massu/metsu stamboom
Inhoud blog
  • BESCHOUWINGEN OVER DE NAAM METSU
  • Het Boek der Massu-Metsu: voorwoord en indeling
  • De 'elfde' generatie (eindoverzicht)(blogversie)
  • De 'elfde' generatie (blogversie)
  • De 'elfde' generatie (beginoverzicht)
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    met staten van goed
    04-10-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.staat van goed Cathelijne Masijn (RAB, KV, 25.276) deel 3, analyse

    ANALYSE

     

    1. Personen die in de staat voorkomen

     

    1.1. Alfabetische lijst volgens familienaam

     

    Franchois Joannes

    Aerlebout

    1v

    aanpalende eigenaar in Pollinkhove

    Jonker

    Maerten Franchois

    Aerlebout

    9v

    eigenaar land te Renijnghe noort over, behorende tot proostdie van St.-Donaas; ook coorenschultland

    jonker; overleden

    Pauwels

    Aerlebout

    8v

    aanpalende eigenaar in Pollinkhove

     

    Jaecques

    Alberecht

    11v

    pachter land te Keijem en Handtsaeme

     

    Jan

    Allensoone

    7r

    verkoper land in Pollinkhove

     

    Franchijn

    Annaert

    1r

    moeder van Cathelijne Masijn

    dochter van Laureins

    Jacques

    Annaert

    1r

    overgrootvader mat. van Cathelijne Masijn

    vader van Laureins

    Laureins

    Annaert

    1r

    grootvader mat. van Cathelijne Masijn

    vader van Franchijn, zoon van Jacques

    Nicolaij

    Nicolais

    Baselen

    5v

    8r, 8v

    aanpalende eigenaar in Pollinkhove

    sieur, overleden, want de kijnderen en de hoirs

    Daneel

    Berteram

    20r

    schuldenaar hooi

     

    Guilliames

    Bervoet

    6r

    broer Jaecques

    dheer

    Jaecques

    Bervoet

    6r

    verkoper land van Hove ende heerlicheede van Fontaine in Pollinkhove;

    volmachthouder voor broer;

    broer Guilliames;

    dheer

    Pieter

    Blomme

    4v

    aanpalende eigenaar in Pollinkhove

    Jonker, overleden

    Jan

    Bouden

    3r, 5r

    aanpalende eigenaar van een hofstede in Pollinkhove

     

    Vincent

    Bouden

    12r

    schuldenaar losrente;

    bewoner hofstede Pollijnchove, Westreckemhouck

     

    Cornelis

    Boudens

    3v

    vader van Jan

     

    Jan

    Boudens

    3v

    verkoper leen in Pollinkhove

    s[ieu]r, fi[liu]s Cornelis

    Jacques

    Calenbeun

    1r

    overgrootvader pat. van Cathelijne Masijn

    vader van Janneken

    Janneken

    Calenbeun

    1r

    grootmoeder pat. van Cathelijne

    echtg. Pieter (II) Masijn

    Pieter

    Callioot

    9v

    madelaere Maerten Aerlebout; verkoper land te Renijnghe noort over, behorende tot proostdie van St.-Donaas; ook coorenschultland

     

    Jan

    Cauwe

    9r

    aanpalende eigenaar in Renijnghe noort over

    dheer, overleden want de kinderen en dhoirs

    Carel

    Claerebout

    1r

    vader van Cathelijne

     

    Pauwels

    Claerebout

    11r

    huurder hofstede te St-Rijckiers van blijfver Jan Metsui en 4 broers en zussen

     

    Jaecques

    Colenbeun

    2r, 2v

    betrokken bij verkoop goederen

    echtgenoot Marguriete Vande Weghe

    Jaecques

    Colenbeun

    6v, 8r, 8v

    aanpalende eigenaar in Pollinkhove

     

    Sebastiaen

    Coolart

    5r

    voor hem is leenverkoop gepasseeert; man van Hove ende he

    04-10-2012, 00:00 Geschreven door ivometsu  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Tags:Masijn,Metsu,genealogie,staat van goed, Pollinkhove,familienaam
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.staat van goed Cathelijne Masijn (RAB, KV, 25.276) deel 2

    Folio 15 recto

     

    Prijsie van de vlietende ende inhoudende cateilen ten desen sterfhuise,

     

    Alvooren alle den groenen ende droghen loopenden houtprijs soo op de hofsteede als uutlanden mitsg[aede]rs den meschprijs boven jc (100) L[ibra]s dat staende prijs is

                                                                                                  115 - 0 - 0

     

    Beestiaelen

     

    Een grauwe merrie ter elde van seven jaeren met een cachtel ghepresen metten arnassche vanden swinghen voortwaert,

                                                                                                  432 - 0 - 0

    ter elde = oud

    cachtel = jong veulen;

    (uit: Nieuwsbrief VVF-Westhoek, jrg. 3 nr. 1 p. 2-4: Een vissersmenagie in Oostduinkerke anno 1792 (SvG 38.774))

    arnassche = gerei, getuig, “spullen”, tuig (WNT) zie bijlage

    vanden swinghen vortwaert =

     

    Vijfthien ghetijde coijen, twee jaerlijnck veersen, ende vier drinckelijn[ghen]

                                                                                                  1104 - 0 - 0

    ghetijde =

    jaerlijnck = jaarling = dier van één jaar, maar nog geen twee jaar;

    (uit: Nieuwsbrief VVF-Westhoek, jrg. 3 nr. 1 p. 2-4: Een vissersmenagie in Oostduinkerke anno 1792 (SvG 38.774))

    veerse = vaars = koe van het vrouwelijk geslacht;

    (uit: Nieuwsbrief VVF-Westhoek, jrg. 3 nr. 1 p. 2-4: Een vissersmenagie in Oostduinkerke anno 1792 (SvG 38.774))

    drinckelijn[ghen]= zogend kalf

     

    Acht vette coijen tweejarsche versen ende een stier inde vette weede ghenaemt de thien ghemete

                                                                                                  600 - 0 - 0

     

    Drije verwe coijen, drije

     

    verwe coijen = verwe koe = vaar; in het westvlaams komen verwe (1541), verve en varwe (1870) voor.

    1. van koeien: die men niet heeft laten bevruchten doch doormelkt, hetzij om ze een jaar te doen overslaan met kalven, hetzij, wat meestal het geval is, om ze vet te mesten en te slachten. In deze betekenis komt vaar voor in Groningen, Holland, westelijk Zeeuws-Vlaanderen en plaatselijk in West-Vlaanderen;

    2. (Gewest) die men niet bij de stier laat, doch ze voor vetweiden bestemt en dus droog laat (wat gewoonlijk gebeurt bij slechte melkkoeien); vandaar: droog, geen melk gevend;

    3. (Westvlaams) die geen kalf wil opnemen, onvruchtbaar.

    (WNT) Zie bijlage vaar.

     

     

     

    Folio 15 verso

     

    jaerlijnghen danof een stier inde vette weede bij t’ wittenhuijseken met een sogher calf

                                                                                                  294 - 0 -0       

     

    Een seughe met ses cleene jonghen ende een ander staende te vetten

                                                                                                  72 - 0 - 0

     

    voor alle de hennen ende haenden achter hove

                                                                                                  15 - 0 - 0

     

    Drooghe vruchten ende groene opden acker,

     

    Ses hondert sucrioen schoven weschietende ontrent een rasiere thondert

                                                                                                              42 - 0 - 0

    sucrioen = een soort van gerst, zomergerst (MNW) zie bijlage

    weschietende = schieten hier in de betekenis van opbrengen (VMNW)

    een rasiere = inhoudsmaat van koren en havermaat: 1 razier = 4 spinten = 8 achtendelen; 1 razier (koren) = 146,8 l; 1 razier (haver) = 158,7 l; soms werd voor haver ook de korenmaat gebruikt;

    (uit: A. Van de Walle, Oude maten, gewichten en muntstelsels in Vlaanderen, Brabant en Limburg, Belgisch Centrum voor landelijke Geschiedenis, Publikatie 82, Gent, 1984)

     

    ontrent thien ghemeten lants bestaen met terwe

                                                                                                              640 - 0 - 0

    thien ghemeten = 4,67772 ha

    bestaen = bezet met of bezaaid met;

    in Lexicon van C. Moeyaert, Nederlandse schrijftaal in de Westhoek in Frankrijk. Staat van goederen bij de dood van Jan Sapelier (gest 1693) in Gijvelde, in: Ons Erfdeel 2008.

     

    ontrent een half ghemet rugghe

     

    een half ghemet = 0,233886 ha

    rugghe = rogge

     

     

    Folio 16 recto

     

    ende vier ghemeten haver

                                                                                                              140 - 0 - 0

    vier ghemeten = 1,871088 ha

     

    vier ghemeten bomen ende cruit met twee lijnen boucwiet

                                                                                                              114 -0 - 0

    twee lijnen = 2918 m²

     

    Tachtergars van ontrent de xx (20) ghemete melckgars

                                                                                                              108 -0 - 0

    20 ghemete = 9,35544 ha

     

    Tachtergars van ontrent achthien ghemeten en half vette weede,

                                                                                                              216 -0 - 0

    tachtergras = vermoedelijk = nagras = het tweede gewas van gras, nadat het eerste gehooid is (WNT)

    achthien ghemeten en half = 8,653782 ha

     

    Drie ghemeten hoijgars sijnde de leckegeije

                                                                                                              45 - 0 - 0

    drie ghemeten = 1,404316 ha

    de leckegeije  = op te zoeken plaatsnaam in Pollinkhove

     

    T’ fruit inden bomgaert ende [overlijn] in het hof

                                                                                                              36 - 0 - 0

    overlijn = ? voorbij de grens ervan

     

    Ontrent xiiij (14) hondert snouckel[inghen] bondels, een duist busschen, ende een deel wilgh ende ander brant hout

                                                                                                              120 - 0 - 0

    snouckel[inghen] = gesnoeide tak, lot of rank; hetzelfde als snoeyelinc (MNW) zie bijlage

    bondels = bundel, bos

    duist = duizend

    busschen = bossen (takken of planten)

     

     

    Folio 16 verso

     

    Waghenarnasch

     

    arnasch = arnassche = gerei, getuig, “spullen”, tuig (WNT) zie bijlage

     

    Alvooren twee waeghens staende ten oughste, danof teene met besleghen wielen

                                                                                                              96 - 0 - 0

    oughste = oogste = ?op het veld

     

    Een twee paer soole ende sloofsoole

                                                                                                              30 - 0 - 0

    soole ende sloofsoole = zoolle = zool, zole = 1. gewestelijke benaming voor de wielploeg, een ploeg met een raam of voorstel waaraan de wielassen en de ploeglichamen zijn bevestigd; gebruikt om zwaar land te beploegen dat men wil bezaaien of beplanten; (WNT) zie bijlage

    sloof = ijzeren ring ter versteviging van iets; (WNT) zie bijlage

     

     

    Een eeghde met slee ende met sleepeeghde tolke ende carreback

                                                                                                              26 - 0 -0

    eeghde = eg

    tolke =

     

    vier waeghen houpen een diesel met arnasch waeghemande ende neghen mesch barders, mitsg[aede]rs eenich out waghen arnasch

                                                                                                              16 - 0 - 0

    arnasch = arnassche = gerei, getuig, “spullen”, tuig (WNT) zie bijlage

    mesch barders = planken voor dierlijke mest

     

    voor alle de diltpersen, graender vijsen, ende calverback

                                                                                                              12 - 0  - 0

    diltpersen = dilt = hooi; persen = pertse = in ’ t algemeen staak, stok, roede; in verschillende toepassingen; (WNT)

    (uit: 31-1-1786: Etats de bien, Guillaume Cornelis Palmaert, gest 21-12-1785 te Spycker (ADN J466205); paléografie et traduction: Régine Vantorre en Pierre Stevenoot.)

    graender vijsen = ?wellicht om graan zelf te vermalen, graanmolentje

     

    ontrent de vier hondert voet abeelen bart met drie appelaere bardens

                                                                                                              30 - 0 - 0

    - voet = lengtemaat, van oudsher verwijzend naar de (gemiddelde) lengte van een menselijke voet. De maat verschilde van streek tot streek en raakte in de loop van de 19de eeuw in onbruik door de invoering van het metrieke stelsel. De Veurnse voet is 0,2728 meter; (Wikipedia - Voet); hier 400 voet = 109,12 m

    - abeelen = soort populier

    - bart = bard = houten plank

     

     

    Folio 17 recto

     

    ontrent twee hondert stroij bonen een hondert gleij ende seven duist stroijbanden

                                                                                                              17 - 0 - 0

    - bond = bundel, bos. Met betrekking tot verschillende stoffen, inzonderheid hout en stro; soms bepaaldelijk als inhoudsmaat. (WNT)

    - gleij = glui = dekriet, ook: gezuiverd roggestro (WNT), zie bijlage

     

     

    Inde caemer

     

    Een pluimen bedde hooftheijnde twee hoorcussens ghefloijnt twee slaplaeckens groene sarge ende behanck

                                                                                                              36 - 0 - 0

    sarge = serge, vroeger ook sarge, sargie, sergie, in het Middelnederlands saerge, saerdse, saergie, ontleend aan oudfrans serge, sarge en Frans serge = a. gekeperde wollen stof, waarvan de inslag minder glad en minder dicht is dan de ketting en slechts weinig in het gezicht komt. Zie bijlage serge;

    b. wollen deken (WNT)

    ghefloijnt = fluwijn, flouwijne van Middelnederlands fluwine; kussensloop; bvb. een oorcussen met een flauwijne (Cost. van Antw (1582)); er bestaat ook fluwijnekant, een zekere soort van grove speldewerkkant, stropkant (WNT) zie bijlage

     

    Tselde van een tresoir, ende een langhe ende ronde postettafel,

                                                                                                              24 - 0 - 0

     

    een tresoir = dressoir = dressoor, in oudere taal ook tresoor, ontleend aan Frans dressoir,

    1. dientafel, buffet; 2. spijskast, keukenkast (in de oudere taal) (WNT)

    postettafel =

     

    Een rechbanck ende twee laeden slotvast

                                                                                                              30 - 0 - 0

    rechbanck = rebbank = een soort keukentafel, lang en smal, van onderen van kastjes voorzien, waarop eten wordt klaargemaakt, later geëvolueerd tot een commode of buffetkast;

    (uit: Nieuwsbrief VVF-Westhoek, jrg. 3 nr. 1 p. 2-4: Een vissersmenagie in Oostduinkerke anno 1792 (SvG 38.774))

    laeden = kist, kistje, koffertje, in het algemeen een houten voorwerp, waarin iets geborgen (of geladen) wordt (MNW); een voorwerp om iets in te bergen en weg te sluiten, kast, kist, koffer. In de algemene taal verouderd maar gewestelijk nog wel bekend, bv. in Frans- en een deel van West-Vlaanderen (WNT), zie bijlage

    slotvast = kan gesloten worden

     

    Een eiren ketel, banck ende vier mattestoelen

                                                                                                              14 - 0 - 0

    eiren = eeire sleghketel = pelle ovale (p. 12);

    (uit: Maison mortuaire (SvG) Matheus Clavel cabaretier, 1750 prochie en heerlichede van Pitgam, vertaald door Fabrice Bassot)

     

     

    Seven tinnen tailliooren veer plateelen een tinnen soutvat, ende schuttel, met acht tinnen lepels,

                                                                                                              15 - 0 - 0

    - teljoor = bord, schotel waarop vlees wordt voorgesneden (in deze zin lang verouderd); vervolgens, en dit is reeds in ’t Middelnederlands de gewone betekenis: tafelbord, etensbord, bord; uit Fr. tailloir (WNT), zie bijlage

    - veer = vier

    - plateel = een vlakke schotel of schaal van metaal, hout, aardewerk, enz. Eertijds dikwijls van tin vervaardigd, maar ook: schotel van aardewerk; van Oudfrans platel en Frans plateau; (WNT) zie bijlage.

     

    voor alle de aerden becquers galeijsche tailliooren, ende strijck iser,

     

    galeijsche = galleysch = een soort vaatwerk van fijne witte aarde verglaasd met tin-as (geen porselein)

     

     

    Folio 17 verso

     

    bustel ende ander complusijnghen

                                                                                                              3 - 0 - 0

    complusijnghen = pluysynge = babioles = objet de peu de valeur;

    (uit: 31-1-1786: Etats de bien, Guillaume Cornelis Palmaert, gest 21-12-1785 te Spycker (ADN J466205); paléografie et traduction: Régine Vantorre en Pierre Stevenoot.) en: (uit: Régine Vantorre en Pierre Stevenoot, Inventaris van alle de cleederen ende lynwaet in de casse op de caemer van Joe Ryngaert, 1734, (ADN J466160).)

     

    een roo incarnaeten rock met severen canten ende groene voerijn[ghen]

                                                                                                              30 - 0 - 0

    severen =

     

    een blautebroxken bruin luicken roo perpetuaenen rocklijf sterminen livicken bruschblau, ende swarte seden schorte

                                                                                                              42 - 0 - 0

    - blautebroxken =

    - perpetuaenen =  perpetuaan = benaming van een duurzame, driedradige wollen stof, die inzonderheid in Engeland vervaardigd wordt sedert de 16de eeuw. Ook: een stuk van deze stof. van Fr. perpétuane of Eng. perpetuana. De naam is blijkbaar eene afleiding van lat. perpetuus, bestendig, met den romaansen uitgang -ana; verg. stofnamen als everlasting, durance, duivelssterk en dergelijke. (WNT)

    - rocklijf = roklijf = 1. benaming van een kort bovenkledingstuk (verouderd); 2. keurslijf, rijglijf; 3. kinderkledingstuk, kinderjakje of - jurkje (WNT)

    - sterminen = stermijn = Middelnederlands voor zeef, ontleend aan Frans étamine; dunne wollen stof, vlaggedoek; stamet (WNT)

    - bruschblau =

    - seden =

     

    twee scabbekens wit linnewaet met twee sticken op den bleeck lanck tsamen Liij (53) ellen sonder de schabben

                                                                                                              10 - 0 - 0

    53 ellen = el = oude lengtemaat, gebaseerd op de menselijke onderarm; werd lokaal, in ieder belangrijk handelscentrum vastgesteld, waardoor er verschillen optraden; Wase el (69,8 cm), Brabantse (69,2), Dendermondse (69,8)(Wikipedia); dus ca 3,5 m

     

    En wit liveken groene saijen schorte 25 cornetten 7 craeghen ende vier neusdoucken,

                                                                                                              24 - 0 - 0

     

    vier halfve mauwen veerthien serveiten 32 haelsekleers ende ii (2) stropmuitsen met 6 ander,

                                                                                                              21 - 0 - 0

    haelsekleers = halskleed = in ’t Middelnederlands en Hoogduits een soort van mantel (schoudermantel); In andere opvatting: een halsdoek als vrouwendracht.

    stropmuitsen = stropmuts = vrouwemuts die met een strop in de nek vastgemaakt wordt in plaats van met linten onder de kin (WNT)

     

    15 vrauwehemdens

                                                                                                              27 - 0 - 0

     

    13 dwaelen

                                                                                                              13 - 0 - 0

     

    dwaelen = zie dwaal = 1. Doek die bij het wassen gebruikt wordt, handdoek; 2. tafellaken, dekservet; 3. doek in het algemeen; 4. sluier. (WNT) zie bijlage

     

     

    drie paar slaplaeckens

                                                                                                              8 - 0 - 0

     

    twee blauwe rocx een paer roo coussen

     

     

    Folio 18 recto

     

    een lijveken ende rocklijf met mauwen

                                                                                                              12 - 0 - 0

    - rocklijf = roklijf = 1. benaming van een kort bovenkledingstuk (verouderd); 2. keurslijf, rijglijf; 3. kinderkledingstuk, kinderjakje of -jurkje (WNT)

     

    een gouden traurijnck

                                                                                                              16 - 0 - 0

     

    op de vaulte

     

    voor alle het swijnen vleesch

                                                                                                              21 - 0 - 0

     

    een waeghen wijtte ende cafbedde met groene sarge

                                                                                                              15 - 0 - 0

    waeghen wijtte = wijte = huif, linnen overtrek van een kar of wage cf wijtewagen = huifwagen, huifkar (WNT) zie bijlage)

    cafbedde = een caffen bedde = bed van het kaf van graan. Het kaf deed men in zakken waarop men sliep; dit kaf werd elk jaar vervangen;

    (uit: Nieuwsbrief VVF-Westhoek, jrg. 3 nr. 1 p. 2-4: Een vissersmenagie in Oostduinkerke anno 1792 (SvG 38.774))

    sarge = serge, vroeger ook sarge, sargie, sergie, in het Middelnederlands saerge, saerdse, saergie, ontleend aan Oudfrans serge, sarge en Frans serge = a. gekeperde wollen stof, waarvan de inslag minder glad en minder dicht is dan de ketting en slechts weinig in het gezicht komt. Zie bijlage serge;

    b. wollen deken (WNT)

     

    een vleeschstande, ander stande twee tonnen drie carteelen ende een troch

                                                                                                              17 - 0 - 0

    vleeschstande = een groot pekelvat waarin varkensvlees wordt bewaard;

    (uit: Nieuwsbrief VVF-Westhoek, jrg. 3 nr. 1 p. 2-4: Een vissersmenagie in Oostduinkerke anno 1792 (SvG 38.774))

    carteelen = karteel =

    1. In ’t algemeen. De naam van zekere maten voor droge en natte waren, en van vaten die zulke waren inhouden. (zie ook analyse: boterproductie)

    2. In ‘ t bijzonder een vat voor walvisspek en -traan;

    3. In Vlaams-België. aalton, gierton.

    (WNT) zie bijlage

    grote bak om levensmiddelen, meestal graan, op te slaan;

    (uit: Nieuwsbrief VVF-Westhoek, jrg. 3 nr. 1 p. 2-4: Een vissersmenagie in Oostduinkerke anno 1792 (SvG 38.774))

     

    tafel met twee schraeghen ende

    04-10-2012, 00:00 Geschreven door ivometsu  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Tags:Masijn,Metsu,genealogie,staat van goed, Pollinkhove,familienaam
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.staat van goed Cathelijne Masijn (RAB, KV, 25.276) deel 1

    STAAT VAN GOED CATHELIJNE MASIJN (Pollinkhove, 25.276)

     

    Transcriptie door Ivo Metsu, 06.03.2012

     

    Versie 205.09.2012; DOKUMENT 25276.doc

     

    Wijze van transcriptie

     

    [ .. ] : tekst weggelaten in de woordafkorting in het originele document

    ( ) : eigen vertaling naar hedendaagse schrijfwijze

    der : schuine letters voor een onzekere interpretatie van het origineel

    alle namen (behalve een eventueel eerste deel van de familienaam) schrijven we in hoofdletters, in tegenstelling tot het origineel

     

    Nadien een alfabetische lijst van de aangetroffen persoonsnamen met de folia waarop ze voorkomen en de relatie met Cathelijne Masijn.

     

    Daarna desgevallend meer informatie over deze personen via de parochieregisters.

     

    Daarna volgt een analyse van de rekening en van allerlei bijzonderheden

     

    Woordverklaringen uit : WNT (Woordenboek van de Nederlandse Taal); MNW (Middelnederlands Woordenboek); VMNW (Vroeg Middelnederlands Woordenboek)

     

     

    Metrologie

     

    Oppervlaktematen

     

    Een gemet is een oude vlaktemaat. De maat is waarschijnlijk gelijk aan de oppervlakte van het zaailand dat een koppel paarden kan omploegen tussen zonsopgang en zonsondergang.Dit is een gemiddelde, omdat het land dat bewerkt moest worden ook zwaaarder en lichter kon zijn voor een paard. Met deze oorspronkelijke groottebepaling is de gemet vergelijkbaar met de in de Angelsaksische landen veelgebruikte acre, zij het dat daar het werk van een os per dag ten grondslag aan de maat ligt. (1)

     

    Er zijn verschillende maten bekend. De kasselrij Veurne heeft een gemet van 4677,72 m² = 0,467772 ha. (1) Hoornaert (3) hanteert daarentegen 0,45 ha (afronding van 300 x 0,0015147664 ha = 0,45442992 ha).

     

    De roede (ook: roe) is een oude oppervlaktemaat en een oude lengtemaat, die van plaats tot plaats verschilde. Een vierkante roede wordt gevormd door een vierkant oppervlak met een lengte en breedte van een strekkende roede. (2)

     

    De Veurnse roe was 14,5924 m² en één lijn (100 roe) was omgerekend 1459 m². (2)

    Hoornaert (3) vermeldt daarentegen 15,147664 m².

     

    Eén Vlaams gemet is 304 (andere bronnen spreken van 300) Vlaamse roede. (1)

    300 roede (of 3 lijnen) vormden één gemet. Alléén in Kortrijk was één gemet 500 roeden. (2)

     

    We gebruiken hier: 0,47 ha voor 1 gemet; 14,6 m² voor 1 roede, 1460 m² voor 1 lijn.

     

    (1) via Internet: Gemet - Wikipedia

    (2) via Internet: Roede (oppervlaktemaat) – Wikipedia

    (3) Via Internet: Laurent Hoornaert, Boter en kaas in de Kasselrij Veurne (16de-begin 19de eeuw), scriptie, hfdst 3: Metrologie, p. 4. Roede en gemet overgenomen uit A. Van de Walle, Oude maten, gewichten en muntstelsels in Vlaanderen, Brabant en Limburg, Belgisch Centrum voor landelijke Geschiedenis, Publikatie 82, Gent, 1984; p. 52.

     

    Inhoudsmaten

     

    een achtendeel =  inhoudsmaat van koren en havermaat: 1 razier = 4 spinten = 8 achtendelen; 1 razier (koren) = 146,8 l; 1 razier (haver) = 158,7 l; soms werd voor haver ook de korenmaat gebruikt (1)

     

    (1) A. Van de Walle, Oude maten, gewichten en muntstelsels in Vlaanderen, Brabant en Limburg, Belgisch Centrum voor landelijke Geschiedenis, Publikatie 82, Gent, 1984.

     

    Gewichten

     

    M.b.t. het botergewicht in de Kasselrij Veurne gold vermoedelijk 1 pond boter = 0,436 kg (1)

     

    (1) Via Internet: Laurent Hoornaert, Boter en kaas in de Kasselrij Veurne (16de-begin 19de eeuw), scriptie, hfdst 3: Metrologie, p. 1.

     

    Muntstelsel

     

    ponden parisis = Parijse ponden, Veurne Ambacht behoorde tot Frankrijk inde periode ...

     

    1 pond parisis (libra) = 20 schellingen parisis (solidi) (1)(2);

    1 schelling parisis = 12 penningen parisis (denarii of deniers) (1)(2)

    1 pond Vlaams = 12 pond parisis = 240 deniers of penningen groten Vlaams (2)

     

    (1) A. Van de Walle, Oude maten, gewichten en muntstelsels in Vlaanderen, Brabant en Limburg, Belgisch Centrum voor landelijke Geschiedenis, Publikatie 82, Gent, 1984.

    (2) Via Internet: Laurent Hoornaert, Boter en kaas in de Kasselrij Veurne (16de-begin 19de eeuw), scriptie, hfdst 3: Metrologie, p. 4.

     


     

    Transcriptie

     

    (eigen nummering)

     

    Voorblad

     

    Overghebrocht den 14 july 1683

     

    Staet van goede ghemaeckt ten sterfh[uis]e van Cathelijne f[ili]a Pieter Masijn overleden huisvrauwe van Jan Metsu anno 1683 s[alighe]r m[emori]e

     

    Folio 1 recto

     

    Pollijnchove

     

    Den staet inventaris ende verdeel van de achterghelaten goederen bleven ende bevonden naer de doot ende overlijden van Cathelijne fi[li]a Pieter Masijn de soone Pieters bij Janneken fi[li]a Jacq[ue]s Calenbeun, ende deselve Cathelijne gheprocreert bij Franchijn fi[li]a Laureins Annaert de soone Jacques bij Marguriete fi[li]a Ghuilliames Pontvoort, ende den selven Laurentius bij Janneken fi[li]a Pieter Grison, overleden binnen de prochie van Pollijnch[ov]e opden xx (20)en april 1683, s[alighe]r memorie, ceurezuster der stede ende casselrije van Veurne, die voor haeren man ghetrauwt hadde ende voor blijfver achterghelaeten heeft Jan Metsui fi[liu]s Jan gheprocreert bij Cathelijne fi[li]a Carel Claerebout ceurbroeder uut den hoofde van sijn vader, ghemaeckt ten versoucke ende in proffijtte vanden voornomden Jan Metsui blijfver ende madelaere ten desen sterfhuise, midtsg[hade]rs ten versoucke van Fran[choi]s De Boom als vooght van Jan Bap[tis]te oudt sedert den xx (20)en maerte 1682, t’ eenich minderjaerich kijndt van de overledene dat sij ghewonnen heeft bijden blijfver, staende ten deser doot verweest ten weeserije van Veurne onder de prochie van Pollijnckhove, bij ons s[ieur]e Roelant van Houcke ende dh[ee]r Fran[choi]s De Vos gheeede prij[ser]s ende deellieden der stede ende casselrije van Veurne.

     

    geprocreert = voortgebracht

    ceursuster, ceurbroeder = inwoner

    blijfver = de achterblijvende echtgenoot

    weeserije = instelling belast met het toezicht op de wezen

    prijser = schatter

    deelsman = (Middelnederlands) rechter of scheidsman in zaken van boedelscheiding (MNW); regelaar van eene erfdeling of boedelscheiding (WNT);

    “De selve hoirs (werden) geinsinueert te compareeren ten voorseyde sterfhuuse binnen de veerthien daeghen omme deellieden te helpen kiezen (Cost. Van Brouckburch XI, 5 a° [1615](WNT); dus mogelijk konden de hoirs zelf kiezen uit enkele daartoe aangestelde personen; in Brugge werden er zes aangesteld per Ambacht (MNW);

     

     

    Folio 1 verso

     

    leenen commende vanden overledens weghe haer competeerende per vaders doot, als oock de gonne die haer ghecocht heeft in huiwelicke wesende met haere moeder inghevolghe den staet van goede ghemaeckt in daten xij (12)en maerte 1680 [omst] (ondertekend) R van Houcke ende F Devos

     

    Pollijnchove

     

    Alvooren in de prochie van Pollijnchove seven lijnen tseventich ro[ed]en ofte daerontrent leen inden Waeterhouck streckende suit ende noort paelende metten noorteijnde opden Burghwech doostz[eijd]e tleen vanden hoirs feodal van Jan Baptiste Heven t’suiteinde t’leen van Jo[nke]r Fran[choi]s Joannes Aerlebout ende de westside veure ghemeens jeghens tleen van s[ieu]r Jan Peel sijnde twalleken ten noortende groot ontrent i (1) lijne hiermede gaende, dat noch in cheinse is voor drije jaeren aen wijlent L[udovicus]c Schoreel voor vj (6) L[ibra]s s[jae]rs boven ses carpels s[jae]rs behoor[ende] goet sullende tleste jaer vanden cheins

     

    seven lijnen tseventich ro[ed]en = 11.234 m²

    leen = voormalige rechtsterm voor een lichamelijke, later ook een onlichamelijke onroerende zaak die door een heer ( leenheer) aan een ander (man, leenman, vazal) in bruikleen afgestaan wordt, met onderlinge verbintenis van schut (WNT)

    den Waterhouck = op te zoeken plaatsnaam te Pollinkhove,

    den Burgwech = op te zoeken plaatsnaam te Pollinkhove

    hoirs feodal = hoirs = gerechtigde erfgenamen

    (in: Pieter Donche, Erfeniskwestie uit de pruikentijd triggert 250 jaar genealogisch onderzoek: de familie de Baenst, Westhoek jrg. 28 nr. 1 (voorjaar 2012) p. 21

    veureghemeens = voregemeens, met vore = ploegvore of greppel

    1 lijne = 1459 m²

    cheinse = cijns

    carpels = thans nog in verschillende dialecten voorkomende naam voor de vis die in de gemene Nederlandse landstaal karper heet (Cyprinus carpio L.) (WNT)

     

     

    Folio 2 recto

     

    vallen te baefmisse 1686 ghehouden tsel[ve] leen van[den] Hove van Bistervelt toebehoorende dheer Jan Baptiste Leuridan staende ten dienste van trauwe ende waerhede ende ten relieve van … (puntjes in de tekst) elcker veranderijnghe, ende veranderende bij coope is schuldich den x (10)en pennijnck met gelijck relief,

     

    baefmisse = dag van St.-Bavo (1 oktober), waarop pacht-, en huurprijzen werden betaald, vlak na het binnenhalen van de oogst

    leen = feodale grond:

    Binnen het rechtsgebied dat een heerlijkheid is, zijn er drie soorten gronden volgens de manier van verhandelen:

    - allodiale gronden: gewoon tussen personen verhandeld als eigenaars.

    - cijnsgronden: verhandeld via de schepenbank.

    - feodale gronden: onderworpen aan het leenhof waartoe ze behoren; de eigenlijke bezitter is de leenman of leenhouder, maar deze is schatplichtig aan de theoretische eigenaar of leenheer (meestal de vorst).

    Telkens er een wijziging van bezit voorkomt moet de bezitter de theoretische eigenaar een speciale taks betalen (reliefgeld, kamerlinggeld). Meestalis dit 10 parisis of de beste vrome, zijnde de beste jaroobrengst binnen de drie eerstvolgende jaren.

    Naast het verhefgeld moet bij een leenverkoop in Vlaanderen ook nog 10% verkoopsbelasting (de 10e penning) aan de leenheer worden overgemaakt. Voor het innen van deze belasting staat steevast de kasselrijbaljuw in.

    Hove van Bistervelt = het leenhof van de heerlijkheid waartoe dit leen behoort of de naam van de heerlijkheid zelf.

    staende ten dienste van trauwe ende waerhede ende ten relieve van elcker veranderijnghe, ende veranderende by coope =

    den x (10)en pennynck = verkoopsbelasting bij leenverkoop ten voordele van de leenheer, zie hierboven

    relief = verhefgeld:  speciale taks bij bezitswijziging te betalen door de bezitter aan de leenheer, zie hierboven.

     

    Tselve leen vercreghen bij Adriaen Masijn soverledens vaders vooght bij sessije ende opdracten ten behouve vanden selven overledens vader, ende sijne susters ghedaen bij Jaecques Colenbeun ende Marguriete fi[li]a Abisai vande Weghe sijne huisvrouwe voor de somme van acht hondert Lxxvij (877)tich pon[den] par[esi]s mitsg[ade]rs xxij (22) L[ibra] xiiij (14) B (schellen) ij (2) gr[ooten] vl[aam]s over vijf jaeren crois[eerend] vande voornomde somme die waeren spruitende over den coop van een peirt ende twee coijen, ende andersints bij den selven

     

    sessije = sessie = keer dat een college vergadert, zitting (WNT)

    pon[den] par[esi]s = Parijse ponden

    gr[ooten] vl[aam]s = 1 pond grooten vlaams = 12 ponden parisis

    crois[eerend]= van crois of croos = een Vlaams woord in de betekenis aanwas, vermeerdering, bepaaldelijk interest, rente, een afleiding van croître (Fr.) of crescere (Lat.); aldus bv. “mijn geld krozeert aan vijf per honderd” (MNW) zie bijlage

     

     

     

    Folio 2 verso

     

    Colenbeun ghecocht in de venditie ghehouden van soverledens grootvaeder alles volghende den veschatun daer van sijnde ghepasseert voor bailliu ende mannen van leene vanden selven Hove van Bistervelde in daeten 15en  meije 1654 gheteeckent Adriaen Outterssoone M de Schoolm[eeste]re, ende C Hobbe, soo dat doverledens vaeder bij de selve opdrachte daer in competeerende een derde dat nu toebehoort Pieter sijn soone als hoir feodael sijnde de twee resteerende derden bijde overledens vader in huwelicke met haere moeder vercreghen bij coope van sijne voorn[omde] susters dus hier over deselve twee derden,

                                                                                      v (5) lijnen xiij (13) 1/3 r[oede]n

     

    - venditie = openbare verkoping aan de meestbiedende (WNT)

    - bailliu = baljuw = vertegenwoordiger van de heer op lokaal vlak: kasselrij of heerlijkheid, met bevoegdheid tot: rechtsvervolging; straatschouwingen; jacht- en visrecht en andere heerlijke rechten; tot samenroepen van de wethouders; tot voorzitterschap van de schepenbank, onderhandelingen met vreemde legers, … Hij staat dus aan het hoofd maar ook ten dienste van de locale gemeenschap. (Achiel De Vos, Geschiedenis van Waarschoot, Gem. Best. Waarschoot, 1990)

     

    mannen van leene = leenmannen

    Hove van Bistervelt = het leenhof van de heerlijkheid waartoe dit leen behoort of de naam van de heerlijkheid zelf.

    competeerende = toebehorende

    hoir feodael = gerechtigde erfgenamen (zie 1v)

     

    Item in de selve prochie van Pollijnchove inden grooten Boishouck twee distincte leenen danof teerste groot is vier ghemeten ende tander ses ghem[eten] st[reckend]e de sel[ve] vier ghemeten oost ende west, de suitside den Varschendijck aldaer ghemeten op

     

    leen = feodale grond: zie f 2 recto

    Boishouck = op te zoeken plaatsnaam in Pollinkhove

    distincte = verschillende

    vier ghemeten = 1,871088 ha

    ses ghem[eten] = 2,806632 ha

    st[reckend]e = in de lengterichting

    den Varschendijck = op te zoeken plaatsnaam in Pollinkhove

     

     

    Folio 3 recto

     

    seven voeten de cruine westeinde dhooirs Jooris Libaert de noortsijde tgemet leen van dheer Louis Janssens ende metten oosteinde de uutdreve vande hofstede van Jan Bouden daer Fran[choi]s Savers woont de selve gheheele hier mede gaende met last van t’servituit als van ouden tijden de tweede partie groot ses ghemeten strect suit ende noort metten suiteinde jeghens t’voornomde ghemet leen vanden voors[eijd]en Jansens de westsijde de voornomde hoirs Libaert den noorteinde t’landt vande Labiette tot Rijsel, ende metter oosts[eijd]e de voors[eijd]e uutdreve hier oock ghehele medegaende met last alsvooren dus tsamen in lande,

                                                                                      x (10) gemeten

     

    voet = lengtemaat, van oudsher verwijzend naar de (gemiddelde) lengte van een menselijke voet. De maat verschilde van streek tot streek en raakte in de loop van de 19de eeuw in onbruik door de invoering van het metrieke stelsel. De Veurnse voet is 0,2728 meter; 7 voeten is dus 1,9096 m 

    dhooirs = gerechtigde erfgenamen (zie 1v)

    tgemet = hier vermoedelijk in zijn ongewoon overdrachtelijke toepassing gebruikt, van een stuk gronds in het algemeen, zonder het denkbeeld van een bepaalde maat(WNT) zie bijlage

    servituit = erfdienstbaarheid

    ses ghemeten = 2,806632 ha

    Labiette tot Rijsel = klooster;

    In ’t jaer 1276 fondeerde Margarita graevinne van Vlaenderen en van Henegouw te Rijssel een maegdenklooster onder het order van den H. Dominicus, ’t welck doorgaans Labiette genoemt is. Zy was er toe beweegt, gelyk zy in haer diploom zegt, omdat zy haere consciëntie zeer belast vond, en dat zy tot byzonderen hulpmiddel, om Gods bermhertigheyd te verkrijgen, rekende, godvrugtige persoonen door weldadente verpligten, om voor haer te bidden. Deze princesse is wonderbaer toegedaen geweest tot de Broeders Predikers, omdat sy in hun eene ware devotie en iver der zielen bemerkte. Ook heeft den provinciael der Predikheeren openbaerlyk getuigt, dat zy hunne fondatersse, voedster en moeder was.

    (uit Corneille Smet, 1809, Heijlighe en roemweerdige personen dewelke bezonderlijk medegewerkt hebben om de Roomsch-Catholieke religie ingeheel Neerland uyt te bryden, vast te stellen en te bewaeren, Vol II p. 306 (googlebooks, uit Universiteit Gent)

    10 gemeten = 4,67772 ha

     

    Ghehouden de selve twee leenen, ende elck in beisonder vanden Hove ende heerlichede Van den Broucke staende ten dienste van trauwe ende waerhede ende ten reliefve van x (10) L[ibra]s telcker veranderijnghe, ende veranderen bij coope den thienden penninck met gelijck relief ende camerlijnck ghelt

     

    - vanden Hove ende heerlichede Van den Broucke = heerlijkheid: een rechtsgebied met aparte rechtspraak

    - staende ten dienste van trauwe ende waerhede = rechtsformule

    - ende ten reliefve van x (10) telcker veranderijnghe, ende veranderen bij coope = zie leen, f 2 recto

    - den tienden penninck met gelijck relief = verkoopsbelasting bij leenverkoop ten voordele van de leenheer, zie hierboven; relief = verhefgeld:  speciale taks bij bezitswijziging te betalen door de bezitter aan de leenheer, zie hierboven.

    verkoopsbelasting bij leenverkoop ten voordele van de leenheer, zie hierboven

    - camerlijnck gelt = camerlincgelt = benaming van een heerlijk recht, ook met een Franse uitgang camerlinggage geheten. Hetgeen de nieuwe leenhouder of leenvolger den heer verschuldigd was, wanneer een leen, hetzij door een overeenkomst (wandelcoop), hetzij door overlijden (sterfcoop) in andere handen overging. Vanwaar de benaming afkomstig is, is niet met zekerheid bekend. Waarschijnlijk is het eigenlijk geld dat aan de kamerling of schatbewaarder wordt uitgekeerd. (WNT) zie bijlage

     

     

    Folio 3 verso

     

    gheldende bovendien thervaertghelt, vercreghen tselve leen bij soverledens vader ende moeder in coop van s[ieu]r Jan Boudens fi[liu]s Cornelis volg[hens] de leen[brief?] van erfvenisse daer van sijnde ghepasseert voor Jacob de Laetre als bailliu ende wettel[icke] manheere van mannen van leene vanden selven Hove, ende heerlichede Van den Broucke, Jo[nke]r Ch[ar]le de Wijntre, dheer Jan van Rentergheem, ende ander mannen van leene daertoe verleent in daten 15en junij 1672 gheseghelt ende gheteeckent J de Laetre zijnde den selven coop geschiet voor xij (12) B te goode lijfcoop xij (12) L[ibra]s een dobbel ducaet voor svercoopers huisvrouwe ende van principaelen coope achthien ponden grooten vlaams tgemet, erfven, ende onterfven cooprelief thienden penninck camerlijnck ghelt etc[eter]a svercoopers laste op wel[cke] coopsomme aen soverledens vader moeste valideeren het capitael van eene rente van hondert ponden grooten daermede de selve twee leenen belast waeren sijnde ten laste van den cooper de verloopen tsedert den lasten

     

    - thervaertghelt = tervaert = snel spoedig, dadelijk, onmiddellijk (WNT)

    - bailliu = baljuw, zie f 2 verso

    - manheere van mannen van leene = de baas van de leenmannen

    - Hove, ende heerlichede Van den Broucke = heerlijkheid, een rechtsgebied

    - lijfcoop = eigenlijk de wijn die als bewijs van een gesloten overeenkomst en ter bekrachtiging ervan door koper, verkoper en getuigen (lijfscoopliede of wijncoopsliede geheten) gedronken en door de koper betaald werd; het gelag, waaraan bij het sluiten van een handel (vooral bij eigendomsoverdracht door koop) de er bij betrokken personen en enige andere deelnamen. De wijn kon ook door bier worden vervangen. Eindelijk werd ook het drinken van bier vervangen door het geven van geld in de plaats van de drank zelf. Zo werd de betekenis van wijncoop langzamerhand gewijzigd tot die van handgeld, dus tot een synoniem van goodspenning of Ndl. drinkgeld. (MNW) zie bijlage

    - ducaet = gouden munt, oorspronkelijk uit de Republiek Venetië (eerst in 1284), in navolging ook elders in Europa, ook in de Nederlanden (vanaf 1586), met zelfde gewicht en goudgehalte. De voorzijde toonde een ridder met een zwaard en pijlenbundel, de achterzijde bevatte een tekst. De waarde was ruim5 gulden. De Nederlanden kenden ook een zilveren dukaat (1659-1816), met de waarde van de voormaalige rijksdaalder (50 stuivers) en werd ook al snel zo genoemd. (Dukaat - Wikipedia)

    - grooten vlaams = 1 grooten vlaams is 12 ponden parisis

    - tgemet = per gemet

    - erfven, ende onterfven = rechtsterm normaal gebruikt voor de verhandeling van cijnsgronden (erven) voor de lokale schepenbank volgens A. De Vos (Geschiedenis van Waarschoot, Gem. Best. Waarschoot, 1990), hier blijkbaar ook voor een leen.

    - cooprelief = verhefgeld:  speciale taks bij bezitswijziging te betalen door de bezitter aan de leenheer, zie hiervoor f 2 recto

    - thienden penninck = zie hiervoor

    - camerlijnck ghelt = zie hiervoor

     

     

    Folio 4 recto

     

    valdach ende de voorgaende vercoopers, ende tloopende jaer pacht was scoopers proffitte welcke leenen alsnoch belast sijn met de voors[eijde] hondert ponden grooten capitael den pennink xvj (16) in proffitte van Jan de Haese in huwelicke hebbende de weduwe P[iete]r Delbecke

     

    valdach = vervaldag

    1 pond grooten vlaams is 12 ponden parisis

    den pennink xvj (16) = rente

     

    Dient ghenotteert dat soverledens vader sedert den voorseijden coop de sel[ve] twee leenen grootelickx heeft gemelioreert, ende verbetert met t’coopen, ende daer op te voeren van  veele mesch ten diversche jaeren, daer over hij grootelicx te coste is gheweest,

     

    mesch = dierlijke mest

     

    Item inde selve prochie van Pollijnchove een partie leen groot vier ghemeten dat voordesen snijlandt gheweest is ende als nu gars ten twee parcheelen danof het eene is aboutteeren[de] metten oosteijnde op tlandt van m[eeste]re H[eindri]c Ghijsebrecht

     

    vier ghemeten = 1,871088 ha

    snijlandt = ? hooiland

    gars = gras

    aboutteerende = grenzend

     

     

    Folio 4 verso

     

    de suitsijde wijlent Jo[nke]r Pieter Blomme ende de noorts[ijd]e dhoirs dheer Corn[eli]s vanden Hellenaere ende tander stick ten westeinde daer aen streckende suit ende noort abboutteerende van suiden ende deele van westen t’lant van Jo[nke]r Jan Fran[choi]s Delatour heere van Thoore ende desel[ve] wests[ijd]e bij den noorteijnde ende tselve noorteinde tlandt vande kercke van Harijnghe, ghehouden tselve leen vanden Hove van Fontaine staende ten dienste van trauwe ende waerhede, ende ten reliefve vande beste vrame telcker veranderijnghe ende bij coope den x (10)e pennijnck ghel[icke] relief ende camerlijnck ghelt dus als vooren

                                                                                                  iiij (4) ghemeten

     

    - dhoirs = gerechtigde erfgenamen (zie 1v)

    - ghehouden = behorend tot

    - Hove van Fontaine = een heerlijkheid, verder op te zoeken

    - ten dienste van trauwe ende waerhede =

    - ten reliefve van = ; relief = verhefgeld:  speciale taks bij bezitswijziging te betalen door de bezitter aan de leenheer, zie hierboven.

    - de beste vrame = de beste vrome = opbrengst, vruchten of inkomsten uit landerijen: ter bester vrome is een term uit het leenstelsel, een verplichting die op een nieuwe leenman rust; nl. die aan de leenheer uit te keren … de opbrengst van een der drie eerstvolgende jaren,ter keuze van de landheer; Frans: “la meilleure récolte” of “la meilleure despouille” (MNW) zie bijlage

    - den x (10)e pennijnck = zie hierboven , f 2 recto

    - ghel[icke] relief = op ‘t zelfde moment reliefgeld te betalen

    - camerlijnck ghelt = hetgeen de nieuwe leenhouder of leenvolger den heer verschuldigd was, wanneer een leen, hetzij door een overeenkomst (wandelcoop), hetzij door overlijden (sterfcoop) in andere handen overging. (zie 3 recto)

     

    vercreghen tselve leen bij soverledens vader ende moeder in coope van Jo[nke]r Marcus Antoine de Waterleet heere vande selve platse Caneghem etcetera Jo[nke]r Ch[ar]l[es]Waterleet heere van Schart etcetera sijnen oudsten broeder die in deselve vercoopijn[ghe]

     

     

    Folio 5 recto

     

    was consteerende als outsten nasten hoir ende successeur, volg[hens] derfvenisse daer van ghepasseert voor Sebastiaen Coolaert erfachtich van Hove ende heerlicheede van Fontaine voorseijt, dheeren Adriaen de Vos, ende Jan Reijphens mannen van leene in daten xvj (16)en 9 bre (november) 1672 geseghelt ende gheteeckent F[rans] Reijphens sijnde den coop voor xxiiij (24) Bs te gode ende van principaelen coope hondert patagons eens, ende den prijs van twee jaeren pacht der selver daer vooren den cooper moeste betaelen den x (10)e penninck erfven ende ontherven,

     

    hoir = gerechtigde erfgenaam (zie 1v)

    Hove ende heerlicheede van Fontaine = naam van het leenhof en de heerlijkheid

    mannen van leene = leenmannen

    patagons = pat(t)acon = een in de Zuidelijke Nederlanden veel gebruikte munt en rekeneenheid; hij was dan ook bij veel van onze voorouders bekend. De zilveren munt wordt aangeduid als kruisdaalder, kruisrijksdaalder of kortweg rijksdaalder. De munt werd ingevoerd in 1612 (tijdens de Tachtigjarige Oorlog) onder bewind van de aartshertogen Albrecht en Isabella(1598-1621) en was gangbaar tot ver in de 18de eeuw. Het duurde enkele jaren voor de nieuwe naam gemeengoed was. De munt blonk uit door zijn kwaliteit, niet enkel qua gewicht en gehalte, maar ook qua ontwerp en afwerking. Op de voorzijde is een gekroond St.-Andrieskruis (vandaar ook: kruisdaalder) te zien met in het midden de vuurslag en het Gulden Vlies. Op de keerzijde zien we het gekroonde Bourgondische wapen tussen de ketting van het Gulden Vlies. De waarde van de pattacon veranderde mettertijd zodat we mogen spreken van een veranderende geldkoers. De pattacon had aanvankelijk een waarde van 48 stuiver - 2 gulden 8 stuiver en groeide al snel uit tot een belangrijke handelsmunt die tot ver buiten het oorspronkelijke muntgebied werd gebruikt. (Genealogie Limburg Wiki (genwiki.nl)) zie bijlage

    den x (10)e penninck = verkoopsbelasting bij leenverkoop ten voordele van de leenheer, zie hierboven f 2r;

    erfven ende ontherven = rechtsterm, normaal voor cijnsgronden, zie f 2 recto

     

    Item noch inde selve prochie van Pollijnchove een leen consisteerende in twee sticken te weeten het eerste groot ontrent twee ghemeten weede ligghende west aenden hove ende huispleck van Jan Bouden ghebruickt bij Fran[choi]s Savers str[eckende] oost ende west

     

    twee ghemeten = 0,935544 ha

     

     

    Folio 5 verso

     

    de suits[eijd]e tleen deel vande voors[eijd]e hof[sted]e t’westeijnde tlandt vande kijnderen s[ieu]r Nicolaij Baselen, ende de cooninclicke ma[jesteij]t, de noorts[eyd]e den Beverdijckbaert, ende het andere stick groot oock twee ghemeten ofte daer ontrent light suit oost van daer str[eckende] oock oost, ende west toosteinde tlant van … (puntjes in de tekst) aenghetrocken bij sijne ma[jesteij]t voor de coorenschult de suitsijde tlandt van tclooster van de Labiette t’westeijn[de] tleste vorschreven leen ende de noorts[eijd]e dheer P[iete]r Stormlant, gehouden t’selve leen van den Hoove ende heerlicheede van Fontaine, staende ten dienste van trauwe ende waerhede ende ten reliefve van x (10) L[ibra]s telcker veranderijnghe, ende veranderen[de] bij coope den thienden penninck in het gelick relief, ende camerlijnck gelt, dus hier in lande

                                                                                      iiij (4) ghemeten

     

    Beverdijckbaert = op te zoeken plaatsnaam te Pollinkhove

    twee ghemeten = 0,935544 ha

    de coorenschult = zie coorenschult lant (korenschuldland), een synoniem voor spijkerland, zo genoemd naar de spijkerbelasting die in ‘koren’ moest betaald worden: zachte en harde haver, tarwe.

    tclooster van de Labiette = zie 3 recto

    ten dienste van trauwe ende waerhede = rechtsformule

    ten reliefve van = verhefgeld:  speciale taks bij bezitswijziging te betalen door de bezitter aan de leenheer, zie hiervoor f 2recto

    den thienden penninck = verkoopsbelasting bij leenverkoop ten voordele van de leenheer, zie hierboven f 2r;

    in het gelick relief = op ‘t zelfde moment reliefgeld te betalen

    camerlijnck gelt = hetgeen de nieuwe leenhouder of leenvolger den heer verschuldigd was, wanneer een leen, hetzij door een overeenkomst (wandelcoop), hetzij door overlijden (sterfcoop) in andere handen overging. (zie 3 recto)

    4 ghemeten = 1,871088 ha

     

    vercreghen bij soverledens vader, ende moeder in coope van Jo[nke]r Roeland Fran[choi]s Damarijn, heere van Heule

     

     

    Folio 6 recto

     

    ende dheer Jaecques Bervoet machtich bij procuratie over dheer Guilliames Bervoet sijnen broeder volghens de letteren van erfvenisse ghepasseert voor tselve Hof van Fontaine in daeten iiij (4)e marte 1646 gesegelt ende geteeckent … (puntjes in de tekst) sijnde desen coop gheschiet voor xij (12) schelle te gode lijfcoop naer discretie ende van principaelen coope jc iiijxx vj L[ibra]s t’ghemet, daermede svercoopers laste het cooprelief thienden penninck camerlinck ghelt, ende ander hovel[icke] ende heerlicke rechten,

     

    machtich bij procuratie = als gevolmachtigde optredend

    letteren van erfvenisse = erfenis: gerechtelijke in bezit stelling van een onroerend goed;

                (uit: Glossarium van technische termen; www kuleuven-kulak.be)

    Hof van Fontaine = heerlijkheid, een rechtsgebied

    te gode lijfcoop = lijfcoop = eigenlijk de wijn die als bewijs van een gesloten overeenkomst en ter bekrachtiging ervan door koper, verkoper en getuigen (lijfscoopliede of wijncoopsliede geheten) gedronken en door de koper betaald werd; het gelag, waaraan bij het sluiten van een handel (vooral bij eigendomsoverdracht door koop) de er bij betrokken personen en enige andere deelnamen. De wijn kon ook door bier worden vervangen. Eindelijk werd ook het drinken van bier vervangen door het geven van geld in de plaats van de drank zelf. Zo werd de betekenis van wijncoop langzamerhand gewijzigd tot die van handgeld, dus tot een synoniem van goodspenning of ndl. drinkgeld.(MNW) zie bijlage

    het cooprelief = verhefgeld:  speciale taks bij bezitswijziging te betalen door de bezitter aan de leenheer, zie hiervoor f 2recto

    thienden penninck = verkoopsbelasting bij leenverkoop ten voordele van de leenheer, zie hierboven f 2r;

    camerlinck ghelt = hetgeen de nieuwe leenhouder of leenvolger den heer verschuldigd was, wanneer een leen, hetzij door een overeenkomst (wandelcoop), hetzij door overlijden (sterfcoop) in andere handen overging. (zie 3 recto)

    ander hovel[icke] ende heerlicke rechten =

     

    Samen de voornomde leenen bedraeghende xix (19) ghem[eten] ij (2) lijnen xiij (13) r[oede]n 1/3 danof omme soverledens moeder dhelft is ix (9) ghem[eten] ij (2) lijnen Lvj (56) r[oede]n 2/3 ende soverledens twee broeders de 2/3 vande selve wederhelft blijft hier over tresteerende derde,

                                                                           iij (3) ghem[eten] iiijxx v (85) roe[de]n 5/9

      

    xix (19) ghem[eten] ij (2) lijnen xiij (13) r[oede]n 1/3 = 8,89075567 ha

    iij (3) ghem[eten] iiijxx v (85) roe[de]n 5/9 =1,405564 ha

     

     

    04-10-2012, 00:00 Geschreven door ivometsu  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    Tags:Masijn,staat van goed,Metsu,genealogie,familienamen,

    Archief per week
  • 01/09-07/09 2014
  • 12/05-18/05 2014
  • 24/03-30/03 2014
  • 20/01-26/01 2014
  • 23/12-29/12 2013
  • 18/03-24/03 2013
  • 15/10-21/10 2012
  • 01/10-07/10 2012
  • 03/09-09/09 2012

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs