasselrij Veurne.

    Wellicht was dit ook de getuige Paul bij haar huwelijk (zie hoger). We vinden hem en zijn vrouw terug in het begrafenisregister van Pollinkhove: Paulus Warebout (begr. 18-12-1679) (f 481), echtgenote Maria van Paulus Waerebout (begr. 26-8-1709) (f 755).

     

    2. Jacobus (a)(b)(c) Waerenbout (b)(c) Warenbout (a)

    & Joanna Du Bois (c)

    kinderen:

    1. Jacobus Waerenbout (ged. Beveren, 28-09-1636) (c)

    doopheffers: Verleere uit Beveren en Maria Paers uit Hondschote (c)

    2. Michiel Waerenbout (ged. Beveren, 16-7-1622) (b)

    doopheffers:  …

     

    Jacobus was ook nog aanwezig bij een huwelijk te Beveren op 28-6-1647 (f 46)

     

    (a) parochiaal huw reg Beveren,

    (scan 1): f 1 Jacobus warenboudt & anna du bois pres[entibus] michaele du bois sorore (= zuster) ..”

    (b) parochiaal doopreg Beveren,

    tekst (scan 25): f 48, nr 385 “16-7-1622 michiel f[iliu]s jacobi waerenbout ex uxore anna

    (c) parochiaal doopregister Beveren,

    tekst (scan 64): nr 796 “28-9-1636 jacobus f[iliu]s jacobi warenbout et joannae du bois susceptores verleere ex beveren et maria paers ex hontscoote” (i)

     

    3. Philippus Waerenboudt: in huwelijksregister van Beveren in 1639 (scan 15) (f 28), en met een zoon in het doopregister (scan 50) nr 693: op 3-9-1634.

     

    Er zijn overigens nog gegevens in Beveren.

     

    Bronnen:

    (1) paroch huwelijksregisters van Pollinkhove,

    klapper: Messu Jan & Warenbouts Catharina, 29-4-1670, f 1855 (i)

    tekst (scan 38 links bovenaan): “Die 28 aprilis 1670 ego infrascriptus tribus premissis denuntiationibus coniunxi matrimonio per verba de presenti joannem metsu et catharinam warenbouts ambo ex pollynchove presentibus testibus paul warenbout et antonie cocquet ambo ex pollynchove.” (i)

    vertaling: “Op de 28ste april 1670 heb ik onderschrevene na drie voorafgaandelijke bannen te hebben afgekondigd, in het huwelijk verenigd met mondelinge instemming van de aanwezigen joannes metsu en catharina warenbout beide uit pollinchove in aanwezigheid van de getuigen paul warenbout en antonie cocquet beiden uit pollynchove” (i)

    (2) Staat van Goed Joannes Metsu [echtgenoot](Pollinkhove, 37.144) gest 20 dec 1680, in Cailliau deel 19 (i); volledige kopie en transcriptie in bijlage (i). zie f 1r (Janneken en Pieter Waerebout) en 14r (Janneken en Agustus De Witte)

    (3) In Lo, 18 feb 1694 is er een Joanna Waerebout begraven. (bron?) Is het dezelfde?

    (4) R. Haghebaert, De Weerbare mannen in de kasselrij Veurne in 1655, uitg.  Oostende, 1977

    (5) parochiaal doopregister Pollinkhove

    tekst (scan 25): “24emartij 1650. Ego infrascriptus baptizavi joannam filiam augustini de witte et joanna waerenbout coniugum natam 23 huius suscep[tores] petrus de “fine” ex loo et catharina uxor jacobi de grave ex vulvergem. Geor van wervijken pastor in polynchove.” (i)

    vertaling: “De 24e maart 1650 heb ik gedoopt Joanna, de dochter van de echtelieden Augustus De Witte en Joanna Waerenbout, geboren de 23e van dezelfde maand, doopheffers (waren) Petrus De “Fine” uit Loo en Catharina de echtgenote van Jacobus De Grave uit Wulvergem. Geor Van Wervijken pastor in Polynchove.” (i)

    (6) parochiaal huwelijksregister Pollinkhove,

    index: f 1829: Augustinus Dewitte & 18 juni 1648 met Joanna Waeremboudt (i)

    tekst (scan 86 rechts bovenaan): “1640 16 junij, premissis trium bannorum proclamationibus per verba de presenti matri[moni]o iunxi augustinum de witte et joannam warenboudt ex pollyn[chove] testibus jacobus de vroe et “d derico” roen ambo ex pollynchove subscribebatur jacobus meinaert pastor.” (i)

    vertaling: op 16 juni 1640, na drie afgekondigde bannen voorafgaandelijk aan missen, heb ik in de echt verenigd met mondelinge instemming van de aanwezigen augustinus de witte en joanna warenbout uit pollinchove met de getuigen jacobus de vroe en d derico roen beide uit pollinchove ondergetekende pastoor jacobus meinaert.” (i)

    Bespreking Catharina / Janneken Warenbouts / Wareboudt of Warenboudt / Waerebout

     

    1. Naam

     

    In het parochiale huwelijksregister staat ze bij haar tweede huwelijk, dus met Jan Massu/Metsu, geregistreerd als Catharina, in tegenstelling tot de registratie bij het eerste huwelijk, en in het doopregister van haar dochter Janneken (allicht naar haar genoemd) en de vermelding in de staat van goed van tweede echtgenoot Jan Massu/Metsu. Het kan natuurlijk zijn dat ze ook Catharina heette, maar misschien had de pastoor nog Catharina Clareboudt in gedachten? We hebben geen doopregister gevonden om het na te gaan. We zijn ook niet 100% zeker van het begrafenisgegeven, al is er wel een link met Lo bij de doopheffers van haar dochter.

    In de familienaam  zijn er wat kleinere spellingsvariaties, die aan de klank niets veranderen: “a” of “ae”, “re” of “ren”, “t” of “dt”. De uitgang –s is mogelijk een gevolg van een verlatijnsing?

     

    Conclusie: We houden het bij Janneken Waerebout

     

    2. Levensloop

     

    Over Joannes Metsu’s tweede echtgenote weten we dus weinig.

    Haar vader heette Pieter. Ze trouwde een eerste maal met Augustinus De Witte, te Pollinkhove op 18 juni 1648. Daarmee had ze een dochter Janneken, geboren te Pollinkhove op 23, en gedoopt op 24 maart 1650. Bij de doopheffers was er iemand uit Lo en iemand uit Wulver(in)gem. Augustus De Witte stierf  vrij kort daarna, want al op 3-3-1651 is er een wezenrekening getekend door sieur Hobel.

     

    Pas op 29 april 1670 hertrouwt ze te Pollinkhove met Jan Massu/Metsu, met wie ze geen nakomelingen heeft. Mogelijk houdt de huwelijksdatum verband met het volwassen worden of mogelijk zelfs het huwelijk van haar dochter Janneken. Deze was dan 20 jaar. We hebben de huwelijksgegevens van die dochter nog niet opgespoord, maar we weten dat ze huwde met F Verleure.

     

    Moeder Janneken komt van een éénouder gezin met één kind alleszins terecht in een groot gezin, met vijf kinderen.

     

    We zien haar later optreden als madelaar na het overlijden van haar echtgenoot, en zien daar dat ze niet bemiddeld was.

     

    Wat er met haar nadien gebeurd is weten we niet. We vonden geen begrafenis in Pollinkhove. Het gegeven uit Lo is verder na te gaan. Mogelijk stierf ze dus in 18 februari 1694 te Lo.

     

    Eventuele hertrouw, geboorte- en sterfdatum, staat van goed, zijn nog op te sporen. Ook eventuele aanwezigheid bij de kinderen Metsu (generatie III).

     

     

    Bespreking Jan Massu/Metsu en Janneken Waerenbout

    Vier jaar later na het overlijden van Cathelijne huwt Jan Massu/Metsu dan een tweede keer, op 29 april 1670, eveneens te Pollinkhove, met Catharina of Janneken Wareboudt, een huwelijk dat kinderloos bleef.  

    Voor deze Janneken was het ook een tweede huwelijk. Ze was voordien, in 1648, gehuwd met Augustinus De Witte, dus omstreeks dezelfde tijd als het eerste huwelijk van Joannes. Met Augustinus had ze een kind Janneken, geboren te Pollinkhove op 23 maart 1650, dat dus 20 jaar was en vermoedelijk al het huis uit als haar moeder met Joannes haar tweede huwelijk aangaat. Dochter Janneken huwde met Franchois Verleure.   

    De tweede oudste dochter van Jan Metsu/Massu en Cathelijnnne Clareboudt, Catharina/Cathelijne, huwt te Westvleteren op 20-jarige leeftijd, in 1673, met Pieter Franciscus De Legher.

    Op 26 november 1678 sterft Marye, de oudste dochter, die gehuwd was met Vincent Bouden, in Pollinkhove. Ze liet zes kleine kinderen na, waarvan er twee overlijden vóór Joannes Massu/Metsu.

     

    Bespreking Janneken Waerenbout na het overlijden van Jan Massu/Metsu

    Jan Massu/Metsu (II) sterft in Pollinkhove, op 20 dec 1680, ongeveer 75 jaar oud, zeker een respectabele leeftijd in die tijdsperiode, op het moment dat en nog voor al de laatste sacramenten worden toegediend. De pastoor was daar blijkbaar van onder de indruk, want hij vermeldde in het register dat hij dan plots overleed. Deze verslaggeving houdt verband met het belang dat de priesters hechtten aan en hun verantwoordelijkheid voor een goede overgang naar het hiernamaals van hun parochianen (hun idee over ‘zielzorg’).

    Janneken Waerebout is nu de blijveghe, de achterblijvende echtgenote, met als belangrijke taak de verdeling van zijn nalatenschap. De staat van goederen wordt opgesteld op 11 februari 1681, en overgebracht naar het wezenregister op 26 februari, dus weer binnen een relatief korte termijn. Er staat hier niet vermeld wie de madelaar of boedelredder is, maar in de daaropvolgende madelrierekening, zoals gebruikelijk zowat een jaar later, en hier gepresenteerd op 21 april 1682, is het Jaecques De Danser. De deelslieden zijn nu de heer Matheus Michiels en Roelandt Van Houcke.

    Janneken is als blijveghe de verzoekster (initiatiefneemster) van de staat, samen met belanghebbenden als Pieter De Legher, de man van Cathelyne Metsu, en Jaecques De Danser, “vraemvoogt” van de vier kinderen van Marye Metsu (de oudste dochter), gehuwd met Vincent Bouden, en voogd van de drie nog minderjarige kinderen van Jan Massu/Metsu.

    Het begrip vraamvoogd houdt in dat de achterblijvende partner niet de goederen mocht beheren die van overledenes grootouders afkomstig zijn. Het gaat hier duidelijk om de ouders van Cathelijnne, waarvan we weten dat ze bemiddeld waren. Betekent dit nu dat de tweede partner van Jan Massu/Metsu deze niet zelf mocht beheren?

    Wat het onroerend goed betreft komt de hofstede die Jan en Cathelijnne in de Dismolenhoek te Pollinkhove kochten eerst aan bod. Het aandeel van vader (de helft dus) gaat nu ook naar de kinderen, maar ze moeten tot de helft daarvan betalen aan de blijveghe voor het samenwonen. Er woont nu een andere huurder/pachter: Danneel Gijsel.

    Dan is er land, eveneens inde Dismolenhoek, dat Jan gekocht heeft nà het overlijden van Cathelijnne en nog vóór zijn tweede huwelijk. Dit gaat in zijn geheel naar Jans direkte erfgenamen, maar één vierde van de waarde moeten ze betalen voor het samenwonen met hun stiefmoeder.

    Tenslotte zijn er de eigendommen die van Cathelijnne komen. Deze worden hier niet verdeeld, want dat is al gebeurd bij de verdeling van moeders nalatenschap.

    Wat echter nog niet verdeeld was in de staat van Cathelijnne, want niet geprijsd, waren de fruitdragende en opgaande bomen en de huizen op deze gronden, deel dus van het roerend goed, behalve dan de inboedel van de hofstede aan de Dismolenhoek. Blijkbaar zijn ze ondertussen wel geprijsd geraakt en verdeeld, want de helft van het bedrag (van het aandeel van de moeder) was al uitgekeerd aan de kinderen volgens deze staat. Nu krijgen de kinderen de andere helft. Het betreft:

    - het huis en de bomen aan de Dismolenhoek te Pollinkhove, nu gebruikt door Danneel Ghijsel;

    - het huis en de bomen op het land te Sint-Rijkers, waar nu Jan Clarebout woont;

    - nog een stuk land met hofstede genaamd “de bertelinghe”;

    - huis en hofstede te Sint Rijkers, waar Pieter Vlaminck woont;

    Doch de kinderen moeten op dit roerend goed een deel afstaan aan hun stiefmoeder.

     

    Vaders aandeel in het kapitaal van de losrenten resp. aan Vincent Bouden en aan de kinderen Baselen wordt nu eveneens ingebracht in de staat.

     

    In baar geld wordt 308 pond gevonden.

     

    De eindbalans van de staat: 2196 inschulden + 308 baar geld – 2781 uitschulden en te verwachten uitgaven = een negatief saldo van 276 pond.

     

    Dat wordt evenwel grotendeels ten laste genomen door de blijveghe, al begrijpen we de redeneringen niet helemaal.

     

    Wat opvalt in de staat is dat Jan Masuu/Metsu veel land in gebruik heeft. Anderzijds blijft van het bloeiend financiele plaatje bij Cathelijne’s staat niet veel over.

     

    In de madelrierekening van april 1682 lezen we dat volgens Jaecques De Danser, optredend als rendant, dus de opdrachthouder, dat vader Jan Massu al vele jaren voor zijn dood geen inkomsten meer heeft ontvangen van de landen in Handzame en Keiem, en dat het uiteindelijk maar om kleine bedragen gaat, gezien veel verminderingen. Mogelijk spelen de oorlogstroebelen hier een rol, want in dit gebied werd veel vernield en slag geleverd rond deze periode (zie tijdskader).

    Janneken Waerebout heeft het blijkbaar niet breed, want ze kan wegens haar sobergestaetheijt het door haar in te brengen bedrag niet betalen, en ook de erfgenamen hebben nog niets betaald.

    Aan de andere kant vallen een aantal schattingen en verkopingen beter uit dan verwacht.

    Al bij al is de negatieve balans van de staat nu verminderd tot 6 pond.

    Wat tussen alles nog het meest in het oog springt is dat er een crimineel proces loopt tegen de zoon Jan van Jan Massu/Metsu en Cathelijne, wegens doodslag (manslach bij hem gedaen). Volgens ons gaat het hierbij om Jan Jacobus, generatie III, geboren op 12 februari 1658, en dus 22 op het moment dat zijn vader overlijdt. Hiervan was nog geen sprake in de staat, maar nu is er al een vordering van 120 pond in de rekening. Blijkbaar loopt het goed af, want Jan huwt al in 1681 met Catharina Mazijn.   

     

    Dat het woelige tijden waren, ook voor Pollinkhove, kunnen we afleiden uit een te betalen bedrag aan de rationsrolle van Pollinkhove in 1680. Was er voedseltekort of moest er een bijdrage aan de oorlogsinspanning worden geleverd?

     

    21-01-2014, 20:20 Geschreven door ivometsu  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Tags:Massu,Metsu,Waerebout,stamboom,Pollinkhove,De Witte
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.6.2.2. Cathelijnne Clareboudt

    6.2.2. Cathelijnne Clareboudt

     

    versie 19.12.2013; DE TWEEDE GENERATIE (CLAREBOUT).doc

     

    Jan  MASSU /  METSU [generatie II] (ged. Beveren?, ca. 1606 – begr. Pollinckhove 20 dec 1680), landbouwer

     

    & Pollynchove 28 jan 1647 (2) met Catarina (2) Catharina (2)(11)(12) Catherina (1) Catherine (8)(14) Catheryne (20)(21) Cathelijne (7)(22) Cathelijnne (4) Cathelyne (8)(9)(10) Clareboudt (P)(2)(4)(5)(8)(9)(10) Clarebout (1)(5) Claerebout (7)(11)(14)(20)(21) Claerbout (2) Klaerbout (12) (ged. Hoogstade, 26 mrt 1623 (1) - Pollinkhove, 5 feb 1666 (4)), uit Hoogstade (2) Ceurzuster van de Stad en Kasselrij van Veurne (4)

     

    - getuigen huwelijk: de heer Joannes Heurlebout uit Pollynchove en Petrus Valcke cassodus subscribebatur Antonius van[den]Berge pastoor (2)

     

    - ouders: Carel (4)(5)(7)(8)(9)(22) Karel (10) Kaerle (6) Caerle (1)Charles (13)(14) Chaerels (16) Carolus (33)(34)(61)(65)(66) Clareboudt (4)(5)(8)(9)(10)(22) Clarebout (1)(5)(6)(8)(65)(66) Claerebout (7) Claerbout (33)(34) Claerboudt (61) (ged. ca 1600 – 30/12/1642/ (57)) uit Sint-Rijkers (61)

    & Laurensken (4)(6) Laurence (14) Laurentia (34) Kloets (4) Cloet (6)(13)(14) (gest. 20-10-1630/(34)

     

    Vader Caerle was peter van Mayken Kekeraert te Hoogstade op 15 aug 1616.

    parochiaal doopregister Hoogstade:

    tekst (scan 16 links boven): “15 oughst (1616) is ghedoopt tkynt mahieu kekeraert een dochter mayken pette caerle clarebout mete laurentia van burcke.” (i)

     

    Vader Carolus uit Sint-Rijkers was peter van Franciscus Brunoghe te Pollinkhove op 1642.

    parochiaal doopregister Pollinkhove:

    tekst (scan 250 rechts onder en links boven): “Anno 1642 die 31e decembris ego infrascriptus baptizavi franciscum natum die 30 filium guilielmi brunoghe ex beveren et anna maerten ex stavel coniugum susceptores carolus claerboudt ex s[in]te richario et francisca bouden ex stavel subscribebatur anto[nius] van[den] berghe”(i)

    vertaling: “Op de 31e van de maand december 1642 heb ik onderschrevene gedoopt franciscus geboren de 30e de zoon van de echtelieden guilielmus brunoghe uit beveren en anna maerten uit stavele, de doopheffers carolus claerboudt uit sint rijkers en francisca bouden uit stavele onderschrevene  antonius van[den] berghe”(i)

     

    - grootouders (vader): Joannes (6)(16)(17) Jan/Jacques (13) Clarebout (6) Claereboudt (13) Claerebout (17) (ged. /1587 (13)(14))

    & Adriaenneken (13) Adriaeneken (17) Annaert (13)(14)(17) (ged. /1587 (13)(14))

     

    - grootouders (moeder): Mahieu Cloet (6) & Cathelyne (6) filia Amceel (6) Minne (6)

     

    - overgrootouders (vader): Guillaume Annaert (14)(17) & Jeanne Lybaert (14)

     

     

     

     

     

     

    - ooms en tantes langs vaderskant:

     

    1. Jean (14) (/1614 – 1665) (14)

    volgens Pillyser (14) is deze Jean een oom.

     

    & 1634 met Petronille Cools (gest Gijverinkhove, 21 dec 1638) (14)

    kinderen:

    1.1. Catherine (14) Catharina (44) Claereboudt (44) & Gijverinkhove, 15 okt 1650 (44) met Melchior Durie (14) Durye (44) (of Durye: met min. 5 ki te Gijverinkhove, zie paroch reg PWVi Catherina Claerbout),

    1.1.1. Marie & J Vandamme (14)

    1.1.2. Pauline (14)

    1.1.3. Jacqueline & Pierre Welleboot (14)

     

    Jan (26-32) Joannes (27)(28)(51)(52) Clarebout (26)(29)31)(32) Claerbout (26)(28) Claerebout (27) Clareboudt (27)(28)(51)(52)

    is dit echter wel dezelfde?

     

    && Joanna (26-32)(51)(52) Jeanne (14) Bruwyles (26) Bruyle (27)(28) Bruile (31)(32)(52) Bruijle (27)(28) Vanden Bruile (29)(30)(51) Vandenbruyle (14) (gest 1687) (14)

     

    kinderen:

                1.2. Jacobus Clarebout / Claerbout (26) (ged. Gijverinkhove, 10 dec 1640 (26))

                1.3. Maria Claerebout / Clareboudt (27) (ged. Gijverinkhove, 17 aug 1642 (27))

    1.4. Jan / Joannes Claerbout / Clareboudt (28) (ged. Gijverinkhove, 3/5 apr 1644) (28)

                1.5. Paulus Clareboudt (ged. Gijverinkhove, 11-3-1646) (51)

                1.6. Joanna Clareboudt (ged. Gijverinkhove, 28-10-1648) (52)

                1.7. Christiana Clarebout (ged. Gijverinkhove, 26 juli 1651) (29)

                1.8. Audomara Clarebout (ged. Gijverinkhove, 18 aug 1653) (30)

                1.9. Anna Clarebout (ged. Gijverinkhove, 6 dec 1654) (31)

                1.10. Cornelia Clarebout (ged. Gijverinkhove, 2 feb 1659) (32)

     

    Volgens Pilllyser (14) zijn de kinderen echter: Jean (1643), Paul, Pierre, Jacques, Jeanne, Cornelie, Jean

     

     

    2. Willemina (53b)(53c)(53d)(53e)(53f)(54) Claerbout (53)(54)

    (Sint-Rijkers, /1607 (14) – Izenberge, 12 (14) 18 (54) juli 1636 (54)(14))

     

    Volgens Pillyser (14) is ook Willemina een tante van Cathelijnne.

     

    & Jacobus (53a)(53b)(53c)(53d)(53e)(53f)(53g)(53h)(53i)(54) Jacques (14) Dehollandere (53a)(53b)(53c)(53d)(53e)(53f)(54)  Dehollander (14) De Hollander (53b) De Holandere (53d) (ged. Izenberge, 1600 - Hoogstade, 18 apr 1658) (14)

     

    kinderen (6), met kleinkinderen (14) 

    2.1. Jacoba (ged. Izenberge, 9-9-1623) (53a)

    doopheffers: Joannes De Haeck en Adriana uxor N Clarebout (53a)

    2.2. Joannes (ged. Izenberge, 26-01-1625) (53b)

    doopheffers: Joannes De Hollander en Joanna de echtgenote van Claude Clareboudt (53b)

    2.3. Jacoba (ged. Izenberge, 25-10-1628) (53c)

    2.4. Christianus (geb. Izenberge, 5, ged 8-03-1632) (53d)

    doopheffers: Glandius (= Claude) Clarebout uit de parochie en Catarina de echtgenote van Christianus De Holandere ook van onze parochie Izenberge.”(i)

    2.5. Henri (ged. Izenberge, 18-4-1634)(53e)

    2.6. Cecilia (ged. Izenberge, 26-6-1636) (53f)

     

    && met Christina Boudens

    kinderen:

    2.7. Petrus (ged. Izenberge, 22-12-1639) (53g)

    2.8. Joannes (ged. Izenberge, 6-12-1642) (53h)

    2.9. Christina (ged. Izenberge, 23-01-1644) (53i)

     

    Deze Jacobus De Hollander vinden we te Pollinkhove terug als dooppeter bij de doop van Petrus Claerbout, zoon van Carolus op 27 juni 1628 (33).

    Het is eigenlijk het enige argument dat we vonden om Willemina  tot de directe familie van Cathelijnne te rekenen.  Volgens de doopakte van Pieter, zoon van Claude (zie verder), de doopmeter Welemyne, dochter van Jaecques Clarebout (48b), dus niet Jan. Tenzij de vader van Caerle Jan Jeacques heet is Willemyne geen zuster van Carolus/Caerle.

    Tussen Willemyne en deze Claude is er overigens nog een verband waar Claude dooppeter is van Christianus, zoon van Willemyne (zie hierboven). Beide hebben vrijwel al hun kinderen in dezelfde parochie, Izenberge.

     

    3. Claudius (48)(49)(50) Claude (48a)(48b) Claerebout (48)(49)(50) Claerbout (50)

    (geb. / 1643)(14)

     

    Ook Claude is volgens Pillyser oom van Cathelijnne.

    We vinden een link van zoon Jan (als het deze is) met Maria, de zus van Cathelijnne.

    We vinden ook een link van dochter Petronille met de veronderstelde broer Jan van Carolus hierboven.

    Maar vooral: er is een Claude doopheffer bij de eerste dochter van Carolus, en zus van Cathelijnne,  Jacquemyntgen

     

    & Joanna (48a)(48b)(50) Janneken (48a)(48b) Jeanne (14) Vandenberghe (14)(50)

    (gest Sint-Rijkers 1652 (14))

     

    kinderen (4)(14):

    3.1. Jean (14) Jan (41) Claerebout van de parochie van St-Richardus (41)

    & Izenberge, 12 nov 1643 met Cornelie (14) Cornelia (41) Coene (14)(41)

    van Izenberghe (41)

    ouders: Guillielmus Coene & Maria NN (41)

    getuigen: Jacobus Claerbout uit Pollinchove en Maria de echtgenote van Guillielmi Coene en Jacoba de echtgenote Philipus Ghys uit Isenberghe. J Vereyphius pbr (pastor)(41))

     

    Wellicht deze Jan en echtgenote Cornelia Coene treden als doopheffers op bij de kinderen van Maria Clarebout en Jacobus De Danser; Maria is dan de zus van Cathelijnne, dus deze Claudius zal inderdaad een verwante, een broer zijn van Caerle, vader van Cathelijnne.

     

    3.2. Pieter (48a) Pierre Claerebout (48) Clarebout (48a) (ged. Izenberge, 11 (of 2?)-4 (48) -1622 (48)

    doopheffers: ?Jaspaer Coecke en Welemyne f[ili]a Jaecques Clarebout (48a)

     

    3.3. Claude (48b) Claudius Claerebout (48) Clarebout (48b) (ged. Izenberge, 12-5-1624 (48b)

    peter Jan Vanden Berghe en (meter) de echtgenote van Jacq[ue]s Clarebout (48b)

     

    3.4. Catharina (49) Catheline (14) Claerebout (49) (ged. Izenberge, 14-12 (49) -1625 (49)(14) - 1670 (14))

     

    3.5. Joanna (48c) Claerebout (48) Claerbout (48c) (ged. Izenberge, 27-8-1628 (48))

    doopheffers: Jo[ann]es Claerbout et Cornelia Vlaminck (48c)

     

    3.6. Anne (ged. 1629) (14)

               

    3.7. Petronilla Claerebout/Clarebout (50) (geb. Izenberge, 21, ged. 22-8-1635 (50)

    doopheffers: Jacobus Claerbout ex Isenberghe et Petronilla uxor Joannis Claerbout ex Ghyverinchove (50)

    Joannes is allicht hogervermelde Joannes gehuwd met Petronille Cools, vermoedelijke broer van Carolus.

     

    -

    In dezelfde periode is er nog:

    Jacobus Claerebout & Hoogstade, 10 juni 1618 met Maria Juerdike (f 53)

    = Jacobus Claerebout, zoon van Jacobus

    kinderen:

    1. Jacobus (ged Izenberge, 30-09-1619)

    doopheffers: Jacobus Clarebout, Anne et Maria echtgenote van Petrus Jeurdeke

    tekst: “ultima 7b 1619 jacobus fs Jacobi clareboudt testibus jacobus clarebout, anne et maria uxor p[et]ri jeurdeke” (i)

    2. Jacobus (ged. Izenberge, 24-01-1621)

    doopheffers: Pieter Jeurdeghe en echtgenote Jacobus Clareboudt

    tekst (scan 25): “24 janiarij1621 jacobo fs jacobi claerboudt sus[ceptores] p[iete]r jeurdeghe et uxor jacobi clareboudt” (i)

    mogelijk is deze dezelfde als de Jacobus hiervoor vermeld bij Petronilla, dochter van Claude, gezien de link juerdike

     

    mogelijk dezelfde?

    Jacobus Claerebout & Maria

                3? Maria (ged. 15-9-1628)

    doopheffers: Joannes De Smit en Laurentia Claerbout

    tekst (scan 42 rechts onder): “xve (15) septembris 1628 maria claerbout filia jacobi et maria susceptores jo[ann]es de smit et laurentia claerbout.” (i)

                4? Petronille (ged. 18-6-1630)

    doopheffers: Jacobus De Vos en Jacoba Clarebout

    tekst (scan 48 links bovenaan): “die 18 junij 1630 baptizata est petronela clarebout filia jacobi clarebout et mariae uxoris p[rese]ntis susceptores jacobus de vos et jacoba clarebout.”

     

    - Verder is er ook nog te Pollinkhove (in feite generatiegenoten van Cathelijnne):

     

    Jan / Joannes (1) Claerbout / Clarebout / Clareboudt  (ged /1592) & NN (ged /1592)

    kinderen:

    1. Jacobus Claerbout (f 35) (ged. Pollinkhove, 1615) index

    doopheffers: nicolaus leconte et maria ‘lansaels’

    tekst (scan 36 rechts bovenaan): “1615 dominica palmlicus baptizatus est proles joannis claerbout no[m]i[n]e jacobus quam susceperunt nicolaus leconte et maria ‘lansaels’” (na 31 maart en voor 8 juni, allicht palmzondag!)

    2. Petrus Claerbout (f 24) (ged. Pollinkhove, 28-9-1612) (index)

    doopheffers: Claudius Clareboudt et Marie De Cant

    tekst (scan 25 rechts boven): f 24 “ 7bris 23 proles jo[ann]is clarebout no[min]e petrus susceptores claudius clareboudt et marie de cant”  (i)

    3. Joannes Claerbout (f 29) (ged. Pollinkhove, 11-11-1613) (index)

    doopheffers: Jos De Waghewercke en Joanna Claerbout echtgenote van Claudis

    tekst (scan 30 rechts boven): f 29 “ proles jo[ann]is claerbout no[min]e joannis susceptores jos de waghewercke et joanna claerbout uxor claudis”  (i)

    4. Jacobus Claerbout (f 39) (ged. Pollinkhove, 6-5-1616) (index)

    doopheffers: Jacobus Claerbout en Petronella Moyaert” 

    tekst (scan 41 links bovenaan): f 39 “ ipso sanctissime …(23-5-1616) proles jo[ann]is claerbout no[min]e jacoba susceptores jacobo claerbout et petronella moyaert”  (i)

    5. Antonius Claerbout (f 46) (ged. Pollinkhove, 7-8-1618) (index)

    doopheffers: ‘suc..is’ en Joanna echtgenote van Joannis Cant

    tekst (scan 48 rechts onder): “ augustus 7e proles joannis claerbout no[min]e anthonis susceptientibis ‘suc..is’ et joanna uxoris joannis cant.”  (i)

    6. Abraham Claerbout (f 53) (ged. Pollinkhove, 27-01-1620) (index)

    doopheffers: Jacobus Vande Steene en Catharina ‘Acraest’ echtgenote van Anthonius De Zegher

    tekst (scan 55 links onderaan) “eodem die prolis joannis clarebout nomine abrahamynem susceptores jacobus vande steene et catharina ‘acraest’ uxor anthonij de zegher” (i)

    7. Philippus (f 59) (ged. Pollinkhove, 14-06-1621) (index)

    doopheffers: Philippus Dache en Elisabeth echtgenote van Martinus De Smit

    tekst (scan 61 links onderaan): “ xiiij mansis juny baptizavi gratiam … proles joannis claerbout no[m]i[n]e philippus quam susceperunt philippus dache et elisabeth uxor martini de smit” (i)

    8. Cornelius Claerbout (f 68) (ged. Pollinkhove, 2-2-1623) (index)

    doopheffers: Jo[ann]es Ceent en Adriana echtgenote van Jacobus Claerbout

    tekst (scan 69 rechts midden): f 68 “ ii februarij proles joannis claerbout no[min]e cornelius quam susceperunt jo[ann]es ceent et adriana uxor jacobi claerbout”  (i)

    9. Carolus Claerbout (f 78) (ged. Pollinkhove, 9-3-1625) (index)

    doopheffers: Cornelius Hobbele en Maria weduwe van Joannes Lien

    Dit zou kunnen zijn Cornelius Hobbele, vermoedelijk identiek aan Carolus Hobel, gehuwd met Maria Willaert (06-06-1617 – 12-12-1678), dochter van Joos (zie bij Willaert, generatie I)

    tekst (scan 79 rechts): f 18 “ nona martis 1625 baptizatus fuit carolus, f[iliu]s joanis claerbout, quem susceperunt cornelius hobbele et maria vidua joannis lien” (i)

    10. Guilielmus Claerbout (f 86) (ged. Pollinkhove, 6-4-1627) (index)

    doopheffers: martinus lab..re en joanna bleys

    tekst (scan 87 rechts midden): sexto die mensis aprilis anni millesimi sescentesimi vigesimi septimi baptizatus fuit filius joannis claerbout nomine guilielmus quam susceperunt martinus lab..re et joanna bleys”  (i)

    11. Maria Claerbout (f 95) (ged. Pollinkhove, 5-3-1629) (index)

    doopheffers: joannes ‘pavero’ et maria leconte

    tekst (scan 97 rechts onder): quinto die mensis martii anni millesimi sescentesimi vigesimi noni baptizatus fuit prolis joannis claerbout nomine maria quam susceperunt joannes ‘pavero’ et maria leconte”  (i)

     

     

    Nog in Pollinkhove:

     

    Jan Claerbout (f 105) (ged. 5-2-1631) (index) zoon van Nicolaus

    doopheffers: claudius claerbout ex izenberghe et cornelia slembrouck ex sinte richaris

    tekst (scan 106 rechts boven): anno millesimo sescentesimo trigesimo primo quinto die mensis februarii, ego infrascriptus baptizavi joannem filium nicolai claerbout et maria van[de] b/veyse conjugum natum die quarto, susceptores fuerunt claudius claerbout ex izenberghe et cornelia slembrouck ex sinte richaris”  gerardus de jonckheere pastor (i)

    Zoals we zien is er bij deze Joannes weer een link met Claudius uit Izenberge (bij nr. 9 Jan), en daar is ook iemand bij van Sint-Rijkers.

     

    Die iemand uit Sint-Rijkers, namelijk Cornelia Slembrouck is allicht verwant met Maerten Slembrouck, bewoner te Sint-Rijkers van een door Cathelijnne geërfd stuk land van haar moeder. (zie staat van goed (4))

     

     

    Bespreking ouders

    We hebben wel namen, maar daarmee nog geen gegevens over de plaats waar Cathelijne’s familie (ouders, grootouders) vandaan kwamen. Uit haar staat van goed (4) blijkt dat ze via haar ouders gronden erfde vooral uit Sint-Rijkers, maar ook uit Pollinkhove, Keyem en Handzame.

     

    Keiem ligt zo’n 8 km benoorden Diksmuide, nog in de buurt van de IJzerrivier. Handzame ligt eveneens in de buurt van Diksmuide, zo’n 8 km ten oosten ervan, terwijl Sint-Rijkers zeker 10 km ten zuidwesten van Diksmuide ligt, nog op een goeie 4 km ten noordwesten van Pollinkhove. Mogelijk heeft deze tak van de Claerebouts dus wel een kleine migratie achter de rug.

     

    De doopdata van ouders, ooms en tantes vallen ca 1600, dat is net voor de parochieregisters. Huwelijken en begrafenissen zijn mogelijk wel terug te vinden, zie een kort overzicht van de gegevens over de belangrijkste parochies na de Staat van Goed van Cathelijne wat verder hierna. Het weesepampier waarin de erfenis van haar ouders beschreven staat dateert volgens de Staat uit 1634. We weten echter niet of dit de erfenis van vader of van moeder is. Van beide hebben we overigens geen begrafenisgegevens.

     

    Zoals reeds vermeld vinden we dat Carolus, vader van Cathelijnne, uit Sint-Rijkers afkomstig was. In 1616 vonden we hem als peter in Hoogstade. Daarna zijn er de doopgegevens van zijn kinderen te Hoogstade, waar Jacquemyntgen in 1620 en Cathelijnne in 1623 geboren worden. Dus hij woonde met zijn echtgenote een aantal jaren in Hoogstade. Daarna was er wellicht de geboorte van Mayken, waarvan de geboorteplaats en –datum ontbreekt, maar we vermoeden 1624-1625. Tenslotte moeten de ouders in Pollinkhove zijn komen wonen, waar dan Jan in 1626, Pieter in 1628 en Petronella in 1630 geboren zijn. Van Adriana tenslotte vonden we behalve de datum van de begrafenis geen andere gegevens. De laatste schriftelijke vermelding van vader Caerle is op 31 december 1642, nog steeds te Pollinkhove, als peter bij de doop van Franciscus Brunooghe, zoon van Guillielmus uit Beveren.

     

    In de belangrijkste plaats, Sint-Rijkers, zie verder, beginnen de parochieregisters helaas te laat om hier relevante gegevens te kunnen aandragen (dopen en huwelijken vanaf 1664, begrafenis vanaf 1697, vroegste gegeven: doop Clarebout 1666). Misschien is er meer te vinden in de staten van goed (mogelijkheid tot verder onderzoek).

    Dat Carolus van Ste Ricquiers afkomstig was (61), klopt met de gegevens van Pillyser over zijn broers en zusters. Bij de door Pillyser gegeven ooms en tantes is er een Willemina

    (Guillemine) uit Sint-Rijkers afkomstig en de vrouw van een Claudius (Claude) is er gestorven. Het klopt ook met de ligging van het merendeel der gronden die Cathelijne van haar ouders erft.

    Verder zijn er bij neven en nichten vooral linken met Gijverinkhove en Izenberge, in de direkte westelijke buurt van Sint-Rijkers.

     

    Tenslotte vonden we nog een Joanna Claerbout uit Sint-Rijkers, allicht ook een verwante, als doopheffer op 25 juli 1637, bij Joanna Vanden Berghe, dochter van Joannes en Francisca Vos. Ook de dooppeter is van Sint-Rijkers. (58) Zie hierboven bij Claudius, gehuwd met een Vanden Berghe. Die heeft wel een dochter Joanna, maar die is te jong, want geboren in 1628.

    Zie ook bij Jacobus, waar de naam Vos eveneens opduikt.

     

    Wat Hoogstade betreft zijn er doopgegevens vanaf 1602, huwelijken vanaf 1610 en begrafenissen vanaf 1675. We vermeldden alle beschikbare gegevens.

     

    In Handzame vinden we dopen van kinderen van Anna Claerbout/Claerboudt & Petrus Lenbrouck/Jan Vanhuyllenbroucq/ck/Vanhelebrouck/vanhallebrouck van 1635 tot 1651.

    Van Keiem zijn maar doopgegevens bewaard vanaf 1703.

     

    Dqan is er tenslotte nog Pollinkhove. Dopen vanaf 3-1-1606.

    Gegevens over huwelijken werden nog niet voor alle naamvarianten bekeken. Totnogtoe geen Carolus gevonden.

    Begrafenissen: idem. Probleem: geen inventaris uit Pollinkhove.

     

    We hebben ook de Brunooghes nog opgezocht en vinden daarin nog enkele interessante aanwijzingen.

     

    Guilielmus (57)(61)/ Guillielmus (59)(60) Brunoghe (57)(59)(60)(61)/ Bruinooghe (57)(59) uit Beveren (61)

    & Anna (60)(61) / Joanna (57)(59) Marens (57)(59) / Maerens (59) / Maerten (61)

    kinderen:

    1. Joanna Brunoghe (Bruinooghe) (geb Pollinkhove, 31 mei, ged 3 juni 1635)(57)

    doopheffers: Jacobus Brunoghe uit Beveren en Joanna van comme uit Stavele (57)

    2. Jan / Joannes Brunoghe (Bruinooghe) (geb Pollinkhove 5, ged 6 juli 1637)(59)

    doopheffers: Joannes Maeren uit Stavele en Joanna Brunoghe uit Beveren (59)

    3. Guilielmus (Guilinus) Brunoghe (geb Pollinkhove, ged 24 februari 1639)(60)

    doopheffers: Joannes Brunoghe …ckerckamus en Christina Vermeersch uit Stavele (60)

    4. Franciscus Brunoghe (geb. Pollinkhove, 30, ged. 31 dec 1642)

    doopheffers: Carolus Claerboudt uit Sint-Rijkers en Francisca Bouden uit Stavele (61)

     

    Vader Guillielmus Brunooghe is van Beveren, en zijn echtgenote (Jo)anna Maerens meer dan waarschijnlijk van Stavele. De kinderen worden evenwel in Pollinkhove geboren. Dus dezelfde dorpen als gelinkt aan Jan Metsu. Er zijn hier nog linken met Stavele: Christina Vermeersch en Francisca Bouden.

     

    De naam Cloet (moeder van Cathelijne) vinden we terug in Lo in 1655, in de lijst weerbare mannen van de kasselrij Veurne: 3 mannen (18). We hebben geen verdere opzoekingen gedaan via de parochieregisters.

     

     

    Bespreking broers en zusters

     

    Cathelijne zou volgens Pillyser de oudste zijn van vier kinderen, de anderen zijn Joannes, Mayken en Jacob. (bron: (13?)(14)).

    Uit de Staat van Goed van Cathelijne blijkt echter dat het land dat ze erfde van haar ouders verdeeld werd als volgt. Maijken en Jan waren al overleden en hun deel ging naar hun kinderen, resp. Mechlyncken en Pieter. Daarnaast had Cathelijne nog twee zusters, die eveneens overleden waren voor de staat van goed: Adriaencken en Jaecquemyncken. Hun deel werd verdeeld over Cathelijne, Mechlyncken en Pieter. Maar er is nog sprake van een andere Pieter, wiens akte verleden werd in 1664, en waarvan de grond ook over dezelfde drie verdeeld werd, wat klopt met de totaalsom van de landen afkomstig van Cathelijnes ouders. Dat is wellicht ook een broer, hoewel het niet zo wordt vermeld in de Staat.

     

    Via de parochieregisters is het puzzelen over wie bij wie hoort, bemoeilijkt door de schrijfvarianten van de naam, en vooral door gebrek aan begrafenisgegevens uit Pollinkhove. We beperkten ons tot Clareboudt / Clarebout, Claereboudt / Claerebout, Claarboudt / Claarbout, en dezelfden met K.

     

    Gegevens over de mogelijke broers en zussen:

     

    1. Jacquemyncken (4)/  Jacquemyntgen (66), in het doopregister met vader Carolus (ged. Hoogstade, 20 dec 1620); doopheffers Glande = Claude Clarebout en Jaquemyntgen “Mumens”.” (i)

     

    2. Cathelijnne

     

    3. Mayken () Maijken (4) Marie (14) Maria (39) Joossyncken Clareboudt (4) Claerebout (14)(15)(16) Claerbout (39) (gest /5 feb 1666)

    & Izenberge, 16 jan 1644 met Michel (14) Michiel (4)(39) Bruineel (4) Bruneel (14)(39)

    kinderen:

    1. Mechlijncken Bruneel (minderjarig op 5 feb 1666) (4)

    (niet gevonden in doopregister Izenberge)

    Mogelijk is dezelfde Michael Bruneel voordien te Oostvleteren gehuwd op 10-2-1641 met Maria Snick (f 5)

     

    Allicht dezelfde als Maria Claerebout

    & Jacobus Danser

    kinderen:

    1. Maria Danser (ged. Pollinkhove 22-3-1650 f 196)(62)

    2. Petronella Danser (ged. Pollinkhove 6-4-1653 f 207)(63).

    Bij Maria is een Joannes Clareboudt dooppeter, bij Petronilla diens echtgenote Cornelia Cleenens? = Coene? of wie anders? Dat stemt niet overeen met broer Joannes of oom Joannes, enkel met de zoon Jan van Claudius, gehuwd met Cornelia Coene (zie hoger). Dat zou er op wijzen dat Claudius wel degelijk tot de familie behoort.

    Deze Jacobus Danser werd de wettelijke voogd van de kinderen van Jan Metsu en Cathelijnne Clarebout na haar overlijden.

     

    4. Joannes (4)(6)(15)(16)(17) Jan (13) Clarebout (6) Clareboudt (8) Claerebout (14)(15)(16)(17) Claerbout (ged. ?Pollinkhove, 20 aug 1626 (35) - Leisele, 1659 (6)(13)(14))

     

    & Hoogstade, 22 oktober 1650 (64) met Jacquemynken (6)(15) Jaecquemynken (16) Jacoba (13)(64) Jacqueline (14) Dedier (6)(14)(64) De Dier (13)(16) Didier (15) (gest. Houtem, 1676 (3)(14))

    21-01-2014, 20:11 Geschreven door ivometsu  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Tags:Massu,Metsu,Clareboudt,stamboom,Pollinkhove,Hoogstade
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.6.2.1. Jan Massu/Metsu (II)

    6.2.1. Jan Massu/Metsu

    versie 03.01.2014; DE ‘TWEEDE’ GENERATIE.doc

     

     

    Joannes (2)(3)(7)(8)(10)(14)(15)(16)(17)(18)(19) / Jan (4)(5)(6)(8)(9)(11)(12)(13)(20)  MASSU (2)(12)(13) MESU (3)(9) MESSU (6)(17) METSU (4)(5)(7)(8)(10)(11)(14)(15)(16)(18)(19) METSUE (8) [generatie X]

    (° Beveren? (2), ca.1606 (1)(3) – begr. Pollinkhove (3)(6), 20 dec 1680 (3)(6)), keurbroeder van Veurne (6), landbouwer

     

    Vermoedelijk is dit de Jan METSU, met rapier, vermeld te Pollinkhove voor 1655.

    (in : R. Haghebaert, De Weerbare mannen in de kasselrij Veurne in 1655, uitg. Oostende, 1977, p. 180.)

     

    Bronnen:

    (1) doop: geen gegevens tot nog toe!. We hebben eerst gezocht in Stavele, waar de doopregisters beginnen in 1599. Ook in Pollinkhove niets gevonden, daar beginnen ze pas in 1606. Maar : er is een intrigerende vermelding bij het huwelijk van Joannes (II) Metsu & Cathelijne Clarebout, dat Joannes (II) afkomstig is uit Beveren: “ … in de echt verbonden Joannes Metsu  uit Beveren en Catarina Clareboudt, Hoogstade …” (par. huw.reg Pollinkhove, f 1823 (2))

    In de doopregisters van Beveren vonden we hem echter niet. Om helemaal zeker te zijn bekeken we alle doopakten van 1608 tot 17 feb 1630, dus vanaf de start van het register in Beveren, tot een 17 jaar voor zijn eigen huwelijk. We zitten dus met een eerste hiaat van twee jaar nà het huwelijk van zijn ouders te Stavele tot de start van het register, en daarnaast blijkt er in de registers (scan 3) nog een hiaat van 29-6-1609 tot 20-1-1613, dus ook nog een mogelijk cruciale periode, gesteld dat de ouders na hun huwelijk naar Beveren verhuisden en daar hun eerste kind(eren) kregen.

    Afkomstig uit betekent overigens niet altijd geboren te. Hij kan er ook gewoond hebben voor zijn huwelijk. Daarom bekeken we in de doop- en huwelijksakten nog alle vermelde getuigen, die hier in Beveren zeer nauwgezet werden vermeld, in de hoop dat de ouders mogelijk elders nog als getuigen optraden, doch het resultaat was negatief: nergens Maria Willaert noch Joannes Massu/Metsu. Als ze al in Beveren (nog) leefden, stonden ze dus niet in een nauw contact met familieleden of bekenden daar.

    Tenslotte kwam recent de ontknoping bij het opzoeken van het begrafenisregister: hier staat vermeld dat hij ongeveer 75 was toen hij overleed, zie (3)! Met 75 jaar zouden we uitkomen op een geboortejaar 1605 (20 december 1680 – 75 jaar), wat dus valt vóór de huwelijksdatum van zijn ouders (eind augustus 1606)! Er staat wel ongeveer, dus het is wellicht toch een goede inschatting. Hoogstwaarschijnlijk mogen we wel uitgaan van een geboortedatum dicht na dat huwelijk, dus nog in 1606 of 1607. Dat valt net vóór de start van de doopregisters in Beveren, dus dat zou goed kunnen.

    (2) parochiale huwelijksregister van Pollinkhove van 1647

    klapper: Jan Massu & 28 jan 1647 Catharina Claerbout, f 1823 (PWVi)(i)

    tekst (sc 83 links bovenaan): “Anno 1647, die 21 januarij premissis tribus bannorum denuntiationibus per verba de presenti, ego infrascriptus lector ecclesie parochialis de pollijnchove presentis coniunxi matrimonio joannem massu ex beveren et catarinam clareboudt, hoogestade presentis testibus domino joanne heurlebout ex pollynchove et petro valcke cassodus subscribebatur anto[nius] van[den] berge pastor.” (i)

    ”Op de 21e januari 1647 na drie bannen afgekondigd in voorafgaande missen, heb ik onderschrevene lektor van de parochiale kerk van Pollinkhove met mondelinge instemming in de echt verbonden Joannes Massu uit Beveren en Catarina Clareboudt, Hoogstade in aanwezigheid van de getuigen de heer Joannes Heurlebout uit Pollynchove en Petrus Valcke cassodus subscribebatur Antonius van[den]Berge pastoor.” (i)”

    (3) parochiale begrafenisregisters van Pollinkhove f. 485 (i).

    tekst (scan 19):“Die vigesima mensis decembris anno millesimo sescentesimo octogesimo obijt joannes mesu, vir conjugatus annorum circiter septuaginta quinque sola extrema nuctione susciepta propter subitaneum morbum; sepultus est in cemeterio.”(i)

    vertaling: “Op 20 december 1680 stierf joannes mesu, man gehuwd van ongeveer 75 jaar, na alleen de laatste hostie? te hebben ontvangen, wegens plotseling overlijden). Hij is begraven op het kerkhof.” (i)  

    (4) Staat van Goed Joannes METSU [betrokkene zelf dus] (Pollinkhove, 37.144) gest 20 dec 1680, in Cailliau, deel 19 (i), zie kopie en transcriptie hierna.

    In de tekst is het “Jan Metsu zoon van Jan en … dochter van …. Willaert” (folio 1r), die gestorven is op 20 december 1680.

    (5) Madelrye Rekeninghe cf Jan Metsu [hemzelf] (Pollinkhove, 16.747) gest. 20 dec 1680, rekening anno 1682 (P). Zie kopie en transcriptie hierna.

    In de tekst is het “Jan Metsu zoon van Jan Metsu en … Willaert” (folio 1r).

    (6) Staat van Goed van Catharina Cathelijne Clareboudt [de eerste echtgenote] (Pollinkhove, nr. 34.114) gest. 5 feb 1666, in Cailliau, deel 16 (i) Zie kopie en transcriptie hierna.

    In de tekst is het “Jan Messu” (voorblad), “Jan Messu filius Jan” (folio 1r) “Jan” (14 v);

    (7) Staat van Goed Vincent Bousin [schoonzoon]) (Pollinkhove, 19.055) gest 8 jan 1699, in Cailliau, deel 10 (i): in zijn versie Johannes Metsu, vader van Marie Metsu.

    (8) Staat van Goed Cathelyne Masyn [schoondochter] (Pollinkhove, 25.276) gest 20 apr 1683, in Cailliau, deel 13 (i): Jan Metsue filius Jan… Jan Metsu is blijver en madelaere; Cailliau: Joannes Metsue filius Joannes. De schrijfwijze in het origineel is zeker Jan, en er staat de tweede keer zeker Metsu, de eerste keer mogelijk Metsue.

    (9) Staat van Goed Jacques MESU [zoon] (Houtem, 4843) gest 29 sep 1699, in Cailliau, deel 4 (i), volledige kopie en transcriptie in bijlage (i)

    in de tekst is het “Jaecq[ue]s Mesu filius Jan de soone Jan gewonnen bij …. ende den overleden bij catheline fi[li]a carel clareboudt” (f 1r)

    (10) Staat van Goed Jan Metsu [zoon] (Pollinkhove, 37.075) gest 20 juli 1690, in Cailliau, deel 19, volledige kopie en transcriptie in bijlage (i).

    In de tekst is het Jan Metsu (voorblad), Jan Metsu filius Jan (f 1r)

    (11) Rekening of Staat van Goed? Janneken METSU [dochter] (Pollinkhove, 23.014), gest 12 nov 1692 in Notaboekje Pierre: “ Janneken Metsu filia Jan”

    (12) parochiaal doopreg. Pollinkhove

    klapper: Jan Massu, zoon van Jan Massu & Catharina Klaerbout, ged. 30 okt 1647, f 191  (i)

    tekst (scan 299 links onder): “infras[criptus] rector ecclesiae de pollynchove 30 oct[o]b[ris] baptizavit joannem filium joannis massu et catharine claerbout conjugum susceptoribus joanne claerboudt et anna de wyndt utrisque ex pollynckhove subscribebatur jacobus meinaert” (i)

    (13) parochiaal doopreg. Pollinkhove :

    klapper: Maria Massu, dochter van Jan Massu & Catharina Klaerbout, ged. 15 nov 1649 f 199 (i)

    tekst (scan 309 rechts midden): f 308! “xva 9bris 1649 baptizavi inf[rascriptus] Mariam, filiam joannis metsu et catharinae claerbouts conjugum susceptores erant joannes claerbout ex pollynckhove et mariae tue ex proven subscribebatur jacobus meinaert pastor (i)

    (14) parochiaal doopregister Pollinkhove:

    klapper: Metsu Petrus,  met vader Jan en moeder Catharina Claerebout, ged. 28 sept 1651, f 200 (i).

    tekst (scan 326 links onder en rechts boven): f 325! “xxviijo 9bris (28 november) ego infrascriptus baptizavi petrum filium joannis metsu et catharinae claerbout conjugum natum 27 huius susceptores petrus claerbout de isenberghe habitans judoco van houcke, et francisca uxor francisci ‘bougen’ de pollynckhove, subscribebatur georg van wervyke pastor in pollyn[chove].” (i)

    (15) parochiaal doopreg. Pollinkhove:

    klapper: Catharina Metsu, vader Jan en moeder Catharina Claerebout, ged. 2 nov 1653, f 209 (i).

    tekst (scan 345 links onder en rechts boven): f 344! “ijo 9bris (2 november) 1653 ego infrascriptus baptizavi catharinam filiam joannis metsu et catharinae claerbout natam 31a vesperi susceptores petrus clarebout et maria uxor annaert ‘lammen’ ex ste richario, subscribebatur georg van wervyke pastor in pollyn[chove].” (i)

    vertaling: “De 2de november 1653 heb ik onderschrevene catharina gedoopt, de dochter van de echtelieden joannes metsu en catharina claerbout, geboren de 31ste ‘vesperi’, doopheffers (waren) petrus clarebout en maria de echtgenote van annaert ‘lammen’ uit sint rijkers, onderschrevene georg van wervyke pastoor in pollyn[chove].” (i)

    (16) parochiaal doopregister Pollinkhove:

    klapper: Metsu Jacobus, vader Jan, moeder Catharina Claerebout, ged. 1 dec 1655, f 217 (i).

    tekst (scan 367 links onder): f 366 “ia xbris (1 dec)1655 ego infrascriptus baptizavi jacobum filium joannis metsu et catharinae claerbout conjugum natum 28 huius ‘mane corta septerio’ susceptores jacobus claerbout ex ste richario et do[mice]lla joanna u[xor]e fran[cis]ci van[de] kellenaere ex pollynchove, subscribebatur georg van wervyke pastor in pollyn[chove].”(i)

    vertaling: “De eerste december 1655 heb ik onderschrevene jacobus gedoopt, de zoon van de echtelieden joannes metsu en catharina claerbout, geboren de 28ste van dezelfde (maand) ‘mane corta septerio’, doopheffers waren jacobus claerbout uit sint rijkers en mevrouw joanna, de echtgenote van franciscus de kellenaere uit pollynchove, onderschrevene georg van wervyke, pastoor in pollynchove.” (i)

    (17) parochiaal doopregister Pollinkhove:

    klapper: Messu Jan Jacobus, vader Jan en moeder Catharina; ged 14 feb 1658, f 230 (i).

    tekst (scan 394 rechts onder en 395 links boven): f 394 “i4a februarij 1658 ego infrascriptus baptizavi joannem jacobum natum i2a joannis messu et catharinae conjugum susceptores fuerunt lambertus desiderloo et jacoba de wint ambo ex pollynchove, subscribebatur f verhaege cacellanus”(i)(ik lees sacellanus, mogelijk wel: cacellanus of zelfs capellanus??)

    (opm. op scan 10 rechts boven ook een lamberto ..iderlo)

    vertaling: “De 14de februari 1658 heb ik onderschrevene joannes jacobus gedoopt, geboren de 12de, van de echtelieden joannes messu en catharina, doopheffers waren lambertus ‘desiderloo’ en jacoba de wint, beide uit pollynchove, onderschrevene v verhaeghe kapelaan” (i)

    (18) parochiaal doopregister Pollinkhove:

    klapper: Metsu Jacobus, vader Jan en moeder Catharina Claerebout, ged. 26 feb 1662, f 245 (i)

    tekst (scan 427 links midden): “26a februarij 1662 ego infrascriptus baptizavi jacobum filium joannis metsu et catharinae claerbout conjugum natum 24 dixit mensis susceptores fuerunt jacobus minne et maria claerebout uxor jacobi dansser ambo ex pollynckhove  subscribebatur j croije pastor” (i)

    vertaling: “De 26e februari 1662 heb ik onderschrevene jacobus gedoopt, de zoon van de echtelieden joannes metsu en catharina claerbout, geboren de vierentwintigste van de voorzegde maand, doopheffers waren jacobus minne en maria claerebout, de echtgenote van jacobus dansser beide uit pollynckhove,onderschrevene  j croije pastoor”(i)

    (19) parochiaal doopreg Pollinkhove:

    klapper: Metsu Joanna, vader Jan en moeder Catharina Claerebout, ged. 10 jan 1666, f 288 (i).

    tekst (scan 118 rechts onder): “decima januarij anni millesimi sescentesimo sexta (1666) ego infrascriptus baptizavi joannam filiam joannis metsu et catharinae claerebout conjugum natam septima mensis predicti susceperunt jacobus de dansser et maria ‘seuse’ uxor jacobi minne ambo ex pollynckhove  j troijer pastor” (i)

    vertaling: “Op 10 januari van het jaar 1666 heb ik onderschrevene joanna gedoopt, de dochter van de echtelieden joannes metsu en catharina claerebout, geboren de zevende van de voorzegde maand, doopheffers waren jacobus de dansser en maria ‘seuse’ de echtgenote van jacobus minne beide uit pollynckhove, j troijer pastoor”(i)

    (20) Staat van Goed Pieter Ignatius Maziere [zoon uit 1e huwelijk van schoondochter, die daarna huwde met zoon Jacques] (Houtem, 2.731), in Cailliau Deel 2 (i)

    (21) parochiaal huwelijksregister Pollinkhove:

    tekst (scan 58 links midden): f 1876 “Ego infrascriptus die decima mensis junij anno millesimo sescentesimo octogesimo primo, praemissis tribus bannorum proclamationibus per verba de presenti atque in facie ecclesiae matrimonio coniunxi joannem mesu et catharinam masijns ambo ex pollynchove, presentibus testibus jacob mesu, jacobo maes juniore, et ‘henruo’ makereel hoc ex loo, et alijs ex pollynchove suscriptus passchiers de rein pastor in pollynchove.” (i)  

    vertaling: “Ik onderschrevene heb op de tiende van de maand juni 1681, na drie bannen te hebben verkondigd voor missen met mondelinge instemming van de aanwezigen en voor de kerk joannes mesu en catharina masijns beide uit pollinkhove in het huwelijk verenigd, in aanwezigheid van de getuigen jacob mesu, jacob maes junior en ‘henruo’ makereel deze uit lo, en de anderen uit pollinkhove, ondertekend passchiers de rein pastoor in pollinkhove.” (i)

    (22) parochiaal huwelijksregister Pollinkhove:

    tekst (scan 66 links midden): f 1884 “Ego infrascriptus die decima septima mensis octobris anno millesimo sescentesimo octogesimo tertio, praemissis tribus bannorum proclamationibus per verba de presenti atque in facie ecclesiae matrimonio coniunxi joannem messu et franciscam willems ambo ex pollynchove, presentibus testibus joanne willems, petro willems, jacobo de pre omnibus ex pollynchove. passchiers de rein pastor in pollynchove.” (i)

    vertaling: “Ik onderschrevene heb op de zeventiende van de maand oktober 1683, na drie bannen te hebben verkondigd voor missen met mondelinge instemming van de aanwezigen en voor de kerk joannes mesu en francisca willems beide uit pollinkhove in het huwelijk verenigd, in aanwezigheid van de getuigen joannes willems, petrus willems, jacobus de pre, allen uit pollinkhove, passchiers de rein pastoor in pollinkhove.” (i)

     

    & Pollynchove, 28 jan 1647 met Catharina / Catherine / Cathelijne Clareboudt / Clarebout / Claerebout / Claerbout (° en gedoopt Hoogstade, 26 mrt 1623 - Pollinkhove, 5 feb 1666)

    ouders: Carel Clareboudt en Laurensken Kloets

    bespreking zie hierna.

    kinderen: zie na Clareboudt en uitgebreider in generatie III.

     

    && Pollinkhove 29 apr 1670 met Catharina / Janneken Wareboudt / Waereboudt / Warenboudt / Warebouts (° ca 1645)

    ouders: Pieter Warenboudt ca 1613

    voorheen gehuwd met De Witte Augustinus met één kind: Janneken.                                            

    bespreking na Clareboudt

    geen kinderen bekend met Jan Messu (II)

    Bespreking Jan Massu/Metsu

     

    1. De naam

     

    Opmerking. We houden bij de bronnen geen rekening met de versie in de klappers als de akten beschikbaar zijn. De klappers zijn immers van veel latere datum en wijken soms lichtjes af van de akten.

     

    In de kerkelijke bronnen (doop-, huwelijks- en begrafenisregister van hemzelf, doopregister van de kinderen) is de (voornaam) natuurlijk verlatijnst tot Joannes. Maar in de burgerlijke bronnen (staat van goed van hemzelf, opvolgende rekening, staat van zijn vrouw, maar ook bij staten van kinderen en hun partners) is het éénsluidend Jan.

     

    Wat de familienaam betreft is het aanvankelijk nog Massu (huwelijksregister (1647), doopregister eerste twee kinderen (1647 en 1649)), maar daarna wordt het Metsu (doopregisters 1651, 1653, 1657, 1662, 1666), met één keer Messu (1658). In de staat van echtgenote Catarina is het Metsu (1666), bij zijn eigen begrafenis Mesu (1680), maar dan in zijn staat van goed (1680) en rekening weer Metsu (1682), zoals ook in de staten van goed van kinderen (Johannes, 1691), en hun partners (Bousin, echtgenote van Marie, 1699; Provoost, echtgenoot van Joanna, 1705). Er zijn er meer dan hier vermeld, dus het beeld kan nog worden vervolledigd. We merken nog op dat bij het huwelijk van zijn zoon Joannes met Masijns, de schrijfwijze Mesu nog voorkomt (1681), evenals in de staat van goed van zoon Jaecques (1699).

     

    Het interessante is dat we dus in Pollinkhove de klankverandering van “a” naar “e” zien optreden. We weten uit Pollinkhove, dat er toen al METSU’s woonden daar (zie het stuk over onze zoektocht naar de eerste naamgenoten in Pollinkhove), zonder dat tot nog toe een rechtstreekse verwantschap kon worden aangetoond. Het is echter wel aannemelijk dat door het voorkomen van de naam op die plaats en in die periode assimilatie plaats vond van de tak MASSU naar de voorkomende naam METSU. Ook in Stavele kwam de naam Metsu trouwens reeds voor, in een stuk van de abdij van Eversam uit 1574. Andere Metsu duiken daar pas op vanaf 1640. Voordien hebben we Massu en Metsu (zie het stuk over onze zoektocht naar de eerste naamgenoten in Stavele).

     

    We zullen deze voorouder dus aanduiden als Jan Massu/Metsu (II)

     

     

    2. Levensloop:

     

    Hoewel we de juiste geboortedatum niet kennen, zijn er voldoende aanwijzingen om te besluiten dat het 1606-1607 zal zijn geweest, en vermoedelijk te Beveren.

     

    We weten niets af van zijn levensomstandigheden vóór zijn huwelijk. In zijn staat van goed zijn er geen sporen van bezittingen van zijn ouders. Uit de staat van goed van zijn eerste echtgenote en die van hemzelf blijkt dat hij landbouwer was. We kunnen aannemen dat dat ook bij zijn ouders het geval was.

     

    Zie verder na Clareboudt: Bespreking Jan Massu/Metsu en Cathelijne Clareboudt

    Bespreking Jan Massu/Metsu en Cathelijne Clareboudt

     

    Jan Massu/Metsu huwde tweemaal, de eerste keer op 28 jan 1647, vermoedelijk 40 jaar oud, te Pollinkhove, met Catharina / Cathelijne Clareboudt, bijna 24, uit Hoogstade (daar geboren).

     

    Cathelijne kwam uit een grote familie en had in 1643 wel enige eigendom geërfd van haar ouders.

    - Zo is er een stuk land met hofstede te Sint-Rijkers van 12 lijnen 24 roeden, dat ze deelde met vermoedelijk nog 5 zussen en broers. Naargelang die overleden, sommigen zonder nakomelingen werd hun aandeel herverdeeld onder de overlevenden. Toen Cathelijne later overleed, waren blijkbaar alle zussen en broers gestorven, want het stuk werd uiteindelijk in 1664 verdeeld in drie: naast Cathelijne nog met de zoon van haar overleden broer Jan en met de dochter van haar overleden zus Maijken. Voor Cathelijne uiteindelijk 5 lijnen 44 roeden.

    - Daarnaast waren er nog stukken land in Sint-Rijkers, Pollinkhove, Handzame en Keiem.

    Hier ging het om 6 lijnen 22 roeden voor Cathelijne, waar in 1664 bij het overlijden van de laatste broer Pieter door de herverdeling nog 2 lijnen 7 roeden bijkomt.

    - In totaal had ze dus tenslotte 13 lijnen 73 roeden of 4 gemeten 1 lijn en 73 roeden.

     

    Op het huwelijk was iemand van aanzien getuige, want hij wordt als heer (dominus) betiteld, namelijk heer Joannes Heurlebout uit Pollinkhove. Bij de tweede getuige, Petrus Valcke staat vermeld: cassodus (vertaling nog onbekend).

     

    Samen kregen ze 8 kinderen, alle te Pollinkhove geboren. Het eerste kind, een zoon, Jan, kwam er al vlug (30-8-1647). Daarop volgden Marye (1649), Pieter (1651), Cathelyncken (1653), Jacobus (1655), Jan Jacobus (1658), Jaecques (1662) en tenslotte Janneken (5-2-1666), dezelfde dag dat Cathelijne stierf dus, en het is waarschijnlijk dat dat te maken heeft gehad met de laatste geboorte.

     

    Toen Cathelijne stierf, waren veel kinderen dus nog jong. De opgegeven leeftijden in de staat kloppen wel niet altijd precies met hun gekende geboorte- en doopdata. De oudste zoon zou dan al meerderjarig (18 j) zijn. Maar we vinden hem totaal niet terug in de staat, wel de daaropvolgende oudste zus Marye/Marij met 15 j i.p.v. 16 j, Cathelyncken met 10 j i.p.v. 12 j, Jan met 8 jaar i.p.v. net géén 8 jaar voor Jan Jacobus, Jaecques met 4 jaar i.p.v. net géén 4 jaar, en het pasgeboren Janneken. In de staat zijn er dus 5 minderjarige wezen voor de erfenis van hun moeder, en hun voogd is Jaecques De Danser. Hieruit besluiten we dat de oudste zoon Jan voordien overleden moet zijn, evenals de tweede zoon Pieter, en de derde zoon Jacobus.

     

    Jan Massu/Metsu en zijn vrouw Cathelijne beschikten blijkbaar over een zeker kapitaal, want ze leenden 768 pond aan Vincent Bouden filius Vincent, en 384 pond aan twee kinderen van Nicolais Baselen.

     

    Vincent Bouden, zoon van Vincent is vermoedelijk hun toekomstige schoonzoon. Een Vincent Bouden, zoon van Vincent huwt immers op 31-jarige leeftijd met oudste dochter Marie op 3 mei 1667 te Pollinkhove (pas achttien op 15 november).

    Tegenover de lening staat wel een borg: bezet op 17 gemeten 1 lijn 10 roeden land, in de Westrekkemhoek te Pollinkhove waar hij woont. De rente is 48 pond per jaar (1/16e van het kapitaal, als gebruikelijk),  jaarlijks te betalen op 16 december. Dat staat in een wettelijk document gepasseerd voor de schepenen en keurheren van de kasselrij Veurne, getekend

    door A. De Pours, en voorzien van een zegel van groene was op twee linten (staarten) van perkament.

     

    Tegenover de andere lening staat geen borg, maar dit heeft allicht te maken met de status van de betrokkenen. Cornillie Baselen heeft als voogd sieur Adriaen Outtersoone en Marij als echtgenoot Jacob De Baenst. Deze obligatie is getekend op 5 juli 1665 door Outtersoone en De Baenst. Dat is niet lang voor Cathelijne’s overlijden (feb 1666). De rente bedraagt 24 pond per jaar, dus eveneens 1/16e van het kapitaal.

     

    Het begrip losrente betekent dat het kapitaal – anders dan tegenwoordig - op vraag kan terugbetaald worden, met een opzegtermijn van 6 maanden.

     

    Allicht net voor deze tweede lening kochten Jan en Cathelijne nog samen een stuk land aan met een hofstede in de Dismolenhoek te Pollinkhove, groot 1 gemet 14 roeden. Het lag vlak naast, en maakte deel uit, van de gronden eertijds bezeten door de molenaar Jan Pitbrouck, en werd verkocht door diens schoonzoon. De toelating om dit deel van Pitbrouck’s erfenis te verkopen werd gegeven op 18 maart 1665. Sinds 1665 moest de bewoner Jaecques De Siere pacht en huishuur betalen aan Cathelijne.

     

    Waar woonden Jan Massu/Metsu en Cathelijne dan? Dat is ons niet duidelijk geworden.

    Het was niet in Sint-Rijkers, want daar woonde Jaecques Claereboudt tot zijn dood, en daarna Jan De Vos met Pieter, minderjarige zoon van Jan Clareboudt en Mechlijncken, eveneens minderjarig, dochter van Maijken Clareboudt en Michiel Bruineel.

    De andere geërfde gronden te Sint-Rijkers, Pollinkhove, Handzame en Keiem komen ook niet echt in aanmerking. Ze moeten zeker in Pollinkhove gewoond hebben, want ze huwden er en alle kinderen zijn er geboren. In Sint-Rijkers woonde bij haar overlijden trouwens Maerten Slembrouck, in Handzame Laurens F/Tais, en in Pollinkhove Jaecques Venderlo.

    Het kan ook niet dat ze al in hun aangekochte woning verbleven, want de bewoner moest hen huishuur sinds de aankoop, dus waar verbleven ze dan?

     

    Blijft nog als mogelijkheid dat ze een andere woning en grond zelf huurden en pachtten. Ze betaalden inderdaad pacht voor land, resp. aan Andries Carpatier, aan Jaecques de Latere (watergraaf) en aan Pieter Metten, maar er is geen sprake van huishuur.

    Ofwel woonden ze in een eigendom van Jan Massu/Metsu. Dat zou verklaren waarom we via de staat van goed van Cathelijne geen duidelijkheid krijgen. Maar ook in Jan Massu/Metsu’s staat van goed vinden we geen eigendom die hij van zijn ouders zou geërfd hebben. Wel is het aantal gepachte gronden voor de madelhofstede fors uitgebreid, zonder uitweiding waar deze zich dan bevindt. Het groen en droog hout op al deze gronden wordt geschat op 264 pond parisis. Het is niet de hofstede die ze samen gekocht hebben, want daar zit nu een andere bewoner in.

     

    Bespreking Jan Massu/Metsu na Cathelijne’s overlijden

     

    Na het overlijden van echtgenote Cathelijne Clarebout blijft Jan Massu/Metsu nog vier jaar alleen met zijn vijf minderjarige kinderen.

     

    Vooreerst doet hij haar staat van goed maken, mede in opdracht de voogd Jaecques De Danser, die de belangen van (de familie van) zijn vrouw moet behartigen. Cathelijnne is overleden op 5 februari 1666, de staat is al opgemaakt op 18 mei, iets meer dan drie maanden later dus, en overgebracht op 2 juni. Als deelslieden treden hier op sieur Pieter Vertegans en Matheus De Schoolmeester.

     

    Wie is deze Jaecques De Danser?

     

    Hij is gehuwd met Maria Claerebout, een zuster van Cathelijnne, en heeft er kinderen mee: Maria (° Pollinkhove 22-3-1650 f 196) en Petronella (° Pollinkhove 6-4-1653 f 207) (zie bespreking Clarebout). Mogelijk is dit ook de Maria die (dan voordien) gehuwd was met Michiel Bruneel. (verder na te gaan)

     

    Jacques en Pieter De Dansere worden vermeld, beide met rapier, in “De Weerbare mannen in de kasselrij Veurne in 1655” door R. Haghebaert, uitg. Oostende, 1977.

     

    Pieter de Danssere vinden we nog terug in de “Wettelijke passeringen van 2 feb 1597 – 31 dec 1600”, het nr. 616 van het Fonds Kasselrij Veurne in het RAB.

    Op f 57, nr 350 staat vermeld:

    “Jaspar Baroen en Andrieseken, lenende hun grond aan Maarten Pauwels en Laurentie filia Jaspar Baroen, weduwe van Christoffel Temmerman, verbinden in handen van Pieter de Danssere, als voogd van het kind Jan de Danssere en Laurentie Baroen, 2 gemeten en 75 roeden in Pollinkhove – Pieter Pauwels, 8 l 40 roeden in Pollinkhove – Cornelis Tristram, kind. Maeillaert Clays filius Maillaert, Jacques Claerbout. 27.5”      

                                                                                     

    Volgens Cailliau is hij gehuwd geweest met diens dochter Marye na Vincentius Boudens (SvG Joannes, Pollinkhove, 37.144). Maar dit moet ons inziens een foute interpretatie zijn, gezien het Vincent(ius) is die na Marye METSU hertrouwt te Pollinkhove op 4 feb 1698, met Anne Lanquien, blijkens  SvG Boudens (Pollinkhove, 19.055), en overlijdt op 8 jan 1699.

    Van Marye hebben we de sterfdatum 26 nov of dec 1678 (haar SvG), met als uitgangspunt de leeftijd van twee jaar voor haar laatste kind Joanna / Janneken met Vincent, geboren op 2 jan 1677.

     

    Ook volgens Cailliau, is zijn zoon Pieter gehuwd als de eerste man van Godelieve Claey, zoals in haar staat van goed (Nieuwkapelle, 19.166) te vinden is.

    Hier is een link met een tak van de Metsu’s.

    Deze Godelieve Claey is de dochter van Omaer Claey en Janneken De Vos. Een broer Omaer van deze Godelieve nu huwt te Pollinkhove met Jacoba / Jacquemincken METSU uit Pollinkhove, dochter van Jan / Joannes METSU & Jacoba / Jacqueminken Ollevier, kleindochter van Nicolaes METSU / MESSU / MITSU & Franchynken De Bevere.

    Het betreft hier de andere tak METSU’s van Pollinkhove, waarvan broer Jacques van hiervoor vermelde Jan / Joannes, huwt met Cornelia Willaert.

     

    Volgens de staat van goed wordt het land dat van Cathelijnne afkomstig is verdeeld, waarbij de vader één helft toegewezen wordt en de vijf minderjarige kinderen de andere helft. De kinderen moeten daarvan kost en inwoon betalen zolang ze bij hem inwonen.

     

    Ook het kapitaal van het door Jan en Cathelijnne samen uitgeleend geld aan resp. de kinderen Baselen (384 pond) en Vincent Bouden (768 pond), wordt op dezelfde wijze in twee verdeeld. Hier wordt niets vermeld over kost en inwoon.

     

    Dan is er nog door Pieter, een overleden broer van Cathelijnne, uitgeleend geld. Dat kapitaal wordt verdeeld tussen Cathelijnne en de nakomelingen van haar overleden broer Jan en overleden zus Maria. Haar ‘gerechte derde’ dus wordt rechtstreeks doorgegeven aan de kinderen.

     

    Onder het roerend gedeelte vallen nog de huizen die op de landen staan, met hun inboedel, evenals de fruitdragende en opgaande bomen. Het kapitaal dat daardoor wordt vertegenwoordigd, en de opbrengst daarvan, worden telkens verdeeld tussen de vader enerzijds en de minderjarige kinderen anderzijds, elk voor de helft.

     

    Enkel voor het huis waar Jaecques Disiere nu woont wordt alles gedetailleerd beschreven: voorwerpen, kledij, voedselvoorraden, … en vervolgens een totaalprijs naar voor geschoven van 3502 pond 1 schelle. Voor de andere huizen moet dat vermoedelijk nog gebeuren, want er staat “memorie”.

    Enkele kledingstukken voor de kinderen worden expliciet uit de boedelbeschrijving gehouden op advies van de voogd. Het lijkt er sterk op dat het gezin hier gewoond heeft, al kunnen we dat niet rijmen met de huishuur (en landpacht) die Disiere nog moet betalen voor 1665.

       

    Er is redelijk veel baar geld in huis: 2808 pond. De eindbalans van de staat is positief: 6504 pond, wat verdeeld wordt tussen vader enerzijds en kinderen anderzijds elk voor de helft. Elk kind houdt dus 655 pond over. Hierbij moeten we echter wel bedenken dat op een staat van goed nog een aantal madelrierekeningen volgen tot alles vereffend is, allicht bij de meerderjarigheid van alle kinderen. 

     

    Marye, de oudste dochter huwt op 3 mei 1667 te Pollinkhove met Vincent Bouden, en is zo de eerste die het ouderlijk gezin verlaat, en de enige vooraleer vader hertrouwt (in 1670).

    21-01-2014, 20:03 Geschreven door ivometsu  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (2 Stemmen)
    Tags:Massu,Metsu,stamboom,Pollinkhove,Beveren
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.6.1.2. Mayken Willaert

    6.1.2. Mayken Willaert

    versie 22.12.2013; willaert.doc

     

    Jan MASSU & Stavele, aug 1606 (2), met Maria (2) Willaert (2)(3)(4)

    (geb. /1588 (1) – gest 1606/-/1680 (5))

     

    Bronnen:

    (1) We hebben geen gegevens over geboorte en doop. De parochieregisters beginnen immers maar rond 1600. Terugrekenend vanuit het wel geregistreerde huwelijk, en aannemend dat ze dan toch minstens 18 jaar was, moeten we de geboorte zien vóór 1588.

    (2) parochiaal huwreg. Stavele, 73 (PWVi) scan 43 (i); Massee (PWVi) Massu (Pierre) Joannes Mafsu = Massu, Marie, aug (i);

    tekst (sc ?): “Jan Massu en Mayken Willaert.”(i) De tekst is genoteerd na 22 oughst en voor 9 sept, er werd geen preciezere datum genoteerd!

    Het is het oudst in de parochieregisters geregistreerde huwelijk van een Willaert in Stavele.

    (3) Staat van Goed Joannes Metsu [zoon uit 1e huwelijk] (Pollinkhove, 37.144)

    in Cailliau, deel 19 (i) volledige kopie SvG en transcriptie (i), zie bij Joannes Metsu. Alleen de familienaam Willaert van zijn moeder is vermeld.

    (4) Madelrye Rekeninghe over Jan Metsu [idem] (Pollinkhove, 16.747) anno 1682 nota’s (P) volledige kopie en transcriptie (i), zie bij Jan Metsu.

    (5) Wat de begrafenis betreft hebben we gezocht in de parochieregisters via de databank van de RAB-vrijwilligers, de gedigitaliseerde indexen van de parochieregisters en via de staten van goed en madelrierekeningen, maar we hebben ze niet teruggevonden. Zie hierna een verslaggeving daarvan.  

    Blijft over als mogelijke aanwijzing de geboorte- of doopdata van kinderen. We kunnen slechts één kind met zekerheid aan dit huwelijk linken, namelijk de Joannes, in wiens svg en madelrierekening moeder Willaert en Jan Metsu vernoemd worden. Helaas hebben we van dit kind echter geen geboorte- of doopdatum.

    De vroegst mogelijke overlijdensdatum van moeder Maria Willaert is dus 1607.     

    Er is in het svg van zoon Jan geen sprake van overgeërfd land van zijn ouders. Toch zullen ze wel al overleden voor zijn sterfdatum in 1680; want 94 zullen ze wel niet geworden zijn.

    Daarom noteren we voor het overlijden  Maria Willaert 1606/-/1680.

     

     

    Verslaggeving zoektocht naar de overlijdensdatum van Maria Willaert

     

    1. Klappers van de parochiale begrafenisregisters

     

    Deze zijn geïnventariseerd door RAB-vrijwilligers, laatst bekeken op 30-9-2013: 1228 gegevens over Willaert.

    Daarenboven beschikken we nu over de gedigitaliseerde klappers, zodat we ontbrekende parochies zelf konden aanvullen: Hoogstade, Pollinkhove, Poperinge, Sint-Rijkers, Wulveringem. In Poperinge zijn er geen begrafenisregisters bewaard.

     

    Een overzicht van de buurgemeenten van Stavele, met beginjaar van het begrafenisregister:

     

                                       Wulveringem 1604

    Houtem-Veurne 1647                                                         

                                                                                       Alveringem 1638

                                       Izenberge 1634                                                         Lo 1610

    Leisele           1631              

                                       Gijverinkhove 1629       Hoogstade 1675  Pollinkhove 1605

                                                                                                                          Reninge 1600

    Beveren 1667            Stavele 1621                                      Oostvleteren 1639

                                                                                                                          Woesten 1669

     

    Roesbrugge-Haringe                        Krombeke 1701                     Westvleteren 1639

     

                                       Proven 1694                                                              Elverdinge 1623

    Watou 1695                                                                           Poperinge

     

    De overlijdensdatum kan vóór het aanvangen van het register liggen, zeker in het voor ons belangrijke Beveren en Hoogstade.

     

    In de 17de eeuw (16..) zijn er Willaert begraven in de volgende prochies van de kasselrij Veurne (op totaal van min. 1228):

    Aartrijke (0), Adinkerke (3), Alveringem (0), Avekapelle (0), Beerst (1), Bekegem (0), Beveren-IJzer (2), Bikschote (1), Bovekerke, Bredene (1), Brugge (St-Anna 10; St-Donaas 2; St-Gillis 8; St-Janshospitaal 4; Sint-Salvator 1; St-Walburga 2), Deerlijk (0), Desselgem (0), Dikkebus (0), Eernegem (0), Eggewaartskapelle (0), Esen (7), Gijverinkhove (1), Gistel (6), Gits (12), Handzame (13), Harelbeke (0), Heestert (0), Hoogstade (0), Houtave (0), Houtem (5), Ichtegem (12), Kaaskerke (0), Keiem (0), Kemmel (0), Klemskerke (0), Knokke (5), Koekelare (1), Koksijde (0), Koolkerke (0), Kortemark (35), Lampernisse (0), Leffinge (1), Leisele (1), Leke (0), Lichtervelde (1), Lissewege (0), Mannekensvere (0), Mariakerke (0), Meetkerke (1), Middelkerke (0), Moere (0), Moerkerke (2), Moorslede (0), Nieuwkapelle (0), Ooigem (0), Oostduinkerke (3), Oostende (2), Oostkamp (0), Oostkerke (0), Oudenburg (4), Passendale (0), Pervijze (0), Pittem (0), Pollinkhove (1), Poperinge (?), Reninge (1), Roesbrugge (1), Ruddervoorde (24!, 1ste in 1622), Schore (2), Sint-Eloois-Vijve (0), Sint-Kruis (1), Sint-Rijkers (0), Slijpe (1), Snaaskerke (0), Staden (0), Stalhille (0), Steenkerke (0), Torhout (4), Vladslo (1), Vlissegem (6), Wenduine (0), Werken (10), Westende (0), Westkapelle (0), Westkerke (0), Westrozebeke (3), Wielsbeke (0), Wingene (0), Wulveringem (2),Woumen (0), Zande (0), Zarren (12), Zedelgem (0), Zerkegem (0), Zevekote (0), Zonnebeke (0), Zuienkerke (2), Zwevezele (5).

     

    Voor Maria’s en andere Willaert in kerngebied, zie verder.

     

    Andere Maria’s verder weg waren er nog in Beveren-Roeselare (8-1-1648), Brugge (Sint-Anna, 16-2-1623; 31-3-1677, dochter van Franciscus Willaert en Jacoba Bauwens; 31-5-1681; Sint-Gillis 14-8-1678; Sint-Janshospitaal 3-3-1687), Esen (23-7-1658 f 110, partner Georgius Vanhemmele), Gistel, Gits (6-5-1667, partner Joannes Verdun), Handzame (31-7-1656, echtg Jan Vandaele), Ichtegem (27-10-1680, partner Rosseel Petrus), Kortemark (30-8-1795, partner Valliant Jacobus), Lichtervelde (5-11-1645), Ruddervoorde (4-11-1656 f 48; 28-4-1653 f 55; 19-1-1679 f 181 partner Judocus Tanghe; 6-2-1679 f 183 partner Vandewalle Marinus), Stuivekenskerke (Maria Monica, 4-9-1678 f 234), Torhout, Wulpen, Zarren (14-2-1660, partner Joos Roose), Zuienkerke.

     

    Wat Willaerts betreft (totaal 42 begraven in de kasselrij voor 1700, Maria’s tussen haakjes):

    Brugge (5) (Sint-Gillis:  Maria met vader Nicolaus begr 29-08-1669); Gits (1)(Maria met vader Jacobus begr 12-12-1646); Hoogstade (0), Pollinkhove (0), Poperinge (?), Kortemark (2); Lichtervelde (2); Lombardzijde (1); Mannekensvere (Maria 26-01-1685); Moerkerke (3); Oostduinkerke (1); Oostende (2) (Maria: 1530 en 1688 (f 5330)); Torhout (1); Wenduine (1); Zarren (1) (Marye met partner Joos Roose begr 14-02-1660 f 3)  

     

    In de 17de eeuw (16..) zijn er Wilaert begraven in de volgende prochies van de kasselrij Veurne (op totaal van min. 113), met geen Maria’s:

    Brugge (1), Hoogstade (0), Moerkerke (1), Pollinkhove (0), Poperinge (?), Sint-Rijkers (0), Wulveringem (0),

     

    In de 17de eeuw (16..) zijn er Wullaert begraven in de volgende prochies van de kasselrij Veurne (op totaal van min. 113); indien Maria’s: tussen haakjes vermeld:

    Bredene: 1; Brugge Sint-Anna (Maria op 22-09-1673): 1; Sint-Gillis: 1 (Petrus 1651); Dikkebus: 4 tussen 1685-1691; Gistel: 1 (Joannes 1639); Hoogstade (0), Pollinkhove (0), Poperinge (?),Ruiselede: 1; Sint-Rijkers (0), Stavele: 0; Steenkerke: 1 (Marie van Egide Pladijs 13-01-1691), Wulveringem (0)

     

    2. Via de staten van goed en wezerijrekeningen

     

    Via de indices deel 107 vinden we bij Willaert enkele Maria’s. Opzoeking in de boeken met svg’s van Cailliau geeft ons meer info over de svg’s, en laat ons toe te zien of het een rekening is (dan door ons onderlijnd):

     

    - Mayken (30.567) uit 1659, dus een mogelijkheid, op te zoeken uit welke parochie, …

    - Mayken (28.014)

    - Mayken (Pollinkhove, 13.630); deze svg is van Carel Hobel, echtgenoot, landbouwer gestorven in 1661, met Mayken als zijn tweede echtgenote. Zij is dochter van Joos Willaert en Louiseken filia Jan De Schoolmeester. Ze hadden twee kinderen.

    - Marye Alexandrine (Nieuwkapelle, 26.868); deze svg is van Jan-Baptist Leuridan, echtgenoot (kontr. 24-8-1680), baljuw, gestorven 21-5-1690. Het betreft weer de dochter van Joos Willaert en Louyse de Schoolmeester. Allicht in een volgend huwelijk na Hobel. De data sluiten identificatie met ‘onze’ Maria Willaert (° /1588) uit.

    - Marye Alexandrine (32.207): vermoedelijk een rekening van dezelfde persoon.

    - Marye (Veurne Sint-Denijs, 25.068); deze svg is van Charles Slimbrouck, echtgenoot (zijn 1ste huwelijk), gest 18-5-1710 tijdens zijn 2de huwelijk.

    - Marie (Veurne Sint-Denijs, 1579); deze svg is van haarzelf, gest 1-5-1708, in huwelijk met Charles Slimbrouck. De overlijdensdatum sluit identificatie met ‘onze’ Maria Willaert (° /1588) uit

    - Marie (11.564) uit 1708, vermoedelijk een rekening over de vorige svg. Alleszins wegens de datum niet in aanmerking te nemen.

    - Mary (Wulpen, 1688 (of 1668)); svg van haarzelf, gest 22-7-1712, gehuwd met Jacobus Hollander. Datum sluit ‘onze’ Maria uit.

    - Mary (Wulpen, 8.260), huisvrouw van Jacob Hollander. Dus dezelfde als de vorige.

    - Mary (Wulpen, 20.490), huisvrouw van Guillielmus Tahon, gest 27-7-1696. Mogelijk dezelfde als de vorige of de volgende. Datum sluit ‘onze’ Maria uit. Enkele kinderen van dit koppel vonden we in de begrafenisregisters: Stephanus (13-10-1680 en 4-11-1681) en Norbertus (1684)

    - Mary (Wulpen, 19.156), huisvrouw van Benedictus Metsu, die stierf op  20-4-1701. Zij is de dochter van Jacques Willaert. Mogelijk dezelfde als de vorige. Datum sluit ‘onze’ Maria uit.

    - Mary (Wulpen, 27.097), huisvrouw van Benedictus Metsu. Datum 1700? Allicht dezelfde als de vorige. Datum sluit ‘onze’ Maria uit.

    - Mary (Wulpen, 13.205), huisvrouw van Jooris Hulstaert, die stierf op 26-5-1708. Zij is de dochter van Jacques. Mogelijk dezelfde als de vorige, nu in een volgend huwelijk. Datum sluit ‘onze’ Maria uit.

    - Mary (10.570) nadere gegevens ontbreken nog.

    - Marie Cornillie, …

    …

     

     

    Verslaggeving zoektocht naar andere mogelijke sporen van Maria Willaert

                                  

    Met zo weinig gegevens over Maria zelf, is de zoektocht naar familie eerder speculatief, en gezien het enorme aantal Willaert in de direkte en wijdere omgeving (zie verder in overzicht van de registers in de kasselrij Veurne) een naald in een hooiberg.

     

    Maria kan nog te vinden zijn als moeder of als meter bij een doop, of als getuige bij een huwelijk. Ze kan ook hertrouwd zijn en nog kinderen hebben gehad bij een nieuwe echtgenoot.

    Daarom bekeken we ook nog de doop- en huwelijksregisters van de kasselrij op zoek naar Maria als moeder of als echtgenote, en zochten meters en getuigen in de akten van alle Willaert uit de onmiddellijke omgeving (ons kerngebied). We laten een aantal Willaert de revue passeren, en proberen al zoveel mogelijk verbanden te leggen.

     

    Kerngebied:

     

                                       Wulveringem

    Houtem-Veurne                                                       

                                                                                       Alveringem

                                       Izenberge                                                                   Lo

    Leisele                                  

                                       Gijverinkhove                Hoogstade                Pollinkhove

                                                                                                                          Reninge

    Beveren                      Stavele                                               Oostvleteren

                                                                                                                          Woesten

     

    Roesbrugge-Haringe             Krombeke                               Westvleteren

     

                                       Proven                                                                       Elverdinge

    Watou                                                                                    Poperinge

     

    Tabel van de dorpen in het kerngebied (alfabetisch gerangschikt), met startdatum van de parochieregisters: D = doop, H = huwelijk, B= begrafenis.

     

    Prochie

    D

     

    H

     

    B

     

    Alveringem

    19-10-1642

     

    14-11-1658

     

    19-10-1638

     

    Beveren

    1609

     

    05-09-1623

     

    17-10-1667

     

    Elverdinge

    06-10-1603

     

    04-11-1603

     

    03-10-1623

     

    Gijverinkhove

    22-01-1606

     

    02-07-1606

     

    1629

     

    Hoogstade

    Geen

     

    07-07-1610

     

    1675

     

    Houtem-Veurne

    12-03-1610

     

    21-01-2014, 19:57 Geschreven door ivometsu  
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Tags:Massu,metsu,willaert,stamboom,stavele,stamboom
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.6.1.1. Jan Massu (I)

    6.1. De ‘eerste’ generatie

    6.1.1. Jan Massu (I)

    versie 03.01.2014; DE EERSTE GENERATIE (JAN MASSU).doc

     

    De naam van de oudst door ons gekende voorouder in rechte lijn was, zoals we reeds gezien hebben:

     

    Jan (1)(2)(3)(4) MASSEE / MASSU (1) MESSU (2) METSU (3)(4) (generatie I)

    (geb. /1588 – gest 1606/-/1680)(zie bespreking)

    & Stavele, eind aug 1606 (1) met Maria (1) Willaert (1)(3)(4)

     

    Bronnen:

    (1) parochiale huwelijksregister Stavele, nr. 73 (P)(PWVi); Joannes Massee (PWVi) Massu (Pierre); Mafsu (dus Massu) scan 43 (i);

    tekst (sc ?): (1606) “Jan Massu en Mayken Willaert.”(i) De tekst is genoteerd na 22 oughst en voor 9 sept, er werd geen preciezere datum genoteerd!

    (2) Staat van Goed Cathelijnne Cla(e)reboudt [schoondochter](Pollinkhove, 34.114), gest. 5 feb 1666, zie volledige kopie (i). “die voor weduwaere ende blijfver heeft achterghelaeten Jan Messu f[iliu]s Jan”

    (3) Staat van Goed Jan Metsu [zoon](Pollinkhove, 37.144), gest 20-12-1680, zie volledige kopie (i). “ten sterfh[uys]e van Jan Metsu fi[liu]s Jan”

    (4) Rekening sterfhuis Jan Metsu [zoon](Pollinkhove, 16.747), gest 20-12-1680, zie volledige kopie (i). “Madelrije rekenyn[ghe] ten sterfh[uys]e van Jan Metsu fi[liu]s Jan … Anno 1682”

     

    Bespreking

     

    De naam

     

    Wat de naam betreft weten we dat in de parochieregisters de namen meestal verlatijnst werden, maar dat gebeurde in de vroege registers van Stavele dus niet. Vandaar dat we met zekerheid kunnen stellen dat hij Jan Massu heette. Het enig kind dat we van hem kennen heette eveneens Jan, maar we zien dat in de staat van goed opgemaakt na diens overlijden op 12 december 1680, en eveneens in de vroeger opgemaakte staat van goed van diens vrouw Cathelijne Clareboudt op 5 februari 1666 er al een klankverandering is opgetreden van Massu naar Metsu, resp. Messu.

     

    De grote vraag naar zijn ouders hebben we ondanks alle inspanningen tot nog toe niet kunnen beantwoorden, de verdere oorsprong blijft dus open. Met de randgegevens die we bijeen konden brengen, kunnen we hierover verder speculeren.

     

    Het oud archief van de ‘prochie’ Stavele

     

    Het oud archief van het dorp Stavele (de ‘prochie’) is zeer arm in deze beginperiode. De enige stukken, rekeningen, gaan over de periodes 31 oktober 1606 – 30 april 1607 en mei 1608 – 30 april 1609, dus net na het huwelijk van Jan (I) Massu met Mayken Willaert eind augustus-begin september 1606. In een lijst van 21 mannen die een karwei deden met één of twee paarden voor de burggraaf staat wel een Jan Massuwe, maar dat kan haast niet anders dan de zoon zijn van de hoofdman Eloy Massu. Deze zoon huwde in 1605 met Maria Van Bovekercke, en had dus ook de volwassen leeftijd, en een paard om aan de karwei deel te nemen.

     

    Zijn deze Jan Massuwe en ‘onze’ Jan Massu identieke personen? Dit lijkt ons uitgesloten omdat de huwelijksdatum van ‘onze’ Jan Massu (1606) valt nà deze van voormelde Jan Massuwe (1605), èn diens vrouw Maria van Bovekercke nog verschillende kinderen had, m.a.w. dus nog niet overleden was.

     

    Van ‘onze’ Jan Massu dus geen spoor in de lijst. Het lijkt aannemelijk dat alle beschikbare mannen (met paarden) deelnamen aan de karwei voor de plaatselijke heer. Ofwel had ‘onze’ Jan Massu geen paard, en was hij misschien  eerder arm, ofwel woonde hij niet in Stavele.

     

    De andere Massu in de parochieregisters van Stavele

     

    Deze veronderstelling dat ‘onze’ Jan Massu niet van Stavele afkomstig is, wordt ons inziens gesteund door het eveneens ontbreken van elk spoor van hem in de parochieregisters, in tegenstelling tot Eloy Massu en zijn vrouw Janneken, en van meerdere van hun kinderen. Eloy en Janneken vinden we terug bij het huwelijk van drie van hun kinderen (Joanna 1605, Jan 1605, Wilemina 1611), als getuige bij andere huwelijken (1605, 1607, 1609, 1612) of als peter (1605, 1607, 1607, 1609, 1617, 1641) resp. meter (1604, 1607, 1609, 1611) bij dopen. Ook hun kinderen vinden we terug in Stavele: doop Leonora (1607)

    Ook het begrafenisgegeven van een Joannes Massu op 3-6-1655, heeft hoogstwaarschijnlijk betrekking op hun zoon (zie bespreking van hun stamboom).

     

    Naast dus een flinke vertegenwoordiging van de ‘tak Eloy Massu’ in Stavele, zijn er ook sporen van nog een andere tak in Stavele, de ‘tak Jacob Massu’ uit Frans Vlaanderen. Dochter Cornelia van een Joannes Massuwe huwt te Stavele in 1641. Wellicht dezelfde Joannes, gehuwd met Joanna Sitter heeft in 1636 een zoon Guillielmus. Hoe of waarom deze Massu in Stavele belandden is ook een vraagteken.

     

    Metsu in de oudere archieven van de abdij van Eversam te Stavele

     

    Oudere archieven uit Stavele zijn er van de abdij van Eversam, waarin de vrouw van een Franchoys Metsu (sic) optreedt als getuige bij een betwisting over de uitweg van de abdij langs de Eversamstraat.

    Cathelijne is eind 43 jaar op het ogenblik van haar getuigenis en woont 26 jaar in Stavele, dus vanaf haar 17de , mogelijk dus vanaf haar huwelijk. Daarvoor woonde ze niet in Stavele. Daar de getuigenis gedateerd is op 3 november 1574, moet ze geboren zijn in 1531.

    We hebben geen data over de echtgenoot, maar hij leefde natuurlijk in dezelfde periode. Uit de vermelding “de jonge” blijkt daarenboven dat er nog een Franchoys Metsu de oudere moet

    geweest zijn.

    Het koppel bewoont een hofstede binnen de prochie van Stavele. De hofstede behoorde eertijds toebehoorde aan Maillaerd Van der Meersch, dus mogelijk waren zij nu de eigenaars.  huurden gelegen op de Eversamstrate. De hofstede stond er al dertien jaar, dus allicht vóór het koppel de woning betrok.

    De hofstede is “staende opde voors[yde] strate van Eversaem”. Cathelijne wordt gehoord als aangelande. Het is dus goed mogelijk dat we op oude kaarten van de eigendommen van Eversam deze hoeve kunnen aantreffen bij de belendende percelen, en hieruit misschien meer te weten komen over deze Metsu’s.

    We vernemen nog uit de vijfde getuigenis, van Anthuenis Musoore, dat deze Metsu ook beboet is geweest bij de straatschouwing. Ook hier zijn misschien nog archiefsporen van te vinden.

    Deze Metsu’s zijn voorlopig de oudste sporen van Metsu’s in Stavele, en ze waren er net voor Eloij Massu, gehuwd te Stavele in 1605, en ‘onze’ Jan Massu, gehuwd te Stavele in 1606, beide dus geboren ten laatste 1586, amper 12 jaar na hogervermelde getuigenis!

     

    Hoewel deze personen leefden net vóór de Massu bekend uit de parochieregisters in Stavele, kunnen we ze helaas toch niet aan hen linken, door gebrek aan archiefsporen tot nog toe.

     

    Niet verder te interpreteren vermeldingen van een Joannes Massu

     

    Zie voor een overzicht in het kerngebied de teksten ‘teruggaan vóór onze Jan Massu’ en meer in het bijzonder de conclusies.

    Het is best mogelijk dat Jan (I) Massu hertrouwd is, na een eventueel vroeg overlijden van Maria Willaert. Vermits hij niet opduikt als doopgetuige van de kinderen van Jan II, zou dat nog vóór 1647 moeten zijn dan. Ook op die manier hebben we echter geen goede aanwijzingen gevonden.

     

     

    Het zoeken naar Maria Willaert (zie ook verder bij haar bespreking)

     

    Waarom ‘onze’ Jan Massu (I) dan in Stavele huwde, als hij er voordien en nadien niet woonde, kan te maken hebben met zijn echtgenote Maria Willaert. Ook naar haar en haar familie hebben we flink gezocht in de parochieregisters, maar niets met zekerheid kunnen aantonen (zie bespreking bij haar). Ook een staat van goed hebben we niet.

     

    We denken evenwel voor echtgenote Maria Willaert het meest in de buurt te zijn met de ‘tak Judocus Willaert’,  die vermoedelijk van Stavele afkomstig is. De zoon van Judocus Willaert (I), vermoedelijk gehuwd met een Judoca NN, eveneens een Judocus Willaert (II), huwde te Pollinkhove op 18 oktober 1616 met Ludovica Deschoolmeester.  Kinderen waren Maria (1617), Judoca (1619), Jacoba (1621), Ludovica (1624). Deze Maria huwde met Jan Peel en had kinderen te Pollinkhove, namelijk Rolandus, Maria, Jan, Georgius. Judocus II was vermoedelijk de doopheffer van Maria Peel, en bij hem staat vermeld ‘uit Stavele’.

     

    Dus een merkwaardige analogie met ‘onze’ Jan Massu en Maria Willaert die huwden in Stavele, waarvan de zoon uit Beveren afkomstig is en vervolgens huwt en kinderen heeft te Pollinkhove. De voornaam Maria komt geregeld terug in deze ‘tak’ Willaert, maar zoals we zien bij ons opzoekingswerk rond Maria Willaert zijn er wel meer. Toch blijft het goed mogelijk dat ‘onze’ Maria een zus was van Judocus I en zo mee aan de basis lag van de voornaam van diens oudste dochter, zonder evenwel meter te zijn, wat verklaard kan worden door voorrang van de ouders op broers en zussen bij het peter- en meterschap.

     

    Het spoor van Beveren

     

    Dan is er nog de intrigerende vermelding bij het huwelijk van Joannes (II) Metsu & Cathelijne Clarebout, dat Joannes (II) afkomstig is uit Beveren: “ … in de echt verbonden Joannes Metsu  uit Beveren en Catarina Clareboudt, Hoogstade …” (par. huw.reg Pollinkhove, f  …)

    In de doopregisters vonden we hem echter niet. Om helemaal zeker te zijn bekeken we alle doopakten van 1608 tot 17 feb 1630, dus vanaf de start van het register in Beveren, tot een 17 jaar voor zijn eigen huwelijk.

    We zitten dus met een eerste hiaat van twee jaar nà het huwelijk van zijn ouders te Stavele tot de start van het register, en daarnaast blijkt er in de registers (scan 3) nog een hiaat van 29-6-1609 tot 20-1-1613, dus een mogelijk cruciale periode, gesteld dat de ouders na hun huwelijk naar Beveren verhuisden en daar hun eerste kind(eren) kregen.

     

    Afkomstig uit betekent overigens niet altijd geboren te. Hij kan er ook gewoond hebben voor zijn huwelijk. Daarom bekeken we in de doop- en huwelijksakten nog alle vermelde getuigen, die hier in Beveren zeer nauwgezet werden vermeld, in de hoop dat de ouders mogelijk elders nog als getuigen optraden, doch het resultaat was negatief: nergens Maria Willaert noch Joannes Massu/Metsu. Als ze al in Beveren (nog) leefden, stonden ze dus niet in een nauw contact met familieleden of bekenden daar.

     

    Nog een ander spoor in Beveren?

     

    In het doopregister deden we nog de volgende vondst:

     

    - Joannes Messu (1)

    & Maria N. (1)

    kinderen:

    1. Petronilla MESSU (ged. Beveren, 28 oktober 1614)(1) “filia posthuma” (1)

    Dooppeter Petrus Jonghesy doopmeter Petronella echtgenote van Petrus Ruissere.”(1)

    Opm. We vinden noch Jonghesy, noch Ruissere terug in doop- en huwelijksregister te Beveren. Hierbij moeten we echter bedenken dat het huwelijksregister pas start in 1623. In het begrafenisregister is er ook geen kans, daar het pas start in 1667, ze zouden dan al  70+ zijn geworden. Bij de huwelijken is er wel een Petrus Russen (1672) en een Ruys (1689)

     

    Bronnen:

    (1) parochiaal doopregister Beveren f 15 (i): Petronella Messu, vader Joannes , moeder Maria N., ged. 28-10-1621 in de klapper (i);

    tekst (scan 8, rechts bovenaan):

    nr. 117 “28 octobris 1614 baptizata est Petronilla  filia posthuma Joannis Messu ex uxore Maria susceptore Petro Jonghesy susceptrix Petronella uxore Petri Ruissere.”

    “Op 28 oktober is Petronilla gedoopt, de postume dochter van Joannes Messu van zijn echtgenote Maria. Dooppeter Petrus Jonghesy doopmeter Petronella echtgenote van Petrus Ruissere.”

    OPM. het is wel degelijk 1614, gezien nr. 114 en 118 1614 vermelden. Weliswaar zijn er op een vorig blad  plots gegevens van 1621 na 1614 zodat het lijkt dat er een hiaat is van juli 1614 tot jan 1621!

     

    Hier valt vooral op “filia posthuma” in de tekst. Wil dit nu zeggen dat de dochter na het overlijden werd gedoopt? allicht niet, en is het de vader die overleed vóór zijn kind! Dat zou Joannes (I) kunnen zijn, maar het is niet 100% zeker gezien de naam van de moeder ontbreekt. Indien het wel zo is, treffen we hier een zuster aantreffen van onze Jan (II)!

    Maar het zou nog kunnen gaan over het koppel Joannes Massu de oudere & Maria van Bovekercke. In dat geval echter zou het een nog onbekende zus van Joannes de jonge betreffen. (zie tak Eloij Massu)

    Alleszins moeten we dus nog gaan zoeken naar gegevens over de opvang voor het weeskind.

     

    Verder vinden we ook in Beveren veel gegevens over de ‘tak Eloy Massu’, en enkele andere Metsu

     

    Willaert in Beveren

     

    In Beveren, zoals bijna overal elders!, woonden ook Willaert tijdens de huwelijksdatum van Maria. Het doopregister start echter maar van 1609, het huwelijksregister van 1623. We vinden zoals gezegd geen directe bewijzen van familieverwantschap met ‘onze’ Maria.

     

    Geen erfenis nagelaten?

     

    Noch van Jan (I) noch van Maria Willaert hebben we een staat van goed.

    Van zoon Jan (II) Metsu hebben we een staat van goed en daaropvolgende rekening. Hierin staat niets vermeld over land of hofstede geërfd via vader of moeder: een aanwijzing dat Jan (I) niet zo rijk was? Het wijst er alleszins op dat ook via die weg geen spoor naar Jan (I) of vroeger nog kunnen volgen.

     

    Geboorte- en sterfdata

     

    We hebben geen gegevens over geboorte en doop. De parochieregisters beginnen immers maar rond 1600. Terugrekenend vanuit het wel geregistreerde huwelijk, en aannemend dat hij dan toch minstens 18 jaar was, moeten we de geboorte zien vóór 1588.

     

    Wat de begrafenis betreft hebben we gezocht in de parochieregisters via de databank van de RAB-vrijwilligers, de gedigitaliseerde indexen van de parochieregisters en via de staten van goed en madelrierekeningen, maar we hebben konden hem niet met zekerheid aantonen.

     

    Een eerste probleem bij de begrafenisregisters is ze meestal pas later begonnen dan de doop- en huwelijksregisters. Zodoende starten ze in bijna alle prochies van ons kerngebied mogelijk te laat om ‘onze’ Massu nog te kunnen laten zien: Alveringem (1638), Beveren (1667), Elverdinge (1623), Gijverinkhove (1629), Hoogstade, 1676), Houtem (1647), Izenberge (1641), Krombeke (1701), Leisele (1631), Oeren (1668), Oostvleteren (1639), Pollinkhove (1672), Proven (1694), Sint-Rijkers (1697), Stavele (1621), Watou (1695), Westvleteren (1669), Woesten (1639). Voldoende vroege beginners hebben we slechts in Lo (1610), Reninge (1600), Roesbrugge-Haringe (1613).   

     

    Een tweede probleem is dat de begrafenisregisters aanvankelijk nauwelijks meer vermeldden dan de naam en de sterf- of begraafdatum, zodat verwantschappen onbekend blijven.

     

    Wat Stavele betreft start het register zoals hoger vermeld pas in 1621. 

    Er is een Joannes Masse begraven op 24 maart 1628 (paroch. begr. reg. Stavele, f 1360), na biecht en H. Communie.
     

    Nog een ander spoor in Beveren?

     

    In het doopregister deden we nog de volgende vondst:

     

    - Joannes Messu (1)

    & Maria N. (1)

    kinderen:

    1. Petronilla MESSU (ged. Beveren, 28 oktober 1614)(1) “filia posthuma” (1)

    Dooppeter Petrus Jonghesy doopmeter Petronella echtgenote van Petrus Ruissere.”(1)

    Opm. We vinden noch Jonghesy, noch Ruissere terug in doop- en huwelijksregister te Beveren. Hierbij moeten we echter bedenken dat het huwelijksregister pas start in 1623. In het begrafenisregister is er ook geen kans, daar het pas start in 1667, ze zouden dan al  70+ zijn geworden. Bij de huwelijken is er wel een Petrus Russen (1672) en een Ruys (1689)

     

    Bronnen:

    (1) parochiaal doopregister Beveren f 15 (i): Petronella Messu, vader Joannes , moeder Maria N., ged. 28-10-1621 in de klapper (i);

    tekst (scan 8, rechts bovenaan):

    nr. 117 “28 octobris 1614 baptizata est Petronilla  filia posthuma Joannis Messu ex uxore Maria susceptore Petro Jonghesy susceptrix Petronella uxore Petri Ruissere.”

    “Op 28 oktober is Petronilla gedoopt, de postume dochter van Joannes Messu van zijn echtgenote Maria. Dooppeter Petrus Jonghesy doopmeter Petronella echtgenote van Petrus Ruissere.”

    OPM. het is wel degelijk 1614, gezien nr. 114 en 118 1614 vermelden. Weliswaar zijn er op een vorig blad  plots gegevens van 1621 na 1614 zodat het lijkt dat er een hiaat is van juli 1614 tot jan 1621!

     

    Hier valt vooral op “filia posthuma” in de tekst. Wil dit nu zeggen dat de dochter na het overlijden werd gedoopt? allicht niet, en is het de vader die overleed vóór zijn kind! Dat zou Joannes (I) kunnen zijn, maar het is niet 100% zeker gezien de naam van de moeder ontbreekt. Indien het wel zo is, treffen we hier een zuster aantreffen van onze Jan (II)!

    Maar het zou nog kunnen gaan over het koppel Joannes Massu de oudere & Maria van Bovekercke. In dat geval echter zou het een nog onbekende zus van Joannes de jonge betreffen. (zie tak Eloij Massu)

    Alleszins moeten we dus nog gaan zoeken naar gegevens over de opvang voor het weeskind.

     

    Verder vinden we ook in Beveren veel gegevens over de ‘tak Eloy Massu’, en enkele andere Metsu

     

    Willaert in Beveren

     

    In Beveren, zoals bijna overal elders!, woonden ook Willaert tijdens de huwelijksdatum van Maria. Het doopregister start echter maar van 1609, het huwelijksregister van 1623. We vinden zoals gezegd geen directe bewijzen van familieverwantschap met ‘onze’ Maria.

     

    Geen erfenis nagelaten?

     

    Noch van Jan (I) noch van Maria Willaert hebben we een staat van goed.

    Van zoon Jan (II) Metsu hebben we een staat van goed en daaropvolgende rekening. Hierin staat niets vermeld over land of hofstede geërfd via vader of moeder: een aanwijzing dat Jan (I) niet zo rijk was? Het wijst er alleszins op dat ook via die weg geen spoor naar Jan (I) of vroeger nog kunnen volgen.

     

    Geboorte- en sterfdata

     

    We hebben geen gegevens over geboorte en doop. De parochieregisters beginnen immers maar rond 1600. Terugrekenend vanuit het wel geregistreerde huwelijk, en aannemend dat hij dan toch minstens 18 jaar was, moeten we de geboorte zien vóór 1588.

     

    Wat de begrafenis betreft hebben we gezocht in de parochieregisters via de databank van de RAB-vrijwilligers, de gedigitaliseerde indexen van de parochieregisters en via de staten van goed en madelrierekeningen, maar we hebben konden hem niet met zekerheid aantonen.

     

    Een eerste probleem bij de begrafenisregisters is ze meestal pas later begonnen dan de doop- en huwelijksregisters. Zodoende starten ze in bijna alle prochies van ons kerngebied mogelijk te laat om ‘onze’ Massu nog te kunnen laten zien: Alveringem (1638), Beveren (1667), Elverdinge (1623), Gijverinkhove (1629), Hoogstade, 1676), Houtem (1647), Izenberge (1641), Krombeke (1701), Leisele (1631), Oeren (1668), Oostvleteren (1639), Pollinkhove (1672), Proven (1694), Sint-Rijkers (1697), Stavele (1621), Watou (1695), Westvleteren (1669), Woesten (1639). Voldoende vroege beginners hebben we slechts in Lo (1610), Reninge (1600), Roesbrugge-Haringe (1613).   

     

    Een tweede probleem is dat de begrafenisregisters aanvankelijk nauwelijks meer vermeldden dan de naam en de sterf- of begraafdatum, zodat verwantschappen onbekend blijven.

     

    Wat Stavele betreft start het register zoals hoger vermeld pas in 1621. 

    Er is een Joannes Masse begraven op 24 maart 1628 (paroch. begr. reg. Stavele, f 1360), na biecht en H. Communie.

    tekst (scan 83): “obijt 24 martij Jo[annes] Massu confess[io] et com[muni]s” (i)

     

    Er zijn geen andere randgegevens zodat we geen zekerheid hebben of het ‘onze’ Jan (I) Massu betreft.  Het is in dezelfde periode als de begrafenis, weliswaar te Haringe, van een Maria, echtgenote van Jan Massu. Deze Maria identificeren we echter als Maria Van Bovekercke, echtgenote van Jan Massu de oude (tak ‘Eloy Massu’). Haar staat is van 1630, en uit Haringe. Naar Jan Massu de oude wordt nog verwezen in de madelrierekening van zijn schoondochter Mayken Ghyselynck (zie teksten bij ‘tak Eloy Massu’), waar we uit afleiden dat deze nog leefde in 1638.

     

    Er is in Stavele nog een Joannes Massuwe begraven op 3 juni 1655 (paroch. begr. reg. Stavele, f 1371).

    tekst (scan 95 links): “eodem anno (1655) 3a junii obiit Joannes Massuwe” (i)

     

    Geen randgegevens dus, maar uit diverse aanwijzingen (zie teksten bij ‘tak Eloy Massu’) kunnen we afleiden dat dit vrijwel zeker Jan Massu de jonge moet zijn geweest, die op dat moment ook in Stavele woonde.

     

    Van ‘onze’ Jan Massu (I) weten we niet zeker dat hij in Stavele woonde, resp. blijven wonen is. We hebben van hemzelf enkel het huwelijksgegeven uit Stavele. Maar daarnaast hebben we sterke aanwijzingen dat zijn zoon Jan Massu/Metsu (II) te Beveren is geboren.

    Jammer genoeg begint het begrafenisregister daar pas in 1667, dus zeker te laat om Jan Massu (I) hierin te kunnen aantonen (hij zou dan meer dan 80 jaar moeten zijn geworden). We vinden hem echter ook niet als huwelijksgetuige of doopheffer in de andere registers, in tegenstelling tot anderen, zoals bijvoorbeeld vertegenwoordigers van de ‘tak Eloy Massu’.

     

    Van het andere kind, Petronella Messu, gedoopt te Beveren 28 oktober 1614 (zie hoger), weten we door het ontbreken van de familienaam van de moeder niet of dit ouderlijk koppel overeenstemt met ‘onze’ ‘eerste’ generatie.

     

    De derde grote mogelijkheid is nog Pollinkhove, omdat de enige bewezen zoon Jan daar huwde, zijn kinderen had en begraven werd.

     

    In Pollinkhove is een Joannes Metsu getuige bij het huwelijk van Natalis Metsu uit Pollinkhove op 16 okt 1639 met Francisca Vanheet eveneens uit Pollinkhove (parochiaal huwelijksregister Pollinkhove f 1817). Mogelijk is deze Natalis (hier Matsu) op zijn beurt doopheffer geweest op 7 november 1635 bij Nicolas Kempe, zoon van Nicolas Kempe en Anna Massu te Elverdinge (parochiaal doopregister Elverdinge, f 74). Er zijn daar linken vooral met Elverdinge en ook nog met Poperinge.

    Het zou best om Joannes Massu/Metsu II kunnen gaan, vermits we uit diens begrafenisgegevens konden afleiden dat hij in 1639 ongeveer 30 jaar was.

     

    Andere sporen van een Joannes vinden we niet in Pollinkhove.

     

    De vroegst mogelijke overlijdensdatum van zowel vader als moeder is dus 1606.    

     

    Er is in de staat van goed van zoon Jan geen sprake van overgeërfd land van zijn ouders. Toch zullen ze wel al overleden voor zijn sterfdatum in 1680, want 94 zullen ze wel niet geworden zijn.

    Daarom noteren we voor het overlijden van Jan (I) Massu 1606/-/1680.

     

    Qua beroep weten we dat zoon Jan (uit 1ste huwelijk) landbouwer was. Vermoedelijk was hij dus ook landbouwer.

     

     


     

    Samengevat ziet generatie I er dus als volgt uit:

     

    I. Jan MASSU (generatie I) (geb. /1588 – gest 1606/-/1680)

     

    & Stavele, eind aug 1606 met Mayken Willaert (geb. /1588 – gest 1606/-/1680)

     

    kinderen:

    II.1. Joannes / Jan MASSU / METSU  

    (° Beveren?,  ca. 1607 – begr. Pollinkhove,  20 dec 1680), keurbroeder van Veurne, landbouwer (zie generatie II)

     

    II.2?. Petronilla MESSU (ged. Beveren, 28 oktober 1614) “filia posthuma”

    Dooppeter Petrus Jonghesy doopmeter Petronella echtgenote van Petrus Ruissere.”

    (zie bespreking hierboven)

     

    Wat is nu het algemene politiek-maatschappelijke kader geweest van deze ‘eerste generatie’?

     

    We zitten op het einde van de Tachtigjarige Oorlog (zie ook tekst: tijdskader van de zeventiende eeuw).

     

    Vanaf een tweetal jaren vóór hun huwelijk, trad in de Kasselrij Veurne een langdurige periode van rust en kalmte in, na vele jaren oorlog. Deze periode duurde tot ongeveer 1645.

     

    Hoewel Frankrijk Spanje, met inbegrip van Vlaanderen, reeds de oorlog had verklaard in 1635, is het pas in 1645 dat een echte Vlaamse veldtocht vanuit Frankrijk tot stand kwam. Daarenboven woedde de pest en buikloop in 1645-1646, waarbij een derde van de bevolking in de Westhoek omkomt.

     

    Gedurende de daaropvolgende jaren werd met wisselende kansen gevochten tussen Frankrijk en Spanje, waarbij de stad Veurne zelf door beide kampen afwisselend bezet en verlaten werd. In 1651 overwinteren de Spaanse troepen in de kasselrij, evenals in 1653. Vooral in 1658 zijn er veel verwoestingen in de kasselrij.

     

    Hoewel dus een eerder gunstige economische situatie heerste tot ongeveer 1645, is het zeer wel mogelijk dat de eerste generatie daarna is omgekomen. Een meer gedetailleerd historisch onderzoek van de betrokken dorpen, vooral dus Stavele, Beveren, Pollinkhove, zou misschien meer licht werpen op de lokale situatie.  We hebben al gezien dat speciaal in Beveren vele getuigen bij dopen en huwelijken uit andere dorpen afkomstig waren, zoals uit Stavele. Misschien was Beveren een soort toevluchtsoord tegen het midden van de zeventiende eeuw.


     

    OVERZICHT VAN DE ANDERE JAN METSUVAR IN KERNGEBIED

     

    Zie voor details de teksten ‘teruggaan voor ‘onze’ Jan Massu’

     

    Begrafenissen

    - Joannes MASSE (begr. Stavele, 24 mrt 1628) (7)

    mogelijk Jan I Massu, zie hoger

    - Jean MASSU (begr. Roesbrugge-Haringe, 26 nov 1629) (12)

    & Marie MASSU (begr. Roesbrugge-Haringe, 26 nov 1629) (12)

    het is de begrafenis van Maria Massu, echtgenote van Joannes Massu, vrijwel zeker Maria Van Bovekercke, echtgenote van Jan Massu de oudere, zie ‘tak Eloy Massu’.

    - Jean MASSU (begr. Roesbrugge-Haringe, 10 jan 1637)(13)

    & Marie NN (13)

    Het is Maria Ghyselynck die hier begraven wordt, echtgenote van Jan Massu de jonge, zie ‘tak Eloy Massu’.

    - Joannes MASSUWE (begr. Stavele, 3-6-1655) (8)

    vrijwel zeker Jan Massu de jonge, zie ‘tak Eloy Massu’

    - Jan MESSUWE (begr. Alveringem, 13-5-1668) (9)

    mogelijk echtgenoot van Adrianeken Ombejaeghen, zie ‘tak Jacob Massue uit Fr. Vl.’

    - Jan MASSU (begr. Alveringem, 28-3-1670) (10)

    mogelijk echtgenoot van Adrianeken Ombejaeghen, zie ‘tak Jacob Massue uit Fr. Vl.’

    - Jean METSU (begr. Elverdinge, 28-1-1670) (11)

    geen akte

     

    Huwelijken en dopen

    - Joannes MASSEE / MATSU & Stavele, 21 jan 1605 (1) met Maria Van Bovenkercke / Bovekercke (24)

    huwelijk van Jan Massu de oude, zie ‘tak Eloy Massu’

    - Joannes METSU & Poperinge, 1621 met Christina Capellen (19)

    geen akte, dus geen verdere gegevens

    - Jean MASSU & Roesbrugge-Haringe, 16 apr 1630 met Marie Dejonghe (22)

    vermelding van een gebeurtenis in Watou, zonder akte, geen verdere gegevens

    = Joannes Massu & Watou, 1630 met Maria Dejonghe (25)

    21-01-2014, 19:45 Geschreven door ivometsu  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (1 Stemmen)
    Tags:Massu,Metsu,stamboom,willaert,stavele
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.4.1.3.1. Het klooster van Eversam te Stavele

    4.1.3.1. HET KLOOSTER VAN EVERSAM TE STAVELE

     

    versie 02.11.2013: ABDIJ VAN EVERSAM

     

    1. Inleiding

     

    In een uitgebreide artikelenreeks in de IJzerbode wordt de geschiedenis van de abdij van Eversam geschetst, die een belangrijke rol gespeeld heeft in Stavele. Alleen al daarom mag deze abdij en haar geschiedenis niet ontbreken in een schets van de periode waarin onze voorouders te Stavele aanwezig waren. Bovendien kan in het bewaarde archiefmateriaal van de abdij mogelijk nog informatie over Metsuvar verscholen zijn. Zo treedt bijvoorbeeld de echtgenote van een Francois Metsu op als getuige in een betwisting over de uitweg van de abdij. Maar we hebben ook al een poging gedaan – opzoekingswerk nog niet afgerond - om via het landbezit en de pachters meer te weten te komen over de Metsu’s of Massu’s in Stavele.  Dus ook een verslag daarover en over de mogelijkheden tot verder onderzoek.

     

     

    2. Beknopte geschiedenis van de abdij van Eversam

     

    De Westhoek telde vanaf het begin van de twaalfde eeuw niet minder dan vijf augustijner abdijen, gelegen in Lo, Stavele, Zonnebeke, Voormezele en Mesen. Zij volgden  de regel, die de H Augustinus in het jaar 395 gegeven had aan de priesters, die met hem samenwoonden en –leefden. Zo ontstond de orde van de reguliere kanunniken van de H. Augustinus. (1,(1))

    Er zijn verschillende theorieën over het vroege ontstaan van de abdij van Eversam, maar algemeen wordt aangenomen dat de eerste gemeenschap geënt werd op een reeds bestaande kerk of kapel, maar over het tijdstip zijn geen gegevens voorhanden en kan men enkel gissen. (1, (2)), vermoedelijk XXe eeuw (2).

     

    De naam zou volgens Gerard de Meestere, een monnik van Eversam in de 17de eeuw, zoveel betekenen als everzwijnweide. Het aanpalende en naburige weiland werd van oudsher “den grooten hem” en den kleinen hem” genoemd. (1, (3))

     

    Na de erkenning in 1091, schenkt Gerardus (1083-1099), bisschop van Terwaan, op vraag van Gualbertus, priester, en Elbodo, kannunik van Kassel, de juridische vrijheid aan de kerk in Eversam. Zo werd ze onttrokken aan de invloed van lekenheren en vrijgesteld van alle tienden – of belastingheffingen. Bij haar stichting in 1091 had de abdij van de gravin Gertrudis van Saksen, echtgenote van Robrecht de Fries, graaf van Vlaanderen, 400 gemeten grond gekregen, waarvan grond palend aan het klooster, en 300 gemeten landbouwgrond in de zuidwesthoek van Westvleteren (de huidige Patershoek). Daarna volgden nog heel wat schenkingen zodat de abdij op het einde van de twaalfde eeuw circa 1600 gemeten (ca 700 ha) bezat. Het merendeel lag in Stavele, maar er waren nog 23 andere plaatsen waar eigendommen lagen: Krombeke, Proven, Haringe, Westvleteren, Oostvleteren, Bulskamp, Houtem, Hoogstade, Pervijze (het terrein “Bercla” of “Berkel”, dat later uitgroeide tot een grote mooie hofstede van 130 ha met eigen windmolen: “De Groene Poorte”), Pollinkhove (24 gemeten), Lo (14 gemeten) , enz. (1, (2) en (4))

    Verder had de abdij het patronaat over de prochies van Fromelles, Hoogstade, Sint-Rijkers en Pollinkhove. (2, 660) Omstreeks 1142-1155 werd onder het patronaatschap van de abdij van Eversam de parochie van Stavele opgericht. Later zou de heer van Stavele inspraak krijgen in de patronaatskwesties. (1, (2))

     

    Waar lag de abdij?

     

    Bij de samenvloeiing van de IJzer met de Vleterbeek, later genoemd de Poperingevaart. De Vleterbeek gaf haar naam aan Oost- en Westvleteren. De stad Poperinge liet deze grote kreek uitdelven tot een vaart om aldus te zorgen voor een vlotte afwatering van de stand en voor de scheepvaart. (Fonds Eversam nr 47 en 51 (15 mei 1367), in (1,(6)).

    De Heidebeek is een bijrivier van de Vleterbeek. Thans vormt ze de grens tussen de gemeenten Stavele enerzijds en Krombeke en Westvleteren anderzijds. Het kapittel van Eversam bezat de goederen die tussen de IJzer en de Heidebeek gelegen waren. Het bezat ook de visrechten langs deze gronden. (1,(6)).

     

    Door allerlei schenkingen, vooral in de oosthoek van Stavele, werd Eversam de grootste grondbezitter in Stavele. De abdij bezat 245 gemeten grond op deze parochie en omstreeks 1300 waren er zelfs nog iets meer. Hiermee lag zowat één zevende van al wat de abdij aan land bezat in deze ene parochie.

    Eversam beschikte in 1303 over een pachtinkomen van 1260 gemeten grond. Daarin is niet begrepen een gebied van 298 gemeten dat door het kapittel zelf werd verbouwd.

    In 1638 bedroeg de totale oppervlakte eigendom 1628 gemeten. De bosuitbating besloeg een oppervlakte van 421 gemeten. (1, (4))

     

    Er is een staat van inkomen en uitgaven van het kapittel van Eversam opgesteld na de dood van de prelaat Jan van Welsenes in december 1638: Gr. Seminarie Brugge, Fonds Eversam, rol (1638).

     

    De dijken: (1, (18))

    Deze droegen de gemeenschappelijke naam van Eversam-dijken.

    De dijk, die mogelijke overstromingen uit de IJzer moest tegenhouden, werd ook genoemd de “Noordtdyck”, of nog “de prochiedyck” omdat die veel meer dan het Eversamdomein bestreek.

    Daar was ook de “Oost- of Sluysdyck” als dam tegen overstroming uit de Poperingevaart en de Heidebeek.

    De “Middeldyck” moest ook de debordatie uit de Heidebeek op de Oosthoek van Stavele beletten.

    Het onderhoud van de dijken viel in feite ten laste van de abdij en de grote aangelanden, maar bij dreigende watersnood werd de hele bevolking van Stavele opgeroepen.

     

    We gaan meer in detail in op de tweede helft van de 16de eeuw (1550-1600), die een grote stempel gedrukt hebben op de abdij en haar functioneren.

     

    Rond 1560 was de economie in de Westhoek ontredderd door de catastrofe van de wolnijverheid in Hondschote, Poperinge en Ieper. In 1517 waren er in Poperinge bijna 400 weefgetouwen in werking, maar in 1554 was dat aantal tot 40 à 50% gedaald. Er was geen vast bestuur meer: roven, plunderen, moorden en vernielen waren aan de orde van de dag en de overheid stond er machteloos en ongewapend tegenover. (1,(8))

     

    In de zomer van 1565 kwam een groot aantal lakenhandelaars, scheerders, wevers, vollers en andere dagloners die omwille van de voortdurende achteruitgang de stad hadden verlaten, op zoek naar ander werk. Hondschote was in die tijd één van de aantrekkingspolen, net al Belle en Nieuwkerke. Petrus de Bert uit Reningelst was gedwongen te gaan werken in de saainijverheid te Hondschote en verhuisde naar de Beverenkalsijde. Hij werd een bekend figuur in de hervormingsbeweging en gaf een tweede grote hagepreek in maart 1566 op de Cappel-Vijfweg. Pas dan begon in de omgeving van Hondschote, Roesbrugge en Beveren-Kalsijde de bedrijvigheid van de geuzen opnieuw. Hun actieterrein verplaatste zich naar de iets meer beboste ‘Hoge Seine’, net buiten Beverenkalsijde. Kort daarop verscheen Sebastiaan Matte, pas terug uit Engeland, samen met Pieter Hazaert. Op zondag 26 mei 1566 hield hij er een grote volksvergadering. Op zondag 21 juli sprak Sebastiaan Matte 4000 à 5000 toehoorders toe in de boomgaard van de abdij, vlak vóór het klooster van O.-L.-Vrouw ter Nieuwe Plant. Driehonderd gewapende mannen beschermden hem tijdens zijn preek. Daarna volgden er hagepreken in de omgeving van Ieper, Nieuwkerke, Waasten, Belle, Kemmel, Langemark, Wijtschate, Mesen en andere plaatsen. Telkens trokken wel duizend hervormingsgezinden, met een aantal gewapende mannen voorop, huiswaarts. Zo ontaardden stilaan de preken in ophitsingen. Sebastiaan Matte en Pieter Hazaert waren zich op Beverenkalsijde en Roesbrugge komen vestigen, anderen zochten een onderkomen in en rond Hondschote. (1,(8))

     

    Eind juli werd door Jaak Denys, in Woesten geboren, maar te Roesbrugge woonachtig, een soort volksleger bijeengebracht. Het bestond uit een 500-tal goed gewapende mannen. Een gedeelte van die mannen vormde dan ook een soort lijfwacht voor Matte. (1,(9))

     

    Nog vóór het zover was en de georganiseerde actie op gang kwam, werden de abdijen van Eversam te Stavele, de abdij van Lo, van Sint-Niklaas te Veurne en de abdij Ter Duinen door de opgehitste menigte lastig gevallen. (1,(9))

    Op vrijdagavond 9 augustus 1566 rond 6 uur na een preek door de plaatselijke predikant Sebastiaan Matte, vertrokken mannen uit Roesbrugge naar Krombeke, waar zij de kerk binnenvielen en de eerste georganiseerde beeldenstorm pleegden. De inboedel van de kerk werd er vernield en de beelden werden op straat geworpen. Vandaar vertrokken zij onder leiding van hun predikant S. Matte naar het klooster van Eversam, dat hetzelfde lot onderging.

    De monniken sloegen op de vlucht maar kwamen met mondjesmaat terug.

    De kerk van Beveren moest eraan geloven op 14 augustus 1566, zij verbrijzelden de altaren en de beelden. (1,(9))

     

    De maand daarop, in september 1566 kwam een groep beeldenstormers, nu onder leiding van Jacques Mormetijn uit Roesbrugge, opnieuw Eversam bestormen, maar met weinig schade. (1,(9))

     

    Op 7 oktober 1566 werden de geuzen uit de steden werden de geuzen uit de steden uit de steden en kasselrijen Ieper, Veurne, Sint-Winoksbergen, Duinkerke, Broekburg, Kassel en Belle opgeroepen om zich onder het bevel van kapitein Jan Denys te Roesbruge te verzamelen aan de oevers van de IJzer. Hun opkomst was een groot succes: 4.000 gewapende mannen waaronder veel gewezen beeldstormers, hadden zich komen aanmelden. Vooraleer vanuit Roesbrugge naar Veurne te vertrekken drongen ze de abdij van “O.-L.-Vrouw ter Nieuwe Plant” binnen, plunderden en verwoestten heel de inboedel en mishandelden de religieuzen die niet op tijd hadden kunnen vluchten. Van daaruit vertrokken zij langs de IJzer naar Eversam dat eveneens een doorn in het oog was. (1,(9))

    De prelaat Jan van Loo kon net op tijd naar Ieper vluchten. Enkele monniken werden mishandeld. Daarna stormden zij de abdij binnen en verwoestten heel de inboedel. De bibliotheek werd vernield, een deel van de boeken verbrand, de andere gescheurd en meegenomen. In de nacht trokken zij toen verder naar Veurne, waar ze in de morgen van 8 oktober met 4.000 man de stad zouden aanvallen. (1,(9))

     

    Nadien leefden enkele monniken er ondergedoken en deden in stilte hun kerkelijke diensten en leefden van de landbouw. Het werd er wat rustiger, maar toch bleven ze op hun hoede.

    In september 1568 werd het klooster opnieuw overrompeld door een hele schare, waarbij één monnik die tegenstand bood, zwaar werd gewond. (1,(9))

     

    Ook Ieper had te lijden. Daar werd de prelaat van Eversam, Jan van Loo, in 1572 gevat en door enkele geuzen door de straten van Ieper gesleurd, waarna hij door een menigte omstaanders uit hun handen werd gered. (1,(9))

     

    Op 31 oktober 1578 trokken soldaten van het garnizoen van Veurne weer eens naar het klooster om er voor de zoveelste keer te plunderen. Ze namen kelken en andere kostbaarheden mee. De monniken die hun goederen wilden beschermen, werden geslagen en verwond. De geuzen gaven niet op. De katholieke eredienst moest verdwijnen. (1,(9))

     

    De laatste slag, de mokerslag, kwam in 1579. Op 4 juni roofden grote benden geuzen uit Ieper (gezonden door de hoogbaljuw van Ieper) het weinige dat er nog te roven viel, mishandelden enkele monniken die ter plaatse waren gebleven en staken de kerk en het klooster in brand. De treurende monniken trokken nu weg. Het klooster had te Ieper in de Beluikstraat een refuge of vluchthuis en daar verbleven zij tijdens de troebele, gevaarlijke en moeilijke periode.

    Op Eversam kon niet meer worden verricht. De streek was trouwens ontvolkt en grotendeels verwilderd. Nu werd de toestand zo rampzalig voor vele jaren, dat de paters, ook “om den brode”, de refuge hadden moeten verlaten. Het zag er dan naar uit dat Eversam de ondergang nabij was en deze vreselijke en rampzalige periode niet zou overleven.

    De calvinistische bezetting liep ten einde in 1584. (1,(9))

     

    De prelaat Jan van Loo, ter zijde gestaan door zijn wakkere leke-ontvanger, Vincent de Vuldere, trachtte de verspreide kudde religieuzen te verzamelen in de Eversam refuge te Ieper. Daarna werd in 1585 besloten de landerijen en meersen, die jarenlang onder water stonden of niet gebruikt bij gebrek aan volk, dat uitgeweken was, te verpachten samen met de abdij zelf, die sedert 1579 definitief door de kannuniken was verlaten. (1,(9))

    De toenmalige leke-ontvanger, Willem Tayhals, had er een zekere tijd verbleven om een oog in ’t zeil te houden. ’t Beluik en de resterende gebouwen uit de verwoesting en plundering in 1566, 1578 en 1579 hadden gediend tot schuilplaats voor mensen en vee uit ’t omliggende. Soldaten werden er een zekere tijd gekazerneerd, zodat de troosteloze aanblik weinig hoop gaf op een spoedige terugkeer en wederopbouw. Temeer daar men stond voor een berooide spaarkas en met de vrees voor ronddolende ongedisciplineerde vijandelijke soldatenbenden.

    Noodgedwongen werd het bij de abdij horende neerhof en meegaande landbouwuitbating in 1585 verpacht aan een zekere Jan Leuridan, “filz de Jehan, censier presentement demeurant en la parochie de Lomme”. De pacht werd gesloten voor negen jaar, met dien verstande dat de eerste “Baefsmesse” (betalingsdatum van pacht) zou vallen het jaar na de inname van Oostende en dat ondertussen jaarlijks een vergoeding zou betaald worden volgens de overeenkomsten opgesteld te Ieper op 7 september 1585. Over deze verpachting vernemen we o.a. dat de exploitatie een 200-tal gemeten bedroeg. (1,(9))

     

    Bij de komst van de Aartshertogen Albrecht en Isabella (1598-1621) bleven vrijbuiters uit het garnizoen van Oostende de streek plunderen. Dank zij het Twaalfjarig Bestand van 1609 kwam er uitzicht op een langdurige vrede in de Zuidelijke Nederlanden. Dan kwamen de kannuniken van Eversam naar hun klooster terug en begonnen aan de heropbouw. De geuzentijd maakte Eversam dertig jaar, van 1579 tot 1609, onbewoonbaar. (1,(9))

     

    Wat later wordt een nieuw akkoord afgesloten, ditmaal met de weduwe van Jan Leuridan. Wellicht werd vanaf 1609 het abdij-neerhof met ongeveer 200 bijhorende gemeten door ’t klooster zelf uitgebaat en werd Adriaan Leuridan, zoon van Jan, pachter van andere Eversameigendommen in Stavele. In 1609 werd met de heropbouw gestart. In juni 1611 kwamen de overige monniken zich opnieuw vestigen. (1,(9))

     

    In 1614 werden naar aanleiding van een bisschoppelijk bezoek na het overlijden van Vander Beke de rekeningboeken voorgelegd en een terrier, waarin het landbezit werd opgesomd in de verschillende parochies en aan wie ze eventueel verhuurd waren. Hierin zien we de 200 gemeten in Stavele, uitgebaat door de paters, en een hofstede van ong 50 gemeten, verhuurd en uitgebaat door Adriaan Leuridan, evenals een hofstede met 44 gemeten, verhuurd aan Willy Maerten, twee aan elkaar palende hofsteden met 64 gemeten verpacht aan Filips Ghysen, en een hofstede van 38 gemeten, 2 lijnen en 60 roeden verhuurd aan Jan Vanloo. Er wordt geen ander land vermeld voor Stavele, wel nog in 22 andere locaties. (1,(11))

     

    Onder de volgende abt, Jan van Welsenes (1614-1638) werd  het klooster geheel heropgebouwd. De staat van inkomen en uitgaven van het kapittel van Eversam opgesteld na zijn dood (3 september) in december 1638, geeft een grondbezit van 1207 gemeten landbouwgrond en weide, waarvan 127  van het kapittel zelf. De bosuitbating bedroeg 421 gemeten. De totale oppervlakte van Eversam bedroeg 1620 gemeten. Lijnen en roeden weggelaten voor Stavele: 531 gemeten. (1,(12))

     

    Jaak Pierin (1639-1646) zette als nieuwe prelaat het bouwen voort. Het klooster werd voltooid, de pachthoeven hersteld en vernieuwd en in 1642 de Eversamhoeve herbouwen, die nu nog bewaard is (bewoning Daniel Ferryn). (1, (14))

     

    Daarna volgde onder het bewind van Pieter Quicke (1646-1660) een onverkwikkelijke historie met ruzie en verdeeldheid en tevens een poging tot naasting van de abdij door de abt van “Ter Duinen”. Deze poging werd afgewend, maar de verdeeldheid sleepte aan tot 1659.

     

    In 1652 waren er moeilijkheden m.b.t. het onderhoud van de dijken, wat een ondervraging door weer een Jan Mazeman, heer van ’t Couthof, advocaet ende notaris publicq, meebracht. Hierdoor leren we enkele pachters van de abdij-eigendommen uit die tijd kennen, evenals de toestand van de dijken. Door de oorlog met Frankrijk was er geen onderhoud meer geweest, de kerkklok had niet meer geluid om de bevolking bijeen te roepen, in de  jaren 1646, 1647, 1648, 1649. De dijken waren als weg gebruikt, zowel door mensen als door vee, en het vee mocht er ook op grazen in vluchttijden. Daarbij waren Jan van Loo de jonge, de burchmeestere, de baillieu en de greffier van Stavele, Pieter de Latre (wonende op de hofstede nu van Daniël Feyn), Charles de Leghere (hofstede van Daniël Devloo), en vele anderen. Allicht aanpalende landbouwers waren Jan van der ije, zoon van Guilliamus, 38 jaar, en Pieter Tueur, zoon van Jan, 42 jaar, beide landsman en wonend te Stavele. (1, (18))

     

    De volgende abt, Antoon Ghesquière (1660-1707), leidde de abdij verder naar heropstanding en zegen, waarbij onder meer in 1690 het laatste gebouw volledig hersteld werd, en de kerk verfraaid. (1, (19)) De tijd van de Spaanse successieoorlog en de Franse bezetting werd doorsparteld zonder schade, onder het bewind van abt Adolf Baroud (1707-1720). De laatste abten waren Alipius Verlynde (1720-1752) en Raulé Antonius (1752-1794). Raulé moest vluchten al bij de eerste inval van de Fransen. De abdij werd door hen bezet en alles verwoest. Stavele werd op vrijdag 25 april 1794 praktisch volledig platgebrand en ook de abdijkerk van Eversam ging in de vlammen op. De grote refuge in de Beluikstraat van Ieper, waar het archief naartoe was gebracht, werd eveneens in april 1794 in brand gestoken. Dank zij monnik Franciscus Rousseeuw werd het gros van het overblijvende archief in 1834 overgemaakt aan het bisdom Brugge. Ook daarna werd nog een oude terrier gevonden, gestolen in Ieper in 1794, en met vele andere boeken en papieren beland in Antwerpen, en daar gekocht door een winkelier voor het maken van papieren zakken voor zijn winkel! (1, (22) en (23)).

     

    Bij de liquidatie van de kloostergoederen door de Fransen, vernemen we dat de ganse uitgestrektheid van de parochie van Stavele, zonder het kerkhof en de kerk 2.789 gemeten 1 lijn en 65 roeden bedroeg. Het beluik van het klooster bedroeg 14 gemeten 192 roeden.

    De abdij bezat op het einde van 1787 in totaal 1.650 gemeten, waarvan ruim 403 gemeten Eversambossen onder de heerlijkheden van Eversam en Diepenzeele (verspreid over Westvleteren (80), Krombeke (58) en Proven (25)). (1,(25))    

     

    De opeenvolgende abten die voor ons van belang zijn:

     

    - Niklaas Schaetse (1557-1562)

    - Jan van Loo (1562-1594)

    - Jaak vander Beke (1595-1613)

    - Jan van Welsenes (1614-1638)

    - Jaak Pierin (1639-1646)

    - Antoon Ghesquière (1660-1707)

     

    Jan van Loo was afkomstig van Esen, en hij bleef armen van deze parochie helpen.

     

    Personen die we nog kunnen tegenkomen zijn:

    - Arnold Deschoolmeester, geboren in Jabbeke en al kind opgegroeid bij “De Groene Poorte” te Pervijze, wonend in Pollinkhove, was een bediende in Eversam: lekenontvanger sinds 13 september 1593 en baljuw-burgemeester van de geünifieerde heerlijkheden Eversam-Diepenzele sinds Kerstmis 1602, in beide functies opvolger van Vincent Devuldere, wiens watergraafschap van de Zuidwatering hij overnam. (1,(11))

    - Willem Tassaert, zoon van Pieter, ontvanger in Eversam van 1616 tot 1633. Ook baljuw van Diepezeele van 1616 tot 1626. Dit laatste ambt heeft hij dan afgestaan aan zijn schoonzoon Jaak Delaetere. Diepezeele is een heerlijkheid van het klooster gelegen te Krombeke, Westvleteren, Poperinge en Proven met 14 achterlenen, en met de drie justitiegraden. (zie (1, (13))

    - Jaak de Latre, zoon van Antoon, ongeveer 30 jaar in 1638, woonde te Roesbrugge, en was geede deelsman en gezworen landmeter van de kasselrij van Veurne. Hij is baljuw van Diepezeele by resignatie van synen schoonvader, en er is geen andere officier, en mocht meedoen aan de verkiezingen in 1638 van een nieuwe prelaat na van Welsenes. (1,(14))

    - Alexander Ferdinande de Tannemaecker, baljuw van de parochie en heerlijkheden van de parochie en de heerlijkheid van Stavele en Krombeke (ong 1665) (1,(15))

    - pater Petrus de la Rue, lesgever theologie in Eversam (ong 1665) (1,(15))

     

    Bronnen:

    (1) Robert Toussaint, De abdij van Eversam (1) 785-786; (2) 805-807; (3) 827-828; (4) 845-846; (5)11-12; (6) 29-30; (7) 47-48; (8) 67-68; (9) 87-88; (10) 107-108; (11) 126-127; (12) 149-150; (13) 169; (14) 189; (15) 205-206; (16) ; (17) 241-242; (18) 261; (19) 281-282; (20) 301-302; (21) 321; (22) 337; (23) 357-358; (24) 377; (25) 397-398; (26) 419-420; (slot) 435;

    (2) Paul Callebert, Monasticon Belge Tome III, Flandre Occidentale, Centre Nationale de recherches d’histoire religieuse, 1974, p 660

     

    Belangrijkste punten voor onze familiekroniek:

    - Rond 1560 was de economie in de Westhoek ontredderd door de catastrofe van de wolnijverheid in Hondschote, Poperinge en Ieper. Er was geen vast bestuur meer: roven, plunderen, moorden en vernielen waren aan de orde van de dag en de overheid stond er machteloos en ongewapend tegenover.

    - Vanaf de zomer van 1565 begonnen de geuzen zich op grote schaal te roeren, vanaf 1566 werden kerken en kloosters, waaronder Eversam geregeld aangevallen.

    - Vanaf 4 juni 1579 in brand gestoken, was tot 1609 Eversam onbewoonbaar. Op Eversam kon niet meer worden verricht. De streek was trouwens ontvolkt en grotendeels verwilderd.

    - In 1585 werd besloten de landerijen en meersen, die jarenlang onder water stonden of niet gebruikt bij gebrek aan volk, dat uitgeweken was, te verpachten.

    - Het bij de abdij horende neerhof en meegaande landbouwuitbating werd op 7 september 1585 verpacht aan een zekere Jan Leuridan voor negen jaar, met dien verstande dat de eerste “Baefsmesse” (betalingsdatum van pacht) zou vallen het jaar na de inname van Oostende en dat ondertussen jaarlijks een vergoeding zou betaald worden. De exploitatie bedroeg een 200-tal gemeten. Wat later wordt een nieuw akkoord afgesloten, ditmaal met de weduwe van Jan Leuridan. Wellicht werd vanaf 1609 het abdij-neerhof met ongeveer 200 bijhorende gemeten door ’t klooster zelf uitgebaat en werd Adriaan Leuridan, zoon van Jan, pachter van andere Eversameigendommen in Stavele.

    - In een terrier, voorgelegd in 1614, wordt het landbezit in Eversam opgesomd evenals de pachters. Hierbij is geen Metsuvar. Daar in het artikel in de IJzerbode ook de tegenwoordige uitbater wordt opgegeven, moet er dus wel een precieze localisatie gegeven zijn, dus is er kans om iets over de buren te weten te komen.

     

     

    3. Archiefmateriaal

     

    3.1. Het meeste materiaal bevindt zich in het Grootseminarie van Brugge, Potterie 72, Brugge, als het Fonds Eversam, waar het na afspraak (050/33.03.62) met beheerder Kurt Priem kan worden geraadpleegd.

     

    Een algemene bespreking van het archiefmateriaal wordt gegeven in: Paul Callebert, Monasticon Belge Tome III, Flandre Occidentale, Centre Nationale de recherches d’histoire religieuse, 1974, wat we gekopieerd hebben. Hieruit leren we:

    - Pas na 500 jaar, opgesteld tussen 1629 en 1635, werd een kroniek van de geschiedenis gemaakt door Gerard de Meestere, monnik te Eversam. Aldus: Historia Episcopatus Iprensis, uitg C. Carton en F. Van de Putte, Brugge, 1851; Chronicon monasterii Everhamensis, uitg idem, 1852. Volgens Callebert vooral interessant voor eind XVIe en eerste derde XVIIe eeuw.

    - Meer dan 700 documenten over Eversam zijn er in het Groot Seminarie bewaard, vooral over processen en verkopingen. Er bestaan genummerde steekkaarten van, chronologisch, met aanwijzingen over de inhoud, vóór 1918 gemaakt door Joseph Noterdaeme, en vervolledigd door P. Callebert na 1963. Vanaf nr. 313 is het vanaf 1600. Wat vetjes gedrukt is, moeten we verder bekijken.

    - In vier cartularia kort na de Beeldenstorm opgesteld zijn de meeste documenten van vóór de XVIe eeuw overgeschreven.

    A. bevindt zich in het Groot Seminarie en gaat over visrechten.

    B. idem, 247 folio’s, eveneens over de periode 1568-1572. (dus te bekijken!)

    C. idem, over XVe eeuw.

    D. in het Rijksarchief van Brugge (aanwinsten 3904);

    - Er is een beschrijving van het archief gemaakt in 1650, en later in 1741. Dit laatste door de baljuw van de heerlijkheid Eversam-Diepezeele,  Ivan Ollevier, 123 folios, = nr 608 in het Groot Seminarie.

    - Er is een terrier van 1735-1737, eveneens in het G Seminarie, andere mogelijk in de nrs. 518, 519, 542, 695.

    Opm. in R. Toussaint’ reeks over de abdij, afl.2, is er sprake van een oude terrier van Stavele in 1697 opgemaakt door Marinus Ollevier, gezworen landmeter van de Kasselrie van Veurne. Daarin komt de Goudenwerfhoek terug, een groot stuk mand ten zuidwesten van het klooster, gelegen tussen het dorp van Stavele zelf en Eversam, langs de IJzer, nog geschonken door Robrecht van Jeruzalem, graaf van Vlaanderen, in 1105. Gebieden langs de IJzer waren grafelijk bezit, wat kan betekenen dat zowel Eversam als Goudenwerf gebieden waren die op het IJzerestuarium veroverd waren.

    - In het Groot Seminarie zijn er nog enkele niet gekatalogeerde rollen over de bezittingen sinds 1300 en enkele rekeningen van de Watering. Zo is er een van 1541.

     

    We bekeken de steekkaarten:

    - nr. 238: Rekwest gehouden over den in- en uitweg van de Eversamstrate, komende uit het klooster en loopende tot aan de groote strate naar Stavele. Verscheidene getuigen verklaren dat dit de eenige weg is voor ’t klooster en waar al de bewoners langs gemelde strate dat die weg onderhouden wierd door de aangelanden met ’t hout dat er nevens groeide, dat het klooster langs daer boomen uit het bos voerde met 6 of 8 peerden, dat sommige aangelanden den onderhoud verwaarloosd hebbende de strate geschauwd werd en eene boete opgelegd werd aan de plichtigen. 3-11-1574.

     

    met schets:

                                                 de parochiedijk                                   

     

                                                               nieuwe dreef  

     

    ------------<-Stavele------------- -----------------Eversamstraat  ----------à Eversamklooster

     

     

     

    Ten tijde van de monniken kon je slechts de weg Ieper-Veurne bereiken door de IJzer over te steken eerst langs de Ruwedreve, later kreeg de vroegere weg de naam van “den ouden uutwech” (nu de Zanddreef). In 1628 werd die weg ingekort doordat men een andere oversteekplaats met het nog bestaande oversteekhuisje “an den back” aanlegde ten noordoosten buiten het beluik. Aldaar de IJzer over kon men in “’t Marienstraetjen” (nu nog genoemd de kloosterdreef) op de Burgweg geraken. (1,(26))

     

    Het “Eversamstraetje” of “Eversam-dreve” liep vanuit het klooster westwaarts en via het (huidige) bedrijf van Wilfried Deheegher en Paula Deblock werd het opgevangen in de “grote straete” naar Stavele. Het werd beschouwd en desnoods verdedigd als kloostereigendom en moest door de gebruikers - elk op zijn aanliggend deel – onderhouden worden, een oude en vanzelfsprekende gewoonte. Het hout van de bomen aan weerszijden van de weg werd voor de nodige herstellingswerken aangewend. (1,(12))

     

    Wellicht als gevolg van de anarchie door de Geuzerie en de armoede in ’t Veurnambachtse, ontstond hierover omstreeks 1574 onenigheid. In het bestuur van de kasselrie werd beroep gedaan op de “Kerckgeboden”. Door het uitdelen van boeten bedaarden de gemoederen. Zakenman als hij was en om in ’t vervolg betwisting te vermijden, liet prelaat Jan van Loo (1562-1594) een verslag over dit alles opstellen om desnoods een bewijs van eigendom te kunnen voorleggen en weigerachtige aangelanden te herinneren aan hun herstelverplichtingen.  (1,(12))

     

    Het stuk dat hierna volgt laat getuigenverklaringen zien, die gezien het steeds terugkerende stramien, allicht een bepaalde vragenlijst volgden, in de tekst trouwens aangeduid als “poincten interrogatoire”.

     

    Ze verschenen op 3 november 1574 voor Jan Mazeman, heer van Couthof, notaris publicq, meestere Joannes Laureijns end Jacob van Loovelde ghetuughen ende adjoincten de volgende getuigen: Michiel Voet, Annaert de Wevere, Wouter Voet, Cathelyne (vrouw van Franchoys Metsu), Antheunis Musoore en Tannekin (weduwe Debats).

     

    Transcriptie (ivo)

     

    238/1

     

    Opene informatie preparatoire, ghehoord by ons notaris ende ghetuughen onderscreven ten verzoucke ende ernstighen instantie van eerw[aarde] heere, d’heer Jan van Loo, proost van Eversaem, ter verifficatie vande possessie ende saisine, van zekeren inwech, ende vutwech, van den voorseyden cloostere, naer den verclaerse van poincten interrogatoire van weghen myn[en] voornomden heere, ten desen overgheleyd in ghescrifte, ghedaen binnen den districte van tvoors[eyde]n cloostere den derden novembris xvc (1500) vierentzeventich

     

    [eerste getuigenis]

     

    Michiel voet de zone Gillis landsman binnen der prochie van Stavele, ghehuwet man, oudt iiiixxvii (87) jaren oft daerontrent, oirconden beleed ende gheexamineerd by solempnelen eede, op dinhouden vande voors[eyde] poincten interrogatoire, deposeert oijnt ende zijn leven lanck ghewoondt thebbende in een pachtgoed, staende ende gheleghen op den voors[eyde]n vutwegh vanden cloostere, gheseyt deversaem strate loopende van den zelven cloostere naer Stavele ende andere voisine stede ende plaetsen, ter welcker voors[eyde] hofstede oick ghewoondt heift, zyne deposants vadere aldaer overleden in tjaer van gratie vichtien hondert, ende verclaerst hy deposant te hebbene goede kennesse ende memorie, van joncx kynde ende voorts totten daghe van hedent, dat die vanden voor[seyde]n cloostere altyts ghehadt hebben, ende noch hebben eenen vrijen ende paisivelen inwech, ende vutwech, op dende duer de voors[seyde]n Eversaem strate, loopende totter groote strate van Stavele, danaf hebbende van allen tyden possessie ende saisine, zonder datter anderen inwech ofte vutwech es, omme met paarden ende waghenen te gheraken totten voors[eyde]n cloostere, ofte daervute tot omligghende steden ende plaetsen, zoo van ghelijcken alle pachters ende bezitters van den hofsteden ligghende op de voorseyden Eversaem strate, van ghelycken ouden tijden gheweist hebben ende noch zijn in goede possessie ende saisine van te rijden met peerden ende waghenen tallen steden, plaetsen

     

    - saisine =

    - vutwech = uutwech = uitweg

    - oynt = altijd?

    - poincten interrogatoire = een ondervraging aan de hand van een lijst vragen of trefwoorden;

    - oirconden = oorkonden = getuigen; door een plechtige verklaring (mondeling of schriftelijk) vaststellen, hetzij voor de rechter, hetzij anders, en dus ook wel: officieel ter kennis brengen, afkondigen; (WNT)

    - solempnelen = plechtige

    - paisivelen = rustig, vredig

     

     

    238/2

     

    ende marcken, op ende duer de voorseyde strate van Eversaem ende duer gheen andere, als gheen ander wezende noch weten[de] gheweist thebbene. Duer welcke voors[eyde] strate van Eversaem die vanden zelven cloostere, ende duer gheene andere oynt ende altijds hebben ghedaen voeren met peerden ende waghenen zulcx als ten behouve vanden cloostere van noode gheweest heeft, als van alimentatien victuaeghen provisie van houtte ende ander zaken, zoo van ghelycken ghedaen hebben de opwoonende vande voor[seyde] strate. Bet voorts ghetuucht dat hy van allen tyden zijnder memorie gheweten heift, dat de voorseyde strate ter vermanijnghe van de proosten der voors[eyde] cloostere by alle de jeghenlanders vermaect heift gheweist, ende overzulcx ten diveersschen stonden, hy deposant gheholpen heeft vermaken, totten voor[seye] groote strate toe, zowel met de cnapen vanden voors[eyde] cloostere als met andere, opwoonders van de voors[eyde] strate van Eversaem, ende ghemerct dat binnen corten jaren herwaerts de voors[eyde] opwoonders in ghebreke ende onghewillich gheworden zijn, de voors[eyde] strate als van ouden tyden te vermaken, quade plecken ende diepe gaten te beteren, es naer ghecoustumeerde kercghebode ghedaen te Stavele, by hoochbaill[iu] scepenen en[de] ceurheers slands van veurnambacht, de voors[eyde] strate van

    Eversaem gheschauwet gheweist, ende boeten ghewesen die by diveerssche opwoonders immers by hem deposant betaelt hebben gheweist, tot drie toe, endelijnghe ghetuucht dat de voors[eyde] strate van Eversaem commen[de] vande voors[yde] strate van Stavele gheen ander einde en heift dan ten voors[eyde] cloostere, twelcke wesener dat hy deposant weet te ghetuughen op als ghevraecht sluut zyne depositie onder zyn handteecken,

     

    [vermenigvuldigingsteken als handtekening]

     

    (in de kantlijn van vorige blz.:)

     

    caetauyt(?) over zyne baeccutie(?) xij (12) sh[illing] par[isi]s

     

    - victuaeghen = victualie = mondvoorrad, leeftocht, teerkost, levensmiddelen, proviand;reeds middelnederlands (WNT);

    - bet = nog

    - ghecoustumeerde kercghebode = kerkgeboden in gewoonterecht vastgelegd?

    - baljuw = De benaming “baljuw” wordt gebruikt op alle echelons van de feodale hiërarchie, vanaf de kasselrij tot de kleinste heerlijkheid. De baljuw was inderdaad in elk van die omschrijvingen de vertegenwoordiger van de heer. De baljuw heeft met uitsluiting van de Amman, de bevoegdheid tot rechtsvervolging. Hij alleen zal de vergoedingen ontvangen verbonden aan de straatschouwingen, waaronder ook beken en bruggen vallen. (zie tekst: feodaal kader). In dit geval was het niet de baljuw van de heerlijkheid Eversam, of van Stavele, maar ‘de grote baas’: de hoogbaljuw van de kasselrij, die hier straatschouwing kwam doen.

    - straatschouwingen: Het was de plicht van de administratie om wegen en waterlopen in goede orde te houden. Met de beperkte middelen waarover de overheid toen beschikte was dit geen lichte opgave. Een eerste middel daartoe waren de straatschouwingen. Vergezeld van burgemeester, schepenen en officieren reed de baljuw met “gerechte roede sittende op eenen waegen en alsoo rijdende door het midden van de straete” om de schouwing te beginnen.

    Over de staat der wegen was men vrij summier: bestrating was nog niet aanwezig, dus

    vergenoegde men zich ermee de aangelanden aan te manen de obstakels te vermijden: te fel wassende bomen, ... Soms diende een zompig gedeelte belegd met “grof houdt en sandighe aarde”. Naast de parochiewegen werden ook de kleinere wegen geschouwd. Meestal kwam het er op neer de “quaede putten” te vullen. (zie tekst feodaal kader)

     

     

    [tweede getuigenis]

     

    Annaert de wevere de zone Michiels ghehuwet man oudt Lxxv (75) jaren oft daerontrent landsman binnen der voors[yde] prochie van Stavele, ghehoord en[de] gheexamineert

    by eede op dinhouden vande voors[eyde] anlen interrogatoir ghetuucht oynt ende zyne leven lanck ghewoont

     

     

    238/3

     

    thebbende binnen der voors[yde] prochie van Stavele en[de] ontrent den voorseyden cloostere, loopende welcke tijden ende jaren van zynder memorie hy deposant ghezien heeft dat die vanden voor[seyden] cloostere met peerden ende waghenen ghereden

    hebben op ende duer de voors[eyde] strate gheseyt de strate van Eversaem beghinnende ende commende vuten zelven cloostere tot der groote strate van Stavele, buuten ende zonder

    welcke strate de voorn[omden] van Eversaem gheen ander en hebben nochte oynt ghehad en hebben in zoo verre als draecht zyne memories omme te gheraken tot eenighe steden prochien

    ofte marcten, zoo van ghelycken alle opwoonende der voors[eyde] strate van Eversaem, duer de zelve strate van allen tyden ghereden hebben, ende noch rydende zijn, met peerden en[de] waghenen tallen marcten, ende noodzakelicheden, overzulcx heift hy oirconde over vele jaren gheholpen voeren duer de voors[eyde] strate van Eversaem groote boomen ghehauwen in tforeest van den voors[eyde] cloostere, ende ghebracht met vi (6) ende achte peerden, naer de grootte vande boomen, tot binnen de voors[yde] cloostere, wel weetende dat de voors[eyde] van den cloostere oynt gheweest hebben en zoo oock hebben alle dopwoonders vande voors[eyde] strate van Eversaem, in goede possessie ende saisine van tghebruuck

    vande voors[eyde] strate zoo voor[sey]t es, zonder empessement ofte belets. Ghetuucht voorts dat hy van allen ouden tyden ende zoo verre als draecht zijne memorie gheweten<

    21-01-2014, 12:07 Geschreven door ivometsu  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Tags:Eversam,massu,metsu,stamboom,zeventiende eeuw,straatschouwing
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.4.1.1.2. De vroegste Massu uit de parochieregisters (deel 2)

    4.1.1.2. De vroegste Massu uit de parochieregisters van ons oorspronggebied (deel 2)



    Pollinkhove (Sint-Bartholomeus)

    D 1606

    H 1605

    B 1672

    **

    **

    #

     

    ! geen begrafenissen geregistreerd voor 1672!

     

    - Natalis METSU (1) uit Pollinkhove (1)

    & Pollinkhove, 16 okt 1639 (1) met Francisca Vanheet (1) uit Pollinkhove (1)

    getuigen: Joannes Metsu en Petrus Van Heet (1)

     

    Opm.

    1. We vinden een Natalis Matsu (deze voornaam is overigens uiterst zelden) in dezelfde periode terug als doopheffer op 7 nov 1635 bij Nicolas Kempe, zoon van Nicolas Kempe & Anna Massu te Elverdinge. Doopheffers zijn meestal nauwe verwanten: vader, broer, nonkel.

    2. Wie is deze Joannes Metsu? Alleszins een verwante van Natalis. Ook dit kan vader, broer of oom zijn. We vinden hem niet bij de verwanten van Anna te Elverdinge. Het is niet uitgesloten, maar ook niet zeker dat het Joannes I en II uit onze stamboom is.

     

    Bronnen:

    () parochiale doopakten: geen Metsu Natalis gevonden bij kontrole tafels, nochtans beginnen deze in 1606! (i)

    (1) parochiaal huwreg Pollinkhove p. 1819 (PWVi) 1817 (P)(i); getekend Joannes METSU en Petrus Van Heet (P) in de tafels: echtgen Vanhees (i)(PWVi)

    tekst (sc 55 rechts boven): “Anno millesimo sescentesimo trigesimo nono, decimo sexto die mensis octobris, p[re]missis tribus denuntiationibus, ego infrascriptus lector ecclesie parochialis de pollynchove per verba de presenti matrimonio coniunxi natalem metsu ex pollynchove et franciscam van heet ex eodem parochie presentibus testibus petro van heet et joanne metsu, subscribebatur gerardus de jonckheere pastor.” (i)

    ”Op de zestiende dag van de maand oktober 1639 na drie afkondigingen in voorafgaande missen, heb ik onderschrevene lektor van de parochiale kerk van Pollinkhove met mondelinge instemming in de echt verbonden Natalis Metsu uit Pollinkhove en Francisca van Heet uit dezelfde parochie in aanwezigheid van de getuigen Petrus van Heet en Joannes Metsu, onderschrevene Gerardus de Jonckheere pastoor.” (i)

    () begrafenis: geen begrafenissen geregistreerd voor 1672! en ook daarna niet teruggevonden in Pollinkhove.

     

    vrijwel zeker dezelfde, gezien locatie Pollinkhove en peter Petrus van Heet en de link met Elverdinge via meter Maria:

    - No[omin]e MASSU (1)

    & Francisca NN (1)

    kinderen:

    1. Maria MASSU (geb. Pollinkhove, 13, ged. 15 aug 1640) (1)

    doopheffers: Petrus van Heet uit Pollynchove en Maria Messu uit Elverdinge (1)

    OPM. De meter Maria Messu vinden we niet terug in het doopregister van Elverdinge, lopende vanaf 1603. Wel vinden we daar een Maria, dochter van Jacobus Metsu, als meter bij Joannes Kempe gedoopt op 19-21 sept 1637 als zoon van Nicolaas Kempe en Anna Metsu.

    Bronnen:

    (1) parochiaal doopreg Pollinkhove, f 161 (i: tafels)(scan ..)

    tekst (sc 22 rechts onder): “Anno 1640 die 15e augusthij ego infrascriptus baptizavi Mariam filiam noe massu et francisca coniugum natam 13e augustij susceptores petrus van heet ex pollynchove et maria messu ex elverdinghe subscribebatur Gerardus de jonckheere Matthias ab alnispvr[] (doorhaling in de tekst)“(i)

    “Op de 15e augustus 1640 heb ik onderschrevene Maria gedoopt de dochter van het echtpaar Noe Massu en Francisca geboren de 13e augustus, doopheffers Petrus van Heet ex Pollynchove en Maria Messu ex Elverdinghe onderschrevene Gerardus de jonckheere Matthias ab alnispvr[] (doorhaling in de tekst)“ (i)

     

    - Petrus MESSU (onwettige vader) (1)

    & Joaschasia of Paschasia Ramo/en (1)

    kinderen:

    1. Petronella MESSU (ged. Pollinkhove, 11 dec 1639) (1)

    doopheffers: Ramon uit Loo en Petronilla Nevejans uit Loo (1)

    Bronnen:

    (1) parochiaal doopreg Pollinkhove, f 156: (i: tafels)(PWVi); Ramen (Pwvi)

    tekst (sc 218 rechts onderaan): “ Anno millesimo et decentesimo trigesimo nono, undecime die mensis decembris ego infrascriptus baptizavi petronillam filiam illegitimam petri messu ex pollynchove et paschasia ramon ex eodem parochia natam die decimo, susceptores fuerunt epsorem ramon ex Loo et petronilla nevejans ex Loo subscribebatur Gerardus de jonckheere.” (i)

    “Op 11 december 1649 heb ik onderschrevene Petronilla gedoopt het onwettig kind van Petrus Messu uit Pollynchove en Paschasia Ramon uit dezelfde parochie geboren de tiende, doopheffers waren epsorem (dezelfde)Ramon uit Loo en Petronilla Nevejans uit Loo onderschrevene Gerardus de Jonckheere.” (i)

     

    - Petrus MASSU, vrijlaat uit het territorium van hesduies (1)

    & Petronella Soucque, uit het territorium van Audomarus (1)

                1. Petrus MASSU (ged. Pollinkhove, 24-11-1645) onwettig (1)

    doopheffers Jacobus Vorc uit Pollinkhove en Jacoba Desdier uit Hoogstade (1)

    Opm. Een Jacoba Dedier huwt te Hoogstade op 22 okt 1690 met Joannes Claerebout (f 192, huw reg)

     

    Bronnen:

    (1) parochiaal doopreg Pollinkhove, f 181 (PWVi)

    tekst (scan 285 rechts onder):”Anno 1645 die 24 9bris (novembris) ego infrascriptus baptizavi petrum natum 22° 9bris (novembris) filium illegitimum petri massu liberi ex territorio hesduiesi et petronille soucque ex territorio audomarem susceptores jacobus vorc ex pollynchove et jacoba desdier ex hoochsta[de] subscribebatur Ant van berghe.” (i)

    ”Op 24 november 1645 heb ik onderscrevene Petrus gedoopt geboren 22° novembris onwettige zoon van Petrus Massu vrijlaat uit het territorium van hesduies en Petronille Soucque uit het territorium van Audomarus doopheffers Jacobus Vorc uit Pollinkhove en Jacoba Desdier uit Hoochsta[de]onderschrevene Antonius van Berghe.” (i)

     

    - Jan / Joannes

    (1)(2) MASSU (1)(2)(3) uit Beveren (3)(dit is in onze stamboom de tweede generatie)

    & Pollinkhove, 28-1-1647 (3) met Catharina (1)(2)(3) Klaerbout (1)(2) Claerbout (1)(3) Claerbouts (2) uit Hoogstade (3)

    getuigen de heer Joannes Heurlebout uit Pollynchove en Petrus Valcke cassodus (3)

                1. Jan MASSU (ged. Pollinkhove, 30-10-1647) (1)

                doopheffers Joannes Claerboudt en Anna de Wyndt beide uit Pollynckhove

     2. Maria MASSU (ged. Pollinkhove, 15-11-1649) (2)

    doopheffers: Joannes Claerebout uit Pollynckhove en Marian Tue uit Proven (2)

     

     + nog 1 kind MESSU en 4 kinderen METSU

    Zie bespreking in Beveren

     

    Bronnen:

    (1) parochiaal doopreg Pollinkhove, f 191 (PWVi)

    tekst (scan 299 links onderaan):”infras[criptus] lector eccle[sia] de pollynchove 30 octob baptizavit  joannem filium joannis massu et catharine claerbout coniugum susceptores joannes claerboudt et Anna de Wyndt utrisque ex pollynckhove subscribebatur Jacobus Meinaert.” (i)

    ”onderschrevene, lector van de kerk van Pollynchove doopte op 30 october Joannes de zoon van het echtpaar Joannes Massu en Catharina Claerbout doopheffers Joannes Claerboudt en Anna de Wyndt beide uit Pollynckhove onderschrevene Jacobus Meinaert.” (i)

    (2) parochiaal doopreg Pollinkhove, f 195 (PWVi)

    tekst (scan 308):”xv° (15) 9bris (novembris) 1649 bapt[izavi] inf[rascriptus] mariam filiam joannis massu et catharine claerbouts coniugum susceptores fuerunt joannes claerebout ex pollynckhove et Marian Tue ex Proven subscribebatur Jacobus Meinaert pastor.” (i)

    ”Op 15 november 1649 heb ik onderschrevene gedoopt Maria de dochter van het echtpaar Joannes Massu en Catharina Claerbouts doopheffers waren Joannes Claerebout uit Pollynckhove en Marian Tue uit Proven, onderschrevene Jacobus Meinaert pastoor.” (i)

    (3) parochiaal huwreg Pollinkhove, f 1823 (PWVi)

    tekst (sc 83 links bovenaan): “Anno 1647, die 21 januarij premissis tribus bannorum denuntiationibus per verba de presenti, ego infrascriptus lector ecclesie parochialis de pollijnchove presentis coniunxi matrimonio joannem metsu ex beveren et catarinam clareboudt, hoogestade presentis testibus domino joanne heurlebout ex pollynchove et petro valcke cassodus subscribebatur anto[nius] van[den] berge pastor.” (i)

    ”Op de 21e januari 1647 na drie bannen afgekondigd in voorafgaande missen, heb ik onderschrevene lektor van de parochiale kerk van Pollinkhove met mondelinge instemming in de echt verbonden Joannes Metsu  uit Beveren en Catarina Clareboudt, Hoogstade in aanwezigheid van de getuigen de heer Joannes Heurlebout uit Pollynchove en Petrus Valcke cassodus subscribebatur Antonius van[den]Berge pastoor.” (i)”

     

     

    Poperinge

    D

    H 1614

    B

    #

    **

    #

     

    geen doop-, huwelijks-, noch begrafenisakten voor 1700! Alleen index huwelijken O.-L.-Vrouwparochie 1614-1795 (voor var: scan 58-59)(i)

     

    - Guilielmus MASSUE

    & Poperinge, 1615 met Catharina Bollaers (1)

     

    Bronnen:

    (1) parochiaal huwreg. Poperinge 70v (PWVi) B1 (i)

     

    - Joannes METSU

    & Poperinge, 1621 met Christina Capellen (1)

     

    Bronnen:

    (1) parochiaal huwreg. Poperinge 83v (PWVi) B1 (i)

     

     

    - Franciscus METSU

    & Poperinge, 1627 met Francisca Rouseau (1)

     

    Bronnen:

    (1) parochiaal huwreg. Poperinge 333 (PWVi) B2 (i)

     

    - Pieter METSU

    & Poperinge, 1629 met Petronilla Christiaens (1)

     

    Bronnen:

    (1) parochiaal huwreg. Poperinge 335 (PWVi) B2 (i)

     

    - Maria MASSUWE

    & Poperinge, 1641 met Antonius Vansegerscappel (1)

     

    Bronnen:

    (1) parochiaal huwreg. Poperinge 372 (PWVi) niet gevonden (i)

     

     

    Proven (Sint-Viktor)

    D 1608

    H 1633

    B 1694

    **

    **

    **

     

    - Christiana MASSU

     

    In 1634 doopmeter van Maria Massu (geb. Roesbrugge-Haringe, 1, ged 3 dec 1634), dochter van Jan Massu de jongere (tak Eloij Massu).

     

    - Philippus MASSU (1)(2)(3)(4)

    & Nicaisie Scheefsdaele / Schepdaele (1)(2)(3)(4)

    kinderen:

    1.     Philippus MASSU (geb. Proven, 10, ged. 12 apr 1635) (1)

    doopheffers: Joannes Massu uit Haerynghe en Elisabetha Caestellers de echtgenote van Egidius Schepdaele uit Proven. Sign: ere J Mey pastoor”(1)

    2.     Philippus MASSU (ged. Proven, 27 mrt 1636) (2)

    doopheffers: Petrus van Ackere in de naam van de verhinderde Aegidius Schepdaele uit Proven en Leonarda Massu de echtgenote van Audomarus Moncarie uit Beveren. (2)

    3.     Maria MASSU (ged. Proven, 22 okt 1637) (3)

    doopheffers: Jacobus van Santvoorde uit Beveren en Maria de Jonghe de echtgenote van Joannes Massu uit Haerynghe (3)

    4.     Petrus MASSU (ged. Proven, 29 okt 1639) (4)

    doopheffers:  Damianius Massu uit Stavele en Maria Schepdaele de echtgenote van Petrus van Ackere uit Haerynghe (4)

     

    Zie Roesbrugge-Haringe en tak Eloij Massu

     

    Bronnen:

    (1) parochiaal doopregister Proven, 136 (P)(PWVi) 12 april (P) 1635 (P)(PWVi); ouders (P)

    tekst (sc 29 links):” Anno 1635 12e aprilis ego infrascriptus baptizavi Philippium filium Philippi Massu et Niceisie Schepdaele conjugum natam 10 huius susceptores fuerunt Joannes Massu ex Haerynghe et Elisabetha Caestellers uxor Aegidii Schepdaele ex Proven. Sign: ere J Mey pastor”(i)

    ” Op de 12e april 1635 heb ik onderschrevene Philippus zoon van het echtpaar Philippus  Massu en Niceisia Schepdaele gedoopt, geboren 10, wiens doopheffers waren Joannes Massu uit Haerynghe en Elisabetha Caestellers de echtgenote van Egidius Schepdaele uit Proven. Sign: ere J Mey pastoor”(i)

    (2) parochiaal doopregister Proven, 138 (P)(PWVi)(scan 63 (i)) 27 mrt (P) 1636 (P)(PWVi); ouders (P)

    tekst (sc 32?):” Anno 1636 27e martis ego infrascriptus baptizavi Philippium filium Philippi Massu et Niceisie Schepdaele conjugum natam 26 huius susceptores fuerunt Petrus van Ackere in nomine Aegidii Schepdaele impedit ex Proven et Leonarda Massu uxor Audomari Moncarie ex Beveren. Sign: ere J Mey pastor”(i)

    ” Op de 27e maart 1636 heb ik onderschrevene Philippus gedoopt zoon van het echtpaar Philippus  Massu en Niceisia Schepdaele, geboren 26, wiens doopheffers waren Petrus van Ackere in de naam van de verhinderde Aegidius Schepdaele uit Proven en Leonarda Massu de echtgenote van Audomarus Moncarie uit Beveren. Sign: ere J Mey pastoor”(i)

     (3) parochiaal doopregister Proven, 141 (P)(PWVi)(scan 63 (i))  22 okt (P) 1637 (P)(PWVi); ouders (P)

     tekst (sc 34):” Anno 1637 22e octobris ego infrascriptus baptizavi Mariam filia Philippi Massu et Niceisie Schepdaele … huius susceptores fuerunt Jacobus van Santvoorde ex Beveren et Maria de Jonghe uxor Joannis Masssu ex Haerynghe. Sign: ere J Mey pastor”(i)

    ” Op 22 oktober 1637 heb ik onderschrevene Maria gedoopt de dochter van de echtelieden Philippus Massu en Niceisia Schepdaele … hun doopheffers waren Jacobus van Santvoorde uit Beveren en Maria de Jonghe de echtgenote van Joannes Massu uit Haerynghe. Sign: ere J Mey pastoor”(i)

    (4) parochiaal doopregister Proven, 144 (P)(PWVi) )(scan 63 (i)) 29 okt (P) 1639 (P)(PWVi); ouders (P)

    tekst (sc 36):” Anno 1639 29e octobris ego infrascriptus baptizavi Petrum filium Philippi Massu et Niceisie Schepdaele conjugum natam heri huius susceptores fuerunt Damianius Massu ex Stavele et Maria Schepdaele uxor Petri van Ackere ex Haerynghe. Sign: ere J Mey pastor”(i)

    ” Op 29 oktober 1639 heb ik onderschrevene Petrus gedoopt de zoon van de echtelieden Philippus Massu en Niceisia Schepdaele geboren … hun doopheffers waren Damianius Massu uit Stavele en Maria Schepdaele de echtgenote van Petrus van Ackere uit Haerynghe. Sign: ere J Mey pastoor”(i)

     

    mogelijk dezelfde, in een volgende huwelijk:

     

    - Philippus (1)(2) MASSU (1)(2)

    & Petronelle / Petronille / Petronilla (1)(2) Baiseur (1)(2)

    kinderen:

    1.     Petronilla MASSU (ged. Proven, 23 dec 1643) (1)

    doopheffers: Nicoleius Massu en Judoca du Bois echtgenote van Petrus Baiseur beide uit Proven (1)

    2.     Joanna MASSU (ged. Proven,  31 jan 1646) (2)

    doopheffers: Joannes Massu uit Stavel en Joanna Blondeau echtgenote van Adrianus Lecocq uit Proven (2)

    Bronnen:

    (1) parochiaal doopregister Proven, 149 (P)(PWVi)(scan 63 (i)) 23 dec (P) 1643 (P)(PWVi)(i); ouders (P); Petronella (PWVi), Peternelle (P)

    tekst (scan 41):” Anno 1643 23e decembris ego infrascriptus baptizavi Petronillam filiam Philippi Massu et Petronilla Baiseur susceptores fuerunt Nicoleius Massu et Judoca du Bois uxor Petri Baiseur utrumque ex Proven. Sign: ere J Mey pastor”(i)

    “Op 23 december 1643 heb ik onderschrevene Petronilla gedoopt dochter van Philippus Massu en Petronilla Baiseur doopheffers: Nicoleius Massu en Judoca du Bois echtgenote van Petrus Baiseur beide uit Proven. Sign: ere J Mey pastoor”(i)” (i)

    (2) parochiaal doopregister Proven, 153 (P)(PWVi)(scan 63 (i)) 23 jan (P) 1646 (P)(PWVi); ouders (P);

    tekst (scan 45):” Anno 1646 31e januarius ego infrascriptus baptizavi Joannam filiam Philippi Massu et Petronilla Baiseur conjugum natam 28a  huius susceptores fuerunt Joannes Massu ex Stavel et Joanna Blondeau uxor Adriani Lecocq ex Proven. sign ere J Mey p[a]st[o]r” (i)

    “Op de 31e januari 1646 heb ik onderschrevene Joanna gedoopt dochter van de echtelieden Philippus Massu en Petronilla Baiseur geboren de 28e hun doopheffers waren Joannes Massu uit Stavel en Joanna Blondeau echtgenote van Adrianus Lecocq uit Proven. sign ere J Mey pastoor” (i)

     

    - Clemens METSU (1)

    & Antonia De Mey (1)

    kinderen:

    1. Catharina METSU (geb. Proven, 22, ged. 23 sept 1640)(1)

     

    Bronnen:

    (1)parochiaal doopregister Proven f 146 (i) ged Catherina Metsu 1641.

    tekst (scan 36 links onder):”Anno 1640 23 septembris ego infrascriptus baptizavi catharinam filiam clementis metsu et antonia de mey conjugam natam 22 hujus suceptores fuerunt franciscus metsu furnensis et aegidia clinckemaecke vidua joannis de schodt provendana. sign erecti J de Mey p[ast]tor”(i)

    “Op de 23e september 1640 heb ik onderschrevene catharina gedoopt dochter van de echtelieden clemens metsu en antonia de mey geboren de 22e hun doopheffers waren franciscus metsu uit Veurne en aegidius clinckemaecke weduwe van joannes de schodt. getekend .. j de mey pastoor.”(i)

    opm 1640 of 1641 nazien

     

    - Jacoba MASSU (1)

    & Proven, (verloving 7 augustus, huwelijk 25.. ) 1648 met Christianus Rachels (1)

    getuigen: Jacob de Visch en Francisca Massu (1)

     

    mogelijk dezelfde:

    Jacoba MASSU (2)

    & Proven, 16 sept 1685 met Joannes Bollaert (2)

    getuigen: vader van de bruidegom en van de bruid

    Opm. Zie de naam Bollaers in het nabije Poperinge!

     

    Bronnen:

    (1) parochiaal huw. reg. Proven, 181 (PWVi);

    tekst (scan 10 links boven): “Anno D[omi]ni i648 die 7 oust contraxerunt sponsalia Christianus Rachels et Jacoba Massu presenti[bu]s [testibus] Jacob de Visch Francisca Massu …” daaronder: bijna onleesbare tekst:

    “1648 die 25 factis tribus proclamationibus coram me pastor in ecclesia huius coniunxi matrimonio per verba presentis Christianus Rachels et Jacoba Massu presentis testibus Jacob de Visch Francisca Massu.” (i)

    “Op 7 augustus van het jaar des heren 1648 zijn een verloving aangegaan Christianus Rachels en Jacoba Massu in aanwezigheid van de getuigen Jacob de Visch en Francisca Massu …” daaronder: bijna onleesbare tekst:

    “Op de 25e na driemaal de afkondigingen te hebben gedaan heb ik in mijn aanschijn pastoor van deze kerk in de echt verbonden met mondeling akkoord van de aanwezigen Christianus Rachels en Jacoba Massu in aanwezigheid van de getuigen Jacob de Visch Francisca Massu.” (i)

    (2) parochiaal huwreg Proven, 224 (PWVi) 117 (i);

    tekst (scan ..): “Anno domine 1685 per verba de presenti premissus tribus bannis ma[trimoni]o iunxi xvje (16) 7bis (septembris) Joannes Bollaert et jacobam Massu presentibus patribus sponsi et sponse et alys .

    “Op 16 september van het jaar des heren 1685 na driemaal de bannen voor de missen heb ik in de echt verbonden Joannes Bollaert en Jacoba Massu in aanwezigheid van vader van de bruidegom en van de bruid en anderen.” (i)

    (3) tekst (sc 60): “Anno do[mine] 1692 prima julij per verba presenti (contaxerunt) ma[trimoni]o … Massu et Jacoba Bollaert testibus Passchia Bollaert matre sponsi.”(i)

     

    - Joannes MASSU (1)

    & Margarita Ameus

    kinderen:

    1. Joannes MASSU (geb. en ged. Proven, 24 mrt 1649) (1)

    doopheffers: Laurentius Olevier et Joanna De Prey. ondertekend V Le Roy (1)

     

    mogelijk dezelfde:

    Joannes (2)(3)(4)(5)(6)(7) MASSU (2)(3)(5)(7) MASU (4) METSU (6)

    & Maria (2)(3)(4)(5) du Hameu (2) Ameus (3) Ameu (6) Hames (4) Menesquy (5) Du Hanne (7)

    1. Maria MASSU (geb Proven, 6, ged 8 dec 1665) (2)

    21-01-2014, 11:59 Geschreven door ivometsu  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Tags:stamboom,massu,metsu,parochieregisters,zeventiende eeuw
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.4.1.1.2. De vroegste Massu uit de parochieregisters

    4.1.1.2. DE VROEGSTE MASSU UIT DE PAROCHIEREGISTERS IN ONS OORSPRONGGEBIED

     

    versie 24.09.2013; andere massu.doc

     

     

    De naam van de oudst door ons gekende voorouder in rechte lijn was:

    Jan (1)(2)(3)(4) MASSEE / MASSU (1) MESSU (2) METSU (3)(4) (generatie I)

     

    Bronnen:

    (1) parochiale huwelijksregister Stavele, nr. 73 (P)(PWVi); Joannes Massee (PWVi) Massu (Pierre); Mafsu (dus Massu) scan 43 (i);

    tekst (sc ?): “Jan Massu en Mayken Willaert.”(i) De tekst is genoteerd na 22 oughst en voor 9 sept, er werd geen preciezere datum genoteerd!

    (2) Staat van Goed Cathelijnne Cla(e)reboudt [schoondochter](Pollinkhove, 34.114), gest. 5 feb 1666, zie volledige kopie (i). “die voor weduwaere ende blijfver heeft achterghelaeten Jan Messu f[iliu]s Jan”

    (3) Staat van Goed Jan Metsu [zoon](Pollinkhove, 37.144), gest 20-12-1680, zie volledige kopie (i). “ten sterfh[uys]e van Jan Metsu fi[liu]s Jan”

    (4) Rekening sterfhuis Jan Metsu [zoon](Pollinkhove, 16.747), gest 20-12-1680, zie volledige kopie (i). “Madelrije rekenyn[ghe] ten sterfh[uys]e van Jan Metsu fi[liu]s Jan … Anno 1682”

     

    We hebben lang gedacht dat dit dezelfde was als Jan Massu gehuwd met Joorijncken Gillis, maar dit bleek na grondige bestudering van staten van goed en rekeningen (zie verder) toch niet het geval te zijn. Toen we ook de parochieregisters zelf konden bestuderen, werd dit trouwens al snel bevestigd.

     

    Om de ‘muur’ te slopen die bestaat uit het gebrek aan gegevens in de periode vóór de parochieregisters, besloten we de bestaande bronnen eerst goed leeg te vissen, en de informatie in een overzichtelijk verslag te brengen per bron.

     

    We beginnen met de parochieregisters. Dan volgen de staten van goed en de rekeningen. Tenslotte komen andere bronnen aanbod, zoals prochierekeningen, kerkrekeningen, archief van heerlijkheden, Eversam.

     

    We worden al meteen gekonfronteerd met het verschijnsel schrijfvarianten. In de oorspronkelijke tekst is het alleszins Massu, maar dat wil niet zeggen dat we ons alleen daarop mogen toespitsen. In latere teksten zien we Messu en Metsu, maar wat in vroegere? We vermoeden toch dat het eerder Massu dan Messu of Metsu zal zijn, hoewel de naam Metsu ook al vroeg bestond, zelfs in Stavele.

    In de parochiale doopregisters wordt zijn zoon (generatie II) bij twee van diens kinderen nog als Massu geschreven.)

     

     


    Alveringem (Sint-Audomarus)

    D 1642

    H 1658

    B 1638

    **

    **

    **

     

    - Jan MESSUWE (begr. Alveringem, 13-5-1668) (1)

     

    Bronnen:

    (1) parochiaal begr. reg. Alveringem, (PWVi); ‘akte’ is gewoon vermelding ‘gestorven (naam) datum’, zonder meer (i)

     

    - Jan MASSU (begr. Alveringem, 28-3-1670) (1)

     

    Bronnen:

    (1) parochiaal begr. reg. Alveringem, (PWVi) ‘akte’ is gewoon vermelding ‘gestorven (naam) datum’, zonder meer (i)

     

    Met deze gegevens worden we natuurlijk niet wijzer m.b.t. hun familiebanden.
    Mogelijk is alvast één van beiden echtgenoot van Adrianeken Ombejaeghen (gest. Alveringem, 31-1-1687), zie 'andere tak: Jacob Massue uit Frans-Vlaanderen.

     

    Beveren (Sint-Audomarus)

    D 1608

    H 1623

    B 1667

    #

    **

    **

     

    Doopakten

     

    Raadpleging van de klapper op de doopakten (scan 136) (i) leverde één gegeven Messu vóór 1650, verder geen Massu, wel Messeu (1688), Messu (1691 en 17..), Messuwe (17..), Metseu (1688), Metsu (17..), geen Metsue, Misse (17..), Missuwe (17..), geen Mussu.

     

    Onder de letter  M. bleken een aantal kinderen te staan met alleen de voornaam van vader en moeder. Daarbij hebben we er geen gevonden met de combinatie Joannes en Maria. Verder waren er nog 5 vondelingen.

     

    - Joannes Messu (1)

    & Maria N. (1)

    kinderen:

    1. Petronilla MESSU (ged. Beveren, 28 oktober 1614)(1) “filia posthuma” (1)

    Dooppeter Petrus Jonghesy doopmeter Petronella echtgenote van Petrus Ruissere.”(1)

    Opm. We vinden noch Jonghesy, noch Ruissere terug in doop- en huwelijksregister te Beveren. Hierbij moeten we echter bedenken dat het huwelijksregister pas start in 1623. In het begrafenisregister is er ook geen kans, daar het pas start in 1667, ze zouden dan al  70+ zijn geworden. Bij de huwelijken is er wel een Petrus Russen (1672) en een Ruys (1689)

     

    Bronnen:

    (1) parochiaal doopregister Beveren f 15 (i): Petronella Messu, vader Joannes , moeder Maria N., ged. 28-10-1621 in de klapper (i);

    tekst (scan 8, rechts bovenaan):

    nr. 117 “28 octobris 1614 baptizata est Petronilla  filia posthuma Joannis Messu ex uxore Maria susceptore Petro Jonghesy susceptrix Petronella uxore Petri Ruissere.”

    “Op 28 oktober is Petronilla gedoopt, de postume dochter van Joannes Messu van zijn echtgenote Maria. Dooppeter Petrus Jonghesy doopmeter Petronella echtgenote van Petrus Ruissere.”

    OPM. het is wel degelijk 1614, gezien nr. 114 en 118 1614 vermelden. Weliswaar zijn er op een vorig blad  plots gegevens van 1621 na 1614 zodat het lijkt dat er een hiaat is van juli 1614 tot jan 1621!

     

    OPM.

    1. filia posthuma in de tekst. Wil dit nu zeggen dat de dochter na het overlijden werd gedoopt? allicht niet, en is het de vader die overleed vóór zijn kind! Dat zou Joannes (I) kunnen zijn, maar het is niet 100% zeker gezien de naam van de moeder ontbreekt. Indien het wel zo is, treffen we hier een zuster aantreffen van onze Jan (II)!

    Het kan nog gaan over het koppel Joannes Massu de oudere & Maria van Bovekercke, maar dan zou het een nog onbekende zus van Joannes de jonge betreffen. (zie tak Eloij Massu)

    Alleszins moeten we dan gaan zoeken naar gegevens over de opvang voor het weeskind.

     

    Intrigerend voor onze stamboom blijft een aanwijzing in de huwelijksakte te Pollinkhove bij het huwelijk van Joannes Metsu (generatie II) met Catarina Clareboudt in 1647:

    “ … in de echt verbonden Joannes Metsu  uit Beveren en Catarina Clareboudt, Hoogstade …”

    Van Catarina vinden we inderdaad het geboortebewijs in Hoogstade:

    - klapper: gedoopt Catharina Claerebout, vader Carolus, moeder NN, 26 maart 1623 f 21 (scan 13 van de klapper) (i);

    - tekst (scan 22 links onder): “26° ja[nua]rij 1623 is ghedoopt tkynt Caerle Clarebout dochter Catherina p[ette] leyn[der]t Wiel m[ette] Maria Clarebout.” (i)

    OPM. het gegeven staat weliswaar tussen een gegeven van 12 maart en een ander van 3 april, maar er staat duidelijk “jary”, identiek als enkele folia eerder voor januari. De klapper moet dus fout zijn.

     

    Van Joannes (II) vinden we echter geen geboortebewijs in Beveren in de klappers. Wel was er (zie hierboven) één mogelijke zus.

    Om helemaal zeker te zijn bekeken we alle doopakten van 1608 tot 17 feb 1630, dus vanaf het huwelijk van zijn ouders te Stavele, tot een 17 jaar voor zijn eigen huwelijk. Daaruit blijkt vooreerst (scan 3) een hiaat van 29-6-1609 tot 20-1-1613, dus een mogelijk cruciale periode, gesteld dat de ouders na hun huwelijk naar Beveren verhuisden en daar hun eerste kind(eren) kregen.

     

    Verder bekeken we in deze akten tegelijk alle vermelde getuigen, die hier in Beveren zeer nauwgezet werden vermeld, in de hoop dat de ouders mogelijk elders nog als getuigen optraden, doch het resultaat was negatief: nergens Maria Willaert noch Joannes Massu/Metsu. Als ze al in Beveren leefden, stonden ze dus niet in een nauw contact met familieleden of bekenden daar.

     

    Terugkomend op de vermelding dat zoon Joannes uit Beveren kwam, kan het dus zijn dat zijn doop niet genoteerd is, ofwel geeft de vermelding enkel aan dat hij voor zijn huwelijk te Pollinkhove in Beveren heeft gewoond.

    Het kan ook nog zijn dat de vermelding niet klopt in tegenstelling dan tot die over zijn vrouw Cathelijne, wat ons dan weer niet zo waarschijnlijk voorkomt. En we vinden ook geen aanwijzing voor een geboorte in Pollinkhove, noch in Stavele (waar zijn ouders huwden), ondanks het feit dat er in beide prochies al doopregisters bestonden en bewaard zijn.

     

    Toch was het doornemen van al die doopakten nuttig, want we vonden nog Metsuvar.: telkens echtgenotes - de klappers zijn inderdaad op naam van het kind en de vader – en bij de doopheffers.

     

    - Nicolaus Biliet (1)

    & Maria N. (1)

    kinderen:

    1. Maria Biliet (ged. Beveren, 3 maart 1625) (1)

    doopheffers Lucas Davenne en Maria de dochter van Jacobus Messu (1)

    Opm. zie Elverdinge, ook daar een Maria dochter van Jacobus doopheffer.

     

    vermoedelijk dezelfde:

    Nicolaes Bille (2)(3)

    & Maria (2)(3) Lesar (2)

    kinderen:

    1. Christianus Bille (ged. Beveren, 12 jan 1623) (2)

    doopheffers Christianus Cokenpot en Margereta Du Manguij (2)

    2. Franciscus Bille (ged. Beveren, 12 jan 1623) (2) (tweelingsbroer)

    doopheffers Petrus Du Puyls en Maria Bomsooms (2)

    3. Maria Bille (geb. en ged. Beveren, 11 apr 1630) (3)

    doopheffers Guillielmus Labytte en Anna Liebaert (3)

    4. Joanna Bille (geb. en ged. Beveren, 11 apr 1630) (3) (tweelingszus)

    doopheffers Joanna De Vos en Margereta Pissomer uit Haringe (3)

     

    vermoedelijk dezelfde (zie ook doopheffer Dumanguy):

    Nicolaes Billet (4)

    & Maria Lesaem (4)

    kinderen:

    1. Catharina Billet (geb. Beveren, 4, ged. 7 feb 1636) (4)

    doopheffers Franciscus Baere en Jacoba Dumanguy uit Beveren (4)

     

    (Er is nog:

    Biliet Joanna van Christianus en Snous Maria, 18 juni 1656, f 446 (klapper scan 19)

    Bille Catharina van Carolus en Staes Joanna, 22 feb 1644, f 291

     

    Bronnen:                                                                                                                      

    (1) parochiaal doopregister Beveren:

    klapper (scan 19): Biliet Maria van Nicolaes en N. Maria, 3-3-1625, f 61. (i)

    tekst (scan 31 rechts): nr. 484 “1625 3 martij baptisata est Maria filia Nicolai Biliet ex uxore Maria susceptor[es] presentibus Luca Davenne et Marie filia Jacobi Messus.” (i)

    “Op 3 maart 1625 is Maria gedoopt de dochter van Nicolaus Biliet van zijn echtgenote Maria in aanwezigheid van de doopheffers Lucas Davenne en Maria de dochter van Jacobus Messu.” (i)

    (2) parochiaal doopregister Beveren: klapper (scan 19): f 51

    tekst (scan 26 rechts, 2de): f 51, nr 406 j2 baptizati sunt fratres gemelli filij nicolai bille ex uxore maria quorum prior vocatus christianus suscipientibus christianus cokenpot et margareta du mainguij alter vocatus franciscus suscipientibus petro du puyls et maria bomsoons.” (i)

    in vertaling: Op 12 (1623) zijn gedoopt de tweelingbroers zonen van nicolaes bille en margareta vanwie de eerste franciscus is genoemd met de doopheffers christianus cokenpot en margereta du manguij de andere is franciscus genoemd met de doopheffers petrus du puyls en maria bomsooms.” (i)

    (3) parochiaal doopregister Beveren: klapper (scan 19): f 93

    tekst (scan 93 rechts onder): f 93, nr 676 undecima die mensis aprilis baptizavi geminas “sciluit” mariam filiam nicolai bille et marie lesar conjugum susceptores fuerunt guillielmus labytte et anna liebaert et joannam filiam eorem dem conjugum susceptoribus joanne de vos et margereta pissomer ex haerynghe natos die ut supra.” (i)

    in vertaling: op de 11de dag van de maand april heb ik gedoopt de tweelingzussen maria de dochter van de echtelieden nicolai bille en maria lesar de doopheffers waren guillielmus labytte en anna liebaert en joanna dochter van dezelfde echtelieden met doopheffers joanna de vos en margereta pissomer uit haringhe geboren de dag als hierboven.” (i)

    (4) parochiaal doopregister Beveren: klapper (scan 19): f 119

    tekst (scan 60 rechts, 2de): f 119 nr 769 die septima februarij 1636 ego infrascriptus baptizavi catharinam filiam nicolai bille/it et maria lesaem conjugum natam sextae eodem mensis suscepientiebus francisco baere et jacoba dumanguy ex beveren.” (i)

    in vertaling: op 7 februari 1636 heb ik onderschrevene gedoopt catharina de dochter van de echtelieden nicolaus bille/it en maria lesaem geboren de zesde van dezelfde maand met doopheffers franciscus baere en jacoba dumanguy uit beveren.” (i) 

     

    OPM. Helaas geen verdere opheldering over Jacobus en Maria Messu.

     

     

    - Ludovica Masse

    & Guillielmus De Rue

    kinderen:

    1. Gislenus De Rue (ged. Beveren, 3-11-1629)(1)

     

    Opm.

    1. geen andere kinderen in Beveren met De Rue via klapper.

    2. Ook geen huwelijk gevonden te Beveren op die naam

    3. De naam vinden we wel terug in Stavele, waar in 1605 Eloij Massu peter was en Janeken, weduwe van Caerle De Rue meter van een kind

     

    Bronnen:

    (1) parochiaal doopreg Beveren:

    klapper (scan 80, rechts midden):Derue Gislemus van Guilielmus en Ludovica Masse, 3 9ber 1629, f 89 (i)

    tekst (scan 45 boven rechts): “nr 654. 3 9bris j629 baptisatus est gislenus f[ilius] guillielmus de rue ex uxore ludovica masse susceptoribus joanna de plackere et roberta masse

    in vertaling: Op 3 november 1629 is gislenus gedoopt de zoon van guillielmus de rue van zijn echtgenote ludovica masse doopheffers[ waren] joanna de plackere en roberta masse

     

     

    En dan zijn er nog de doopakten tussen 1630 (start scan 46, f 90, nr 660) en 1647, het jaar van het huwelijk tussen Joannes II en Catherina Clarebout te Pollinkhove. Indien hij kort na het huwelijk van zijn ouders in 1608 geboren is, was hij oud genoeg (in 1626 18 jaar) om als peter of meter op te treden van een vriend of verwant. En als hij uit Beveren afkomstig was, waarom dus niet in doopakten uit Beveren. Verder konden er ook andere Metsuvar opduiken als peter of meter.

    Dat laatste bleek inderdaad zo te zijn.

     

    We bekeken reeds:

    scan 46 (f 90) (12-1-1630) – scan 49 (f 92) (15-08-1630 nr 688);

    dan springt het in scan 49 naar 12-7-1634 (f 97, nr 689) tot 17-11-1637, nr 851 in scan 73 (f 144);

    dan springt het terug naar het vervolg van de eerste reeks 20-08-1630 (scan 73, nr 852, f 145) tot 9-7-1634, nr 1038 (scan 97 links);

    daarna 21-11-1637, nr 1039 (scan 97 rechts), en zo verder, bekeken tot en met 8-12-1639 (scan 112).

    Verder bekeken we nog scan 140, 145 (20-12-1643) tot 150 (4-9-1644).

     

    Geen spoor van Joannes Massu (II) of Cathelijne Clarebout als peter en meter bij andere kinderen. Wel de volgende:

     

     

    - Leonora Massue

     

    Leonora (1)(2)(3) Massue (1)(2) Masu (3)

    & Audomarus (1)(2) Moncarey/ Moncarreij (1) Montcarre (2)

    kinderen:

    1. Joannes Moncarey (geb Beveren, 4, ged 7 sept 1631) (1)

    doopheffers Damaso Messue uit Stavele en Maria Massue uit Haeringe (1)

    2. Barbara Montcarre (geb. Beveren, 14, ged 17 jan 1635) (2)

    dooppeter Joannes Massue uit Haringe en doopmeter Barabara, de weduwe van Guillielmus Labytte. (2)

    & Audomarus Minuwe (3)

    kinderen:

    3. Philippus/Philipus Minuwe (geb. Beveren, 27, ged. 28 jan 1638) (3)

    doopheffers Philippus Masu uit Proven en Joanna echtgenote Petrus Pieters uit Beveren. (3)

     

    Dit heeft met de tak van Eloij MASSU te maken, waarvan de vertegenwoordigers eerst in Stavele, dan naar Haringe-Roesbrugge en Proven gingen. zie aldaar.

     

    Bronnen:

    (1) parochiaal doopregister Beveren f 156 (scan 138)(i): Joannes Moncarey van Audomarus en Leonora Massue, 7-1-1631.

    tekst akte (scan 79 links boven): “nr. 900. Die septima mensis septembris ego infrascriptus baptizavi joannem filium audomari moncarreij et leonora massue conjugum natum die quarta ejusdem mensis susceptoribus damaso messue ex stavele et maria massue ex haeringe. (ondertekend) C Cent.” (i)

    “nr. 900. Op 7 september heb ik gedoopt joannes de zoon van de echtelieden audomarus moncarreij en leonora massue geboren de vierde dag van dezelfde maand in aanwezigheid van de doopheffers damaso messue uit stavele en maria massue uit haeringe. (ondertekend) C Cent.” (i)

    (2) parochiaal doopregister Beveren f ? (scan ?): niet gevonden in de klapper!!

    tekst akte (scan 52, nr 711) “ Die 17 jannuarij [1635] ego infrascriptus baptizavi barbaram filiam audomari montcarre et leonora massue natam die 14 eiusdem mensis susceptoribus ioanne massue ex haerynghe et barbara vidua guillielmi labytte. C Cent.”(i)

    in vertaling:

    “Op 17 jannuari [1635] heb ik barbara gedoopt, dochter van audomari montcarre et leonora massue, geboren de 14e van dezelfde maand; de doopheffers waren ioannes massue uit haerynghe en barbara de weduwe van guillielmus labytte. C Cent.”(i)

    (3) parochiaal doopregister Beveren:

    klapper (scan 137): Philipus Minuwe, vader Audomarus, moeder Leonora Masu, ged 20-1-1638, f 198 (i);

    tekst (scan 100 boven links):”f 198, nr. 1056. Die vigesima januarij 1638 ego infrascriptus baptizavi philippum filium audomari minuwe et leonora masu conjugum natum vigesima octava ejusdem mensis suscepientibus philippo masu ex proven et joanna uxore petri pieters ex beveren. g[uilliekmus] v[an]d[e] walle p[astor] b[eve]r[en.”(i)

    ”nr. 1056. Op 20 januari 1638 heb ik onderschrevene gedoopt philippus de zoon van de echtelieden audomarus minuwe en leonora masu geboren de 28e van dezelfde maand, in aanwezigheid van de doopheffers philippus masu uit proven en joanna de echtgenote van petrus pieters uit Beveren. g[uilliekmus] v[an]d[e] walle p[astoor] b[eve]r[en].”(i)(datum geboorte valt na doop!? De vorige twee nummers hebben beide een doop op 27 januari, dus de datum van de doop hier is door de pastoor allicht onvolledig opgeschreven. Het zal mogelijk eveneens de 27e zijn, want moest het de 28e zijn, stond er allicht voor de geboorte: zelfde dag (eodem die) als de doop, wat in het vorige nummer zo is, met geboorte en doop beide op de 27e)

     

    Wat de link met Minuwe betreft vinden we nog in het doopregister een kind Antoinus van Petrus Pieters en Joanna Moncare. Joanna Moncare was doopheffer bij Philippus Minuwe van Leonora Massu en Audomarus Minuwe. Hier is Leonora doopheffer bij Antoinus. (1)

     

    Bronnen:

    (1) parochiaal doopregister Beveren, tekst (scan 93): f 184 nr 1009: “Die 8a j[anua]rij (1634) ego infrascriptus baptizavi antoinum filium petri pieters et joanna moncare conjugum natum 6 ejusdem mensis suscepientibus antonio moncarre ex merckem et leonora messuis ex beveren; g[uillielmus] v[an]d[e] walle pbr” (i)

    “Op de 8e januari (1634) heb ik onderschrevene gedoopt antoinus de zoon van de echtelieden petrus pieters en joanna moncare geboren de 6e van dezelfde maand met als doopheffers antonius moncarre uit merckem en leonora messu uit beveren; g van de walle pbr” (i)

     

    We vonden te Beveren nog andere kinderen: in 1630 Petrus van Petrus Pieters en Joanna Montcarré (1) en in 1636 Jacobus, van Petrus Pieters en Jacoba (sic!) Moncarre. (2) Mogelijk was Jacoba haar eerste voornaam, maar werd ze normaal aangesproken met Joanna, of is het al een volgend huwelijk?

     

    Bronnen:

    (2) parochiaal doopregister Beveren tekst (scan 74, rechts onder) f 857 nr 865: “Die j7a j0bris baptizavi petrum filium petri pieters et joanna montcarré conjugum natum j6 suscipientibus christophoro desmarez ex houckercke et maria uxore francisci montcarre” (i)

    “Op de 17e december (1630) heb ik gedoopt petrus de zoon van de echtelieden petrus pieters en joanna montcarré geboren de 16e met als doopheffers christophorus desmarez uit houckercke en maria de echtgenote van franciscus montcarre” (i)

    (2) parochiaal doopregister Beveren, tekst (scan 64): f  nr 793: “Die quarta septembris 1636 ego infrascriptus baptizavi jacobum filium petri pieters et jacoba moncarre conjugum natum tertia hujus mensis suscipientibus jacobo vercruise et christiana pieters vidua petri van hoove (ondertekend) aud charle sllanus in beveren” (i)

    “Op de 4e september 1636 heb ik onderschrevene gedoopt jacobus de zoon van de echtelieden petrus pieters en jacoba moncare geboren de 3e van deze maand met als doopheffers jacobus vercruise en christiana pieters weduwe van petrus van hove (ondertekend) aud[domarus?] charle kapelaan? in beveren” (i)

     

    Leonora was weduwe van Audomarus Moncarre op 20 maart 1639, blijkens de doopakte van Joanna Pieters, een ander kind van Petrus Pieters en Joanna Moncarre (1)

     

    Bronnen:

    (1) parochiaal doopregister Beveren, tekst (scan 107, rechts onder): f 212 nr 1104: “Die vigesima martii (1639) ego infrascriptus baptizavi joannam filiam petri pieters et joannae moncarrees conjugum natam vigesima nona ejusdem mensis suscepientibus francisco moncarre et leonora vidua audomari moncarre ex beveren; g[uillielmus] v[an]d[e] walle pbr” (i)

    “Op de 20e maart (1639) heb ik onderschrevene gedoopt joanna de dochter van de echtelieden petrus pieters en joanna moncarre geboren de 29e van dezelfde maand met als doopheffers franciscus moncarre en leonora de weduwe van audomarus mo

    21-01-2014, 09:29 Geschreven door ivometsu  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (2 Stemmen)
    Tags:genealogie,massu,metsu,parochieregisters,zeventiende eeuw
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.4.1.0. Parochiale organisatie

    4.1.0. Parochiale organisatie en het leven in de parochies

    versie 12.02.2013; parochiale geschiedenis.doc

     

     

    A. KERSTENING VAN DE STREEK

     

    Dit betreft een heel vroege periode die wat buiten het bestek valt van onze familiegeschiedenis.

     

     

    B. ONTSTAAN VAN DE PAROCHIES

     

    Ontginningen en parochies

     

    Hier zou een algemene beschrijving van het voor onze voorouders belangrijke gebied passend zijn.

     

    Rond 1100 was het graafschap Vlaanderen reeds verdeeld in kasselrijen.

    Naarmate de administratieve structuur van het graafschap Vlaanderen erop vooruit ging, werd er vanzelfsprekend ook werk gemaakt van de kerkelijke indeling. Eerst werden verscheidene parochies gevormd in grote steden als Gent, Brugge, Doornik, enz. en pas daarna kwam de inrichting van landelijke parochies aan de beurt.  (4, 7)

     

    Voornamelijk Karel de Grote stimuleerde de oprichting van rurale geloofsgemeenschappen. De motieven die aan de basis lagen van de stichting van een nieuwe parochie waren soms zeer verscheiden: de toename van de bevolking, de verre afstand tot de moederkerk, nieuwe ontginningen, enz. Het was bijvoorbeeld in de 13de eeuw dat gravin Johanna van Constantinopel op grote schaal de vercijnzing van onontgonnen gebieden op gang bracht. Dit werkte natuurlijk de uitbreiding van de bevolking in de hand, waardoor er nood aan nieuwe parochies ontstond. (4, 7)

     

    Een andere oorzaak moeten we zoeken in de toenmalige politiek van de rooms-katholieke kerk, die tot in de kleinste woonkernen haar invloed wilde uitbreiden en/of bestendigen. In de 13de eeuw immers bevond de kerk zich op het toppunt van haar macht. Pausen met een zeer sterke persoonlijkheid en een voor die tijd verrassend moderne denkwijze, onder wie Innocentius IV (1243-1254), ijverden voor een imperialistische, universele kerk. Dit leidde tot een toenemende reglementering, die het leven van de gelovigen van de wieg tot in het graf bepaalde. Nooit evenaarde de kerk nog zulke macht. (4, 7)

     

     

     


    C. DE TIENDEN

     

    1. Wat zijn tienden; bedoeling; soorten

     

    De stichting van een parochie is één zaak, het ter beschikking stellen van inkomsten om de parochie leefbaar te maken is een andere. Niet alleen moest de pastoor over een inkomen beschikken, ook moest er gezorgd worden voor het onderhoud van de kerk en voor steun aan de armen. (4, 10)

     

    De belangrijkste inkomsten van de parochie kwamen uit tienden.

    Tienden waren kerkelijke belastingen die werden geheven op de gewassen. (4, 10)

     

    Aanvankelijk waren de tienden een louter kerkelijk voorschrift, dat door Karel de Grote (768-814) uitgebreid werd tot algemene verplichting. (2)

    Dit betekende dat de horigen een tiende van de opbrengst van de graangewassen (grote tiende) later van nieuw-ontgonnen gronden (novaal-tienden) zelfs van nieuw geteelde gewassen moesten afstaan. (2)

     

    De grote tienden sloegen uitsluitend op de graangewassen: tarwe, rogge, gerst, haver, boekweit.

     

    De kleine tienden werden geïnd op moeskruiden, vlas, vlees (lammeren, biggen, ganzen, eenden, kippen) en later op de aardappelen en zelfs op de honing van bijen, maar hierover werden ook te Waarschoot processen gevoerd, tot zelfs voor de Raad van Vlaanderen toe. (2)

     

    In een tiende te Oostwinkel (heerlijkheid Zauzele) worden de volgende gewassen genoemd: tarwe, rogge, haver, bonen, gerst, eereweten, vitsen [dit is voederwikke]ofte cruut, boekweit, vlas en andere vruchten die te lande komen. (4, 17)

     

    Die belangrijke opbrengsten in natura, later in geld, moesten [dus] dienen voor het levenonderhoud van de pastoor, voor hulp aan de armen en voor het in stand houden van de parochiekerk. (2)

     

    Door de steeds meer doorgedreven laïcisering en een zwak pausdom kwam er van dit mooi opzet niet veel in huis. (2)

     

    “Tijdens de periode van de feodaliteit met het eigenkerkwezen, was gans het parochiaal systeem ontwricht geworden. Tot bij de kerkhervorming, nog vóór 1000 ingezet, bezat de eigenaar, de lekekerkheer, werkelijk alles: het kerkgebouw, de goederen, het inkomen; zelfs de aanstelling van de bedienaar kwam hem toe. De bisschop had nog enkele rechten als bijvoorbeeld het visitatierecht en natuurlijk ook de wijdingsmacht.” (6, 208)

     

    “Onder invloed van de kerkelijke vernieuwing in die jaren, mede door de strengere toepassing van de wetgeving, voornamelijk in verband met de tienden, ontstond het geestelijk patronaat (abdijen en kapittels), in meerdere gevallen zelfs nog een tijdje samen met het vroegere personaat.” (6, 208)

     

    De leken waren op het eind van de 11de eeuw begonnen, en doorgegaan in de 12de eeuw, met de geüsurpeerde tienden welke ze reeds jaren, veelal door erfenis in bezit hadden - veelal was dit onder vorm van leen - terug te geven of te verkopen wanneer een gunstige gelegenheid zich voor deed. Deels gebeurde dit uit schrik voor kerkelijke straffen, deels vermoedelijk omdat ze door de omstandigheden wel werden gedwongen.” (6, 208)

     

    De altaria - meestal met daaraan gehecht derde deel van de tiend - werden in de loop van de 12de eeuw, sommige al vroeger, over het algemeen teruggeschonken. (6, 208)

     

    Slechts van de bisschop, suzerein in zijn bisdom, mochten kapittels en abdijen deze tiendegiften/altaria in ontvangst nemen in deze periode. De bischop doet daarom steeds zelf de schenking en maakt van de afstanddoende wereldlijke heer zelfs geen gewag; gewoonlijk bedingt hij bij deze gelegenheid nog iets extra voor zichzelf!” (6, 208)

     

    Vanaf de 12de eeuw keerde het tij langzaam, te laat echter voor de reeds bestaande plaatselijke gemeenschappen, waarvan de tienden grotelijks in handen waren van machtige abdijen, of nog erger door de vorst beleend waren aan machtige vazallen in ruil voor bewezen diensten. (2) [Toch] kwamen vanaf de 12de eeuw opnieuw heel wat tienden in handen van kerkelijke instellingen, hetzij door aankoop, hetzij door ‘vrijwillige schenkingen’, meestal na enig aandringen van de bisschop. (4, 10)

     

    Op de nieuw-ontgonnen gronden, die nog meestal buiten de afgebakende parochiegrenzen lagen of op nauwelijks ontstane parochies kon de bisschop, gezien het toenemend pauselijk gezag, krachtiger zijn rechten laten gelden: vooreerst door het terug verwerven van tienden in lekehanden, door schenking of aankoop, vervolgens door het laten gelden van zijn recht op de steeds maar groeiende novaaltienden. (2)

     

    De toekenning of de verdeling van de tienden tussen pastoor en andere gerechtigden (andere kerkelijke instanties, onderpastoor of ondergeschikte pastoor of kapelaan, leke-eigenaars…) veroorzaakte op veel plaatsen geregeld betwisting, zie bijvoorbeeld Oostwinkel (4, 10,11,16,17,18).

     

    Plaatselijke pastoors beschikten daarenboven over de obventiones, de offergiften van de gelovigen. (2)(4)

     

     

    2. Afbakening

     

    “Wanneer een parochie wordt opgericht krijgt ze uiteraard een gebied toegewezen waarbinnen ze de tienden mag ontvangen, en waarbinnen haar bedienaar de zielzorg zal uitoefenen en bepaalde daaraan klevende inkomsten mag innen.” (6, 217)

     

    “In het begin van het ontstaan van de parochies is hierbij geen parcellaire afbakening vereist, vermits het slechts gaat om nederzettingen, hoeven met enkele daaromheen liggende huisjes, als enclaven verspreid tussen het veld.“ (6, 217)

     

    “Gedetailleerde grenzen trok men pas uit noodzaak, wanneer de ontginningen verder waren doorgevoerd, de verschillende gebeden elkaar begonnen te raken, men elkanders rechten kon gaan betwisten.” (6, 217)

     

    Het is dus via de tiendekavels dat de parochiegrenzen zijn ontstaan. (6, 217)

     

     

    Een Altaarterminatio is de afbakening van het gebied waarbinnen de rechten aan een bepaald altare zijn toegekend m.a.w. het tiendegebied van een parochie, of wat op hetzelfde neerkomt de parochieomschrijving zelf.” (6, 217)

     

    De “separatie van de thienden” werd uitvoerig beschreven door de “geswooren thiendestekers ten parochie …” (4, 13), elders genoemd: “de gheswooren thiendesteeckers op den elfsten schoof (4,16). 

     

    Het geheel wordt beschreven in “tienderegisters”, waarin de eigenaars (en de verdeling) van de tienden worden vermeld, een nauwkeurige beschrijving van het gehele gebied (grenzen), de oppervlakte van de tiendeplichtige gronden (hemelse breedte) en de belastbare oppervlakte zaailand, gras en klaver, wortels. Daarop wordt een aanslagwaarde berekend, die in geld omgezet, de werkelijke opbrengst vertegenwoordigt. (2) De oppervlakte benoemd “in ommestelling” betekent de reële oppervlakte waarop tienden werden geheven (4,17) (dus niet de hemelse breedte).

    Het dokument wordt ook een tiendenkaart of een legger genoemd, en kon opgesteld worden door bijvoorbeeld de baljuw. (4, 17)

    Vooreerst werd het tiendegebied in belopen of hopen verdeeld. Elk beloop omvatte een zeker aantal ”roten”. (2) Of in wijken verdeeld in wijken (4)

     

     

    3. Verpachting en inning

     

    Bij grote abdijen, zoals het O.-L.-Vrouwkapittel van Doornik, patronus van Zomergem, werd ter plaatse een zaakwaarnemer aangesteld om de belangen van het kapittel te behartigen. Meestal was dit een notabele (burgemeester, baljuw, griffier), die de tienden jaarlijks in aanwezigheid van enkele kanunniken verpachtte aan de meest biedende. (4, 12)

    De pastoor kon echter ook zelf als tiendeheffer optreden voor de tiendegronden die hem alleen toekwamen. (4, 15,16) 

    De tiendepachter pachtte de tienden van de eigenaar voor een bepaald bedrag. (zie voorbeeld Waarschoot) (2) (voorbeeld Oostwinkel) (4, 15)

     

    De verpachting [in Oostwinkel] vond plaats in het midden van de maand juli, net voor de oogsttijd (4, 15), eventueel voor drie jaar tegen een zelfde bedrag (4, 15).

     

    Het verschuldigde deel van de oogst moet netjes in hopen worden gerangschikt en wordt dan door de tiendepachters met tiendekarren opgehaald en in de tiendeschuur opgeslagen.

    Tiendeschuur = grangia decimalis (6,216)

     

    Via allerlei processen rond betwistingen te Waarschoot krijgen we nog meer details:

     

    Wat met braakland, volgens de kwaliteit van de grond in staat “tiendebare”vruchten te telen?

    Een plakkaat van 1654, nog eens bevestigd in 1698 en effectief in Oostwinkel en Ronsele uitgevoerd, schrijft voor dat alleen de werkelijk gekweekte gewassen aan de tiende en de belasting daarop, zijn onderworpen. (2)

     

    Sommigen probeerden hun oogst stiekem binnen te halen zonder de tienden te betalen. Of een landbouwer haalde wederrechtelijk enkele tiendeschoven terug van de wagen…

    Of de plaatselijke gemeenschap eiste dat de tiendenopbrengst voor hun eigen parochie zou worden gebruikt. (2) Hiervan lezen we een mooi voorbeeld te Oostwinkel (4,19):

     

    “ In 1753 kwam het zelfs tot een kleine opstand tegen de tiendeheffers. Zoals gewoonlijk waren twee kanunniken van Doornik op 14 juli 1753 naar Zomergem gekomen om er de tienden van Zomergem, Waarschoot en Oostwinkel in het wagenhuis van de herberg ‘De Drie Koningen’ te verpachten. De sfeer was onrustig en de mensen begonnen door mekaar te roepen dat de tiendeheffers maar beter eerst eens de kerk zouden herstellen, zorgen voor een nieuwe vloer, de kerk eens mooi witten, enz. Onder de indruk van de woede tekende de kanunniken een document in die zin. Ondertussen was men begonnen allerlei projectielen naar de eerwaarde heren te gooien, die maar ter nauwer nood aan de volkswoede wisten te ontsnappen. Naderhand volgden er aanhoudingen en werden strenge straffen uitgedeeld. Verwonderlijk was het oproer niet: de landbouwers begrepen niet goed waarom hun zuurverdiende geld naar een voor hen onbekende instelling moest gaan, waarvan de bestuurders geen greintje begrip aan de dag legden voor de plaatselijke noden.”

     

    In het voor ons belangrijke gebied beschikken we over enkele gegevens in de Staten van Goed van onze voorouders.

     

     

    4. Afschaffing van de tienden

     

    Na de verovering van onze gewesten door de Fransen (1794) en de annexatie bij Frankrijk werd binnen de kortte kern komaf gemaakt met de tienden, die in feite de ontwikkeling van de landbouw er tegenhielden, want hoe meer men produceerde, hoe meer tienden er betaald moesten worden. Ipso facto gold dit voor het invoeren van nieuwe teelten.

    En dat was voor de Fransen levensbelangrijk. De afschaffing van het gehate tiendensysteem werd dan ook door iedereen op gejuich onthaald.

     

    Maar toen de Fransen een hele resem belastingen invoerden (grondbelasting, personenbelasting, belasting op deuren en vensters, luxebelasting op knechten en meiden, koetsen en paarden, opcentiemen, enz.) deed dat sommigen wel eens met heimwee terugdenken aan de tijd van de tienden.

     

    In ruil voor het afschaffen van de tienden en de verkoop van de kerkelijke bezittingen (zwart goed)werd de geestelijkheid voortaan betaald uit de staatskas en viel het onderhoud van de kerk en pastorie ten laste van de overheid.

     

     

    REFERENTIES:

    (1) Westhoek nr.

    (2) Achiel De Vos, Geschiedenis van Waarschoot, uitg. Gemeentebestuur Waarschoot, 1990

    (3) 750 jaar EEKLO

    (4) Hugo Notteboom, 750 jaar Parochie Oostwinkel, Uitg. Werkgroep 750 jaar parochie Oostwinkel, 1994.

    (6) Roger Moelaert, Een eerste verkenning inzake de vroegkerkelijke geschiedenis van Knesselare, Appeltjes van het Meetjesland, Jaarboek nr. 35 (1984): 206-225.

     

     

     

    D. DE KERKELIJKE BENEFICIËN

     

    1. De kapelanie

     

    De kapelanie was in de Middeleeuwen een zeer verbreide kerkelijke instelling, die in de 16de eeuw na het Concilie van Trente bijna overal verdwenen is of vervangen door de latere onderpastorijen, hoewel ze helemaal niet synoniem waren.

    Een kapelanie was een als kerkelijk beneficium erkende stichting, waarbij de stichter een bepaald bedrag vastlegde, met de last in een bepaalde kerk een welomschreven aantal missen te laten celebreren en met het recht de hieraan verbonden opbrengst te innen

    , m.a.w. de kapelaan had geen enkele zielelast en dat is het wezenlijke verschil met de

    latere onderpastoor. Hij was om zo te zeggen de privé zieleherder van zijn stichter, maar vanaf de 16de eeuw werd hij meer en meer de helper van de pastoor en dus mede-zielzorger. Bij de jaargetijden bv. wordt hij steeds geciteerd als mede-officiant. (2)

     

    De dotatie was verbonden met percelen grond. Daarenboven kan de schenk(st)er hem nog eens een bepaalde som schenken, zodat hij over een verzekerd inkomen beschikt.

    De kapelaan wordt door de bisschop aangesteld. (2)

     

    Informatie kan te vinden zijn in archieven van het bisdom. (2)

     

     

    2. Jaargetijden en fundaties

     

    Fundaties betekent dat er overeenkomsten zijn gesloten waaraan bepaalde geldsommen, fondsen, ten grondslag liggen. Meestal bestonden deze overeenkomsten in het celebreren van een jaargetijde voor de milde schenker, d.w.z. bepaalde erediensten op een bepaalde tijd. (4, 38). In een opsomming te Oostwinkel in 1755 staan er vernoemd: 77 gezongen en gelezen missen, 5 loven betaald met aalmoezen die aan O.-L.-Vrouw werden gegeven, 18 missen ten laste (?) van de armen, 2 requiemmissen (4,39)

     

    Deze fundaties moesten opgetekend staan in een jaargetijdenboek (Waarschoot: 152). Veelal gebeurden de jaargetijden met schenking van kandelaars, gezegd “stallichten” aan het altaar, eventueel met daarin een geldstuk. (2)

     

    In de uitgebreid beschreven voorbeelden te Waarschoot, wordt een welbepaalde dag in het jaar aangeduid, er wordt een nauwkeurige beschrijving gegeven wat er moet gebeuren (opstelling van kaarsen en kleden, aalmoezen zoals een brood met een geldstuk, …), en wat het loon van de pastoor zal zijn.

    De bedragen waren verbonden met bepaalde grondopbrengsten. (2)

     

    Meestal werd na jaargetijden brood uitgedeeld aan de aanwezige armen. Zo was de fundateur er zeker van dat er altijd wel iemand voor hem zou bidden. (4, 38)

     

    In Oostwinkel werd de dienst voor de inwoners die op alle zon-, feest- en heiligendagen door de pastoor werd gecelebreerd, betaald door het bestuur van de heerlijkheid: jaarlijks kreeg de pastoor daarvoor 40 pond groten, dus 480 pond parisis. (4, 39)

     

     

    3. De kosterij

     

    Ook de kosterij (custodia) was een kerkelijk beneficium, dat zelfs kon verhuurd worden. (2)

     

    De koster was ongetwijfeld een belangrijk figuur in het parochiale leven. Zijn invloed was tamelijk groot omdat hij volledig op de hoogte was van het reilen en zeilen van de parochie. Pastoors en onderpastoors kwamen en gingen, de koster bleef. (4, 43)

     

    Aanvankelijk, en vooral in de grotere centra bezat de koster meestal een of andere lagere wijding. Welke kennis van hem precies vereist werd, staat nergens gespecifieerd. Toch diende hij een zekere ontwikkeling te bezitten. Trouwens op veel parochies cumuleerde hij het ambt van schoolmeester. (2)

    In de 17de en 18de eeuw was de koster meestal ook dorpsonderwijzer. (4, 42)

     

    Meestal was hij een man van aanzien, maar dat hing grotelijks af van zijn inzet en bekwaamheid. In elk geval was hij van ambtswege de trouwste medewerker van de pastoor. De goede gang van zaken was alleen mogelijk door een nauwgezette en eerlijke samenwerking. (2)

     

    De taak van de koster in Oostwinkel bestond uit het vaeghen en kuyschen der kercke, het luiden van de bedeklok, het brandend houden van de godslamp, het uitsteken en binnenhalen van het kermisvaantje, het tijdig openen en sluiten van de kerk, het klaarleggen van de gewaden voor de celebrant, kortom: hij moest de kerk optimaal in orde houden voor de goddelijke diensten. (4, 42)

     

    Voor Waarschoot in 1557 bestaat een gedetailleerd document betreffende de rechten en plichten van de koster. Zo moest hij het torenuurwerk zorgvuldig bijhouden en smeren, zich houden aan de uitvaarttarieven: 1/3 van de pastoor, die resp. 9, 6 en 3 s. kreeg, zijn ambt niet verhuren, op zijn kosten het “messebroot” en de wijn leveren voor een geheel jaar,… (2)

     

    Daarenboven was de koster ook de man die allerlei klusjes opknapte, zoals het wassen van het kerklijnwaad, het oppoetsen van de kandelaars, soms ook het schuren van de kerk. Soms was hij ook de boodschapper van de pastoor en kerkmeesters en helper van de klokkeluider. (2)

     

    Tevens was hij in de letterlijke betekenis van het woord “custos” d.i. de bewaker van de kerk, waarin hij bij tijd en wijle overnachtte om diefstal te voorkomen. (2)

     

    Er kon ook een afzonderlijke klokkeluider zijn, naast de koster dus. (4, 44)

     

    Aan een echte kosterij waren ook inkomsten verbonden. Daarnaast kreeg de koster, net als de pastoor, geld uit alle gestichte diensten en jaargetijden. Natuurlijk werd hij ook vergoed voor deelname aan de  begraevinghen, uytvaerten, kerckganghen, houwelycke, doopsels. Verder bijvoorbeeld voor het luiden van de klok, het dienen of doen dienen van de vroegmis, en hij mocht ook ommegangen doen op de parochie.

     

     

       

     

     

    E. INRICHTINGVAN DE PAROCHIE

     

    Het oude bisdom Doornik werd gevormd door de drie aartsdiaconaten Gent, Brugge en Doornik. (2)

     

    In 1339 werden in de Nederlanden nieuwe bisdommen opgericht onder Philips II. (2)

     

    De parochie is de kleinste kerkelijke omschrijving. Zij moest

    - allereerst instaan voor de oprichting en onderhoud van een kerkgebouw,

    - voor de organisatie van de erediensten het stimuleren van het godsdienstig leven van de parochianen.

    - Daarenboven vereiste de christelijke naastenliefde de zorg voor de armen en de zieken. (2)

     

    Daarvoor moet aan het hoofd van de parochie een pastoor aangesteld worden, aanvankelijk bijgestaan door een koster, later waar het nodig bleek door onderpastoors. Het materieel beheer van de kerk werd waargenomen door de kerkmeesters; de armenzorg door de armendis bestaande uit de armmeesters. (2)

    De bij uitstek verantwoordelijke persoon bij de armenzorg was echter de ontvanger: deze zou immers moeten instaan voor het financiële beheer van deze instelling (5, 146)

     

    De pastoor en sommige van zijn helpers moesten daarom over een zeker inkomen (competentie) beschikken. (2)

     

    In het voor ons belangrijke gebied hebben we via de Staten van Goed enkele gegevens over pastoor en armendis

     

     

    1. De pastorele competentie

     

    Naast de inkomsten voor de kerk was er ook de pastorale competentie, de inkomsten voor de pastoor. Elke pastoor hield die natuurlijk nauwkeurig in de gaten, en er zijn meestal veel documenten over.(4, 40)

    Tot de pastorele competentie behoren natuurlijk de pastorele tienden, en verder allerlei renten. (2) en eventueel eigendom, zoals de pastorij (4, 40)

     

    Daarenboven bezat de pastoor ten allen tijde de obventiones, dat zijn de offergaven en het casueel (de opbrengst van de goddelijke diensten), in Oostwinkel oblationes genoemd (4, 40). (2) De kerkdiensten zijn: huwelijken, dopen, begrafenissen van kinderen en communicanten, kerkgangen, paescheijren, biechtpenningen van de paasbiechtelingen, de helft van het was van de uitvaarten en allerlei offerpenningen. (4, 40)

     

    Daartegenover stonden rentelasten, een bijdrage aan de deken, en eventueel missen ten laste van de kerk en de armendis (4, 40)

     

     

    2. De kerkelijke goederen en inkomsten en hun beheer

     

    De kerkelijke bezittingen stonden onder toezicht van de pastoor en de kerkmeesters. (2)

     

    De kerkmeesters deden in overleg met de pastoor alle uitgaven voor het onderhoud van de kerk, kochten alle benodigdheden voor de eredienst zoals hostiebrood, wijn, olie en kaarsen en betaalden de priesters voor het uitvoeren van de fundaties. Ook de ontvangsten van de kerk kwamen door hun handen. Op het einde van het jaar maakten ze dan een rekening van alle inkomsten en uitgaven op.  Ook het beheer van de kerkgoederen was hen toevertrouwd. (3)

     

    Behalve de tienden, meestal de oudste bezittingen, was er meestal ook grondbezit. De opbrengsten daarvan werden opgetekend in renteboeken. (2)

     

    Een andere bron van inkomsten waren de pelderrechten, geheven bij uitvaarten van vooraanstaande parochianen. Deze rekeningen waren geschoeid op de middeleeuwse gebruiken en geplogenheden. (2) Pelder = baarkleed dat speciaal mocht gebrukt worden (4, 40)

     

    Dan waren er nog de ontvangsten van rapporten of appoorten (offergelden) en zuivelgelden en tenslotte nog de extraordinaire ontvangsten, een allegaartje van items, zoals de verkoop van peren die op het kerkhof wassen (2), opbrengst van gras op het kerkhof, penningen gegeven als er gezegend werd met relikwieën, offeranden, omhalingen met de schaal (4, 40)

     

    In Waarschoot vindt men zo een ontvangpost van wijn en lijfkoeken tijdens de paastijd door de communicanten geschonken. Een andere ontvangpost was het geld dat per wijk door de huisvrouwen opgehaald werd voor het aankopen van toortsen op Sacramentsdag.

     

    De uitgaven te Waarschoot zijn in vier grote posten onder te brengen:

    - de gewone uitgaven rechtstreeks in verband met de eredienst, en eventuele reparaties aan gebouwen

    - De buitengewone sloegen nogal eens op de aankleding van de kerk, maar ook op de ermee gepaard gaande eet- en drinkgelagen. (2)

     

    Zowel voor de pastoor, de andere bedienaars van de kerk, als voor de kerk zelf werden er te Waarschoot nogal willekeurige tarieven vastgesteld voor de gepresteerde diensten en voorzieningen, tot de bisschop van Gent in 1635 tarieven vastlegde. (2)

     

     

    3. Inkomsten en grondbezit van de armendis

     

    Het was één van de hoofdbekommernissen van de lokale parochiegemeenschap geweest haar armen te steunen. (2)

     

    Hiervoor dienden de inkomsten van de armendis. (2)

     

    21-01-2014, 00:00 Geschreven door ivometsu  
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Tags:parochies,organisatie,ancien regime
    Archief per week
  • 01/09-07/09 2014
  • 12/05-18/05 2014
  • 24/03-30/03 2014
  • 20/01-26/01 2014
  • 23/12-29/12 2013
  • 18/03-24/03 2013
  • 15/10-21/10 2012
  • 01/10-07/10 2012
  • 03/09-09/09 2012

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs