massu/metsu stamboom
Inhoud blog
  • BESCHOUWINGEN OVER DE NAAM METSU
  • Het Boek der Massu-Metsu: voorwoord en indeling
  • De 'elfde' generatie (eindoverzicht)(blogversie)
  • De 'elfde' generatie (blogversie)
  • De 'elfde' generatie (beginoverzicht)
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    met staten van goed
    21-01-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.4.2.0. Feodaal-administratieve structuur: het leenstelsel

    4.2.0. FEODAAL-ADMINISTRATIEVE STRUCTUUR: HET LEENSTELSEL

     

    Versie 19.11.2012;FEODAAL KADER1

     

    A. DE KASSELRIJ

     

    In de Karolingische tijd was de streek tussen de Schelde en de Canche, naar de oude Romeinse indeling onderverdeeld in pagi of gouwen.(2)

     

    Boudewijn IV, Graaf van Vlaanderen (988 - 1035) voerde een belangrijke staatkundige reorganisatie door: de oude indeling in gouwen werd vervangen door een nieuwe indeling in kasselrijen. Elke kasselrij werd beschermd en bestuurd vanuit een burcht, met aan het hoofd een burggraaf, die in naam van de graaf het gezag uitoefende binnen de kasselrij. (2)

     

    Vóór de oorlogen die Lodewijk XIV in de zeventiende eeuw voerde, bestond Vlaanderen uit:

     

    - Vlaams Vlaanderen, bestaande uit Oost- en West-Vlaanderen;

    - Waals Vlaanderen;

    - Keizers Vlaanderen (ten oosten van de Schelde);

     

    West-Vlaanderen bestond uit:

    - de kasselrij Brouckburg;

    - de kasselrij Belle;

    - de stad en kasselrij Waasten;

    - de kasselrij Cassel;

    - de stad en kasselrij Veurne;

    Veurne-Ambacht maakte aanvankelijk deel uit van de kasselrij van Sint-Omaars, maar werd een vijftigtal jaren kater, in de late 11de eeuw, verheven tot een zelfstandige kasselrij om zo een betere controle te kunnen uitoefenen op de streek. (4) Dit gebied had in 1240 van de graaf van Vlaanderen een eigen keure gekregen. Veurne-Ambacht werd sindsdien bestuurd door een college van schepenen-keurheren.

    De drie steden Lo, Nieuwpoort en Veurne zelf behoorden niet tot de kasselrij. In 1586 werd hun (?of alleen die van Veurne) zelfstandigheid echter opgeheven en werd het stadbestuur van Veurne verenigd met dat van het gelijknamige burggraafschap. (4)

    - de Zale en Kasselrij Ieper

    - de stad Poperinge en jurisdictie

    - Bergen

    - de steden Wervik, Menen, Diksmuide, Roeselare;

    - Brugse Vrije

    - Oudburg van Gent

     

    Frans of Waals-Vlaanderen is nog verder op te zoeken, maar belangrijke steden zijn hier:

    - Sint-Winnoksbergen

    - Rijsel

    - Dowaai (Douai)

    - Atrecht (nu Arras)

    - Orchies

    …

     

    De burggraaf sprak recht, voerde de troepen aan, deed de vrede heersen, beschermde de kerken en de abdijen en deed de grafelijke bevelen in zijn kasselrij uitvoeren. (2)

     

    Deze burggraven eigenden zich een steeds maar grotere autonomie toe. Daarenboven was hun ambt erfelijk. Hieruit ontstonden talrijke betwistingen en usurpaties. (2)

    Om hier tegenin te gaan, stelde Graaf Filip van de Elzas in 1178 het baljuwsambt in. Grafelijke baljuws, om ze van hun latere collega’s van lagere rang te onderscheiden, ook hoogbaljuws genoemd, waren voortaan bezoldigde en afzetbare ambtenaren in dienst van de landvorst. (2)

     

    De kasselrijen werden doorgaans verder ingedeeld: “het Land van…” en “Ambacht van …”

    De kasselrij Veurne vormde geen gesloten administratief en bestuurlijk geheel. Zoals we hierboven zagen behoorden de drie steden Lo, Nieuwpoort en Veurne niet tot de kasselrij. Het stadbestuur van Veurne werd in 1586 echter verenigd met het bestuur van de kasselrij. (4)

     

    Veurne-Ambacht werd begrensd door de Noordzee in het noorden, de Franse grens in het westen, de IJzer, de Ieperlee en de Kemmelbeek in het oosten en in het zuiden de grenzenvan de toenmalige parochies Reninge, Oost-Vleteren, West-Vleteren, Proven en Roesbrugge-Haringe. (4)

     

    Veurne Ambacht bestond uit het gebied van de 42 parochies, die toen op bestuurlijk gebied rechtstreeks afhingen van de kasselrij, hoewel ze op kerkelijk gebied onafhankelijk bleven. Sommige parochies waren verenigd met naburige grotere parochies en werden zo een ammanie, waarvan er 38 verspreid lagen over de kasselrij. Deze werden verdeeld over twee vierscharen. (4)

     

    De Zuidvierschare strekte zich uit over de parochies van:

    - Alveringem, Beveren, Gijverinkhove, Oeren, Sint-Rijkers, Stavele, nu gemeente Alveringem;

    - Haringe (Sint-Maarten), Krombeke en Proven, nu gemeente Poperinge;

    - Kaaskerke, Lampernisse, Oostkerke, Oudekapelle en Stuivekenskerke, nu gemeente Diksmuide

    - Lo, Pollinkhove en Reninge, nu gemeente Lo-Reninge;

    - Oostvleteren en Westvleteren (Sint-Maarten), nu gemeente Vleteren;

    - Zoutenaaie en Vinken, nu gemeente Veurne

     

    De Noordvierschare omvatte de parochies van:

     

    - Adinkerke, nu gemeente De Panne;

    - Avekapelle, Booitshoeke en ’s Heerwillemskapelle, Beoosterpoort, Bewesterpoort, Bulskamp, Eggewaartskapelle, Houtem, Wulveringem, Steenkerke en Sint-Walburga, nu stad Veurne;

    - Isenberge en Leisele (Sint-Maarten), nu gemeente Alveringem;

    - Oostduinkerke, Koksijde en Wulpen, nu gemeente Koksijde;

    - Pervijze, nu gemeente Diksmuide;

    - Ramskapelle en Sint-Joris, nu gemeente Nieuwpoort.

     

    Daarnaast lagen er binnen Veurne-Ambacht een aantal heerlijkheden verspreid die geen deel uitmaakten van de kasselrij.

     

    Zo waren er acht parochies, die pas in 1759 samengebracht werden onder een aparte entiteit, de Generaliteit der acht verenigde parochies en takken. Ze waren lenen van het leenhof van de burcht van Veurne, en moesten zo voornamelijk financieel en militair bijdragen, maar ontsnapten aan het gezag van de magistraat wier zetel zich bevond in het Landshuis te Veurne. Het waren de parochies:

     

    - Elverdinge,

    - Loker,

    - Noordschote,

    - Reningelst,

    - Vlamertinge (Sint-Vedastus) ,

    - Watou,

    - Woesten

    - Zuidschote,

     

    Verder waren er de negen verenigde branchen:

     

    - ’t Vrije van de abdij van Meesen te Elzendamme;

    - de Heerlijkheid der Noord- en Zuidvierschaar te Crombeke;

    - ’t Zwijnlandt (Oosten West);

    - Coppernolle onder Poperinge;

    - ’t Hof der Tempeliers te West-Vleteren;

    - Eversam en Diepenzele toebehorende aan de abdijvan Eversam;

    - het Couthof,

    - het Vrije Laetschip in Reninghe;

    - het Hofland in Reninghe:

     

    Aan deze werden toegevoegd, als vergoeding voor het afgestane grondgebied van Watou: Westouter en Vleminchove;

     

    Tenslotte waren er nog de vijf afgezonderde branchen, alzo genoemd omdat zij van de Acht Parochiën gescheiden zijn door de IJzer, of op de Noordoever:

     

    - Het Vrije van Rijsel te Caeskerke en Nieuwkapelle;

    - de Heerlijkheid of het leen van Nieuwkapelle;

    - het Vrije van Sint-Omaars in de gemeenten Alveringhem, Lampernisse en Pollinchove;

    - het Vrije van Cassel, genaamd Hofland onder Oost- en West-Vleteren;

    - het leen of de splete van Bercle of St-Catherine Capelle onder Pervijse.

     

    In tegenstelling tot Veurne-Ambacht (waar de macht bij het kasselrijbestuur lag), hadden de bezitters van de heerlijkheden en lenen als gevolg van hun rechten op de gronden, het vermogen te besturen en daartoe mannen der wet aan te stellen.

     

    Deze heerlijkheden waren een uitvloeisel van het leenstelsel, met name het in leen geven van de rechtsmacht door de vorst. Deze gaf zijn bestuurlijk en juridisch recht in leen aan een leenman, vaak als beloning aan een militair of politiek medestander of vertrouweling van de machthebber. De heer beschikte dus meestal over geheel of een deel van het overstijgend koninklijk gezag, bijvoorbeeld als graaf of hertog. (5)

    Het bezit van een heerlijkheid mag niet verward worden met het bezit van grond. Het bezit van een heerlijkheid gaf de eigenaar slechts bepaalde rechten. Het kon zelfs voorkomen dat de heer geen grondbezit had in zijn heerlijkheid. Met ‘heerlijkheid’ wordt dan het gebied aangeduid waar die rechten betrekking op hadden. (5) Een heerlijkheid beslaat een bepaald grondgebied, waarover een bepaalde heer van rechtswege en in eigen naam overheidsgezag uitoefent. (2)

    Het ontstaan van heerlijkheden en vorstendommen is dus aan hetzelfde fenomeen te wijten: de verzwakking van het centraal gezag. Alleen is het gebied waarover de heer macht uitoefent in oppervlakte kleiner en daarenboven moet de heer ook het oppergezag van de vorst erkennen. Laatstgenoemde blijft ook tijdens de grootste verbrokkeling aan het hoofd van de feodale piramide.

    Wat benamingen betreft, spreekt men gewoon van een heerlijkheid, een ambacht, een keure (waarmee men niet alleen het document maar ook de ermee corresponderende heerlijkheid bedoelt), van een graafschap, een Hertogdom, een Baronnie. Deze benaming handhaaft zich dan het gehele Ancien Régime door. (2)

     

    Het weze duidelijk gesteld dat “parochie” en “heerlijkheid” totaal verschillende begrippen zijn: een parochie vormt steeds een territoriale eenheid, en is in oorsprong een geestelijke omschrijving, een heerlijkheid valt er bijna nooit mee samen, heeft dikwijls enclaves ver van de hoofdheerlijkheid vandaan en is een rechtsgebied.

     

    Voor wat het door ons bestudeerde gebied betreft zijn hierboven de erin voorkomende heerlijkheden dus opgesomd. Toch is er soms ook sprake van de heerlijkheid Stavele, terwijl het elders steeds over de prochie gaat.

    Misschien bestond deze heerlijkheid niet langer zelfstandig?

     

    Inzicht in deze heerlijkheden, bvb. met territoriale omschrijving, heren, heerlijke rechten heeft voor ons een zeker belang, omdat er een eigen administratie mee gepaard ging, en dus zo sporen van voorouders kan bevatten. We zullen elders bespreken wat ervan bewaard is in het door ons besturdeerde gebied.

     

     

    B. DE HEERLIJKE RECHTEN

     

     

    Per deelgebied was er voor de rechtspraak een vierschaar, voorgezeten door een plaatselijke baljuw, als vertegenwoordiger van de heer. Hun bevoegdheid werd in graden uitgedrukt: lagere, middelbare en hogere graad. (naar (2))

     

    - De lagere jurisdictie hield de bevoegdheid in tot het uitoefenen van notariële taken, zoals opmaken van testamenten,verdeling van erfenissen, opstellen van verkoopaktes. (5)

     

    - De middelbare jurisdictie hield het recht in op uitvoering van gewone criminele en civiele rechtspraak. (5)

     

    - De hoge jurisdictie was het recht op het veroordelen tot en doen voltrekken van de doodstraf. (5)

     

    Boetes en voor de rechtskundige handelingen vereiste bedragen kwamen aan de heer. Van ter dood veroordeelden kon het bezit worden in beslag genomen. (5)

    Door de controle over het schoutsambt en de lokale rechtspraak, kon de heer zich in ‘zijn’ heerlijkheid als een kleine potentaat gedragen. Er bestonden nochtans tal van beperkingen. Veelal beschikte de heer slechts over de lagere of middelste jurisdictie. De zware geldboeten en lijfstraffen vielen onder de hogere jurisdictie die door grafelijke of hertogelijke ambtenaren werd waargenomen. Bovendien diende de heer zich steeds te gedragen naar het plaatselijke gewoonterecht. (5)

     

    Aldus bleef de kasselrij een zekere voogdij uitoefenen over de ondergeschikte dorpen die, hoewel ze dikwijls een andere heer hadden, toch administratief en leenrechterlijk ondergeschikt bleven aan de kasselrij.

     

    Zo werden bv. in de kasselrij Oudburg Gent “waerheden” gehouden: openbare samenkomsten, waarin geïnformeerd werd naar alle misdrijven die zich in het dorp hadden voorgedaan.(2) We weten niet of dat ook in de kasselrij Veurne plaats vond.

     

    Aan een heerlijkheid waren allerlei economische en zakelijke rechten verbonden, waarbij de heer recht had op een belasting of heffing. (5)

     

    - onroerende belastingen

    Aan vrijwel iedere heerlijkheid was er een cijnshof verbonden, waaraan iedere cijnsplichtige (d.w.z. de vruchtgebruiker van een grondstuk binnen de heerlijkheid) een belasting moest afdragen a rato van de oppervlakte van het grondstuk. Dit cijnsgeld is te vergelijken met de hedendaagse onroerende belasting. Omdat het bedrag van de cijns niet inflatiegebonden was, werd zij doorheen de tijden vrijwel verwaarloosbaar. (5)

     

    - pachtgelden

    De belangrijkste inkomstenbron van een heerlijkheid was wellicht het pachtgeld van grondstukken die als landbouwareaal deel uitmaakte van de heerlijkheid.(5)

     

    - transactietaksen

    Bij de verkoop van een grondstuk binnen de heerlijkheid had de heer recht op en transactietaks (orde van grootte: 5% op de verkoopsom). In sommige streken noemt men dit recht, de pontpenningen (5)

     

    - heffing op nalatenschappen

    Veelal beschikte de heer over het zogenoemde “recht van de dode hand”. Dit is een belasting op de nalatenschap van de ingezetenen, meestal met een grootte-orde van 5% op de verkoopwaarde van het onroerend goed. Soms had de heer ook het recht om het beste stuk uit de persoonlijke bezittingen te kiezen. Afhankelijk van de streek noemde men dit recht “beste kateil”of “beste hoofd” (mooiste dier uit de veestapel), “hoogstoel”(d.w.z. het mooiste meubel uit de inboedel), enz. Dikwijls was er ook een bijzondere heffing voorzien op de nalatenschap van vreemdelingen, inwijkelingen en bastaarden. (5)

     

    - tolgelden

    Aan de grenzen van heel wat heerlijkheden mocht tol worden geheven, hetzij als een soort wegentol, maar ook als belasting op de doorvoer van specifieke grondstoffen(zout bijvoorbeeld) en passsage van personen. (5)

     

    - banrechten

    De ingezetenen waren verplicht gebruik te maken van bepaalde infrastructuur die bij de uitbating van de heerlijkheid behoorde. Een typisch voorbeeld is een banmolen: de landbouwers waren verplicht zich bij deze molen (water- of windmolen) aan te bieden om hun graan te laten malen, uiteraard met een bepaalde vergoeding aan de heer(of in zijn plaats, aan de pachter van de molen)

     

    - vorstelijke rechten

    windrecht, visrecht, jachtrecht, marktrecht waren vorstelijke privileges, doch die dikwijls in leen werden gegeven aan een vazal. Deze bleef ze traditioneel dan ook uitbaten. (5)

    Het jachtrecht stond dus boven de jurisdictie van de plaatselijke vierscharen. (2)

     

    Heel belangrijk zijn natuurlijk ook nog:

     

    - het cijnsrecht: het recht om belastingen te heffen (5)

     

    De kasselrij speelde een belangrijke rol bij de inning van belastingen en het toezicht op de fiscaliteit van de dorpen. De aan de vorst toegekende aiden en subsidiën werden volgens een vast systeem, de Transport van Vlaanderen, over de parochies “gesmaldeeld”, via een inventarisatie van de gronden (landboek) en de gebruikers (quoteboeken). (2)

    Het was de kasselrij die de gelden inde en ze verder naar de hogere besturen doorstuurde.

    Zelfs bepaalde plaatselijke ambten, zoals het baljuwschap in bepaalde heerlijkheden, werden door haar verhuurd. (2) Was dat ook in Veurne?

    De kasselrij kon ook belastingen innen voor eigen gebruik. (2)

     

    - het benoemingsrecht, om bepaalde functionarissen (overheidsdienaren en gezagsdragers) te benoemen.

    Dit gold als een belangrijk recht, gezien dit inkomsten (uit rechtspleging en boetes) meebracht. Op zich had de heer het recht zelf als meier of schout op te treden, maar veelal lieten ze zich vertegenwoordigen door een door hen benoemde schout (baljuw).

     

    Andere heerlijke rechten konden nog zijn:

     

    - het recht van houtschat, inhoudende 1/10 van het hout dat in de bossen werd gekapt. (5)

    - het pootrecht, recht om bomen te planten (5)

     

    Het was echter niet alleen in de “jaarwaerheden” en het jachtrecht, dat de kasselrij tussenkwam binnen de interne aangelegenheden van het dorp, zij had nog enkele specifieke centrale bevoegdheden, die in de loop der eeuwen voortdurend in omvang toenamen, zodat er op het einde van de 18de eeuw van een bijna volledige voogdijoverheid kan gesproken worden (2).

     

    Vooreerst vertegenwoordigde de kasselrij in feite de aan haar ondergeschikte dorpen in de Staten van Vlaanderen.

     

    Daarenboven kon ze onderhandelen in naam van de gemeenten met vreemde bezettingstroepen betreffende militaire leveringen en vrijgeleiden, leningen uitschrijven en premies betalen voor het doden van”schadelijke dieren”.

     

    Vanaf 1730 kreeg zij strikt toezicht over alle “parochierekeningen”. Geen enkele uitgave mocht nog zonder haar toestemming gebeuren. (2)

     

    Op het einde van de 18de eeuw verwierf zij ook toezicht op de bestrating van belangrijke wegen. (2)

     

    Zij kon zelfs een legertje hebben, waarmee zij, in troebele tijden, haar inwoners naar best vermogen trachtte te beschermen. (2)

     

    We hebben nog geen zicht op de feitelijke organisatie en werking van de kasselrij Veurne, naar analogie van het beschrevene voor de kasselrij “Oudburg van Gent”.

     

    Het administratief college van de kasselrij bestond uit de (hoog)baljuw, de leenmannen van het koninklijk leenhof en de baljuws van de belangrijkste rechtsgebieden.

     

     

    C. GRONDVERHANDELING

     

    Binnen dit rechtsgebied kunnen gronden aan drie verschillende statuten onderworpen zijn:

    1) de allodiale gronden, waarover de eigenaar alle macht uitoefent. Rechtshandelingen in verband met dergelijke goederen komen voor de kasselrijrechtbank.

    2) de feodale gronden, zijn voor alle rechtshandelingen aan het leenhof onderworpen, waarvan ze gehouden worden.

    3) Veruit het talrijkste zijn de cijnsgronden. De eigenaars (cijnshouders) betalen hiervoor een jaarlijkse onveranderde cijns. De bevoegdheid voor die gronden (erven) komt hoofdzakelijk toe aan de lokale schepenbank. De verhandeling van die gronden noemde men dan ook “erven en onterven”.

     

     

    D. DE LEENHOVEN EN HUN LENEN

     

    Leenrecht beweegt zich op het domein van het privaatrecht. Een leencontract wordt steeds op vrijwillige basis aangegaan en regelt als dusdanig een vrijwillige verhouding tussen individuele personen. Aan een leen kunnen, maar niet noodzakelijk, overheidsrechten verbonden zijn.

    Inderdaad, niet alle heerlijkheden zijn dus lenen, maar omgekeerd zijn niet alle lenen heerlijkheden. Een heerlijkheid is in de eerste plaats een rechtsgebied. Een leen is niet noodzakelijk een stuk grond, bv. een heerlijkheid; het kan evenzeer een ambt, een tiende of een rente zijn. Essentieel is dat het om een persoonlijke dienst gehouden wordt, waarvan de bezitter krachtens het vazalverband bepaalde verplichtingen en rechten heeft tegenover de leenheer, en dat het een bijzonder erfrecht volgt. (2)

     

    Omdat lenen ontstonden uit krijgsdienstcontracten tussen een vazal en zijn suzerein (veelal “manschap” genoemd), was een leen steeds persoonsgebonden. Door de opkomst van professionele legers, kwam dit manschap in onbruik of werd vervangen door oorlogsbelastingen. De persoonsgebondenheid van het leen bleef echter voortbestaan. De eigenlijke bezitter van het leen is de leenman. Dit had onder andere tot gevolg dat bij het overlijden van een leenman het leen in principe terugviel aan de leenheer.  (5)

     

    De eerstgeborene erfgenaam kon het leen evenwel behouden, door een procedure van “leenhulde” te volbrengen aan het souveraine leenhof. De nieuwe leenman diende dan een (symbolische) som geld te betalen aan zijn leenheer (het “leenverhef”). Dezelfde verhefprocedure diende ook gevolgd te worden bij verkoop.

    Indien er geen rechtstreekse afstammeling was, konden aanverwanten een recht van naderschap uitoefenen, wat verklaart waarom bepaalde heerlijkheden eeuwenlang in eenzelfde familiestam verankerd bleven. (5)

    .

    Hij kan het leen overlaten aan zijn kinderen, hij kan het verkopen of zelfs verpachten. Telkens als er een wijziging van bezit voorkomt moet de bezitter de theoretische eigenaar of de leenheer d.i. meestal de vorst, een speciale taks betalen (reliefgeld, kamerlinggeld).

     

    Om wat orde op de feodale puzzel te stellen werden per kasselrij leenhoven opgericht, die aanvankelijk de lenen beheerden en bevoegd waren voor de rechtspraak. Het ontstaan van de meeste grafelijke leenhoven situeert zich aldus omstreeks 1200.

     

    Lenen in soorten

     

    - grondlenen (een bepaalde oppervlakte land in gemeten en roeden), en

    - rentelenen (een jaarlijkse opbrengst in geld: ponden en schellingen parisis).

     

    De verhef- en manschapsprocedure

     

    De verhef- en manschapsprocedure is een nogal plechtige ceremonie die elke nieuwe leenhouder moet afleggen. Hierdoor wordt hij ten volle leenhouder.

    Volgens het Vlaamse leenrecht moet elke nieuwe leenhouder bij het verwerven van het leen een relief of verhef betalen aan de leenheer. Meestal is dit 10 ponden parisis of de beste vrome, zijnde de beste jaaropbrengst binnen de drie eerstvolgende jaren.

     

    Om de verhefgelden te innen hebben de Vlaamse graven vanaf 1365 tot 1470 speciale ontvangers aangesteld. Tot 1448 – en ook kortelings tussen 1466 en 1468 is er één dergelijke ontvanger per grafelijk leenhof actief. Tussen 1448 en 1465 is er één centrale ontvanger van de verhefgelden in gans Vlaanderen actief, maar deze gaat al vrij vlug over tot het aanstellen van hulpontvangers.

     

    Kasselrij Ieper:

    Nadat tussen 1468 en 1477 de reliefgelden een tijdlang door de ontvanger van het kwartier Ieper worden geïnd, neemt de plaatselijke kasselrijbaljuw vanaf 1477 deze taak definitief op zich. (aangaande de kasselrijbaljuws: J. van Rompaey, Het grafelijk baljuwsambt in Vlaanderen tijdens de Bourgondische periode, Verhandelingen van de Kon. Vl. Ac voor Wet., Let en Sch K van België, Klasse der Letteren 62, Brussel, 1967)

    Verhefbetalingen: zie ARA, Rekenkamer 14.611 voor Ieper.

     

    Kasselrij Veurne:

    Voorlopig een vraagteken.

     

    Naast het verhefgeld moet bij een leenverkoop in Vlaanderen ook nog 10% verkoopsbelasting (de 10de penning) aan de leenheer overgemaakt worden. Een zelfde taks is verschuldigd wanneer er een hypotheek op het leengoed wordt gevestigd of wanneer het leen weggeschonken wordt aan een persoon die niet de naaste leenerfgenaam is (broers of oudere zusters, kinderen). Voor het innen van deze belasting staat steevast de kasselrijbaljuw in. Bij de verkoop of schenking van grafelijke lenen wordt in Vlaanderen ook een grafelijk overdrachtsoctrooi getoond.

     

    Volgens het Vlaamse leenrecht moet hij binnen de 40 dagen daarna een denombrement indienen bij zijn leenheer of diens plaatsvervanger. Daarenboven kan de leenheer elke leenman één bijkomende keer tot het indienen van een nieuw denombrement verplichten.

    Heer van de Ieperse Zale was de vorst; plaatsvervanger de baljuw.

     

    21-01-2014, 21:55 Geschreven door ivometsu  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Tags:leenstelsel
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.6.2.6. Rekening Jan Massu/Metsu (16.747)

    de dokumenten van de staat (1) en (2)

    - het opmaken en overdragen van de rekening (10), 11), (12), (13), (15), (16); de schatting van het hout en mest (3) en (4)

    Verder echter nog:

    - een betaling van pacht (6)

    - een betaling 26:16:6 aan de ontvanger van de prochie van Pollinkhove: de oncostrolle, vermoedelijk slaand op een deel van de rationsrolle, maar die is al geboekt in (7) van de eerste schuldenreeks (40:4:6)

    - proceskosten over het pachten van de madelhofstede (9)

    - proceskosten over het crimineel proces van Jan (III) Metsu  (7)

    - een grote kost is ook het lichten van de copie van de coopdach: 58 pond!

    - tenslotte heeft Vincent Boudin nog gewerkt (14).

     

    4.4. Eindbalans van de rekening (f 14v)

     

    - Mysen ende betaelyn[ghen] gedaen jeghens den voorschr[even] ontfanck ende eerst van[de] uutschulden staende bekendt inden staet

    j (1)e somme van mysen bedr[aeght] (f 12r)                        2592 pond 3 Sh 6

    - Mysen ende betaelijn[ghen] gedaen vande laste opghecomen naer t’maecken van[de] staet

    ij (2)e  somme van mysen bedr[aghende]

                                                                                         275 pond 4 Sh 4

    - Totale som[m]e van mysen bedr[aeght]                2868 pond 7 Sh 10

     

    - den ontfanck bedr[aeght] soo hier vooren blijckt

                                                                                       2862 pond 5 Sh 7

    - dus blijckt dat den rendant meer heeft uuijtghegeven als ontfa[ngh]en ter som[m]e van

                                                                                             6 pond 2 Sh 3

    - danoff de vijff achste deelen tot laste van[de] blijfveghe is

                                                                                             3 pond 16 Sh 4 7/8

    - ende de drye resterende achste tot laste van[de] vyff kynderen hoirs ten desen sterfhuijse is

                                                                                             2 pond 5 Sh 10 1/8

    - compt in vyffven tot laste van elck                                                     9 Sh 2 1/40

     

     

     

    5. Bijzonderheden

     

    5.1. Echtscheiding!

    Blijkbaar waren in deze tijd echtscheidingen mogelijk, want we lezen op f 7v: ‘Item betaelt aen jo[nkvrauw]e Jossijne Anne de Windt gedivorceerde huijsvr[auwe] van s[ieu]r Frans Cornu.

     

    5.2. Echo van de Franse inval?

    Jan (II) Metsu was noch een bedrag van 40:4:6 schuldig aan Sieur Philippes Beijts m.b.t. de rations rolle der prochie van Pollyn[chove] vanden jaer 1680. Het betreft hier dus een lijst waarop de rantsoenen vermeld werden, dus er heeft zich in Pollinkhove in dat jaar een probleem gesteld in de middelen tot levensonderhoud (voedsel). Of moest er een bepaalde hoeveelheid opgehoest worden als oorlogsinspanning?

     

    5.3. Manslag door Jan (III) Metsu!

     

    In f 13r lezen we dat er een crimineel proces (proces criminel) loopt tegen de oudste zoon Jan van de overledene wegens manslag (dus doodslag of moord!). Hierover lazen we nog niets in de staat van goed, dus het moet van nadien zijn. Er is blijbaar bij de nalatenschap reeds een akkoord gesloten over de betaling van de proceskosten. Hiervoor wordt 120 pond voorzien, te betalen aan stadhouder Charle Lefebure.

    In de SvG van Masyn, eerste vrouw van deze zoon Jan Metsu, vinden we hierover niets terug. Gezien hij trouwde, 2 jaar later hertrouwde en kinderen had, vermoeden we dat het vermelde proces een gunstige afloop kende voor Jan. Het zou zeker interessant zijn van de processtukken te kunnen terugvinden…

     

    5.4. Het doorrekenen van bepaalde renten aan de pachter

     

    In f 7v lezen we dat Jan (II) Metsu 132 pond per jaar moest betalen voor 12 gemeten land, maar er waren aftrekken (van reeds gedane betalingen): korenschuld (de helft reeds betaald, nl. 30:16), en erfelijke renten van de dis van Pollinkhove, bezet op dit land (19:15 pond over vijf jaar, dus 3:19 pond / jaar).

     

     

    5.5. Korenschuld

     

    Coorenschult lant (korenschuldland) is een synoniem voor spijkerland, zo genoemd naar de spijkerbelasting die in ‘koren’ moest betaald worden: zachte en harde haver, tarwe.

    (J. Cailliau, Redenaars van de Spycker van de Stede en de Kasselrij van Veurne, [Stadsarchief Veurne 843], Brugge VVF-afd. Brugge, 1983, p. 6 in: Pieter Donche, De Familie Heinderycx in de Kasselrij Veurne in de 16de tot de 18de eeuw, Vlaamse Stam, jrg. 42 nr. 4, juli 2006)

     

     

    5.6. Heerlichede coopdach

     

    Op deze koopdag werd te koop gestelde huisraad zoveel mogelijk teruggekocht door familieleden en bevriende personen. Dat dit niet onaanzienlijk is bewijzen de cijfers:

     

    De blijveghe (Janneken Wareboudt) koopt voor 5:16 pond (zo weinig gezien haar armoede); schoonzoon Pieter de Legher koopt voor 41:18, maar vrunde persoonen voor niet minder dan         1551:17 pond! (2v)

     

     

     

     

    21-01-2014, 21:48 Geschreven door ivometsu  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (1 Stemmen)
    Tags:Massu,Metsu,Pollinkhove,stamboom
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.6.2.5. Staat van goed Jan Massu/Metsu (37.144)

    6.2.5. Staat van goed Jan Massu/Metsu (RAB, KV, Pollinkhove, 37.144)

     

    Transcriptie door Ivo Metsu, 06.03.2012

     

    Versie 15.12.2013; DOKUMENT  37144.doc

     

    Wijze van transcriptie

     

    [ .. ] : tekst weggelaten in de woordafkorting in het originele document

    ( ) : eigen vertaling naar hedendaagse schrijfwijze

    der : schuine letters voor een onzekere interpretatie van het origineel

     

    Nadien een alfabetische lijst van de aangetroffen persoonsnamen met de folia waarop ze voorkomen en de relatie met Jan Metsu

     

    Daarna desgevallend meer informatie over deze personen via de parochieregisters.

     

    Woordverklaringen uit : WNT (Woordenboek van de Nederlandse Taal); MNW (Middelnederlands Woordenboek); VMNW (Vroeg Middelnederlands Woordenboek)

     

    Metrologie

     

    Oppervlaktematen

     

    Een gemet is een oude vlaktemaat. De maat is waarschijnlijk gelijk aan de oppervlakte van het zaailand dat een koppel paarden kan omploegen tussen zonsopgang en zonsondergang.Dit is een gemiddelde, omdat het land dat bewerkt moest worden ook zwaaarder en lichter kon zijn voor een paard. Met deze oorspronkelijke groottebepaling is de gemet vergelijkbaar met de in de Angelsaksische landen veelgebruikte acre, zij het dat daar het werk van een os per dag ten grondslag aan de maat ligt. (1)

     

    Er zijn verschillende maten bekend. De kasselrij Veurne heeft een gemet van 4677,72 m² = 0,467772 ha. (1) Hoornaert (3) hanteert daarentegen 0,45 ha (afronding van 300 x 0,0015147664 ha = 0,45442992 ha).

     

    De roede (ook: roe) is een oude oppervlaktemaat en een oude lengtemaat, die van plaats tot plaats verschilde. Een vierkante roede wordt gevormd door een vierkant oppervlak met een lengte en breedte van een strekkende roede. (2)

     

    De Veurnse roe was 14,5924 m² en één lijn (100 roe) was omgerekend 1459 m². (2)

    Hoornaert (3) vermeldt daarentegen 15,147664 m².

     

    Eén Vlaams gemet is 304 (andere bronnen spreken van 300) Vlaamse roede. (1)

    300 roede (of 3 lijnen) vormden één gemet. Alléén in Kortrijk was één gemet 500 roeden. (2)

     

    We gebruiken hier: 0,47 ha voor 1 gemet; 14,6 m² voor 1 roede, 1460 m² voor 1 lijn.

     

    (1) via Internet: Gemet - Wikipedia

    (2) via Internet: Roede (oppervlaktemaat) – Wikipedia

    (3) Via Internet: Laurent Hoornaert, Boter en kaas in de Kasselrij Veurne (16de-begin 19de eeuw), scriptie, hfdst 3: Metrologie, p. 4. Roede en gemet overgenomen uit A. Van de Walle, Oude maten, gewichten en muntstelsels in Vlaanderen, Brabant en Limburg, Belgisch Centrum voor landelijke Geschiedenis, Publikatie 82, Gent, 1984; p. 52.

     

    Inhoudsmaten

     

    een achtendeel =  inhoudsmaat van koren en havermaat: 1 razier = 4 spinten = 8 achtendelen; 1 razier (koren) = 146,8 l; 1 razier (haver) = 158,7 l; soms werd voor haver ook de korenmaat gebruikt (1)

     

    (1) A. Van de Walle, Oude maten, gewichten en muntstelsels in Vlaanderen, Brabant en Limburg, Belgisch Centrum voor landelijke Geschiedenis, Publikatie 82, Gent, 1984.

     

    Gewichten

     

    M.b.t. het botergewicht in de Kasselrij Veurne gold vermoedelijk 1 pond boter = 0,436 kg (1)

     

    (1) Via Internet: Laurent Hoornaert, Boter en kaas in de Kasselrij Veurne (16de-begin 19de eeuw), scriptie, hfdst 3: Metrologie, p. 1.

     

    Muntstelsel

     

    ponden parisis = Parijse ponden, Veurne Ambacht behoorde tot Frankrijk inde periode ...

     

    1 pond parisis (libra) = 20 schellingen parisis (solidi) (1)(2);

    1 schelling parisis = 12 penningen parisis (denarii of deniers) (1)(2)

    1 pond Vlaams = 12 pond parisis = 240 deniers of penningen groten Vlaams (2)

     

    (1) A. Van de Walle, Oude maten, gewichten en muntstelsels in Vlaanderen, Brabant en Limburg, Belgisch Centrum voor landelijke Geschiedenis, Publikatie 82, Gent, 1984.

    (2) Via Internet: Laurent Hoornaert, Boter en kaas in de Kasselrij Veurne (16de-begin 19de eeuw), scriptie, hfdst 3: Metrologie, p. 4.

     

     


    Transcriptie door ivo

     

    Voorblad (eigen nummering)

     

    Overghebr[ocht] den 26e february 1681

     

    Pollijn[chove]

     

    Staet ende verdeel ten sterfh[uys]e van jan metsu fi[liu]s jan anno 1681 Z[alighe]r M[emori]e

     

     

    Folio 1 recto (eigen nummering)

     

    Pollyn[chove]

     

    Staet ende verdeel vande goederen bevonden achtergelaeten ten sterfh[uys]e van jan metsu fi[liu]s jan geprocreert bij …. * fi[li]a … * willaert overleden ceurbroeder der stede [ende] cassel[rie] van veurne binnen de prochie van pollyn[chove] op de 20e x (10)bre (december) 1680 z[alighe]r m[emori]e, die voor sijn eerste huijsvr[auwe] getrauwt hadde cathelijne fi[li]a carel clareboudt ende voor sijn tweede [ende] laste die hij voor blijfveghe achtergelaeten heeft janneken fi[li]a p[iete]r waerebout gemackt ten versoucke ende beleede van[de] blijfveghe mitsg[hade]rs van pieter de legher in huijwel[ick] hebbende cathelyne metsu jaecq[ue]s de danser als vraemvoogt van de vier kinderen van

     

    * puntjes, niet ingevuld, in origineel

     

    sterfhuyse = nalatenschap

    ceurbroeder = inwoner

    beleede = ?beleed, beleet, beliet, van beleiden = vastleggen (Vroeg Middelnederlands Woordenboek)

    blijveghe = de achterblijvende echtgenote

    vraemvoogt = een voogd: iemand anders dan de ouders die verantwoordelijk is voor de minderjarige(n) qua verzorging en opvoeding. Hoeft dit niet noodzakelijk zelf te doen.

    Vraamgoed = (westvlaams) goed dat een minderjarige geërfd heeft van iemand anders dan zijn ouders. Vraamvoogd = (westvlaams) iemand die de belangen van een minderjarige behartigt, met name met betrekking tot bovengenoemd vraamgoed. (WNT)

    Aengaende het vraemgoedt de kinderen achter vader ofte moeder doodt toecommende van grootvader ofte grootmoeder, ooms, enz. daer up en sullen vader oftemoeder gheen recht van houdenisse hebben, maar tselve vraemgoet gheregiert ende ontfanghen worden by een ofte meer vraemvooghen tot profyte van de kinderen (Costuymen van Veurne 2, 46 [1615]

    Van alle ander goet de kinderen toecommende buyten de versterfte van vader ofte moeder hetwelck men noemt vraemgoet, en sullen vader of moeder gheen houdenisse hebben ten waere by consent vande wet om redelicke oorsake (Costuymen van Ieper 1, 82 [1619]

    Van goede de voorseyde kinderen andersints verstorven by de doot van grootvader, grootmoeder, ofte ander vrinden ende magen, oft hunlieden by anderen voordeele toegekomen, dat men al noemt vraemgoedt, en valt geen houdenisse (Coutumes de Flandre (éd. Van Den Have) 3, 3, 37 [Belle, 1632](WNT)

     

     

    Folio 1 verso (eigen nummering)

     

    vincent bouden geprocreert bij marije metsu, voorts van jaecq[ue]s  de danser voors[ey]t als voocht van jan jaecq[ue]s [ende] janneken de drije minderjarighe kinderen vanden overleden [ende] t’samen sijne vijf kinderen die hij tsijne eersten huijwel[icke] gewonnen heeft bij de voorn[omde] cathelijne fi[li]a carel carel clarebout staende de voorn[omde] weesen par moeder doot verweest ter weeserije van veurne onder de prochie van pollyn[chove], bij ons dheer matheus michiels [ende] roelandt van houcke geeede deelslieden [ende] prijsers der stede [ende[ casssel[rie] voorn[omt] desen x (10)en feb[ruar]y 1681

     

    weeserije = instelling belast met het toezicht op de wezen

    deelsman = (Middelnederlands ) rechter of scheidsman in zake van boedelscheiding (MNW); regelaar van eene erfdeling of boedelscheiding (WNT);

    in Brugge werden er zes aangesteld per Ambacht (MNW);

    “De selve hoirs (werden) geinsinueert te compareeren ten voorseyde sterfhuuse binnen de veerthien daeghen omme deellieden te helpen kiezen (Cost. Van Brouckburch XI, 5 a° [1615](WNT)

    Dus mogelijk konden de hoirs zelf kiezen uit enkele daartoe aangestelde personen.

    prijser = schatter

     

    Madelaer jaecq[ue]s de danser voor den sallaris van Lx (60) L[ibra]s p[ar] accorde ten verdeele gemackt

                                                                                                                          m[emori]e

     

                madelaer = de verantwoordelijke voor de nalatenschap, boedelredder

     

    Folio 2 recto (eigen nummering)

     

    Landen commen[de] vanden overledens weghe die hij geconq[uesteer]t heeft t’sijnen eersten huijwel[ick] met de voorn[omde] cathelijne fi[li]a carel clarebout voorn[om]t volgens den staet van goede thaer sterfh[uys]e gemackt in daten 18e meije 1666 ond[erteecken]t m de scholm[eeste]re [ende] p. vertegans*

     

    geconquesteert = verworven

     

    * zie Staat van Goed Pollinkhove, 34.114

     

    Pollyn[chove]

     

    Inde prochie van pollyn[chove] inden dischmeulenhouck een gem[et] xiiij (14) r[oede]n lants ofte daer ontrent wesende t’hof[sted]e daer danneel ghijsel nu woont synde den noort cant vande hofplecke daer wijlent jan pidtbrouck woonde [ende] nu uutgepleckt t’eender parthijeken streckende oost [ende] west paelende metten

     

    - dischmeulenhouck = wijk of buurt genoemd naar de dismolen (synoniem van de mollemeulen), eigendom van de armendis (een instelling verantwoordelijk voor de armenzorg); zie ook aparte uitleg over deze molen in bijlage; de tiendenbelastingen werden bijvoorbeeld geheven per hoek.

    - hofplecke = hofstede

    - uutgepleckt = een deel van de grond of het landschap voorzien van .. (WNT) dus dat er anders uitziet; vermoedelijk bedoelt men hoe het perceel onderscheiden wordt van het omliggende gebied

    - 1 gemet 14 roeden = 314 roeden = 0,49 ha

     

     

    Folio 2 verso (eigen nummering)

     

    westeyn[de] naert den noortcandt jeghens den meulenwal daer den mollemeulen plachte op te staen toebehoor[ende] de kinderen p[iete]r [ende] jaecq[ue]s de veulder schedende aldaer op een haeschken dat half hier mede gaet [ende] alsoo zuijtwaerts tot [ende] met den waterpudt [ende] alsoo voorts tot half straetken ofte meulendreve soo werde dit landt hem bestreckt blyfvende nochtans aldaer eenen uutwegh voor den voorn[omde] meulenwal als van ouden tijden, de zuijts[eyde] jegens t’landt van michiel everaerdt [ende] jan van[de] gewelde beede ca[us]a uxoris de haghe aldaer half hiermedegae[end] t’oosteyn[de] naerst de zuijts[eyd]e den voorn[omde]  

     

    - mollemeulen = synoniem van de dismeulen, zie hoger en in bijlage

    - meulendreve = de weg die naar de dismeulen leidde

    - bestreckt =

    - causa uxoris = wegens de echtgenote, dus in vertegenwoordiging van

     

     

    Folio 3 recto (eigen nummering)

     

    gewelde landt de doorenhaghe aldaer met haer vrijdom hier geheele medegae[nde] [ende] naerst de noorts[eyd]e den disch van pollyn[chove] [ende] met de noorts[eyd]e de kinderen jooris deurendal [ende] de kinderen m[ijn]nheer ph[i]l[ipp]es de longin zuver [ende] onbelast dus hier alsv[ooren] een gem[et] xiiij (14) r[oede]n daervan de kinderen van overleden gedeelt hebben[de] de helft p[ar] moeder doot blijft hier over de wederhelft

                                                                                                  een lyn Lvij (57) r[oede]n

     

    - met haar vrijdom =

    - den disch van Pollynchove = de instelling verantwoordelijk voor de armenzorg te Pollynchove

    - mijnheer = ridder volgens: Pieter Donche, Erfeniskwestie uit de pruikentijd triggert 250 jaar genealogisch onderzoek: de familie de Baenst, Westhoek jrg. 28 nr. 1 (voorjaar 2012)

    - 1 gemet 14 roeden = 314 roeden = 0,49 ha

     

    t’welck gedeelt wort bijde vijf hoirs ten desen sterfh[uys]e met last van bijleven aende blijfveghe tot de helft

     

    hoirs = gerechtigde erfgenamen

    (in: Pieter Donche, Erfeniskwestie uit de pruikentijd triggert 250 jaar genealogisch onderzoek: de familie de Baenst, Westhoek jrg. 28 nr. 1 (voorjaar 2012) p. 21

    - met last van bijleven = kosten voor levensonderhoud te betalen door de minderjarigen aan de overblijvende echtgenote

     

     

    Folio 3 verso (eigen nummering)

     

    noch lant commende van[de] overledens weghe t’welcke hij gecocht heeft weduware sijnde van[de] voorn[omde] Cathelijne fi[li]a Carel Clarebout

     

    Pollijn[chove]

     

    Inde prochie van pollyn[chove] inden dischmeulenhouck vijf lijn[nen] landts t’eene stucke streckende zuijt [ende] noort t’zuijtey[nde] jo[nkvrauw]e jossijne anne de windt, doosts[eyd]e de meulendreve [ende] metten noorteyn[de] [ende] wests[eyd]e t’landt van d’heer jacob lieven [ende] jo[nker]e pierloot op t’ noorteyn[de] plachte te staen een huijseken [ende] assecot van[de] mollemeulen dat alsnu afgetrocken is sijnde tsel[ve] landt nu gebruijckt bij danneel ghijsel zuver [ende]

     

    - afgetrocken = afgebroken

    - dischmeulenhouck, mollemeulen en meulendreve, zie hoger

    - assecot = rossecot of rosmolen, een gebouw rond een centrale vertikale as met molenstenen, die gedraaid werd door paarden; dus een molen gebruikt bij windstil weer

    - d’heer = ridder

    (in: Pieter Donche, Erfeniskwestie uit de pruikentijd triggert 250 jaar genealogisch onderzoek: de familie de Baenst, Westhoek jrg. 28 nr. 1 (voorjaar 2012))

     

     

    Folio 4 recto (eigen nummering)

     

    onbelast, vercreghen t’sel[ve] landt bijden overl[ede]n in coope jeghens m[eeste]re guill[iamu]s van simpol [ende] jo[nkvrauw]e marije cathelijne fi[li]a d’heer ende m[eeste]re

    p[iete]r van[de] kellenare sijne huijsvr[auwe] inghevol[ghe] den erfbrief dannof sijnde gepasseert ter notarie van veurne in daeten xx (20)e 9bre (november) 1669 ond[erteecken]t als greffier p[h]il[ips] becaert, dus alsvooren

                                                                                                  v (5) lijn[nen]

     

    - erfbrief = bij erfenis bewijs van erven, akte van recht op onroerend goed (HCC! Genealogie, trefwoordenboek)

    - dannof = waarvan

    - 5 lijnen = 1459 x 5 = 7295 m2

     

    Dat gedeelt woort bijde vijf hoirs ten desen sterfh[uys]e met last van een vierde in bijleven aen[de] blijfveghe

     

                hoirs = gerechtigde erfgenamen, zie 3r

     

     

    Folio 4 verso (eigen nummering)

     

    Losrente commen[de] vanden overledens weghe die hij geconq[uesteer]t heeft t’sijnen voorn[omde] eersten huijwelicke inghevol[ghe] den voors[eyde] staet van goede,

     

    losrente = een rente die men tegen een bepaalde som (meestal enige malen het bedrag der jaarlijkse rente of ook tegen een ronde som) kan afkopen of aflossen

    geconquesteert = verworven

     

    vincent bouden f[iliu]s vincent gelt eene losrente den pennijnck xvj (16)e van xLviij (48) L[ibra]s bij jaere bij hem verkent [ende] beset op seventien gem[eten] een lyn[ne] x (10) r[oede]n landts ter hof[sted]e daer den sel[ve] bouden woont inde prochie van pollyn[chove] inde westreckhemhouck gelegert ende gelast conforme de briefven van constitutie dannof sijnde gepasseert voor burchm[eeste]rs lanth[ee]rs schepenen [ende] ceurheers der stede [ende] cassel[rie] van Veurne gesegelt met een seghel van

     

    - gelegert = ?van legeren = zijn leger of verblijf opslaan, verblijfplaats houden, vertoeven (MNW) = gelegen

    - gelast = ?beladen, ?belast

    - westreckemhouck = nog niet teruggevonden plaatsnaam

    - briefven van constitutie = stuk waarbij iets ingesteld of vastgesteld wordt (WNT)

    - 17 gemeten 1 lijn 10 roeden = 74,4509 ha

     

     

    Folio 5 recto (eigen nummering)

     

    groenen wasse uuthanghen[de] met dobbel sterde van perchemin ende geteeckent opden ploy a. de pours dus alsv[ooren] bij jaere xLviij (48) L[ibra]s daer van de kinderen van[de] overleden gewonnen tsijnen eersten huijwel[icke] bijde voorn[omde] cathelijne fi[li]a carel clarebout p[ar] moeder doot gedeelt hebben dhelft blijft hier over de wederhelft

                                                                                       xxiiij (24) L[ibra]s

     

    - sterde = staarten (als verbinding tussen het papier en de zegel)

    - perchemin = perchemein = pargament, pargameen, pergameen; de oorspronkelijkste vorm van hetgeen gewoonlijk parcament(percament) genoemd wordt; modern lemma: perkament (MNW)

     

    welcke gedeelt wort bij de vijf hoirs alsvooren met last in bijleven aen[de] blijveghe tot dhelft,

     

     

    Folio 5 verso (eigen nummering)

     

    Huijsijn[ghe] fruijtdr[aeghende] ende opgaende bomen desen sterfh[uys]e competeeren[de]

     

    Pollyn[chove]

     

    Alhier behoort toe het huijseken staen[de] op het een gem[et] xiiij (14) r[oede]n landts in pollyn[chove] gebruijckt bij danneel ghijsel consisteer[ende] in twee wonsten met dobbel steenen vierstede tusschen twee, dies twesterste is oversoldert met een kelderken van oosten staen rondt geplaestert tusschen posten ende in sober stroijdack voorts de oven ten zuijtwesten van[de] voors[eyd]e partije sonder huys sinde de scheur aldaer alsnoch toebehoorend den pachter

     

    vierstede = (open) haard

    1 gemet 14 roeden  = 314 roeden  = 0,49 ha

     

    Item alle de fruytdr[aeghende] [ende] opgaen[de] boomen aldaer t’ samen gepresen jc xxxij (132) dannof de hoirs p[ar] moeder doot dhelft blijft over de wederhelft

                                                                                                  66:0:0

    dannof = waarvan

     

     

    Folio 6 recto (eigen nummering)

     

    Huijsyn[ghe] ter hof[sted]e daer Jan Clarebout woont inde prochie van Ste Ricquiers commen[de] van weghen den overledens eerste huysvr[auwe]

     

    Alvooren t’woonhuijs staende op topperhof lanck vier winckels met dobbel steenen vierstede inde middel mitsg[ade]rs vierstede ende eijntgevel op t’ westeijn[de] [ende] oock een eijntgevel op t’oosteijn[de] wesende al oversoldert sijnde t’oosteyn[de] een kelder met camercken noort daeraen van beede de sijden geplaestert tusschen poorten [ende] in stroijdack

     

    - opperhof en nederhof = in de Middeleeuwen werd een site uitgebouwd met een hoger gelegen aarden wal (motte) met daarop een versterking, bv. een mottekasteel, en daarnaast lag dan het neerhof. Vermoedelijk werd dit nagedaan? in de grote hoeven of boerderijen; op het opperhof staat dan het woonhuis.

    - winckels = ruimten

    - viersteede = (open) haard

     

    Het ovencot met den oven stume ten noort westhoucke van t’opperhof,

    - stume = ?stieme = dampen, uitwasemen (inz. in veestallen), stome (WFT), dus vermoedelijk gaande over de schouw of gewoon de opening voor de rook.

     

    Item een peertstal staende ter wests[eyd]e

     

     

    Folio 6 verso (eigen nummering)

     

    van t’ opperhof met een swinstal van zuijden eraen, de brugghe met het portael [ende] poorte over den walgracht ter zuijtseyde van[de] hove

     

    Het coestal ter wests[eyde] van t’nederfhof met een stalleken van zijden eraen

     

    De scheure ten zuyts[eyde] van[de] nederhove lanck twee winckels met daschvloer tusschen tween,

     

    - winckels = ruimten

    - daschvloer = dorsvloer

     

    De waghenkete van oosten ’t nederhof met een stalleken van noorden eraen

     

    Alle de fruijtdr[aeghend]e boomen staende in het noort [ende] oudt zuijt = boomgaerdeken,

     

    In alle welcke voorn[omde]

     

     

    Folio 7 recto (eigen nummering)

     

    huijsyn[ghe] fruijtdr[aeghend]e boomen den overledens eerste huysvr[auwe] toebehoorde naer proportie van vijf lijnen xLiiij (44) r[oede]n in xxvij (27) gem[eten] Lx (61) r[oede]n welck advenandt gepresen is tot de somme van Lxx (70) L[ibra]s vij (7) Sh dannof de kinderen van[de] overledene gewonnen bij sijne voors[eyde] eerste huysvr[auwe] gedeelt hebben dhelft blijft hier over de wederhelft

                                                                                                              35:3:6

     

    - 5 lijnen 44 roeden = 544 roeden = 7936 m²

    - 27 gemeten 61 roeden = 5161 roeden = 12,6279 ha

    - gepresen = geprijsd, geschat

    - advenandt = verhoudingsgewijs

    - dannof = waarvan

     

    Alhier behoort van gelijcken toe ’t derde van alle d’opgaende boomen staende op drije gem[eten] een lijn[ne] Lxvij (67) r[oede]n ter voorn[omde] hof[sted]e ten drije sticken genaampt de bertelijn[ghe?] gemeene met pieter clarebout sieur frans outerss[oon]e [ende] ander die de resteeren[de] twee deelen competeren welck derde gepresen is tot de somme van ijc xxxiij (233) L[ibra]s vj (6) Sh viij (8) de daer van de voorn[omde] kinderen gedeelt

     

    3 gemet 67 roeden= 367 roeden = 1,5 ha

    de bertelijnghe = op te zoeken plaatsnaam

     

     

    Folio 7 verso (eigen nummering)

     

    gedeelt hebben d’helft bij den doot van heml[ieder] voors[eyd]e moeder blijft hier over de wederhelft

                                                                                                              126:13:4

                                                                                                             

     

    Alhier behoort toe het sesendertichste part van[de] huijsijn[ghe] fruijtdr[aeghend]e ende opgaen[de] boomen staende ter hof[sted]e daer p[iete]r vlaminck woont in ste ricquiers dat genomen wordt bij estima[ti]e sonder prijsen omme de cleene importantie tot xx (20) L[ibra]s dannof de voorn[omde] hoirs gedeelt hebben p[ar] moeder doot dhelft, blijft hier over de wederhelft gel[icke]

               

                                                                                                              x (10) L[ibra]s

     

    dannof = waarvan

     

    Somme tsamen van[de] voorn[omde] prijsie van[de] voorenstaen[de] huijsyn[ghe] frijtdr[aeghende] [ende] opgaen[de] boomen bedr[aegt]

                                                                                                              227:16:10

     

    Dannof de blijfveghe over de vijf deelen van achte is

                                                                                                              142:8:1/4

     

     

    Folio 8 recto (eigen nummering)

     

    Daer op is hier bewesen een vierde van[de] huijsyn[ghe] fruijtdr[aeghende] ende opgaen[de] boomen ter hof[sted]e daer danneel ghijsel woont in pollyn[chove] dat hier ter cause van haer bijleven voor de somme van

                                                                                                              33:0:0

     

    Tsel[ve] afgetrocken met tgonne ha

    21-01-2014, 21:13 Geschreven door ivometsu  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Tags:Massu,Metsu,stamboom,Pollinkhove
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.6.2.4. Staat van goed Cathelijnne Clarebout (34.114)

    6.2.4. Staat van goed Cathelijnne Clae(e)reboudt (Pollinkhove, 34.114)

     

    Transcriptie door Ivo Metsu, 06.03.2012

     

    Versie 16.12.2013; DOKUMENT  34114.doc

     

    Wijze van transcriptie

     

    [ .. ] : tekst weggelaten in de woordafkorting in het originele document

    ( ) : eigen vertaling naar hedendaagse schrijfwijze

    der : schuine letters voor een onzekere interpretatie van het origineel

     

    Nadien een alfabetische lijst van de aangetroffen persoonsnamen met de folia waarop ze voorkomen en de relatie met Cathelijne Clareboudt. Daarna desgevallend meer informatie over deze personen via de parochieregisters, en een verdere analyse van de staat.

     

     

    Transcriptie door ivo

     

    Voorblad

     

    Pollynkhove

     

    Staedt van Goed ten sterf[huys]e van Cathelijnne f[ili]a Carel Claereboudt huijsvr[auwe] van Jan Messu overl[eden] cuersuster van Vuernambacht binnen de prochie van Pollynckhove ten jae[re] 1666

     

     

    Folio 1 recto

     

    Overghebr[ocht] en[de] gheaffirmeert den ij (2)en junij 1666

     

    Staedt van goed bevon[den] achtergel[aeten] ten sterfh[uys]e van cathelijnne f[ili]a carel clareboudt daer moeder af was laurensken kloets overleden cuerzuster der stede ende cassel[rie] van vuerne binnen de prochie van pollynckhove, op den 5en february 1666 Z[aliger] M[emori]e die voor weduwaere ende blijfver heeft achterghelaeten jan messu f[iliu]s jan ende die desen staedt doet maecken, voorts is ghemaeckt ten versoucke ende p[resen]tie van jaecques de

    blijfver  =  achtergebleven echtgenoot van de overledene

    cuerzuster = inwoner van de kasselrij Veurne (m.a.w. vallend onder de keure)

     

     

    Folio 1 verso (eigen nummering)

     

    danser wettelicke voocht van jan oudt acht jaeren jaecques oudt vier jaeren, marij vyhthien jaeren, cathelijncken thien jaeren ende janneken oudt tzydert desen lesten 5 februarij 1666 tzamen vijf kijnderen vande overledene bijden blijfver voorn[om]t by ons s[ieu]r p[iete]r vertegans ende matheus de schoolmeester gheede deelslieden der stede ende cassel[rie]van vuerne hiertoe ansocht desen 18en meye 1666.

     bij Cailliau: 2 Joannes Messu, landbouwer, 3 Cathelyne Claereboudt gest 5 feb 1966; 4 Joannes Messu; 6 Carel Clareboudt; 7 Laurensken Kloets; ki Joannes 8 j; Jacobus 4 j; Mary 15 j; Cathelynken 10 j; Janneken geb 5 feb 1666.

     

    gheede = beëdigde

    deelslieden = deelsman = (Middelnederlands) rechter of scheidsman in zaken van boedelscheiding (MNW); regelaar van eene erfdeling of boedelscheiding (WNT);

    “De selve hoirs (werden) geinsinueert te compareeren ten voorseyde sterfhuuse binnen de veerthien daeghen omme deellieden te helpen kiezen (Cost. Van Brouckburch XI, 5 a° [1615](WNT); dus mogelijk konden de hoirs zelf kiezen uit enkele daartoe aangestelde personen; in Brugge werden er zes aangesteld per Ambacht (MNW);

     

     

    Folio 2 recto (eigen nummering)

     

    Landen commenden van[de] zijde van[de] overledene dat haere patrimonie was conforme tweese pampier in daten 13en 8bre (oktober) 1643 ond[erteecken]t j mestach als oock die haer ghesuccideert bij der doot van adriaenicks en[de] jaecquem[yncke]n haere twee susters h[ier]naer ghestorven als volght,

    tweese pampier = weesepampier = een speciaal exemplaar van de staat van goed voor de erfgenamen

     

                                                                                                  Ste Rijcquiers

     

    Alvooren iiij (4) lynnen viij (8) r[oede]s landts ter hof[sted]e daer jaecques claereboudt wijlent woonde ende nu jan de vos ghemeene met p[iete]r de onderjaerighen zoone van jan claereboudt

    4 lynnen 8 roeden = 5952,72 m2

     

     

    Folio 2 verso (eigen nummering)

     

    metg[hade]rs met mechlijncken donderjaerighe dochter van michiel bruineel gheprocreert bij maijken clareboudt beede dese overledens broeders ende zusters kijnderen die elck ghel[icke] iiij (4) lijnnen viij (8) r[oed]en competeeren ende ocht voorts ghemeene in xxvij (27) ghemeten Lxj (61) r[oede]n ende breeder gheleghen ende ghelast [con]forme tweese pampier vande successie ende overledens vervallen p[ar] vaders ende moeders doot in daten en[de] gheteeckent alsvooren dus hier in lan[de] alsvooren

                                                                                       iiij (4) lijnen viij (8) r[oede]n

    Mechlijncken =  vrouwelijke vorm van Michael

    competeeren = in bezit hebben

    breeder = ?

    gheleghen ende ghelast = uitdrukking voor de ligging en ?eventuele renten eraan verbonden

    4 lynnen 8 roeden = 5952,72 m2

    27 ghemeten 61 roeden = 11,9069 ha

     

    OPM. verwezen wordt naar vorige paragraaf (begin f 2r): 13-10-1643, J. Mestach

     

    daervan de overledene deelde p[ar] vader en[de] moeder doot ij (2) lynnen Lxxij (72) roe[de]n ende van haere voors[eyde] twee susters j (1) lijnne

     

     

    Folio 3 recto (eigen nummering)

     

    xxxvj (36) roe[de]n ts[aem]en de voors[eyde] iiij (4) lynne viij (8) r[oede]n

                                                                                       m[emori]e

    2 lijnnen 72 roeden  = 2509 m2

    1 lijnne 36 roeden = 1984,24 m2

    4 lijnnen 8 roeden = 5952,72 m2

     

    andere lan[den] comm[ende] van dese overledens moeder weghe breeder blijkende bij tvoors[eyd]e weese pampier ende dat zij voorts daer uuyt ghedeelt heeft van[de] voor[seyde] twee zusters

     

    twee ghemeten xxij (22) roeden landts in[de] prochie van ste rijckiers voorn[omt] metg[hade]rs in pollyn[chove] handtsaeme ende kiyem dat de overledene ghedeelt ghedeelt hadde p[ar] moeder ende zusters doot diversche p[ercele]n dus van voorden gheleghentheijt mette specifica[ti]e van[de] grotte canten ende aboutt[en]

    - 2 ghemeten 22 roeden  = 9074,98 m2

    - about = ontleend aan Oudfrans about. In Vlaanderen: 1. begrenzing, belending, bv. in “met goet verclaers van canten ende abouten, waer tselve goet ghestaen ende ghelegen is. [vandaar bij uitbreiding ook]: met (kanten en) abouten = met al de omstandigheden, bijzonderheden. (WNT, zie bijlage)

    OPM. In de akte waarnaar verwezen wordt staan de percelen land vermeld, als naar gewoonte met eerst de oriëntatie van het perceel volgens de windstreken, en dan per zijde of cant tot waar het kwam (aboutteerend) of van wie het belendende perceel was.

     

     

    Folio 3 verso (eigen nummering)

     

    metg[hade]rs ghemeensaemheijt breder mentie wordt ghemackt byden voors[eyden] weesepampiere in daten ende gheteeckent alsvooren dus hier in lande de voors[eyde]

                                                                                       ij (2) gheme[eten] xxij (22) r[oede]n

    2 ghemeten 22 roeden  = 9074,98 m2

     

    ghemeene met s overledens broeder ende zusters kynderen wien elck ghelijck ad[venan]te competeeren van tsel[ve] voors[eyde] twee ghemeten xxij (22) roe[de]n de overledene deelde p[ar] moeder doot 1 ghem xxxvj (36) r[oede]n ende voorts by den doot van haere voors[eyde] twee zusters in[de] p[ar]tie die ligghen in ste rijckiers pollynckhove ende keyem als tgonne zij hadden in hantsame

    mentie wordt ghemackt = wordt vermeld

    weesepampier = een speciaal exemplaar van de staat van goed voor de erfgenamen

    ad[venan]te = verhoudingsgewijs

    1 ghemet 36 roeden = 4902,24 m2

     

     

    Folio 4 recto (eigen nummering)

     

    in hun leven deur haer vercocht zijn ij (2) lijnnen iiijxx vj (86) roe[de]n sz[ijnde] de voors[eyde] ij (2) ghemeten xxij (22) roe[de]n

    2 lijnnen 86 roeden = 4172,74 m2

     

                                                                                       memorie

     

    noch landen op dese overl[eden] sta[end]en huwelick vervallen van p[iete]r claerebout overleden jonghman in[het] jaer 1664 oock ghemeene in[de] voors[eyde] p[ar]tie ende voorts met haere twee  broeder ende zusters kijnderen

     

    alvooren j (1) lijnne xxxvj  (36) r[oede]n landts over tgherechte derde van iiij (4) lijnnen viij (8) roeden die den voors[eyden] p[iete]r ghedeelt hadde p[ar] vader ende zusters doot gheleghen in[de] voors[eyde] prochie van Ste

    1 lijnne 36 roeden = 1984,24 m2

    4 lijnnen 8 roeden = 5952,72 m2

     

     

    Folio 4 verso (eigen nummering)

     

    rijckiers daer jan de vos jhegenwe (?tegenwoordig) woont ghemeene zoo hiervoor breeder blijckt on[der] de patrimonie van dese overl[edene] en[de] als blijckt p[ar] deelloote dannof zus[ter] in date iij (3)e decembre 1664 on[derteeckent] m. de schoolm[eeste]r dus in lan[de] alsvooren

    j (1) lijnne xxxvj (36) r[oede]n

    - deelloote = deellot of zelfs delot: een stuk of perceel grond (met wat zich daarop bevindt) dat, al dan niet door loting, iemand ten deel is gevallen, of bestemd is om iemand toegewezen te worden. Erfdeel. (verouderd). (WNT)

     

    item ij (2) lijnne vij (7) r[oede]n 1/3 s landts over tghel[icke] derde ende ghemeene als vooren van ij (2) ghem[eten] xxij (22) roe[de]n gheleghen in[de] prochie van pollyn[chove] ste rijcquiers en[de] keyem bredet hiervooren blijcken onder de lan[den] die commen van d erfvenes l[angs] moederszijde en[de] by t deellodt van daten derden decembries 1664 ghet[eecken]t  m de schoolm[eeste]r  dus alsvooren ij (2) lijnne vij (7) roeden

    ij (2) lijnne vij (7) r[oede]n 1/3

    - dannof = waarvan

    - bredet =

    - 2 lijnne 7 roeden 1/3 = 3024,507 m2

    - 2 gemeten 22 roeden = 9074,98 m2

     

     

     

    Folio 5 recto (eiegen nummering)

     

    nombre vande voorschreven lan[den] commende van[de] zijde vande overledene bedraeght

     

    iiij (4) ghem[eten] j (1) lijn 73 r[oede]n

    4 ghemeten 1 lijn 73 roeden = 2,0032 ha

     

    OPM: dit is het totaal van de voorgaande opsomming van landen.

     

    de welcke deelen dese vijf weesen met last van bijleven totte helft an heml[ieder] vader ghedueren[de] zijn leven ende t’volle blad ghedueren[de] hunne minoriten

    minoriten = hun minderjarigheid

     

    landen concquest tusschen dese overledene ende blijfvere t saem huwel[ick]

     

    een ghemet xiiij (14) r[oede]n s landts ofte [der] ontrent ligghende in[de] dischmuelenhoucke der prochie van Pollyn[chove] ter hof[stede] daer jaecques disiere jeghenwe (tegenwoordig?) woont wesen[de] den noortcant van[de] hofplecke daer wyllent

    - een ghemet 14 roeden = 4581,26 m2

    - dischmuelenhoucke = waar toen de Dismolen stond, in deze tekst verder ook Mallemolen genoemd (zie 5v).

    In andere teksten wordt hij ook Mollemolen genoemd, vermoedelijk afgeleid van de familienaam van een molenaar. De naam Mollemolen leefde ook nog verder in deze van een herberg te Pollinkhove tot (ca 1965) en in een landhuis tegenover de oorspronkelijke plaats. 

    De naam dismolen (disch muelen en dissche muelen) komt van de oorspronkelijke bezitter: de Armendis van Pollinkhove. Later kwam hij in particuliere handen. Jan Pitbrouck was eigenaar in 1616. We vinden Jan Pitbrouck terug in onze tekst hier.

    De herinnering aan de “Dismolen” bleef tot rond 1850 verder leven in de benaming van een tiende en de sectienaam “Dismolenhoek”.

    Deze staakmolen met open voet en twee zolders werd voor 1540 gebouwd en verdween tussen 1750 en 1775 (niet meer op Ferrariskaart). Hij lag aan de huidige Romanestraat 13 (noordzijde), vroeger de Loo straete genoemd, te Pollinkhove, waar zich nu een boerderij bevindt tegenover het huis Molle Molen (nr. 14). Het was een korenmolen.

    Zie teksten via Internet bekomen: Molenecho’s / Belgisch Molenbestand / Verdwenen molens / Mollemolen en Westmolen, Lo

     

     

    Folio 5 verso (eigen nummering)

     

    Jan pitbrouck woonde en[de] nu uuytghepleckt teenen partie streckende oost ende west palen[de] metten westhende naerst den noortcandt jeghens den muelenwal met daer den malle muelen plachte te staene toebehoore[nde] p[iete]r de vulder met zijnne kijnderen ende jaeques de vulder by coope scheedende aldaer op een haechsken dat half hiermede gaet ende alsoo zuydewaert tot ende metten waeterpodt ende alsoo voorts ten halfsten stratken ofte

    muelendreve zoo berredet landt hem bestreckt blijfv[ende] nochtans aldaer een uuytwech voor den voor[nomden] muelenwal als van ouden tijden de zuijts[eyde] jeghens tlandt van michiel everaert

    - 1 gemet 14 roeden = 4581,26 m2

    - waeterpodt = waterput

    - berredet landt =

    - bestreckt = bestrecken = toereiken, van strecken: zich uitstrekken, toereikend zijn (WNT) zie bijlage

     

     

    Folio 6 recto (eigen nummering)

     

    ende jan van ghewelde beede cau[sa] uxoris bij de voorn[omde] pleckyn[ghe] de hae[ghe] aldaer half hiermede gaende soo thende naerst de zuijtzijde den voorn[omde] ghewelde de doorne haeghe aldaer met haer vrijdoom hier gheheele medegaende naerst de noortz[eyd]e den disch van pollyn[chove] ende mette noortz[eyde] de kijn[deren] jooris duerendaet en[de] m[ijn]her p[hil]les longe cau[sa] uxoris zynde zuijver ende onbelast dus hier alsvooren

                                                                                                  j (1) ghem[et] xiiij (14) r[oede]n

                den disch = armendis, instelling voor armenzorg

     

    vercreghen in coope van p[iete]r de vuldere als vader ende bailliehou[der] van zynne onderjaerighe wese kijnderen gheprocreert bij jossyncken f[ili]a jan pitbrouck zijnne overl[eden] huysvr[auwe] uuijt crachte van octroij van mijne heere van mag[ist]rat der stede ende casselrie van Vuerne in daten

    bailliehouder = baillie = voogdij (Glossarium van Stallaert); dus voogdijhouder

    octroij = ?toelating, besluit

     

     

    Folio 6 verso (eigen nummering)

     

    xiiij (14)e maerte 1665 als volghende letteren van erfvenisse dannof zijnde ghepasseert voor mynne voors[eyde]e heren in daten xviij (18)e maerte 1665 gheseghelt ende gheteeckent p[iete]r bekaert hier ghesi[e]n en[de] ghelesen

     

    dannof deene helft omme den blijfver en[de] dander helft omme de kynderen

     

    losrenten van baeten alhier competeeren t hs den blijfver ende d’overledene gheconquesteert

     

    S[ieu]r adriaen outtersoone in qualiteit als voogt over cornillie de dochter van wyllent s[ieu]r nicolais baselen metg[ade]rs jacob de

     

     

    Folio 7 recto (eigen nummering)

     

    baenst thuwel[ick] hebben[de] jo[nkvrauw]e marij baselen ghelden eende onbesette losrente van xxiiij (24) p[a]r[isi]s croiseeren vol[ghens] den pennyn[ghe] xvj (16) wyllent opghenomen door f[ili]a jossijne van[den] abeele wegens van[den] voorn[omde] basele vallende jaerl[icks] op s[in]te siemon s[in]te judeus dach breede blycken[de] by d originele obliga[ti]e dannof in daten v (5)e julij 1665 on[derteeckent]  j. de baenst ende adriaen outersoone metg[hade]rs mij p[resent]eert p[iete]r vertegans elck met een handtteecken hier ghesien en[de] ghelesen uuijt in capitael

                                                                                                  iijc iiijxx iiij (384)

    - s[in]te siemon s[in]te judeus dach = 28 oktober; feestdag van Judas Thadeus, apostel en martelaar, gestorven ca. 70, en Simon de IJveraar of de Zeloot. Zie bijlage.

     

    vincent bouden f[ilius] vincent ghelt een losrente van xLviij (48) oock croiseeren[de] volghen[de] den pennyn[ge] xvj (16) beset

    - losrente = een rente die men tegen een bepaalde som (meestal enige malen het bedrag der jaarlijkse rente of ook tegen een ronde som) kan afkopen of aflossen. Zie bijlage losrente;

    - croiseerende = van crois of croos = een Vlaams woord in de betekenis aanwas, vermeerdering, bepaaldelijk interest, rente, een afleiding van croître (Fr.) of crescere (Lat.); aldus bv. “mijn geld krozeert aan vijf per honderd” (MNW) zie bijlage croos

    - den pennynghe 16 = rente van 6 %

     

     

    Folio 7 verso (eigen nummering)

     

    ende ghehypotheckert op xvij (17) ghem[eten] j (1) lijnne x (10) r[oede]n gheleghen in[de] prochie van pollyn[chove] ter hof[stede] daer den voorn[omde] bouden woont in[de] westreckemh[ouck]e  gheleghert ende ghelast conforme de briefven van [con]stitutie dannof zijn[de] ghepasseert voor burchm[eeste]r landth[eer] schepenen ende ceurheers van vuerne gheseghelt met eenen seghel van groenen wasse uuythanghen[den] inde eersten(?) steerte van parcepaijnne en[de] ghet[eecken?]t op den ploij a. de pours dus hier in capitael

                                                                                                  vijc Lxviij (768)

    - ghelegert ende ghelast = gheleghen ende ghelast = uitdrukking voor de ligging en ?eventuele renten eraan verbonden

    - briefven van constitutie = stuk waarbij iets ingesteld of vastgesteld wordt (WNT)

    - parcepaijnne = perchemin = perchemein = pargament, pargameen, pergameen; de oorspronkelijkste vorm van hetgeen gewoonlijk parcament (percament) genoemd wordt; modern lemma: perkament (MNW)

     

    Somme capitael vande losrenten conquest bedr[aeght]

                                                                                                  xjc Lij (1152)

    conquest = verworven

     

    voor den blijfver dhelft ende de weesen dander helft,

     

     

    Folio 8 recto (eigen nummering)

     

    losrenten commen[de] van p[iete]r claerebout voorn[om]t

     

    tgherechte derde part van iijc iiijxx iiij (384) over dhelft van vijc Lxviij (768) capitaele pennyn[ghen] eene rente croiseeren vol[ghens] den pennyn[ghe] xvj (16) van vier po[nde]n grooten by jae[re] die nu ghe[vallen] is maerten slembrouck origineel verlent en[de] beset bij jan kloet f[ilius] mahieus en[de] cathelijnne f[ili]a p[iete]r lienen zijnne huysvr[auwe] in proffytte van jaecques claerebout als voocht van[de] voorn[omd]e weesen ende ander voors[eyde] broeder ende zusters ghehypothequiert op ij (2) ghem[et] j (1) lijnnen xLiiij (44) landt ter hof[sted]e daer woonde in[de] prochie van s[in]te rijcquiers breder w… bij t voors[eyd]e deellodt in daten iiij (4) xbre (december) 1664 ghet[eeckent] m. de schoolmeester soo dus hier int capitael

                                                                                                  jc xxviij (128)

    - 4 pond grooten = 48 ponden parisis

    - ghevallen = vervallen; vervaldag of betaaldag is gepasseerd

    - deelloote = deellot of zelfs delot: een stuk of perceel grond (met wat zich daarop bevindt) dat, al dan niet door loting, iemand ten deel is gevallen, of bestemd is om iemand toegewezen te worden. Erfdeel. (verouderd). (WNT)

     

     

    Folio 8 verso (eigen nummering)

     

    huijse fruijtdr[aeghende] ende opgaen[de] boomen sta[end]e op de voorschreven landen

     

    angaen[de] de huusyn[ghe] ende opgaen[de] boomen daer maerten slembrouck jeghemwe [?tegenwoordig] woont in[de] prochie van ste rijcquiers staende de p[ar]tien ende specien van diene ghementionneert bij tvoors[eyde] weesepampier van desel[ve] blijfvers over[leden] huysvr[auwe] te weten dese overl[eden] dat desen blijfvere in handen heeft ende in alle de wel[cke] dit sterf[huys]s [com]peteert naer portie van lande

                                                                                                  m[emori]e

     

    ... pollynckhove se[lve] [com]peteert alhier ghel[icke] advenant naer portie van[de] lande in huysijnghe

    advenant = verhoudingsgewijs

     

     

    Folio 9 recto (eigen nummering)

     

    ende catheilen ten hof[stede] daer jaecques venderlo woont dus alsv[ooren]

    catheilen = inboedel, roerend goed, have

                                                                                                  memorie

     

    ter hof[sted]e in handsaeme daer laurens fais woont

     

    item g[hecom]peteert ten desen sterfh[uys]e van ghel[icke] naer portie hereditaire in huijsijn[ghe] ende catheilen  ter hof[sted]e in hantsaeme die ghespecifiert staen inden voors[eyde] staedt ende oock by den voors[eyde] weesepampier

                                                                                                  m[emori]e

     

     

    Folio 9 verso (eigen nummering)

     

    ander huijsinghe ende catheylen lan[den] op de landconquest

     

    alvooren t woonhuijs daer jaecques disiere jeghemwe [?tegenwoordig] woont staende op de voors[eyde] iiij (4) lijnnen xiiij (14) r[oede]n ten noortwesthen lanck twee wynckels van met

    dobbel steenen vierstede tusschen de zelve dannof twester is het woonhuijs met camercken ten westhen[de] daervan en[de] uuijtlaet van noorden zijnde tzel[ve] woonhuijs op eene zijde versoldert ende den oostwijnckel een heeft gheene solderen staen[de] rontsomme tusschen posten

    - 4 lijnen 14 roeden = 6040,26 m2

    - wijnckel = woonruimte

    - vierstede = (open) haard

    - rontsomme = rondom

    - placken tusschen posten = de typische leembekleding van de huizen op een vlechtwerk tussen verticale stijlen; ‘vakwerk’

     

    item eene blooten overstaen[de] op den zuijt wests[eyde] van zel[ve] erfve

    - blooten overstaende = allicht een overkapping zonder muren, een open schuur

     

     

    Folio 10 recto (eigen nummering)

     

    item alle de fruijtdraeghen[de] zoo oude als jonghe boomen

    <

    21-01-2014, 20:35 Geschreven door ivometsu  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Tags:Massu,Metsu,Clareboudt,stamboom,
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.6.2.3. Janneken Waerebout

    6.2.3. Janneken Waerebout

     

    versie 19.12.2013; DE TWEEDE GENERATIE (vervolg 2 waerenbout).doc

     

     

    II.1. Jan  MASSU /  METSU [generatie II] (ged. Beveren?, ca. 1606 – begr. Pollinckhove 20 dec 1680), landbouwer

     

    && Pollinkhove 29 apr 1670 (1) met Catharina (1) Janneken (2) Joanna (5)(6) Warenbouts (1) Waerebout (2)(3) Waerenbout (5) Warenboudt (6) (ged. ca 1630 - ? Lo, 18 feb 1694 (3))

    getuigen Paul Warenbout en Antonie Cocquet beiden uit Pollynchove (1)

    - ouders: Pieter ()(2) Warenboudt () Waerebout (2) ca 1613 ()

    - begrafenis: was dit dezelfde?, er was wel een link met Lo, zie doopheffers.

     

    Ze was eerder te Pollinkhove gehuwd op 18 juni 1648 (6) met Augustinus (5)(6) Agustus (2) De Witte (5)(6), met wie ze een kind Janneken (2)(5) had (geb. Pollinkhove, 23, ged. 24 maart 1650)(5). Augustus De Witte stierf  vrij kort daarna, want al op 3-3-1651 is er een wezenrekening (2).

    doopheffers: Petrus De “Fine” uit Loo en Catharina de echtgenote van Jacobus De Grave uit Wulvergem. Geor Van Wervijken pastor in Polynchove.

     

    Deze dochter is gehuwd met Franchois Verleure (5, f14r) (niet gevonden in huw. reg. Pollinkhove). Bij de dood van haar vader Augustinus werd blijkbaar ook een staat van goed opgemaakt, want ze heeft een weesepampier, waarop haar deellot (erfenisdeel) vermeld staat, ondertekend door sieur Hobel op 3 maart 1651 (5). Hierrond is een proces gevoerd tussen Franchois Verleure en Jan Metsu (5).

     

    kinderen: geen (van Jan Metsu) (2)

     

     

    OPM. We hebben haar doopdatum niet gevonden, en verder geen opzoekingen gedaan naar haar familie, maar kwamen toch enkele naamgenoten tegen:

     

    1. Pauwels Warenbout, te Pollinkhove in 1655, met rapier, in een lijst van weerbare mannen van de kasselrij Veurne.

    Wellicht was dit ook de getuige Paul bij haar huwelijk (zie hoger). We vinden hem en zijn vrouw terug in het begrafenisregister van Pollinkhove: Paulus Warebout (begr. 18-12-1679) (f 481), echtgenote Maria van Paulus Waerebout (begr. 26-8-1709) (f 755).

     

    2. Jacobus (a)(b)(c) Waerenbout (b)(c) Warenbout (a)

    & Joanna Du Bois (c)

    kinderen:

    1. Jacobus Waerenbout (ged. Beveren, 28-09-1636) (c)

    doopheffers: Verleere uit Beveren en Maria Paers uit Hondschote (c)

    2. Michiel Waerenbout (ged. Beveren, 16-7-1622) (b)

    doopheffers:  …

     

    Jacobus was ook nog aanwezig bij een huwelijk te Beveren op 28-6-1647 (f 46)

     

    (a) parochiaal huw reg Beveren,

    (scan 1): f 1 Jacobus warenboudt & anna du bois pres[entibus] michaele du bois sorore (= zuster) ..”

    (b) parochiaal doopreg Beveren,

    tekst (scan 25): f 48, nr 385 “16-7-1622 michiel f[iliu]s jacobi waerenbout ex uxore anna

    (c) parochiaal doopregister Beveren,

    tekst (scan 64): nr 796 “28-9-1636 jacobus f[iliu]s jacobi warenbout et joannae du bois susceptores verleere ex beveren et maria paers ex hontscoote” (i)

     

    3. Philippus Waerenboudt: in huwelijksregister van Beveren in 1639 (scan 15) (f 28), en met een zoon in het doopregister (scan 50) nr 693: op 3-9-1634.

     

    Er zijn overigens nog gegevens in Beveren.

     

    Bronnen:

    (1) paroch huwelijksregisters van Pollinkhove,

    klapper: Messu Jan & Warenbouts Catharina, 29-4-1670, f 1855 (i)

    tekst (scan 38 links bovenaan): “Die 28 aprilis 1670 ego infrascriptus tribus premissis denuntiationibus coniunxi matrimonio per verba de presenti joannem metsu et catharinam warenbouts ambo ex pollynchove presentibus testibus paul warenbout et antonie cocquet ambo ex pollynchove.” (i)

    vertaling: “Op de 28ste april 1670 heb ik onderschrevene na drie voorafgaandelijke bannen te hebben afgekondigd, in het huwelijk verenigd met mondelinge instemming van de aanwezigen joannes metsu en catharina warenbout beide uit pollinchove in aanwezigheid van de getuigen paul warenbout en antonie cocquet beiden uit pollynchove” (i)

    (2) Staat van Goed Joannes Metsu [echtgenoot](Pollinkhove, 37.144) gest 20 dec 1680, in Cailliau deel 19 (i); volledige kopie en transcriptie in bijlage (i). zie f 1r (Janneken en Pieter Waerebout) en 14r (Janneken en Agustus De Witte)

    (3) In Lo, 18 feb 1694 is er een Joanna Waerebout begraven. (bron?) Is het dezelfde?

    (4) R. Haghebaert, De Weerbare mannen in de kasselrij Veurne in 1655, uitg.  Oostende, 1977

    (5) parochiaal doopregister Pollinkhove

    tekst (scan 25): “24emartij 1650. Ego infrascriptus baptizavi joannam filiam augustini de witte et joanna waerenbout coniugum natam 23 huius suscep[tores] petrus de “fine” ex loo et catharina uxor jacobi de grave ex vulvergem. Geor van wervijken pastor in polynchove.” (i)

    vertaling: “De 24e maart 1650 heb ik gedoopt Joanna, de dochter van de echtelieden Augustus De Witte en Joanna Waerenbout, geboren de 23e van dezelfde maand, doopheffers (waren) Petrus De “Fine” uit Loo en Catharina de echtgenote van Jacobus De Grave uit Wulvergem. Geor Van Wervijken pastor in Polynchove.” (i)

    (6) parochiaal huwelijksregister Pollinkhove,

    index: f 1829: Augustinus Dewitte & 18 juni 1648 met Joanna Waeremboudt (i)

    tekst (scan 86 rechts bovenaan): “1640 16 junij, premissis trium bannorum proclamationibus per verba de presenti matri[moni]o iunxi augustinum de witte et joannam warenboudt ex pollyn[chove] testibus jacobus de vroe et “d derico” roen ambo ex pollynchove subscribebatur jacobus meinaert pastor.” (i)

    vertaling: op 16 juni 1640, na drie afgekondigde bannen voorafgaandelijk aan missen, heb ik in de echt verenigd met mondelinge instemming van de aanwezigen augustinus de witte en joanna warenbout uit pollinchove met de getuigen jacobus de vroe en d derico roen beide uit pollinchove ondergetekende pastoor jacobus meinaert.” (i)

    Bespreking Catharina / Janneken Warenbouts / Wareboudt of Warenboudt / Waerebout

     

    1. Naam

     

    In het parochiale huwelijksregister staat ze bij haar tweede huwelijk, dus met Jan Massu/Metsu, geregistreerd als Catharina, in tegenstelling tot de registratie bij het eerste huwelijk, en in het doopregister van haar dochter Janneken (allicht naar haar genoemd) en de vermelding in de staat van goed van tweede echtgenoot Jan Massu/Metsu. Het kan natuurlijk zijn dat ze ook Catharina heette, maar misschien had de pastoor nog Catharina Clareboudt in gedachten? We hebben geen doopregister gevonden om het na te gaan. We zijn ook niet 100% zeker van het begrafenisgegeven, al is er wel een link met Lo bij de doopheffers van haar dochter.

    In de familienaam  zijn er wat kleinere spellingsvariaties, die aan de klank niets veranderen: “a” of “ae”, “re” of “ren”, “t” of “dt”. De uitgang –s is mogelijk een gevolg van een verlatijnsing?

     

    Conclusie: We houden het bij Janneken Waerebout

     

    2. Levensloop

     

    Over Joannes Metsu’s tweede echtgenote weten we dus weinig.

    Haar vader heette Pieter. Ze trouwde een eerste maal met Augustinus De Witte, te Pollinkhove op 18 juni 1648. Daarmee had ze een dochter Janneken, geboren te Pollinkhove op 23, en gedoopt op 24 maart 1650. Bij de doopheffers was er iemand uit Lo en iemand uit Wulver(in)gem. Augustus De Witte stierf  vrij kort daarna, want al op 3-3-1651 is er een wezenrekening getekend door sieur Hobel.

     

    Pas op 29 april 1670 hertrouwt ze te Pollinkhove met Jan Massu/Metsu, met wie ze geen nakomelingen heeft. Mogelijk houdt de huwelijksdatum verband met het volwassen worden of mogelijk zelfs het huwelijk van haar dochter Janneken. Deze was dan 20 jaar. We hebben de huwelijksgegevens van die dochter nog niet opgespoord, maar we weten dat ze huwde met F Verleure.

     

    Moeder Janneken komt van een éénouder gezin met één kind alleszins terecht in een groot gezin, met vijf kinderen.

     

    We zien haar later optreden als madelaar na het overlijden van haar echtgenoot, en zien daar dat ze niet bemiddeld was.

     

    Wat er met haar nadien gebeurd is weten we niet. We vonden geen begrafenis in Pollinkhove. Het gegeven uit Lo is verder na te gaan. Mogelijk stierf ze dus in 18 februari 1694 te Lo.

     

    Eventuele hertrouw, geboorte- en sterfdatum, staat van goed, zijn nog op te sporen. Ook eventuele aanwezigheid bij de kinderen Metsu (generatie III).

     

     

    Bespreking Jan Massu/Metsu en Janneken Waerenbout

    Vier jaar later na het overlijden van Cathelijne huwt Jan Massu/Metsu dan een tweede keer, op 29 april 1670, eveneens te Pollinkhove, met Catharina of Janneken Wareboudt, een huwelijk dat kinderloos bleef.  

    Voor deze Janneken was het ook een tweede huwelijk. Ze was voordien, in 1648, gehuwd met Augustinus De Witte, dus omstreeks dezelfde tijd als het eerste huwelijk van Joannes. Met Augustinus had ze een kind Janneken, geboren te Pollinkhove op 23 maart 1650, dat dus 20 jaar was en vermoedelijk al het huis uit als haar moeder met Joannes haar tweede huwelijk aangaat. Dochter Janneken huwde met Franchois Verleure.   

    De tweede oudste dochter van Jan Metsu/Massu en Cathelijnnne Clareboudt, Catharina/Cathelijne, huwt te Westvleteren op 20-jarige leeftijd, in 1673, met Pieter Franciscus De Legher.

    Op 26 november 1678 sterft Marye, de oudste dochter, die gehuwd was met Vincent Bouden, in Pollinkhove. Ze liet zes kleine kinderen na, waarvan er twee overlijden vóór Joannes Massu/Metsu.

     

    Bespreking Janneken Waerenbout na het overlijden van Jan Massu/Metsu

    Jan Massu/Metsu (II) sterft in Pollinkhove, op 20 dec 1680, ongeveer 75 jaar oud, zeker een respectabele leeftijd in die tijdsperiode, op het moment dat en nog voor al de laatste sacramenten worden toegediend. De pastoor was daar blijkbaar van onder de indruk, want hij vermeldde in het register dat hij dan plots overleed. Deze verslaggeving houdt verband met het belang dat de priesters hechtten aan en hun verantwoordelijkheid voor een goede overgang naar het hiernamaals van hun parochianen (hun idee over ‘zielzorg’).

    Janneken Waerebout is nu de blijveghe, de achterblijvende echtgenote, met als belangrijke taak de verdeling van zijn nalatenschap. De staat van goederen wordt opgesteld op 11 februari 1681, en overgebracht naar het wezenregister op 26 februari, dus weer binnen een relatief korte termijn. Er staat hier niet vermeld wie de madelaar of boedelredder is, maar in de daaropvolgende madelrierekening, zoals gebruikelijk zowat een jaar later, en hier gepresenteerd op 21 april 1682, is het Jaecques De Danser. De deelslieden zijn nu de heer Matheus Michiels en Roelandt Van Houcke.

    Janneken is als blijveghe de verzoekster (initiatiefneemster) van de staat, samen met belanghebbenden als Pieter De Legher, de man van Cathelyne Metsu, en Jaecques De Danser, “vraemvoogt” van de vier kinderen van Marye Metsu (de oudste dochter), gehuwd met Vincent Bouden, en voogd van de drie nog minderjarige kinderen van Jan Massu/Metsu.

    Het begrip vraamvoogd houdt in dat de achterblijvende partner niet de goederen mocht beheren die van overledenes grootouders afkomstig zijn. Het gaat hier duidelijk om de ouders van Cathelijnne, waarvan we weten dat ze bemiddeld waren. Betekent dit nu dat de tweede partner van Jan Massu/Metsu deze niet zelf mocht beheren?

    Wat het onroerend goed betreft komt de hofstede die Jan en Cathelijnne in de Dismolenhoek te Pollinkhove kochten eerst aan bod. Het aandeel van vader (de helft dus) gaat nu ook naar de kinderen, maar ze moeten tot de helft daarvan betalen aan de blijveghe voor het samenwonen. Er woont nu een andere huurder/pachter: Danneel Gijsel.

    Dan is er land, eveneens inde Dismolenhoek, dat Jan gekocht heeft nà het overlijden van Cathelijnne en nog vóór zijn tweede huwelijk. Dit gaat in zijn geheel naar Jans direkte erfgenamen, maar één vierde van de waarde moeten ze betalen voor het samenwonen met hun stiefmoeder.

    Tenslotte zijn er de eigendommen die van Cathelijnne komen. Deze worden hier niet verdeeld, want dat is al gebeurd bij de verdeling van moeders nalatenschap.

    Wat echter nog niet verdeeld was in de staat van Cathelijnne, want niet geprijsd, waren de fruitdragende en opgaande bomen en de huizen op deze gronden, deel dus van het roerend goed, behalve dan de inboedel van de hofstede aan de Dismolenhoek. Blijkbaar zijn ze ondertussen wel geprijsd geraakt en verdeeld, want de helft van het bedrag (van het aandeel van de moeder) was al uitgekeerd aan de kinderen volgens deze staat. Nu krijgen de kinderen de andere helft. Het betreft:

    - het huis en de bomen aan de Dismolenhoek te Pollinkhove, nu gebruikt door Danneel Ghijsel;

    - het huis en de bomen op het land te Sint-Rijkers, waar nu Jan Clarebout woont;

    - nog een stuk land met hofstede genaamd “de bertelinghe”;

    - huis en hofstede te Sint Rijkers, waar Pieter Vlaminck woont;

    Doch de kinderen moeten op dit roerend goed een deel afstaan aan hun stiefmoeder.

     

    Vaders aandeel in het kapitaal van de losrenten resp. aan Vincent Bouden en aan de kinderen Baselen wordt nu eveneens ingebracht in de staat.

     

    In baar geld wordt 308 pond gevonden.

     

    De eindbalans van de staat: 2196 inschulden + 308 baar geld – 2781 uitschulden en te verwachten uitgaven = een negatief saldo van 276 pond.

     

    Dat wordt evenwel grotendeels ten laste genomen door de blijveghe, al begrijpen we de redeneringen niet helemaal.

     

    Wat opvalt in de staat is dat Jan Masuu/Metsu veel land in gebruik heeft. Anderzijds blijft van het bloeiend financiele plaatje bij Cathelijne’s staat niet veel over.

     

    In de madelrierekening van april 1682 lezen we dat volgens Jaecques De Danser, optredend als rendant, dus de opdrachthouder, dat vader Jan Massu al vele jaren voor zijn dood geen inkomsten meer heeft ontvangen van de landen in Handzame en Keiem, en dat het uiteindelijk maar om kleine bedragen gaat, gezien veel verminderingen. Mogelijk spelen de oorlogstroebelen hier een rol, want in dit gebied werd veel vernield en slag geleverd rond deze periode (zie tijdskader).

    Janneken Waerebout heeft het blijkbaar niet breed, want ze kan wegens haar sobergestaetheijt het door haar in te brengen bedrag niet betalen, en ook de erfgenamen hebben nog niets betaald.

    Aan de andere kant vallen een aantal schattingen en verkopingen beter uit dan verwacht.

    Al bij al is de negatieve balans van de staat nu verminderd tot 6 pond.

    Wat tussen alles nog het meest in het oog springt is dat er een crimineel proces loopt tegen de zoon Jan van Jan Massu/Metsu en Cathelijne, wegens doodslag (manslach bij hem gedaen). Volgens ons gaat het hierbij om Jan Jacobus, generatie III, geboren op 12 februari 1658, en dus 22 op het moment dat zijn vader overlijdt. Hiervan was nog geen sprake in de staat, maar nu is er al een vordering van 120 pond in de rekening. Blijkbaar loopt het goed af, want Jan huwt al in 1681 met Catharina Mazijn.   

     

    Dat het woelige tijden waren, ook voor Pollinkhove, kunnen we afleiden uit een te betalen bedrag aan de rationsrolle van Pollinkhove in 1680. Was er voedseltekort of moest er een bijdrage aan de oorlogsinspanning worden geleverd?

     

    21-01-2014, 20:20 Geschreven door ivometsu  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Tags:Massu,Metsu,Waerebout,stamboom,Pollinkhove,De Witte
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.6.2.2. Cathelijnne Clareboudt

    6.2.2. Cathelijnne Clareboudt

     

    versie 19.12.2013; DE TWEEDE GENERATIE (CLAREBOUT).doc

     

    Jan  MASSU /  METSU [generatie II] (ged. Beveren?, ca. 1606 – begr. Pollinckhove 20 dec 1680), landbouwer

     

    & Pollynchove 28 jan 1647 (2) met Catarina (2) Catharina (2)(11)(12) Catherina (1) Catherine (8)(14) Catheryne (20)(21) Cathelijne (7)(22) Cathelijnne (4) Cathelyne (8)(9)(10) Clareboudt (P)(2)(4)(5)(8)(9)(10) Clarebout (1)(5) Claerebout (7)(11)(14)(20)(21) Claerbout (2) Klaerbout (12) (ged. Hoogstade, 26 mrt 1623 (1) - Pollinkhove, 5 feb 1666 (4)), uit Hoogstade (2) Ceurzuster van de Stad en Kasselrij van Veurne (4)

     

    - getuigen huwelijk: de heer Joannes Heurlebout uit Pollynchove en Petrus Valcke cassodus subscribebatur Antonius van[den]Berge pastoor (2)

     

    - ouders: Carel (4)(5)(7)(8)(9)(22) Karel (10) Kaerle (6) Caerle (1)Charles (13)(14) Chaerels (16) Carolus (33)(34)(61)(65)(66) Clareboudt (4)(5)(8)(9)(10)(22) Clarebout (1)(5)(6)(8)(65)(66) Claerebout (7) Claerbout (33)(34) Claerboudt (61) (ged. ca 1600 – 30/12/1642/ (57)) uit Sint-Rijkers (61)

    & Laurensken (4)(6) Laurence (14) Laurentia (34) Kloets (4) Cloet (6)(13)(14) (gest. 20-10-1630/(34)

     

    Vader Caerle was peter van Mayken Kekeraert te Hoogstade op 15 aug 1616.

    parochiaal doopregister Hoogstade:

    tekst (scan 16 links boven): “15 oughst (1616) is ghedoopt tkynt mahieu kekeraert een dochter mayken pette caerle clarebout mete laurentia van burcke.” (i)

     

    Vader Carolus uit Sint-Rijkers was peter van Franciscus Brunoghe te Pollinkhove op 1642.

    parochiaal doopregister Pollinkhove:

    tekst (scan 250 rechts onder en links boven): “Anno 1642 die 31e decembris ego infrascriptus baptizavi franciscum natum die 30 filium guilielmi brunoghe ex beveren et anna maerten ex stavel coniugum susceptores carolus claerboudt ex s[in]te richario et francisca bouden ex stavel subscribebatur anto[nius] van[den] berghe”(i)

    vertaling: “Op de 31e van de maand december 1642 heb ik onderschrevene gedoopt franciscus geboren de 30e de zoon van de echtelieden guilielmus brunoghe uit beveren en anna maerten uit stavele, de doopheffers carolus claerboudt uit sint rijkers en francisca bouden uit stavele onderschrevene  antonius van[den] berghe”(i)

     

    - grootouders (vader): Joannes (6)(16)(17) Jan/Jacques (13) Clarebout (6) Claereboudt (13) Claerebout (17) (ged. /1587 (13)(14))

    & Adriaenneken (13) Adriaeneken (17) Annaert (13)(14)(17) (ged. /1587 (13)(14))

     

    - grootouders (moeder): Mahieu Cloet (6) & Cathelyne (6) filia Amceel (6) Minne (6)

     

    - overgrootouders (vader): Guillaume Annaert (14)(17) & Jeanne Lybaert (14)

     

     

     

     

     

     

    - ooms en tantes langs vaderskant:

     

    1. Jean (14) (/1614 – 1665) (14)

    volgens Pillyser (14) is deze Jean een oom.

     

    & 1634 met Petronille Cools (gest Gijverinkhove, 21 dec 1638) (14)

    kinderen:

    1.1. Catherine (14) Catharina (44) Claereboudt (44) & Gijverinkhove, 15 okt 1650 (44) met Melchior Durie (14) Durye (44) (of Durye: met min. 5 ki te Gijverinkhove, zie paroch reg PWVi Catherina Claerbout),

    1.1.1. Marie & J Vandamme (14)

    1.1.2. Pauline (14)

    1.1.3. Jacqueline & Pierre Welleboot (14)

     

    Jan (26-32) Joannes (27)(28)(51)(52) Clarebout (26)(29)31)(32) Claerbout (26)(28) Claerebout (27) Clareboudt (27)(28)(51)(52)

    is dit echter wel dezelfde?

     

    && Joanna (26-32)(51)(52) Jeanne (14) Bruwyles (26) Bruyle (27)(28) Bruile (31)(32)(52) Bruijle (27)(28) Vanden Bruile (29)(30)(51) Vandenbruyle (14) (gest 1687) (14)

     

    kinderen:

                1.2. Jacobus Clarebout / Claerbout (26) (ged. Gijverinkhove, 10 dec 1640 (26))

                1.3. Maria Claerebout / Clareboudt (27) (ged. Gijverinkhove, 17 aug 1642 (27))

    1.4. Jan / Joannes Claerbout / Clareboudt (28) (ged. Gijverinkhove, 3/5 apr 1644) (28)

                1.5. Paulus Clareboudt (ged. Gijverinkhove, 11-3-1646) (51)

                1.6. Joanna Clareboudt (ged. Gijverinkhove, 28-10-1648) (52)

                1.7. Christiana Clarebout (ged. Gijverinkhove, 26 juli 1651) (29)

                1.8. Audomara Clarebout (ged. Gijverinkhove, 18 aug 1653) (30)

                1.9. Anna Clarebout (ged. Gijverinkhove, 6 dec 1654) (31)

                1.10. Cornelia Clarebout (ged. Gijverinkhove, 2 feb 1659) (32)

     

    Volgens Pilllyser (14) zijn de kinderen echter: Jean (1643), Paul, Pierre, Jacques, Jeanne, Cornelie, Jean

     

     

    2. Willemina (53b)(53c)(53d)(53e)(53f)(54) Claerbout (53)(54)

    (Sint-Rijkers, /1607 (14) – Izenberge, 12 (14) 18 (54) juli 1636 (54)(14))

     

    Volgens Pillyser (14) is ook Willemina een tante van Cathelijnne.

     

    & Jacobus (53a)(53b)(53c)(53d)(53e)(53f)(53g)(53h)(53i)(54) Jacques (14) Dehollandere (53a)(53b)(53c)(53d)(53e)(53f)(54)  Dehollander (14) De Hollander (53b) De Holandere (53d) (ged. Izenberge, 1600 - Hoogstade, 18 apr 1658) (14)

     

    kinderen (6), met kleinkinderen (14) 

    2.1. Jacoba (ged. Izenberge, 9-9-1623) (53a)

    doopheffers: Joannes De Haeck en Adriana uxor N Clarebout (53a)

    2.2. Joannes (ged. Izenberge, 26-01-1625) (53b)

    doopheffers: Joannes De Hollander en Joanna de echtgenote van Claude Clareboudt (53b)

    2.3. Jacoba (ged. Izenberge, 25-10-1628) (53c)

    2.4. Christianus (geb. Izenberge, 5, ged 8-03-1632) (53d)

    doopheffers: Glandius (= Claude) Clarebout uit de parochie en Catarina de echtgenote van Christianus De Holandere ook van onze parochie Izenberge.”(i)

    2.5. Henri (ged. Izenberge, 18-4-1634)(53e)

    2.6. Cecilia (ged. Izenberge, 26-6-1636) (53f)

     

    && met Christina Boudens

    kinderen:

    2.7. Petrus (ged. Izenberge, 22-12-1639) (53g)

    2.8. Joannes (ged. Izenberge, 6-12-1642) (53h)

    2.9. Christina (ged. Izenberge, 23-01-1644) (53i)

     

    Deze Jacobus De Hollander vinden we te Pollinkhove terug als dooppeter bij de doop van Petrus Claerbout, zoon van Carolus op 27 juni 1628 (33).

    Het is eigenlijk het enige argument dat we vonden om Willemina  tot de directe familie van Cathelijnne te rekenen.  Volgens de doopakte van Pieter, zoon van Claude (zie verder), de doopmeter Welemyne, dochter van Jaecques Clarebout (48b), dus niet Jan. Tenzij de vader van Caerle Jan Jeacques heet is Willemyne geen zuster van Carolus/Caerle.

    Tussen Willemyne en deze Claude is er overigens nog een verband waar Claude dooppeter is van Christianus, zoon van Willemyne (zie hierboven). Beide hebben vrijwel al hun kinderen in dezelfde parochie, Izenberge.

     

    3. Claudius (48)(49)(50) Claude (48a)(48b) Claerebout (48)(49)(50) Claerbout (50)

    (geb. / 1643)(14)

     

    Ook Claude is volgens Pillyser oom van Cathelijnne.

    We vinden een link van zoon Jan (als het deze is) met Maria, de zus van Cathelijnne.

    We vinden ook een link van dochter Petronille met de veronderstelde broer Jan van Carolus hierboven.

    Maar vooral: er is een Claude doopheffer bij de eerste dochter van Carolus, en zus van Cathelijnne,  Jacquemyntgen

     

    & Joanna (48a)(48b)(50) Janneken (48a)(48b) Jeanne (14) Vandenberghe (14)(50)

    (gest Sint-Rijkers 1652 (14))

     

    kinderen (4)(14):

    3.1. Jean (14) Jan (41) Claerebout van de parochie van St-Richardus (41)

    & Izenberge, 12 nov 1643 met Cornelie (14) Cornelia (41) Coene (14)(41)

    van Izenberghe (41)

    ouders: Guillielmus Coene & Maria NN (41)

    getuigen: Jacobus Claerbout uit Pollinchove en Maria de echtgenote van Guillielmi Coene en Jacoba de echtgenote Philipus Ghys uit Isenberghe. J Vereyphius pbr (pastor)(41))

     

    Wellicht deze Jan en echtgenote Cornelia Coene treden als doopheffers op bij de kinderen van Maria Clarebout en Jacobus De Danser; Maria is dan de zus van Cathelijnne, dus deze Claudius zal inderdaad een verwante, een broer zijn van Caerle, vader van Cathelijnne.

     

    3.2. Pieter (48a) Pierre Claerebout (48) Clarebout (48a) (ged. Izenberge, 11 (of 2?)-4 (48) -1622 (48)

    doopheffers: ?Jaspaer Coecke en Welemyne f[ili]a Jaecques Clarebout (48a)

     

    3.3. Claude (48b) Claudius Claerebout (48) Clarebout (48b) (ged. Izenberge, 12-5-1624 (48b)

    peter Jan Vanden Berghe en (meter) de echtgenote van Jacq[ue]s Clarebout (48b)

     

    3.4. Catharina (49) Catheline (14) Claerebout (49) (ged. Izenberge, 14-12 (49) -1625 (49)(14) - 1670 (14))

     

    3.5. Joanna (48c) Claerebout (48) Claerbout (48c) (ged. Izenberge, 27-8-1628 (48))

    doopheffers: Jo[ann]es Claerbout et Cornelia Vlaminck (48c)

     

    3.6. Anne (ged. 1629) (14)

               

    3.7. Petronilla Claerebout/Clarebout (50) (geb. Izenberge, 21, ged. 22-8-1635 (50)

    doopheffers: Jacobus Claerbout ex Isenberghe et Petronilla uxor Joannis Claerbout ex Ghyverinchove (50)

    Joannes is allicht hogervermelde Joannes gehuwd met Petronille Cools, vermoedelijke broer van Carolus.

     

    -

    In dezelfde periode is er nog:

    Jacobus Claerebout & Hoogstade, 10 juni 1618 met Maria Juerdike (f 53)

    = Jacobus Claerebout, zoon van Jacobus

    kinderen:

    1. Jacobus (ged Izenberge, 30-09-1619)

    doopheffers: Jacobus Clarebout, Anne et Maria echtgenote van Petrus Jeurdeke

    tekst: “ultima 7b 1619 jacobus fs Jacobi clareboudt testibus jacobus clarebout, anne et maria uxor p[et]ri jeurdeke” (i)

    2. Jacobus (ged. Izenberge, 24-01-1621)

    doopheffers: Pieter Jeurdeghe en echtgenote Jacobus Clareboudt

    tekst (scan 25): “24 janiarij1621 jacobo fs jacobi claerboudt sus[ceptores] p[iete]r jeurdeghe et uxor jacobi clareboudt” (i)

    mogelijk is deze dezelfde als de Jacobus hiervoor vermeld bij Petronilla, dochter van Claude, gezien de link juerdike

     

    mogelijk dezelfde?

    Jacobus Claerebout & Maria

                3? Maria (ged. 15-9-1628)

    doopheffers: Joannes De Smit en Laurentia Claerbout

    tekst (scan 42 rechts onder): “xve (15) septembris 1628 maria claerbout filia jacobi et maria susceptores jo[ann]es de smit et laurentia claerbout.” (i)

                4? Petronille (ged. 18-6-1630)

    doopheffers: Jacobus De Vos en Jacoba Clarebout

    tekst (scan 48 links bovenaan): “die 18 junij 1630 baptizata est petronela clarebout filia jacobi clarebout et mariae uxoris p[rese]ntis susceptores jacobus de vos et jacoba clarebout.”

     

    - Verder is er ook nog te Pollinkhove (in feite generatiegenoten van Cathelijnne):

     

    Jan / Joannes (1) Claerbout / Clarebout / Clareboudt  (ged /1592) & NN (ged /1592)

    kinderen:

    1. Jacobus Claerbout (f 35) (ged. Pollinkhove, 1615) index

    doopheffers: nicolaus leconte et maria ‘lansaels’

    tekst (scan 36 rechts bovenaan): “1615 dominica palmlicus baptizatus est proles joannis claerbout no[m]i[n]e jacobus quam susceperunt nicolaus leconte et maria ‘lansaels’” (na 31 maart en voor 8 juni, allicht palmzondag!)

    2. Petrus Claerbout (f 24) (ged. Pollinkhove, 28-9-1612) (index)

    doopheffers: Claudius Clareboudt et Marie De Cant

    tekst (scan 25 rechts boven): f 24 “ 7bris 23 proles jo[ann]is clarebout no[min]e petrus susceptores claudius clareboudt et marie de cant”  (i)

    3. Joannes Claerbout (f 29) (ged. Pollinkhove, 11-11-1613) (index)

    doopheffers: Jos De Waghewercke en Joanna Claerbout echtgenote van Claudis

    tekst (scan 30 rechts boven): f 29 “ proles jo[ann]is claerbout no[min]e joannis susceptores jos de waghewercke et joanna claerbout uxor claudis”  (i)

    4. Jacobus Claerbout (f 39) (ged. Pollinkhove, 6-5-1616) (index)

    doopheffers: Jacobus Claerbout en Petronella Moyaert” 

    tekst (scan 41 links bovenaan): f 39 “ ipso sanctissime …(23-5-1616) proles jo[ann]is claerbout no[min]e jacoba susceptores jacobo claerbout et petronella moyaert”  (i)

    5. Antonius Claerbout (f 46) (ged. Pollinkhove, 7-8-1618) (index)

    doopheffers: ‘suc..is’ en Joanna echtgenote van Joannis Cant

    tekst (scan 48 rechts onder): “ augustus 7e proles joannis claerbout no[min]e anthonis susceptientibis ‘suc..is’ et joanna uxoris joannis cant.”  (i)

    6. Abraham Claerbout (f 53) (ged. Pollinkhove, 27-01-1620) (index)

    doopheffers: Jacobus Vande Steene en Catharina ‘Acraest’ echtgenote van Anthonius De Zegher

    tekst (scan 55 links onderaan) “eodem die prolis joannis clarebout nomine abrahamynem susceptores jacobus vande steene et catharina ‘acraest’ uxor anthonij de zegher” (i)

    7. Philippus (f 59) (ged. Pollinkhove, 14-06-1621) (index)

    doopheffers: Philippus Dache en Elisabeth echtgenote van Martinus De Smit

    tekst (scan 61 links onderaan): “ xiiij mansis juny baptizavi gratiam … proles joannis claerbout no[m]i[n]e philippus quam susceperunt philippus dache et elisabeth uxor martini de smit” (i)

    8. Cornelius Claerbout (f 68) (ged. Pollinkhove, 2-2-1623) (index)

    doopheffers: Jo[ann]es Ceent en Adriana echtgenote van Jacobus Claerbout

    tekst (scan 69 rechts midden): f 68 “ ii februarij proles joannis claerbout no[min]e cornelius quam susceperunt jo[ann]es ceent et adriana uxor jacobi claerbout”  (i)

    9. Carolus Claerbout (f 78) (ged. Pollinkhove, 9-3-1625) (index)

    doopheffers: Cornelius Hobbele en Maria weduwe van Joannes Lien

    Dit zou kunnen zijn Cornelius Hobbele, vermoedelijk identiek aan Carolus Hobel, gehuwd met Maria Willaert (06-06-1617 – 12-12-1678), dochter van Joos (zie bij Willaert, generatie I)

    tekst (scan 79 rechts): f 18 “ nona martis 1625 baptizatus fuit carolus, f[iliu]s joanis claerbout, quem susceperunt cornelius hobbele et maria vidua joannis lien” (i)

    10. Guilielmus Claerbout (f 86) (ged. Pollinkhove, 6-4-1627) (index)

    doopheffers: martinus lab..re en joanna bleys

    tekst (scan 87 rechts midden): sexto die mensis aprilis anni millesimi sescentesimi vigesimi septimi baptizatus fuit filius joannis claerbout nomine guilielmus quam susceperunt martinus lab..re et joanna bleys”  (i)

    11. Maria Claerbout (f 95) (ged. Pollinkhove, 5-3-1629) (index)

    doopheffers: joannes ‘pavero’ et maria leconte

    tekst (scan 97 rechts onder): quinto die mensis martii anni millesimi sescentesimi vigesimi noni baptizatus fuit prolis joannis claerbout nomine maria quam susceperunt joannes ‘pavero’ et maria leconte”  (i)

     

     

    Nog in Pollinkhove:

     

    Jan Claerbout (f 105) (ged. 5-2-1631) (index) zoon van Nicolaus

    doopheffers: claudius claerbout ex izenberghe et cornelia slembrouck ex sinte richaris

    tekst (scan 106 rechts boven): anno millesimo sescentesimo trigesimo primo quinto die mensis februarii, ego infrascriptus baptizavi joannem filium nicolai claerbout et maria van[de] b/veyse conjugum natum die quarto, susceptores fuerunt claudius claerbout ex izenberghe et cornelia slembrouck ex sinte richaris”  gerardus de jonckheere pastor (i)

    Zoals we zien is er bij deze Joannes weer een link met Claudius uit Izenberge (bij nr. 9 Jan), en daar is ook iemand bij van Sint-Rijkers.

     

    Die iemand uit Sint-Rijkers, namelijk Cornelia Slembrouck is allicht verwant met Maerten Slembrouck, bewoner te Sint-Rijkers van een door Cathelijnne geërfd stuk land van haar moeder. (zie staat van goed (4))

     

     

    Bespreking ouders

    We hebben wel namen, maar daarmee nog geen gegevens over de plaats waar Cathelijne’s familie (ouders, grootouders) vandaan kwamen. Uit haar staat van goed (4) blijkt dat ze via haar ouders gronden erfde vooral uit Sint-Rijkers, maar ook uit Pollinkhove, Keyem en Handzame.

     

    Keiem ligt zo’n 8 km benoorden Diksmuide, nog in de buurt van de IJzerrivier. Handzame ligt eveneens in de buurt van Diksmuide, zo’n 8 km ten oosten ervan, terwijl Sint-Rijkers zeker 10 km ten zuidwesten van Diksmuide ligt, nog op een goeie 4 km ten noordwesten van Pollinkhove. Mogelijk heeft deze tak van de Claerebouts dus wel een kleine migratie achter de rug.

     

    De doopdata van ouders, ooms en tantes vallen ca 1600, dat is net voor de parochieregisters. Huwelijken en begrafenissen zijn mogelijk wel terug te vinden, zie een kort overzicht van de gegevens over de belangrijkste parochies na de Staat van Goed van Cathelijne wat verder hierna. Het weesepampier waarin de erfenis van haar ouders beschreven staat dateert volgens de Staat uit 1634. We weten echter niet of dit de erfenis van vader of van moeder is. Van beide hebben we overigens geen begrafenisgegevens.

     

    Zoals reeds vermeld vinden we dat Carolus, vader van Cathelijnne, uit Sint-Rijkers afkomstig was. In 1616 vonden we hem als peter in Hoogstade. Daarna zijn er de doopgegevens van zijn kinderen te Hoogstade, waar Jacquemyntgen in 1620 en Cathelijnne in 1623 geboren worden. Dus hij woonde met zijn echtgenote een aantal jaren in Hoogstade. Daarna was er wellicht de geboorte van Mayken, waarvan de geboorteplaats en –datum ontbreekt, maar we vermoeden 1624-1625. Tenslotte moeten de ouders in Pollinkhove zijn komen wonen, waar dan Jan in 1626, Pieter in 1628 en Petronella in 1630 geboren zijn. Van Adriana tenslotte vonden we behalve de datum van de begrafenis geen andere gegevens. De laatste schriftelijke vermelding van vader Caerle is op 31 december 1642, nog steeds te Pollinkhove, als peter bij de doop van Franciscus Brunooghe, zoon van Guillielmus uit Beveren.

     

    In de belangrijkste plaats, Sint-Rijkers, zie verder, beginnen de parochieregisters helaas te laat om hier relevante gegevens te kunnen aandragen (dopen en huwelijken vanaf 1664, begrafenis vanaf 1697, vroegste gegeven: doop Clarebout 1666). Misschien is er meer te vinden in de staten van goed (mogelijkheid tot verder onderzoek).

    Dat Carolus van Ste Ricquiers afkomstig was (61), klopt met de gegevens van Pillyser over zijn broers en zusters. Bij de door Pillyser gegeven ooms en tantes is er een Willemina

    (Guillemine) uit Sint-Rijkers afkomstig en de vrouw van een Claudius (Claude) is er gestorven. Het klopt ook met de ligging van het merendeel der gronden die Cathelijne van haar ouders erft.

    Verder zijn er bij neven en nichten vooral linken met Gijverinkhove en Izenberge, in de direkte westelijke buurt van Sint-Rijkers.

     

    Tenslotte vonden we nog een Joanna Claerbout uit Sint-Rijkers, allicht ook een verwante, als doopheffer op 25 juli 1637, bij Joanna Vanden Berghe, dochter van Joannes en Francisca Vos. Ook de dooppeter is van Sint-Rijkers. (58) Zie hierboven bij Claudius, gehuwd met een Vanden Berghe. Die heeft wel een dochter Joanna, maar die is te jong, want geboren in 1628.

    Zie ook bij Jacobus, waar de naam Vos eveneens opduikt.

     

    Wat Hoogstade betreft zijn er doopgegevens vanaf 1602, huwelijken vanaf 1610 en begrafenissen vanaf 1675. We vermeldden alle beschikbare gegevens.

     

    In Handzame vinden we dopen van kinderen van Anna Claerbout/Claerboudt & Petrus Lenbrouck/Jan Vanhuyllenbroucq/ck/Vanhelebrouck/vanhallebrouck van 1635 tot 1651.

    Van Keiem zijn maar doopgegevens bewaard vanaf 1703.

     

    Dqan is er tenslotte nog Pollinkhove. Dopen vanaf 3-1-1606.

    Gegevens over huwelijken werden nog niet voor alle naamvarianten bekeken. Totnogtoe geen Carolus gevonden.

    Begrafenissen: idem. Probleem: geen inventaris uit Pollinkhove.

     

    We hebben ook de Brunooghes nog opgezocht en vinden daarin nog enkele interessante aanwijzingen.

     

    Guilielmus (57)(61)/ Guillielmus (59)(60) Brunoghe (57)(59)(60)(61)/ Bruinooghe (57)(59) uit Beveren (61)

    & Anna (60)(61) / Joanna (57)(59) Marens (57)(59) / Maerens (59) / Maerten (61)

    kinderen:

    1. Joanna Brunoghe (Bruinooghe) (geb Pollinkhove, 31 mei, ged 3 juni 1635)(57)

    doopheffers: Jacobus Brunoghe uit Beveren en Joanna van comme uit Stavele (57)

    2. Jan / Joannes Brunoghe (Bruinooghe) (geb Pollinkhove 5, ged 6 juli 1637)(59)

    doopheffers: Joannes Maeren uit Stavele en Joanna Brunoghe uit Beveren (59)

    3. Guilielmus (Guilinus) Brunoghe (geb Pollinkhove, ged 24 februari 1639)(60)

    doopheffers: Joannes Brunoghe …ckerckamus en Christina Vermeersch uit Stavele (60)

    4. Franciscus Brunoghe (geb. Pollinkhove, 30, ged. 31 dec 1642)

    doopheffers: Carolus Claerboudt uit Sint-Rijkers en Francisca Bouden uit Stavele (61)

     

    Vader Guillielmus Brunooghe is van Beveren, en zijn echtgenote (Jo)anna Maerens meer dan waarschijnlijk van Stavele. De kinderen worden evenwel in Pollinkhove geboren. Dus dezelfde dorpen als gelinkt aan Jan Metsu. Er zijn hier nog linken met Stavele: Christina Vermeersch en Francisca Bouden.

     

    De naam Cloet (moeder van Cathelijne) vinden we terug in Lo in 1655, in de lijst weerbare mannen van de kasselrij Veurne: 3 mannen (18). We hebben geen verdere opzoekingen gedaan via de parochieregisters.

     

     

    Bespreking broers en zusters

     

    Cathelijne zou volgens Pillyser de oudste zijn van vier kinderen, de anderen zijn Joannes, Mayken en Jacob. (bron: (13?)(14)).

    Uit de Staat van Goed van Cathelijne blijkt echter dat het land dat ze erfde van haar ouders verdeeld werd als volgt. Maijken en Jan waren al overleden en hun deel ging naar hun kinderen, resp. Mechlyncken en Pieter. Daarnaast had Cathelijne nog twee zusters, die eveneens overleden waren voor de staat van goed: Adriaencken en Jaecquemyncken. Hun deel werd verdeeld over Cathelijne, Mechlyncken en Pieter. Maar er is nog sprake van een andere Pieter, wiens akte verleden werd in 1664, en waarvan de grond ook over dezelfde drie verdeeld werd, wat klopt met de totaalsom van de landen afkomstig van Cathelijnes ouders. Dat is wellicht ook een broer, hoewel het niet zo wordt vermeld in de Staat.

     

    Via de parochieregisters is het puzzelen over wie bij wie hoort, bemoeilijkt door de schrijfvarianten van de naam, en vooral door gebrek aan begrafenisgegevens uit Pollinkhove. We beperkten ons tot Clareboudt / Clarebout, Claereboudt / Claerebout, Claarboudt / Claarbout, en dezelfden met K.

     

    Gegevens over de mogelijke broers en zussen:

     

    1. Jacquemyncken (4)/  Jacquemyntgen (66), in het doopregister met vader Carolus (ged. Hoogstade, 20 dec 1620); doopheffers Glande = Claude Clarebout en Jaquemyntgen “Mumens”.” (i)

     

    2. Cathelijnne

     

    3. Mayken () Maijken (4) Marie (14) Maria (39) Joossyncken Clareboudt (4) Claerebout (14)(15)(16) Claerbout (39) (gest /5 feb 1666)

    & Izenberge, 16 jan 1644 met Michel (14) Michiel (4)(39) Bruineel (4) Bruneel (14)(39)

    kinderen:

    1. Mechlijncken Bruneel (minderjarig op 5 feb 1666) (4)

    (niet gevonden in doopregister Izenberge)

    Mogelijk is dezelfde Michael Bruneel voordien te Oostvleteren gehuwd op 10-2-1641 met Maria Snick (f 5)

     

    Allicht dezelfde als Maria Claerebout

    & Jacobus Danser

    kinderen:

    1. Maria Danser (ged. Pollinkhove 22-3-1650 f 196)(62)

    2. Petronella Danser (ged. Pollinkhove 6-4-1653 f 207)(63).

    Bij Maria is een Joannes Clareboudt dooppeter, bij Petronilla diens echtgenote Cornelia Cleenens? = Coene? of wie anders? Dat stemt niet overeen met broer Joannes of oom Joannes, enkel met de zoon Jan van Claudius, gehuwd met Cornelia Coene (zie hoger). Dat zou er op wijzen dat Claudius wel degelijk tot de familie behoort.

    Deze Jacobus Danser werd de wettelijke voogd van de kinderen van Jan Metsu en Cathelijnne Clarebout na haar overlijden.

     

    4. Joannes (4)(6)(15)(16)(17) Jan (13) Clarebout (6) Clareboudt (8) Claerebout (14)(15)(16)(17) Claerbout (ged. ?Pollinkhove, 20 aug 1626 (35) - Leisele, 1659 (6)(13)(14))

     

    & Hoogstade, 22 oktober 1650 (64) met Jacquemynken (6)(15) Jaecquemynken (16) Jacoba (13)(64) Jacqueline (14) Dedier (6)(14)(64) De Dier (13)(16) Didier (15) (gest. Houtem, 1676 (3)(14))

    21-01-2014, 20:11 Geschreven door ivometsu  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Tags:Massu,Metsu,Clareboudt,stamboom,Pollinkhove,Hoogstade
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.6.2.1. Jan Massu/Metsu (II)

    6.2.1. Jan Massu/Metsu

    versie 03.01.2014; DE ‘TWEEDE’ GENERATIE.doc

     

     

    Joannes (2)(3)(7)(8)(10)(14)(15)(16)(17)(18)(19) / Jan (4)(5)(6)(8)(9)(11)(12)(13)(20)  MASSU (2)(12)(13) MESU (3)(9) MESSU (6)(17) METSU (4)(5)(7)(8)(10)(11)(14)(15)(16)(18)(19) METSUE (8) [generatie X]

    (° Beveren? (2), ca.1606 (1)(3) – begr. Pollinkhove (3)(6), 20 dec 1680 (3)(6)), keurbroeder van Veurne (6), landbouwer

     

    Vermoedelijk is dit de Jan METSU, met rapier, vermeld te Pollinkhove voor 1655.

    (in : R. Haghebaert, De Weerbare mannen in de kasselrij Veurne in 1655, uitg. Oostende, 1977, p. 180.)

     

    Bronnen:

    (1) doop: geen gegevens tot nog toe!. We hebben eerst gezocht in Stavele, waar de doopregisters beginnen in 1599. Ook in Pollinkhove niets gevonden, daar beginnen ze pas in 1606. Maar : er is een intrigerende vermelding bij het huwelijk van Joannes (II) Metsu & Cathelijne Clarebout, dat Joannes (II) afkomstig is uit Beveren: “ … in de echt verbonden Joannes Metsu  uit Beveren en Catarina Clareboudt, Hoogstade …” (par. huw.reg Pollinkhove, f 1823 (2))

    In de doopregisters van Beveren vonden we hem echter niet. Om helemaal zeker te zijn bekeken we alle doopakten van 1608 tot 17 feb 1630, dus vanaf de start van het register in Beveren, tot een 17 jaar voor zijn eigen huwelijk. We zitten dus met een eerste hiaat van twee jaar nà het huwelijk van zijn ouders te Stavele tot de start van het register, en daarnaast blijkt er in de registers (scan 3) nog een hiaat van 29-6-1609 tot 20-1-1613, dus ook nog een mogelijk cruciale periode, gesteld dat de ouders na hun huwelijk naar Beveren verhuisden en daar hun eerste kind(eren) kregen.

    Afkomstig uit betekent overigens niet altijd geboren te. Hij kan er ook gewoond hebben voor zijn huwelijk. Daarom bekeken we in de doop- en huwelijksakten nog alle vermelde getuigen, die hier in Beveren zeer nauwgezet werden vermeld, in de hoop dat de ouders mogelijk elders nog als getuigen optraden, doch het resultaat was negatief: nergens Maria Willaert noch Joannes Massu/Metsu. Als ze al in Beveren (nog) leefden, stonden ze dus niet in een nauw contact met familieleden of bekenden daar.

    Tenslotte kwam recent de ontknoping bij het opzoeken van het begrafenisregister: hier staat vermeld dat hij ongeveer 75 was toen hij overleed, zie (3)! Met 75 jaar zouden we uitkomen op een geboortejaar 1605 (20 december 1680 – 75 jaar), wat dus valt vóór de huwelijksdatum van zijn ouders (eind augustus 1606)! Er staat wel ongeveer, dus het is wellicht toch een goede inschatting. Hoogstwaarschijnlijk mogen we wel uitgaan van een geboortedatum dicht na dat huwelijk, dus nog in 1606 of 1607. Dat valt net vóór de start van de doopregisters in Beveren, dus dat zou goed kunnen.

    (2) parochiale huwelijksregister van Pollinkhove van 1647

    klapper: Jan Massu & 28 jan 1647 Catharina Claerbout, f 1823 (PWVi)(i)

    tekst (sc 83 links bovenaan): “Anno 1647, die 21 januarij premissis tribus bannorum denuntiationibus per verba de presenti, ego infrascriptus lector ecclesie parochialis de pollijnchove presentis coniunxi matrimonio joannem massu ex beveren et catarinam clareboudt, hoogestade presentis testibus domino joanne heurlebout ex pollynchove et petro valcke cassodus subscribebatur anto[nius] van[den] berge pastor.” (i)

    ”Op de 21e januari 1647 na drie bannen afgekondigd in voorafgaande missen, heb ik onderschrevene lektor van de parochiale kerk van Pollinkhove met mondelinge instemming in de echt verbonden Joannes Massu uit Beveren en Catarina Clareboudt, Hoogstade in aanwezigheid van de getuigen de heer Joannes Heurlebout uit Pollynchove en Petrus Valcke cassodus subscribebatur Antonius van[den]Berge pastoor.” (i)”

    (3) parochiale begrafenisregisters van Pollinkhove f. 485 (i).

    tekst (scan 19):“Die vigesima mensis decembris anno millesimo sescentesimo octogesimo obijt joannes mesu, vir conjugatus annorum circiter septuaginta quinque sola extrema nuctione susciepta propter subitaneum morbum; sepultus est in cemeterio.”(i)

    vertaling: “Op 20 december 1680 stierf joannes mesu, man gehuwd van ongeveer 75 jaar, na alleen de laatste hostie? te hebben ontvangen, wegens plotseling overlijden). Hij is begraven op het kerkhof.” (i)  

    (4) Staat van Goed Joannes METSU [betrokkene zelf dus] (Pollinkhove, 37.144) gest 20 dec 1680, in Cailliau, deel 19 (i), zie kopie en transcriptie hierna.

    In de tekst is het “Jan Metsu zoon van Jan en … dochter van …. Willaert” (folio 1r), die gestorven is op 20 december 1680.

    (5) Madelrye Rekeninghe cf Jan Metsu [hemzelf] (Pollinkhove, 16.747) gest. 20 dec 1680, rekening anno 1682 (P). Zie kopie en transcriptie hierna.

    In de tekst is het “Jan Metsu zoon van Jan Metsu en … Willaert” (folio 1r).

    (6) Staat van Goed van Catharina Cathelijne Clareboudt [de eerste echtgenote] (Pollinkhove, nr. 34.114) gest. 5 feb 1666, in Cailliau, deel 16 (i) Zie kopie en transcriptie hierna.

    In de tekst is het “Jan Messu” (voorblad), “Jan Messu filius Jan” (folio 1r) “Jan” (14 v);

    (7) Staat van Goed Vincent Bousin [schoonzoon]) (Pollinkhove, 19.055) gest 8 jan 1699, in Cailliau, deel 10 (i): in zijn versie Johannes Metsu, vader van Marie Metsu.

    (8) Staat van Goed Cathelyne Masyn [schoondochter] (Pollinkhove, 25.276) gest 20 apr 1683, in Cailliau, deel 13 (i): Jan Metsue filius Jan… Jan Metsu is blijver en madelaere; Cailliau: Joannes Metsue filius Joannes. De schrijfwijze in het origineel is zeker Jan, en er staat de tweede keer zeker Metsu, de eerste keer mogelijk Metsue.

    (9) Staat van Goed Jacques MESU [zoon] (Houtem, 4843) gest 29 sep 1699, in Cailliau, deel 4 (i), volledige kopie en transcriptie in bijlage (i)

    in de tekst is het “Jaecq[ue]s Mesu filius Jan de soone Jan gewonnen bij …. ende den overleden bij catheline fi[li]a carel clareboudt” (f 1r)

    (10) Staat van Goed Jan Metsu [zoon] (Pollinkhove, 37.075) gest 20 juli 1690, in Cailliau, deel 19, volledige kopie en transcriptie in bijlage (i).

    In de tekst is het Jan Metsu (voorblad), Jan Metsu filius Jan (f 1r)

    (11) Rekening of Staat van Goed? Janneken METSU [dochter] (Pollinkhove, 23.014), gest 12 nov 1692 in Notaboekje Pierre: “ Janneken Metsu filia Jan”

    (12) parochiaal doopreg. Pollinkhove

    klapper: Jan Massu, zoon van Jan Massu & Catharina Klaerbout, ged. 30 okt 1647, f 191  (i)

    tekst (scan 299 links onder): “infras[criptus] rector ecclesiae de pollynchove 30 oct[o]b[ris] baptizavit joannem filium joannis massu et catharine claerbout conjugum susceptoribus joanne claerboudt et anna de wyndt utrisque ex pollynckhove subscribebatur jacobus meinaert” (i)

    (13) parochiaal doopreg. Pollinkhove :

    klapper: Maria Massu, dochter van Jan Massu & Catharina Klaerbout, ged. 15 nov 1649 f 199 (i)

    tekst (scan 309 rechts midden): f 308! “xva 9bris 1649 baptizavi inf[rascriptus] Mariam, filiam joannis metsu et catharinae claerbouts conjugum susceptores erant joannes claerbout ex pollynckhove et mariae tue ex proven subscribebatur jacobus meinaert pastor (i)

    (14) parochiaal doopregister Pollinkhove:

    klapper: Metsu Petrus,  met vader Jan en moeder Catharina Claerebout, ged. 28 sept 1651, f 200 (i).

    tekst (scan 326 links onder en rechts boven): f 325! “xxviijo 9bris (28 november) ego infrascriptus baptizavi petrum filium joannis metsu et catharinae claerbout conjugum natum 27 huius susceptores petrus claerbout de isenberghe habitans judoco van houcke, et francisca uxor francisci ‘bougen’ de pollynckhove, subscribebatur georg van wervyke pastor in pollyn[chove].” (i)

    (15) parochiaal doopreg. Pollinkhove:

    klapper: Catharina Metsu, vader Jan en moeder Catharina Claerebout, ged. 2 nov 1653, f 209 (i).

    tekst (scan 345 links onder en rechts boven): f 344! “ijo 9bris (2 november) 1653 ego infrascriptus baptizavi catharinam filiam joannis metsu et catharinae claerbout natam 31a vesperi susceptores petrus clarebout et maria uxor annaert ‘lammen’ ex ste richario, subscribebatur georg van wervyke pastor in pollyn[chove].” (i)

    vertaling: “De 2de november 1653 heb ik onderschrevene catharina gedoopt, de dochter van de echtelieden joannes metsu en catharina claerbout, geboren de 31ste ‘vesperi’, doopheffers (waren) petrus clarebout en maria de echtgenote van annaert ‘lammen’ uit sint rijkers, onderschrevene georg van wervyke pastoor in pollyn[chove].” (i)

    (16) parochiaal doopregister Pollinkhove:

    klapper: Metsu Jacobus, vader Jan, moeder Catharina Claerebout, ged. 1 dec 1655, f 217 (i).

    tekst (scan 367 links onder): f 366 “ia xbris (1 dec)1655 ego infrascriptus baptizavi jacobum filium joannis metsu et catharinae claerbout conjugum natum 28 huius ‘mane corta septerio’ susceptores jacobus claerbout ex ste richario et do[mice]lla joanna u[xor]e fran[cis]ci van[de] kellenaere ex pollynchove, subscribebatur georg van wervyke pastor in pollyn[chove].”(i)

    vertaling: “De eerste december 1655 heb ik onderschrevene jacobus gedoopt, de zoon van de echtelieden joannes metsu en catharina claerbout, geboren de 28ste van dezelfde (maand) ‘mane corta septerio’, doopheffers waren jacobus claerbout uit sint rijkers en mevrouw joanna, de echtgenote van franciscus de kellenaere uit pollynchove, onderschrevene georg van wervyke, pastoor in pollynchove.” (i)

    (17) parochiaal doopregister Pollinkhove:

    klapper: Messu Jan Jacobus, vader Jan en moeder Catharina; ged 14 feb 1658, f 230 (i).

    tekst (scan 394 rechts onder en 395 links boven): f 394 “i4a februarij 1658 ego infrascriptus baptizavi joannem jacobum natum i2a joannis messu et catharinae conjugum susceptores fuerunt lambertus desiderloo et jacoba de wint ambo ex pollynchove, subscribebatur f verhaege cacellanus”(i)(ik lees sacellanus, mogelijk wel: cacellanus of zelfs capellanus??)

    (opm. op scan 10 rechts boven ook een lamberto ..iderlo)

    vertaling: “De 14de februari 1658 heb ik onderschrevene joannes jacobus gedoopt, geboren de 12de, van de echtelieden joannes messu en catharina, doopheffers waren lambertus ‘desiderloo’ en jacoba de wint, beide uit pollynchove, onderschrevene v verhaeghe kapelaan” (i)

    (18) parochiaal doopregister Pollinkhove:

    klapper: Metsu Jacobus, vader Jan en moeder Catharina Claerebout, ged. 26 feb 1662, f 245 (i)

    tekst (scan 427 links midden): “26a februarij 1662 ego infrascriptus baptizavi jacobum filium joannis metsu et catharinae claerbout conjugum natum 24 dixit mensis susceptores fuerunt jacobus minne et maria claerebout uxor jacobi dansser ambo ex pollynckhove  subscribebatur j croije pastor” (i)

    vertaling: “De 26e februari 1662 heb ik onderschrevene jacobus gedoopt, de zoon van de echtelieden joannes metsu en catharina claerbout, geboren de vierentwintigste van de voorzegde maand, doopheffers waren jacobus minne en maria claerebout, de echtgenote van jacobus dansser beide uit pollynckhove,onderschrevene  j croije pastoor”(i)

    (19) parochiaal doopreg Pollinkhove:

    klapper: Metsu Joanna, vader Jan en moeder Catharina Claerebout, ged. 10 jan 1666, f 288 (i).

    tekst (scan 118 rechts onder): “decima januarij anni millesimi sescentesimo sexta (1666) ego infrascriptus baptizavi joannam filiam joannis metsu et catharinae claerebout conjugum natam septima mensis predicti susceperunt jacobus de dansser et maria ‘seuse’ uxor jacobi minne ambo ex pollynckhove  j troijer pastor” (i)

    vertaling: “Op 10 januari van het jaar 1666 heb ik onderschrevene joanna gedoopt, de dochter van de echtelieden joannes metsu en catharina claerebout, geboren de zevende van de voorzegde maand, doopheffers waren jacobus de dansser en maria ‘seuse’ de echtgenote van jacobus minne beide uit pollynckhove, j troijer pastoor”(i)

    (20) Staat van Goed Pieter Ignatius Maziere [zoon uit 1e huwelijk van schoondochter, die daarna huwde met zoon Jacques] (Houtem, 2.731), in Cailliau Deel 2 (i)

    (21) parochiaal huwelijksregister Pollinkhove:

    tekst (scan 58 links midden): f 1876 “Ego infrascriptus die decima mensis junij anno millesimo sescentesimo octogesimo primo, praemissis tribus bannorum proclamationibus per verba de presenti atque in facie ecclesiae matrimonio coniunxi joannem mesu et catharinam masijns ambo ex pollynchove, presentibus testibus jacob mesu, jacobo maes juniore, et ‘henruo’ makereel hoc ex loo, et alijs ex pollynchove suscriptus passchiers de rein pastor in pollynchove.” (i)  

    vertaling: “Ik onderschrevene heb op de tiende van de maand juni 1681, na drie bannen te hebben verkondigd voor missen met mondelinge instemming van de aanwezigen en voor de kerk joannes mesu en catharina masijns beide uit pollinkhove in het huwelijk verenigd, in aanwezigheid van de getuigen jacob mesu, jacob maes junior en ‘henruo’ makereel deze uit lo, en de anderen uit pollinkhove, ondertekend passchiers de rein pastoor in pollinkhove.” (i)

    (22) parochiaal huwelijksregister Pollinkhove:

    tekst (scan 66 links midden): f 1884 “Ego infrascriptus die decima septima mensis octobris anno millesimo sescentesimo octogesimo tertio, praemissis tribus bannorum proclamationibus per verba de presenti atque in facie ecclesiae matrimonio coniunxi joannem messu et franciscam willems ambo ex pollynchove, presentibus testibus joanne willems, petro willems, jacobo de pre omnibus ex pollynchove. passchiers de rein pastor in pollynchove.” (i)

    vertaling: “Ik onderschrevene heb op de zeventiende van de maand oktober 1683, na drie bannen te hebben verkondigd voor missen met mondelinge instemming van de aanwezigen en voor de kerk joannes mesu en francisca willems beide uit pollinkhove in het huwelijk verenigd, in aanwezigheid van de getuigen joannes willems, petrus willems, jacobus de pre, allen uit pollinkhove, passchiers de rein pastoor in pollinkhove.” (i)

     

    & Pollynchove, 28 jan 1647 met Catharina / Catherine / Cathelijne Clareboudt / Clarebout / Claerebout / Claerbout (° en gedoopt Hoogstade, 26 mrt 1623 - Pollinkhove, 5 feb 1666)

    ouders: Carel Clareboudt en Laurensken Kloets

    bespreking zie hierna.

    kinderen: zie na Clareboudt en uitgebreider in generatie III.

     

    && Pollinkhove 29 apr 1670 met Catharina / Janneken Wareboudt / Waereboudt / Warenboudt / Warebouts (° ca 1645)

    ouders: Pieter Warenboudt ca 1613

    voorheen gehuwd met De Witte Augustinus met één kind: Janneken.                                            

    bespreking na Clareboudt

    geen kinderen bekend met Jan Messu (II)

    Bespreking Jan Massu/Metsu

     

    1. De naam

     

    Opmerking. We houden bij de bronnen geen rekening met de versie in de klappers als de akten beschikbaar zijn. De klappers zijn immers van veel latere datum en wijken soms lichtjes af van de akten.

     

    In de kerkelijke bronnen (doop-, huwelijks- en begrafenisregister van hemzelf, doopregister van de kinderen) is de (voornaam) natuurlijk verlatijnst tot Joannes. Maar in de burgerlijke bronnen (staat van goed van hemzelf, opvolgende rekening, staat van zijn vrouw, maar ook bij staten van kinderen en hun partners) is het éénsluidend Jan.

     

    Wat de familienaam betreft is het aanvankelijk nog Massu (huwelijksregister (1647), doopregister eerste twee kinderen (1647 en 1649)), maar daarna wordt het Metsu (doopregisters 1651, 1653, 1657, 1662, 1666), met één keer Messu (1658). In de staat van echtgenote Catarina is het Metsu (1666), bij zijn eigen begrafenis Mesu (1680), maar dan in zijn staat van goed (1680) en rekening weer Metsu (1682), zoals ook in de staten van goed van kinderen (Johannes, 1691), en hun partners (Bousin, echtgenote van Marie, 1699; Provoost, echtgenoot van Joanna, 1705). Er zijn er meer dan hier vermeld, dus het beeld kan nog worden vervolledigd. We merken nog op dat bij het huwelijk van zijn zoon Joannes met Masijns, de schrijfwijze Mesu nog voorkomt (1681), evenals in de staat van goed van zoon Jaecques (1699).

     

    Het interessante is dat we dus in Pollinkhove de klankverandering van “a” naar “e” zien optreden. We weten uit Pollinkhove, dat er toen al METSU’s woonden daar (zie het stuk over onze zoektocht naar de eerste naamgenoten in Pollinkhove), zonder dat tot nog toe een rechtstreekse verwantschap kon worden aangetoond. Het is echter wel aannemelijk dat door het voorkomen van de naam op die plaats en in die periode assimilatie plaats vond van de tak MASSU naar de voorkomende naam METSU. Ook in Stavele kwam de naam Metsu trouwens reeds voor, in een stuk van de abdij van Eversam uit 1574. Andere Metsu duiken daar pas op vanaf 1640. Voordien hebben we Massu en Metsu (zie het stuk over onze zoektocht naar de eerste naamgenoten in Stavele).

     

    We zullen deze voorouder dus aanduiden als Jan Massu/Metsu (II)

     

     

    2. Levensloop:

     

    Hoewel we de juiste geboortedatum niet kennen, zijn er voldoende aanwijzingen om te besluiten dat het 1606-1607 zal zijn geweest, en vermoedelijk te Beveren.

     

    We weten niets af van zijn levensomstandigheden vóór zijn huwelijk. In zijn staat van goed zijn er geen sporen van bezittingen van zijn ouders. Uit de staat van goed van zijn eerste echtgenote en die van hemzelf blijkt dat hij landbouwer was. We kunnen aannemen dat dat ook bij zijn ouders het geval was.

     

    Zie verder na Clareboudt: Bespreking Jan Massu/Metsu en Cathelijne Clareboudt

    Bespreking Jan Massu/Metsu en Cathelijne Clareboudt

     

    Jan Massu/Metsu huwde tweemaal, de eerste keer op 28 jan 1647, vermoedelijk 40 jaar oud, te Pollinkhove, met Catharina / Cathelijne Clareboudt, bijna 24, uit Hoogstade (daar geboren).

     

    Cathelijne kwam uit een grote familie en had in 1643 wel enige eigendom geërfd van haar ouders.

    - Zo is er een stuk land met hofstede te Sint-Rijkers van 12 lijnen 24 roeden, dat ze deelde met vermoedelijk nog 5 zussen en broers. Naargelang die overleden, sommigen zonder nakomelingen werd hun aandeel herverdeeld onder de overlevenden. Toen Cathelijne later overleed, waren blijkbaar alle zussen en broers gestorven, want het stuk werd uiteindelijk in 1664 verdeeld in drie: naast Cathelijne nog met de zoon van haar overleden broer Jan en met de dochter van haar overleden zus Maijken. Voor Cathelijne uiteindelijk 5 lijnen 44 roeden.

    - Daarnaast waren er nog stukken land in Sint-Rijkers, Pollinkhove, Handzame en Keiem.

    Hier ging het om 6 lijnen 22 roeden voor Cathelijne, waar in 1664 bij het overlijden van de laatste broer Pieter door de herverdeling nog 2 lijnen 7 roeden bijkomt.

    - In totaal had ze dus tenslotte 13 lijnen 73 roeden of 4 gemeten 1 lijn en 73 roeden.

     

    Op het huwelijk was iemand van aanzien getuige, want hij wordt als heer (dominus) betiteld, namelijk heer Joannes Heurlebout uit Pollinkhove. Bij de tweede getuige, Petrus Valcke staat vermeld: cassodus (vertaling nog onbekend).

     

    Samen kregen ze 8 kinderen, alle te Pollinkhove geboren. Het eerste kind, een zoon, Jan, kwam er al vlug (30-8-1647). Daarop volgden Marye (1649), Pieter (1651), Cathelyncken (1653), Jacobus (1655), Jan Jacobus (1658), Jaecques (1662) en tenslotte Janneken (5-2-1666), dezelfde dag dat Cathelijne stierf dus, en het is waarschijnlijk dat dat te maken heeft gehad met de laatste geboorte.

     

    Toen Cathelijne stierf, waren veel kinderen dus nog jong. De opgegeven leeftijden in de staat kloppen wel niet altijd precies met hun gekende geboorte- en doopdata. De oudste zoon zou dan al meerderjarig (18 j) zijn. Maar we vinden hem totaal niet terug in de staat, wel de daaropvolgende oudste zus Marye/Marij met 15 j i.p.v. 16 j, Cathelyncken met 10 j i.p.v. 12 j, Jan met 8 jaar i.p.v. net géén 8 jaar voor Jan Jacobus, Jaecques met 4 jaar i.p.v. net géén 4 jaar, en het pasgeboren Janneken. In de staat zijn er dus 5 minderjarige wezen voor de erfenis van hun moeder, en hun voogd is Jaecques De Danser. Hieruit besluiten we dat de oudste zoon Jan voordien overleden moet zijn, evenals de tweede zoon Pieter, en de derde zoon Jacobus.

     

    Jan Massu/Metsu en zijn vrouw Cathelijne beschikten blijkbaar over een zeker kapitaal, want ze leenden 768 pond aan Vincent Bouden filius Vincent, en 384 pond aan twee kinderen van Nicolais Baselen.

     

    Vincent Bouden, zoon van Vincent is vermoedelijk hun toekomstige schoonzoon. Een Vincent Bouden, zoon van Vincent huwt immers op 31-jarige leeftijd met oudste dochter Marie op 3 mei 1667 te Pollinkhove (pas achttien op 15 november).

    Tegenover de lening staat wel een borg: bezet op 17 gemeten 1 lijn 10 roeden land, in de Westrekkemhoek te Pollinkhove waar hij woont. De rente is 48 pond per jaar (1/16e van het kapitaal, als gebruikelijk),  jaarlijks te betalen op 16 december. Dat staat in een wettelijk document gepasseerd voor de schepenen en keurheren van de kasselrij Veurne, getekend

    door A. De Pours, en voorzien van een zegel van groene was op twee linten (staarten) van perkament.

     

    Tegenover de andere lening staat geen borg, maar dit heeft allicht te maken met de status van de betrokkenen. Cornillie Baselen heeft als voogd sieur Adriaen Outtersoone en Marij als echtgenoot Jacob De Baenst. Deze obligatie is getekend op 5 juli 1665 door Outtersoone en De Baenst. Dat is niet lang voor Cathelijne’s overlijden (feb 1666). De rente bedraagt 24 pond per jaar, dus eveneens 1/16e van het kapitaal.

     

    Het begrip losrente betekent dat het kapitaal – anders dan tegenwoordig - op vraag kan terugbetaald worden, met een opzegtermijn van 6 maanden.

     

    Allicht net voor deze tweede lening kochten Jan en Cathelijne nog samen een stuk land aan met een hofstede in de Dismolenhoek te Pollinkhove, groot 1 gemet 14 roeden. Het lag vlak naast, en maakte deel uit, van de gronden eertijds bezeten door de molenaar Jan Pitbrouck, en werd verkocht door diens schoonzoon. De toelating om dit deel van Pitbrouck’s erfenis te verkopen werd gegeven op 18 maart 1665. Sinds 1665 moest de bewoner Jaecques De Siere pacht en huishuur betalen aan Cathelijne.

     

    Waar woonden Jan Massu/Metsu en Cathelijne dan? Dat is ons niet duidelijk geworden.

    Het was niet in Sint-Rijkers, want daar woonde Jaecques Claereboudt tot zijn dood, en daarna Jan De Vos met Pieter, minderjarige zoon van Jan Clareboudt en Mechlijncken, eveneens minderjarig, dochter van Maijken Clareboudt en Michiel Bruineel.

    De andere geërfde gronden te Sint-Rijkers, Pollinkhove, Handzame en Keiem komen ook niet echt in aanmerking. Ze moeten zeker in Pollinkhove gewoond hebben, want ze huwden er en alle kinderen zijn er geboren. In Sint-Rijkers woonde bij haar overlijden trouwens Maerten Slembrouck, in Handzame Laurens F/Tais, en in Pollinkhove Jaecques Venderlo.

    Het kan ook niet dat ze al in hun aangekochte woning verbleven, want de bewoner moest hen huishuur sinds de aankoop, dus waar verbleven ze dan?

     

    Blijft nog als mogelijkheid dat ze een andere woning en grond zelf huurden en pachtten. Ze betaalden inderdaad pacht voor land, resp. aan Andries Carpatier, aan Jaecques de Latere (watergraaf) en aan Pieter Metten, maar er is geen sprake van huishuur.

    Ofwel woonden ze in een eigendom van Jan Massu/Metsu. Dat zou verklaren waarom we via de staat van goed van Cathelijne geen duidelijkheid krijgen. Maar ook in Jan Massu/Metsu’s staat van goed vinden we geen eigendom die hij van zijn ouders zou geërfd hebben. Wel is het aantal gepachte gronden voor de madelhofstede fors uitgebreid, zonder uitweiding waar deze zich dan bevindt. Het groen en droog hout op al deze gronden wordt geschat op 264 pond parisis. Het is niet de hofstede die ze samen gekocht hebben, want daar zit nu een andere bewoner in.

     

    Bespreking Jan Massu/Metsu na Cathelijne’s overlijden

     

    Na het overlijden van echtgenote Cathelijne Clarebout blijft Jan Massu/Metsu nog vier jaar alleen met zijn vijf minderjarige kinderen.

     

    Vooreerst doet hij haar staat van goed maken, mede in opdracht de voogd Jaecques De Danser, die de belangen van (de familie van) zijn vrouw moet behartigen. Cathelijnne is overleden op 5 februari 1666, de staat is al opgemaakt op 18 mei, iets meer dan drie maanden later dus, en overgebracht op 2 juni. Als deelslieden treden hier op sieur Pieter Vertegans en Matheus De Schoolmeester.

     

    Wie is deze Jaecques De Danser?

     

    Hij is gehuwd met Maria Claerebout, een zuster van Cathelijnne, en heeft er kinderen mee: Maria (° Pollinkhove 22-3-1650 f 196) en Petronella (° Pollinkhove 6-4-1653 f 207) (zie bespreking Clarebout). Mogelijk is dit ook de Maria die (dan voordien) gehuwd was met Michiel Bruneel. (verder na te gaan)

     

    Jacques en Pieter De Dansere worden vermeld, beide met rapier, in “De Weerbare mannen in de kasselrij Veurne in 1655” door R. Haghebaert, uitg. Oostende, 1977.

     

    Pieter de Danssere vinden we nog terug in de “Wettelijke passeringen van 2 feb 1597 – 31 dec 1600”, het nr. 616 van het Fonds Kasselrij Veurne in het RAB.

    Op f 57, nr 350 staat vermeld:

    “Jaspar Baroen en Andrieseken, lenende hun grond aan Maarten Pauwels en Laurentie filia Jaspar Baroen, weduwe van Christoffel Temmerman, verbinden in handen van Pieter de Danssere, als voogd van het kind Jan de Danssere en Laurentie Baroen, 2 gemeten en 75 roeden in Pollinkhove – Pieter Pauwels, 8 l 40 roeden in Pollinkhove – Cornelis Tristram, kind. Maeillaert Clays filius Maillaert, Jacques Claerbout. 27.5”      

                                                                                     

    Volgens Cailliau is hij gehuwd geweest met diens dochter Marye na Vincentius Boudens (SvG Joannes, Pollinkhove, 37.144). Maar dit moet ons inziens een foute interpretatie zijn, gezien het Vincent(ius) is die na Marye METSU hertrouwt te Pollinkhove op 4 feb 1698, met Anne Lanquien, blijkens  SvG Boudens (Pollinkhove, 19.055), en overlijdt op 8 jan 1699.

    Van Marye hebben we de sterfdatum 26 nov of dec 1678 (haar SvG), met als uitgangspunt de leeftijd van twee jaar voor haar laatste kind Joanna / Janneken met Vincent, geboren op 2 jan 1677.

     

    Ook volgens Cailliau, is zijn zoon Pieter gehuwd als de eerste man van Godelieve Claey, zoals in haar staat van goed (Nieuwkapelle, 19.166) te vinden is.

    Hier is een link met een tak van de Metsu’s.

    Deze Godelieve Claey is de dochter van Omaer Claey en Janneken De Vos. Een broer Omaer van deze Godelieve nu huwt te Pollinkhove met Jacoba / Jacquemincken METSU uit Pollinkhove, dochter van Jan / Joannes METSU & Jacoba / Jacqueminken Ollevier, kleindochter van Nicolaes METSU / MESSU / MITSU & Franchynken De Bevere.

    Het betreft hier de andere tak METSU’s van Pollinkhove, waarvan broer Jacques van hiervoor vermelde Jan / Joannes, huwt met Cornelia Willaert.

     

    Volgens de staat van goed wordt het land dat van Cathelijnne afkomstig is verdeeld, waarbij de vader één helft toegewezen wordt en de vijf minderjarige kinderen de andere helft. De kinderen moeten daarvan kost en inwoon betalen zolang ze bij hem inwonen.

     

    Ook het kapitaal van het door Jan en Cathelijnne samen uitgeleend geld aan resp. de kinderen Baselen (384 pond) en Vincent Bouden (768 pond), wordt op dezelfde wijze in twee verdeeld. Hier wordt niets vermeld over kost en inwoon.

     

    Dan is er nog door Pieter, een overleden broer van Cathelijnne, uitgeleend geld. Dat kapitaal wordt verdeeld tussen Cathelijnne en de nakomelingen van haar overleden broer Jan en overleden zus Maria. Haar ‘gerechte derde’ dus wordt rechtstreeks doorgegeven aan de kinderen.

     

    Onder het roerend gedeelte vallen nog de huizen die op de landen staan, met hun inboedel, evenals de fruitdragende en opgaande bomen. Het kapitaal dat daardoor wordt vertegenwoordigd, en de opbrengst daarvan, worden telkens verdeeld tussen de vader enerzijds en de minderjarige kinderen anderzijds, elk voor de helft.

     

    Enkel voor het huis waar Jaecques Disiere nu woont wordt alles gedetailleerd beschreven: voorwerpen, kledij, voedselvoorraden, … en vervolgens een totaalprijs naar voor geschoven van 3502 pond 1 schelle. Voor de andere huizen moet dat vermoedelijk nog gebeuren, want er staat “memorie”.

    Enkele kledingstukken voor de kinderen worden expliciet uit de boedelbeschrijving gehouden op advies van de voogd. Het lijkt er sterk op dat het gezin hier gewoond heeft, al kunnen we dat niet rijmen met de huishuur (en landpacht) die Disiere nog moet betalen voor 1665.

       

    Er is redelijk veel baar geld in huis: 2808 pond. De eindbalans van de staat is positief: 6504 pond, wat verdeeld wordt tussen vader enerzijds en kinderen anderzijds elk voor de helft. Elk kind houdt dus 655 pond over. Hierbij moeten we echter wel bedenken dat op een staat van goed nog een aantal madelrierekeningen volgen tot alles vereffend is, allicht bij de meerderjarigheid van alle kinderen. 

     

    Marye, de oudste dochter huwt op 3 mei 1667 te Pollinkhove met Vincent Bouden, en is zo de eerste die het ouderlijk gezin verlaat, en de enige vooraleer vader hertrouwt (in 1670).

    21-01-2014, 20:03 Geschreven door ivometsu  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (2 Stemmen)
    Tags:Massu,Metsu,stamboom,Pollinkhove,Beveren
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.6.1.2. Mayken Willaert

    6.1.2. Mayken Willaert

    versie 22.12.2013; willaert.doc

     

    Jan MASSU & Stavele, aug 1606 (2), met Maria (2) Willaert (2)(3)(4)

    (geb. /1588 (1) – gest 1606/-/1680 (5))

     

    Bronnen:

    (1) We hebben geen gegevens over geboorte en doop. De parochieregisters beginnen immers maar rond 1600. Terugrekenend vanuit het wel geregistreerde huwelijk, en aannemend dat ze dan toch minstens 18 jaar was, moeten we de geboorte zien vóór 1588.

    (2) parochiaal huwreg. Stavele, 73 (PWVi) scan 43 (i); Massee (PWVi) Massu (Pierre) Joannes Mafsu = Massu, Marie, aug (i);

    tekst (sc ?): “Jan Massu en Mayken Willaert.”(i) De tekst is genoteerd na 22 oughst en voor 9 sept, er werd geen preciezere datum genoteerd!

    Het is het oudst in de parochieregisters geregistreerde huwelijk van een Willaert in Stavele.

    (3) Staat van Goed Joannes Metsu [zoon uit 1e huwelijk] (Pollinkhove, 37.144)

    in Cailliau, deel 19 (i) volledige kopie SvG en transcriptie (i), zie bij Joannes Metsu. Alleen de familienaam Willaert van zijn moeder is vermeld.

    (4) Madelrye Rekeninghe over Jan Metsu [idem] (Pollinkhove, 16.747) anno 1682 nota’s (P) volledige kopie en transcriptie (i), zie bij Jan Metsu.

    (5) Wat de begrafenis betreft hebben we gezocht in de parochieregisters via de databank van de RAB-vrijwilligers, de gedigitaliseerde indexen van de parochieregisters en via de staten van goed en madelrierekeningen, maar we hebben ze niet teruggevonden. Zie hierna een verslaggeving daarvan.  

    Blijft over als mogelijke aanwijzing de geboorte- of doopdata van kinderen. We kunnen slechts één kind met zekerheid aan dit huwelijk linken, namelijk de Joannes, in wiens svg en madelrierekening moeder Willaert en Jan Metsu vernoemd worden. Helaas hebben we van dit kind echter geen geboorte- of doopdatum.

    De vroegst mogelijke overlijdensdatum van moeder Maria Willaert is dus 1607.     

    Er is in het svg van zoon Jan geen sprake van overgeërfd land van zijn ouders. Toch zullen ze wel al overleden voor zijn sterfdatum in 1680; want 94 zullen ze wel niet geworden zijn.

    Daarom noteren we voor het overlijden  Maria Willaert 1606/-/1680.

     

     

    Verslaggeving zoektocht naar de overlijdensdatum van Maria Willaert

     

    1. Klappers van de parochiale begrafenisregisters

     

    Deze zijn geïnventariseerd door RAB-vrijwilligers, laatst bekeken op 30-9-2013: 1228 gegevens over Willaert.

    Daarenboven beschikken we nu over de gedigitaliseerde klappers, zodat we ontbrekende parochies zelf konden aanvullen: Hoogstade, Pollinkhove, Poperinge, Sint-Rijkers, Wulveringem. In Poperinge zijn er geen begrafenisregisters bewaard.

     

    Een overzicht van de buurgemeenten van Stavele, met beginjaar van het begrafenisregister:

     

                                       Wulveringem 1604

    Houtem-Veurne 1647                                                         

                                                                                       Alveringem 1638

                                       Izenberge 1634                                                         Lo 1610

    Leisele           1631              

                                       Gijverinkhove 1629       Hoogstade 1675  Pollinkhove 1605

                                                                                                                          Reninge 1600

    Beveren 1667            Stavele 1621                                      Oostvleteren 1639

                                                                                                                          Woesten 1669

     

    Roesbrugge-Haringe                        Krombeke 1701                     Westvleteren 1639

     

                                       Proven 1694                                                              Elverdinge 1623

    Watou 1695                                                                           Poperinge

     

    De overlijdensdatum kan vóór het aanvangen van het register liggen, zeker in het voor ons belangrijke Beveren en Hoogstade.

     

    In de 17de eeuw (16..) zijn er Willaert begraven in de volgende prochies van de kasselrij Veurne (op totaal van min. 1228):

    Aartrijke (0), Adinkerke (3), Alveringem (0), Avekapelle (0), Beerst (1), Bekegem (0), Beveren-IJzer (2), Bikschote (1), Bovekerke, Bredene (1), Brugge (St-Anna 10; St-Donaas 2; St-Gillis 8; St-Janshospitaal 4; Sint-Salvator 1; St-Walburga 2), Deerlijk (0), Desselgem (0), Dikkebus (0), Eernegem (0), Eggewaartskapelle (0), Esen (7), Gijverinkhove (1), Gistel (6), Gits (12), Handzame (13), Harelbeke (0), Heestert (0), Hoogstade (0), Houtave (0), Houtem (5), Ichtegem (12), Kaaskerke (0), Keiem (0), Kemmel (0), Klemskerke (0), Knokke (5), Koekelare (1), Koksijde (0), Koolkerke (0), Kortemark (35), Lampernisse (0), Leffinge (1), Leisele (1), Leke (0), Lichtervelde (1), Lissewege (0), Mannekensvere (0), Mariakerke (0), Meetkerke (1), Middelkerke (0), Moere (0), Moerkerke (2), Moorslede (0), Nieuwkapelle (0), Ooigem (0), Oostduinkerke (3), Oostende (2), Oostkamp (0), Oostkerke (0), Oudenburg (4), Passendale (0), Pervijze (0), Pittem (0), Pollinkhove (1), Poperinge (?), Reninge (1), Roesbrugge (1), Ruddervoorde (24!, 1ste in 1622), Schore (2), Sint-Eloois-Vijve (0), Sint-Kruis (1), Sint-Rijkers (0), Slijpe (1), Snaaskerke (0), Staden (0), Stalhille (0), Steenkerke (0), Torhout (4), Vladslo (1), Vlissegem (6), Wenduine (0), Werken (10), Westende (0), Westkapelle (0), Westkerke (0), Westrozebeke (3), Wielsbeke (0), Wingene (0), Wulveringem (2),Woumen (0), Zande (0), Zarren (12), Zedelgem (0), Zerkegem (0), Zevekote (0), Zonnebeke (0), Zuienkerke (2), Zwevezele (5).

     

    Voor Maria’s en andere Willaert in kerngebied, zie verder.

     

    Andere Maria’s verder weg waren er nog in Beveren-Roeselare (8-1-1648), Brugge (Sint-Anna, 16-2-1623; 31-3-1677, dochter van Franciscus Willaert en Jacoba Bauwens; 31-5-1681; Sint-Gillis 14-8-1678; Sint-Janshospitaal 3-3-1687), Esen (23-7-1658 f 110, partner Georgius Vanhemmele), Gistel, Gits (6-5-1667, partner Joannes Verdun), Handzame (31-7-1656, echtg Jan Vandaele), Ichtegem (27-10-1680, partner Rosseel Petrus), Kortemark (30-8-1795, partner Valliant Jacobus), Lichtervelde (5-11-1645), Ruddervoorde (4-11-1656 f 48; 28-4-1653 f 55; 19-1-1679 f 181 partner Judocus Tanghe; 6-2-1679 f 183 partner Vandewalle Marinus), Stuivekenskerke (Maria Monica, 4-9-1678 f 234), Torhout, Wulpen, Zarren (14-2-1660, partner Joos Roose), Zuienkerke.

     

    Wat Willaerts betreft (totaal 42 begraven in de kasselrij voor 1700, Maria’s tussen haakjes):

    Brugge (5) (Sint-Gillis:  Maria met vader Nicolaus begr 29-08-1669); Gits (1)(Maria met vader Jacobus begr 12-12-1646); Hoogstade (0), Pollinkhove (0), Poperinge (?), Kortemark (2); Lichtervelde (2); Lombardzijde (1); Mannekensvere (Maria 26-01-1685); Moerkerke (3); Oostduinkerke (1); Oostende (2) (Maria: 1530 en 1688 (f 5330)); Torhout (1); Wenduine (1); Zarren (1) (Marye met partner Joos Roose begr 14-02-1660 f 3)  

     

    In de 17de eeuw (16..) zijn er Wilaert begraven in de volgende prochies van de kasselrij Veurne (op totaal van min. 113), met geen Maria’s:

    Brugge (1), Hoogstade (0), Moerkerke (1), Pollinkhove (0), Poperinge (?), Sint-Rijkers (0), Wulveringem (0),

     

    In de 17de eeuw (16..) zijn er Wullaert begraven in de volgende prochies van de kasselrij Veurne (op totaal van min. 113); indien Maria’s: tussen haakjes vermeld:

    Bredene: 1; Brugge Sint-Anna (Maria op 22-09-1673): 1; Sint-Gillis: 1 (Petrus 1651); Dikkebus: 4 tussen 1685-1691; Gistel: 1 (Joannes 1639); Hoogstade (0), Pollinkhove (0), Poperinge (?),Ruiselede: 1; Sint-Rijkers (0), Stavele: 0; Steenkerke: 1 (Marie van Egide Pladijs 13-01-1691), Wulveringem (0)

     

    2. Via de staten van goed en wezerijrekeningen

     

    Via de indices deel 107 vinden we bij Willaert enkele Maria’s. Opzoeking in de boeken met svg’s van Cailliau geeft ons meer info over de svg’s, en laat ons toe te zien of het een rekening is (dan door ons onderlijnd):

     

    - Mayken (30.567) uit 1659, dus een mogelijkheid, op te zoeken uit welke parochie, …

    - Mayken (28.014)

    - Mayken (Pollinkhove, 13.630); deze svg is van Carel Hobel, echtgenoot, landbouwer gestorven in 1661, met Mayken als zijn tweede echtgenote. Zij is dochter van Joos Willaert en Louiseken filia Jan De Schoolmeester. Ze hadden twee kinderen.

    - Marye Alexandrine (Nieuwkapelle, 26.868); deze svg is van Jan-Baptist Leuridan, echtgenoot (kontr. 24-8-1680), baljuw, gestorven 21-5-1690. Het betreft weer de dochter van Joos Willaert en Louyse de Schoolmeester. Allicht in een volgend huwelijk na Hobel. De data sluiten identificatie met ‘onze’ Maria Willaert (° /1588) uit.

    - Marye Alexandrine (32.207): vermoedelijk een rekening van dezelfde persoon.

    - Marye (Veurne Sint-Denijs, 25.068); deze svg is van Charles Slimbrouck, echtgenoot (zijn 1ste huwelijk), gest 18-5-1710 tijdens zijn 2de huwelijk.

    - Marie (Veurne Sint-Denijs, 1579); deze svg is van haarzelf, gest 1-5-1708, in huwelijk met Charles Slimbrouck. De overlijdensdatum sluit identificatie met ‘onze’ Maria Willaert (° /1588) uit

    - Marie (11.564) uit 1708, vermoedelijk een rekening over de vorige svg. Alleszins wegens de datum niet in aanmerking te nemen.

    - Mary (Wulpen, 1688 (of 1668)); svg van haarzelf, gest 22-7-1712, gehuwd met Jacobus Hollander. Datum sluit ‘onze’ Maria uit.

    - Mary (Wulpen, 8.260), huisvrouw van Jacob Hollander. Dus dezelfde als de vorige.

    - Mary (Wulpen, 20.490), huisvrouw van Guillielmus Tahon, gest 27-7-1696. Mogelijk dezelfde als de vorige of de volgende. Datum sluit ‘onze’ Maria uit. Enkele kinderen van dit koppel vonden we in de begrafenisregisters: Stephanus (13-10-1680 en 4-11-1681) en Norbertus (1684)

    - Mary (Wulpen, 19.156), huisvrouw van Benedictus Metsu, die stierf op  20-4-1701. Zij is de dochter van Jacques Willaert. Mogelijk dezelfde als de vorige. Datum sluit ‘onze’ Maria uit.

    - Mary (Wulpen, 27.097), huisvrouw van Benedictus Metsu. Datum 1700? Allicht dezelfde als de vorige. Datum sluit ‘onze’ Maria uit.

    - Mary (Wulpen, 13.205), huisvrouw van Jooris Hulstaert, die stierf op 26-5-1708. Zij is de dochter van Jacques. Mogelijk dezelfde als de vorige, nu in een volgend huwelijk. Datum sluit ‘onze’ Maria uit.

    - Mary (10.570) nadere gegevens ontbreken nog.

    - Marie Cornillie, …

    …

     

     

    Verslaggeving zoektocht naar andere mogelijke sporen van Maria Willaert

                                  

    Met zo weinig gegevens over Maria zelf, is de zoektocht naar familie eerder speculatief, en gezien het enorme aantal Willaert in de direkte en wijdere omgeving (zie verder in overzicht van de registers in de kasselrij Veurne) een naald in een hooiberg.

     

    Maria kan nog te vinden zijn als moeder of als meter bij een doop, of als getuige bij een huwelijk. Ze kan ook hertrouwd zijn en nog kinderen hebben gehad bij een nieuwe echtgenoot.

    Daarom bekeken we ook nog de doop- en huwelijksregisters van de kasselrij op zoek naar Maria als moeder of als echtgenote, en zochten meters en getuigen in de akten van alle Willaert uit de onmiddellijke omgeving (ons kerngebied). We laten een aantal Willaert de revue passeren, en proberen al zoveel mogelijk verbanden te leggen.

     

    Kerngebied:

     

                                       Wulveringem

    Houtem-Veurne                                                       

                                                                                       Alveringem

                                       Izenberge                                                                   Lo

    Leisele                                  

                                       Gijverinkhove                Hoogstade                Pollinkhove

                                                                                                                          Reninge

    Beveren                      Stavele                                               Oostvleteren

                                                                                                                          Woesten

     

    Roesbrugge-Haringe             Krombeke                               Westvleteren

     

                                       Proven                                                                       Elverdinge

    Watou                                                                                    Poperinge

     

    Tabel van de dorpen in het kerngebied (alfabetisch gerangschikt), met startdatum van de parochieregisters: D = doop, H = huwelijk, B= begrafenis.

     

    Prochie

    D

     

    H

     

    B

     

    Alveringem

    19-10-1642

     

    14-11-1658

     

    19-10-1638

     

    Beveren

    1609

     

    05-09-1623

     

    17-10-1667

     

    Elverdinge

    06-10-1603

     

    04-11-1603

     

    03-10-1623

     

    Gijverinkhove

    22-01-1606

     

    02-07-1606

     

    1629

     

    Hoogstade

    Geen

     

    07-07-1610

     

    1675

     

    Houtem-Veurne

    12-03-1610

     

    21-01-2014, 19:57 Geschreven door ivometsu  
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Tags:Massu,metsu,willaert,stamboom,stavele,stamboom
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.6.1.1. Jan Massu (I)

    6.1. De ‘eerste’ generatie

    6.1.1. Jan Massu (I)

    versie 03.01.2014; DE EERSTE GENERATIE (JAN MASSU).doc

     

    De naam van de oudst door ons gekende voorouder in rechte lijn was, zoals we reeds gezien hebben:

     

    Jan (1)(2)(3)(4) MASSEE / MASSU (1) MESSU (2) METSU (3)(4) (generatie I)

    (geb. /1588 – gest 1606/-/1680)(zie bespreking)

    & Stavele, eind aug 1606 (1) met Maria (1) Willaert (1)(3)(4)

     

    Bronnen:

    (1) parochiale huwelijksregister Stavele, nr. 73 (P)(PWVi); Joannes Massee (PWVi) Massu (Pierre); Mafsu (dus Massu) scan 43 (i);

    tekst (sc ?): (1606) “Jan Massu en Mayken Willaert.”(i) De tekst is genoteerd na 22 oughst en voor 9 sept, er werd geen preciezere datum genoteerd!

    (2) Staat van Goed Cathelijnne Cla(e)reboudt [schoondochter](Pollinkhove, 34.114), gest. 5 feb 1666, zie volledige kopie (i). “die voor weduwaere ende blijfver heeft achterghelaeten Jan Messu f[iliu]s Jan”

    (3) Staat van Goed Jan Metsu [zoon](Pollinkhove, 37.144), gest 20-12-1680, zie volledige kopie (i). “ten sterfh[uys]e van Jan Metsu fi[liu]s Jan”

    (4) Rekening sterfhuis Jan Metsu [zoon](Pollinkhove, 16.747), gest 20-12-1680, zie volledige kopie (i). “Madelrije rekenyn[ghe] ten sterfh[uys]e van Jan Metsu fi[liu]s Jan … Anno 1682”

     

    Bespreking

     

    De naam

     

    Wat de naam betreft weten we dat in de parochieregisters de namen meestal verlatijnst werden, maar dat gebeurde in de vroege registers van Stavele dus niet. Vandaar dat we met zekerheid kunnen stellen dat hij Jan Massu heette. Het enig kind dat we van hem kennen heette eveneens Jan, maar we zien dat in de staat van goed opgemaakt na diens overlijden op 12 december 1680, en eveneens in de vroeger opgemaakte staat van goed van diens vrouw Cathelijne Clareboudt op 5 februari 1666 er al een klankverandering is opgetreden van Massu naar Metsu, resp. Messu.

     

    De grote vraag naar zijn ouders hebben we ondanks alle inspanningen tot nog toe niet kunnen beantwoorden, de verdere oorsprong blijft dus open. Met de randgegevens die we bijeen konden brengen, kunnen we hierover verder speculeren.

     

    Het oud archief van de ‘prochie’ Stavele

     

    Het oud archief van het dorp Stavele (de ‘prochie’) is zeer arm in deze beginperiode. De enige stukken, rekeningen, gaan over de periodes 31 oktober 1606 – 30 april 1607 en mei 1608 – 30 april 1609, dus net na het huwelijk van Jan (I) Massu met Mayken Willaert eind augustus-begin september 1606. In een lijst van 21 mannen die een karwei deden met één of twee paarden voor de burggraaf staat wel een Jan Massuwe, maar dat kan haast niet anders dan de zoon zijn van de hoofdman Eloy Massu. Deze zoon huwde in 1605 met Maria Van Bovekercke, en had dus ook de volwassen leeftijd, en een paard om aan de karwei deel te nemen.

     

    Zijn deze Jan Massuwe en ‘onze’ Jan Massu identieke personen? Dit lijkt ons uitgesloten omdat de huwelijksdatum van ‘onze’ Jan Massu (1606) valt nà deze van voormelde Jan Massuwe (1605), èn diens vrouw Maria van Bovekercke nog verschillende kinderen had, m.a.w. dus nog niet overleden was.

     

    Van ‘onze’ Jan Massu dus geen spoor in de lijst. Het lijkt aannemelijk dat alle beschikbare mannen (met paarden) deelnamen aan de karwei voor de plaatselijke heer. Ofwel had ‘onze’ Jan Massu geen paard, en was hij misschien  eerder arm, ofwel woonde hij niet in Stavele.

     

    De andere Massu in de parochieregisters van Stavele

     

    Deze veronderstelling dat ‘onze’ Jan Massu niet van Stavele afkomstig is, wordt ons inziens gesteund door het eveneens ontbreken van elk spoor van hem in de parochieregisters, in tegenstelling tot Eloy Massu en zijn vrouw Janneken, en van meerdere van hun kinderen. Eloy en Janneken vinden we terug bij het huwelijk van drie van hun kinderen (Joanna 1605, Jan 1605, Wilemina 1611), als getuige bij andere huwelijken (1605, 1607, 1609, 1612) of als peter (1605, 1607, 1607, 1609, 1617, 1641) resp. meter (1604, 1607, 1609, 1611) bij dopen. Ook hun kinderen vinden we terug in Stavele: doop Leonora (1607)

    Ook het begrafenisgegeven van een Joannes Massu op 3-6-1655, heeft hoogstwaarschijnlijk betrekking op hun zoon (zie bespreking van hun stamboom).

     

    Naast dus een flinke vertegenwoordiging van de ‘tak Eloy Massu’ in Stavele, zijn er ook sporen van nog een andere tak in Stavele, de ‘tak Jacob Massu’ uit Frans Vlaanderen. Dochter Cornelia van een Joannes Massuwe huwt te Stavele in 1641. Wellicht dezelfde Joannes, gehuwd met Joanna Sitter heeft in 1636 een zoon Guillielmus. Hoe of waarom deze Massu in Stavele belandden is ook een vraagteken.

     

    Metsu in de oudere archieven van de abdij van Eversam te Stavele

     

    Oudere archieven uit Stavele zijn er van de abdij van Eversam, waarin de vrouw van een Franchoys Metsu (sic) optreedt als getuige bij een betwisting over de uitweg van de abdij langs de Eversamstraat.

    Cathelijne is eind 43 jaar op het ogenblik van haar getuigenis en woont 26 jaar in Stavele, dus vanaf haar 17de , mogelijk dus vanaf haar huwelijk. Daarvoor woonde ze niet in Stavele. Daar de getuigenis gedateerd is op 3 november 1574, moet ze geboren zijn in 1531.

    We hebben geen data over de echtgenoot, maar hij leefde natuurlijk in dezelfde periode. Uit de vermelding “de jonge” blijkt daarenboven dat er nog een Franchoys Metsu de oudere moet

    geweest zijn.

    Het koppel bewoont een hofstede binnen de prochie van Stavele. De hofstede behoorde eertijds toebehoorde aan Maillaerd Van der Meersch, dus mogelijk waren zij nu de eigenaars.  huurden gelegen op de Eversamstrate. De hofstede stond er al dertien jaar, dus allicht vóór het koppel de woning betrok.

    De hofstede is “staende opde voors[yde] strate van Eversaem”. Cathelijne wordt gehoord als aangelande. Het is dus goed mogelijk dat we op oude kaarten van de eigendommen van Eversam deze hoeve kunnen aantreffen bij de belendende percelen, en hieruit misschien meer te weten komen over deze Metsu’s.

    We vernemen nog uit de vijfde getuigenis, van Anthuenis Musoore, dat deze Metsu ook beboet is geweest bij de straatschouwing. Ook hier zijn misschien nog archiefsporen van te vinden.

    Deze Metsu’s zijn voorlopig de oudste sporen van Metsu’s in Stavele, en ze waren er net voor Eloij Massu, gehuwd te Stavele in 1605, en ‘onze’ Jan Massu, gehuwd te Stavele in 1606, beide dus geboren ten laatste 1586, amper 12 jaar na hogervermelde getuigenis!

     

    Hoewel deze personen leefden net vóór de Massu bekend uit de parochieregisters in Stavele, kunnen we ze helaas toch niet aan hen linken, door gebrek aan archiefsporen tot nog toe.

     

    Niet verder te interpreteren vermeldingen van een Joannes Massu

     

    Zie voor een overzicht in het kerngebied de teksten ‘teruggaan vóór onze Jan Massu’ en meer in het bijzonder de conclusies.

    Het is best mogelijk dat Jan (I) Massu hertrouwd is, na een eventueel vroeg overlijden van Maria Willaert. Vermits hij niet opduikt als doopgetuige van de kinderen van Jan II, zou dat nog vóór 1647 moeten zijn dan. Ook op die manier hebben we echter geen goede aanwijzingen gevonden.

     

     

    Het zoeken naar Maria Willaert (zie ook verder bij haar bespreking)

     

    Waarom ‘onze’ Jan Massu (I) dan in Stavele huwde, als hij er voordien en nadien niet woonde, kan te maken hebben met zijn echtgenote Maria Willaert. Ook naar haar en haar familie hebben we flink gezocht in de parochieregisters, maar niets met zekerheid kunnen aantonen (zie bespreking bij haar). Ook een staat van goed hebben we niet.

     

    We denken evenwel voor echtgenote Maria Willaert het meest in de buurt te zijn met de ‘tak Judocus Willaert’,  die vermoedelijk van Stavele afkomstig is. De zoon van Judocus Willaert (I), vermoedelijk gehuwd met een Judoca NN, eveneens een Judocus Willaert (II), huwde te Pollinkhove op 18 oktober 1616 met Ludovica Deschoolmeester.  Kinderen waren Maria (1617), Judoca (1619), Jacoba (1621), Ludovica (1624). Deze Maria huwde met Jan Peel en had kinderen te Pollinkhove, namelijk Rolandus, Maria, Jan, Georgius. Judocus II was vermoedelijk de doopheffer van Maria Peel, en bij hem staat vermeld ‘uit Stavele’.

     

    Dus een merkwaardige analogie met ‘onze’ Jan Massu en Maria Willaert die huwden in Stavele, waarvan de zoon uit Beveren afkomstig is en vervolgens huwt en kinderen heeft te Pollinkhove. De voornaam Maria komt geregeld terug in deze ‘tak’ Willaert, maar zoals we zien bij ons opzoekingswerk rond Maria Willaert zijn er wel meer. Toch blijft het goed mogelijk dat ‘onze’ Maria een zus was van Judocus I en zo mee aan de basis lag van de voornaam van diens oudste dochter, zonder evenwel meter te zijn, wat verklaard kan worden door voorrang van de ouders op broers en zussen bij het peter- en meterschap.

     

    Het spoor van Beveren

     

    Dan is er nog de intrigerende vermelding bij het huwelijk van Joannes (II) Metsu & Cathelijne Clarebout, dat Joannes (II) afkomstig is uit Beveren: “ … in de echt verbonden Joannes Metsu  uit Beveren en Catarina Clareboudt, Hoogstade …” (par. huw.reg Pollinkhove, f  …)

    In de doopregisters vonden we hem echter niet. Om helemaal zeker te zijn bekeken we alle doopakten van 1608 tot 17 feb 1630, dus vanaf de start van het register in Beveren, tot een 17 jaar voor zijn eigen huwelijk.

    We zitten dus met een eerste hiaat van twee jaar nà het huwelijk van zijn ouders te Stavele tot de start van het register, en daarnaast blijkt er in de registers (scan 3) nog een hiaat van 29-6-1609 tot 20-1-1613, dus een mogelijk cruciale periode, gesteld dat de ouders na hun huwelijk naar Beveren verhuisden en daar hun eerste kind(eren) kregen.

     

    Afkomstig uit betekent overigens niet altijd geboren te. Hij kan er ook gewoond hebben voor zijn huwelijk. Daarom bekeken we in de doop- en huwelijksakten nog alle vermelde getuigen, die hier in Beveren zeer nauwgezet werden vermeld, in de hoop dat de ouders mogelijk elders nog als getuigen optraden, doch het resultaat was negatief: nergens Maria Willaert noch Joannes Massu/Metsu. Als ze al in Beveren (nog) leefden, stonden ze dus niet in een nauw contact met familieleden of bekenden daar.

     

    Nog een ander spoor in Beveren?

     

    In het doopregister deden we nog de volgende vondst:

     

    - Joannes Messu (1)

    & Maria N. (1)

    kinderen:

    1. Petronilla MESSU (ged. Beveren, 28 oktober 1614)(1) “filia posthuma” (1)

    Dooppeter Petrus Jonghesy doopmeter Petronella echtgenote van Petrus Ruissere.”(1)

    Opm. We vinden noch Jonghesy, noch Ruissere terug in doop- en huwelijksregister te Beveren. Hierbij moeten we echter bedenken dat het huwelijksregister pas start in 1623. In het begrafenisregister is er ook geen kans, daar het pas start in 1667, ze zouden dan al  70+ zijn geworden. Bij de huwelijken is er wel een Petrus Russen (1672) en een Ruys (1689)

     

    Bronnen:

    (1) parochiaal doopregister Beveren f 15 (i): Petronella Messu, vader Joannes , moeder Maria N., ged. 28-10-1621 in de klapper (i);

    tekst (scan 8, rechts bovenaan):

    nr. 117 “28 octobris 1614 baptizata est Petronilla  filia posthuma Joannis Messu ex uxore Maria susceptore Petro Jonghesy susceptrix Petronella uxore Petri Ruissere.”

    “Op 28 oktober is Petronilla gedoopt, de postume dochter van Joannes Messu van zijn echtgenote Maria. Dooppeter Petrus Jonghesy doopmeter Petronella echtgenote van Petrus Ruissere.”

    OPM. het is wel degelijk 1614, gezien nr. 114 en 118 1614 vermelden. Weliswaar zijn er op een vorig blad  plots gegevens van 1621 na 1614 zodat het lijkt dat er een hiaat is van juli 1614 tot jan 1621!

     

    Hier valt vooral op “filia posthuma” in de tekst. Wil dit nu zeggen dat de dochter na het overlijden werd gedoopt? allicht niet, en is het de vader die overleed vóór zijn kind! Dat zou Joannes (I) kunnen zijn, maar het is niet 100% zeker gezien de naam van de moeder ontbreekt. Indien het wel zo is, treffen we hier een zuster aantreffen van onze Jan (II)!

    Maar het zou nog kunnen gaan over het koppel Joannes Massu de oudere & Maria van Bovekercke. In dat geval echter zou het een nog onbekende zus van Joannes de jonge betreffen. (zie tak Eloij Massu)

    Alleszins moeten we dus nog gaan zoeken naar gegevens over de opvang voor het weeskind.

     

    Verder vinden we ook in Beveren veel gegevens over de ‘tak Eloy Massu’, en enkele andere Metsu

     

    Willaert in Beveren

     

    In Beveren, zoals bijna overal elders!, woonden ook Willaert tijdens de huwelijksdatum van Maria. Het doopregister start echter maar van 1609, het huwelijksregister van 1623. We vinden zoals gezegd geen directe bewijzen van familieverwantschap met ‘onze’ Maria.

     

    Geen erfenis nagelaten?

     

    Noch van Jan (I) noch van Maria Willaert hebben we een staat van goed.

    Van zoon Jan (II) Metsu hebben we een staat van goed en daaropvolgende rekening. Hierin staat niets vermeld over land of hofstede geërfd via vader of moeder: een aanwijzing dat Jan (I) niet zo rijk was? Het wijst er alleszins op dat ook via die weg geen spoor naar Jan (I) of vroeger nog kunnen volgen.

     

    Geboorte- en sterfdata

     

    We hebben geen gegevens over geboorte en doop. De parochieregisters beginnen immers maar rond 1600. Terugrekenend vanuit het wel geregistreerde huwelijk, en aannemend dat hij dan toch minstens 18 jaar was, moeten we de geboorte zien vóór 1588.

     

    Wat de begrafenis betreft hebben we gezocht in de parochieregisters via de databank van de RAB-vrijwilligers, de gedigitaliseerde indexen van de parochieregisters en via de staten van goed en madelrierekeningen, maar we hebben konden hem niet met zekerheid aantonen.

     

    Een eerste probleem bij de begrafenisregisters is ze meestal pas later begonnen dan de doop- en huwelijksregisters. Zodoende starten ze in bijna alle prochies van ons kerngebied mogelijk te laat om ‘onze’ Massu nog te kunnen laten zien: Alveringem (1638), Beveren (1667), Elverdinge (1623), Gijverinkhove (1629), Hoogstade, 1676), Houtem (1647), Izenberge (1641), Krombeke (1701), Leisele (1631), Oeren (1668), Oostvleteren (1639), Pollinkhove (1672), Proven (1694), Sint-Rijkers (1697), Stavele (1621), Watou (1695), Westvleteren (1669), Woesten (1639). Voldoende vroege beginners hebben we slechts in Lo (1610), Reninge (1600), Roesbrugge-Haringe (1613).   

     

    Een tweede probleem is dat de begrafenisregisters aanvankelijk nauwelijks meer vermeldden dan de naam en de sterf- of begraafdatum, zodat verwantschappen onbekend blijven.

     

    Wat Stavele betreft start het register zoals hoger vermeld pas in 1621. 

    Er is een Joannes Masse begraven op 24 maart 1628 (paroch. begr. reg. Stavele, f 1360), na biecht en H. Communie.
     

    Nog een ander spoor in Beveren?

     

    In het doopregister deden we nog de volgende vondst:

     

    - Joannes Messu (1)

    & Maria N. (1)

    kinderen:

    1. Petronilla MESSU (ged. Beveren, 28 oktober 1614)(1) “filia posthuma” (1)

    Dooppeter Petrus Jonghesy doopmeter Petronella echtgenote van Petrus Ruissere.”(1)

    Opm. We vinden noch Jonghesy, noch Ruissere terug in doop- en huwelijksregister te Beveren. Hierbij moeten we echter bedenken dat het huwelijksregister pas start in 1623. In het begrafenisregister is er ook geen kans, daar het pas start in 1667, ze zouden dan al  70+ zijn geworden. Bij de huwelijken is er wel een Petrus Russen (1672) en een Ruys (1689)

     

    Bronnen:

    (1) parochiaal doopregister Beveren f 15 (i): Petronella Messu, vader Joannes , moeder Maria N., ged. 28-10-1621 in de klapper (i);

    tekst (scan 8, rechts bovenaan):

    nr. 117 “28 octobris 1614 baptizata est Petronilla  filia posthuma Joannis Messu ex uxore Maria susceptore Petro Jonghesy susceptrix Petronella uxore Petri Ruissere.”

    “Op 28 oktober is Petronilla gedoopt, de postume dochter van Joannes Messu van zijn echtgenote Maria. Dooppeter Petrus Jonghesy doopmeter Petronella echtgenote van Petrus Ruissere.”

    OPM. het is wel degelijk 1614, gezien nr. 114 en 118 1614 vermelden. Weliswaar zijn er op een vorig blad  plots gegevens van 1621 na 1614 zodat het lijkt dat er een hiaat is van juli 1614 tot jan 1621!

     

    Hier valt vooral op “filia posthuma” in de tekst. Wil dit nu zeggen dat de dochter na het overlijden werd gedoopt? allicht niet, en is het de vader die overleed vóór zijn kind! Dat zou Joannes (I) kunnen zijn, maar het is niet 100% zeker gezien de naam van de moeder ontbreekt. Indien het wel zo is, treffen we hier een zuster aantreffen van onze Jan (II)!

    Maar het zou nog kunnen gaan over het koppel Joannes Massu de oudere & Maria van Bovekercke. In dat geval echter zou het een nog onbekende zus van Joannes de jonge betreffen. (zie tak Eloij Massu)

    Alleszins moeten we dus nog gaan zoeken naar gegevens over de opvang voor het weeskind.

     

    Verder vinden we ook in Beveren veel gegevens over de ‘tak Eloy Massu’, en enkele andere Metsu

     

    Willaert in Beveren

     

    In Beveren, zoals bijna overal elders!, woonden ook Willaert tijdens de huwelijksdatum van Maria. Het doopregister start echter maar van 1609, het huwelijksregister van 1623. We vinden zoals gezegd geen directe bewijzen van familieverwantschap met ‘onze’ Maria.

     

    Geen erfenis nagelaten?

     

    Noch van Jan (I) noch van Maria Willaert hebben we een staat van goed.

    Van zoon Jan (II) Metsu hebben we een staat van goed en daaropvolgende rekening. Hierin staat niets vermeld over land of hofstede geërfd via vader of moeder: een aanwijzing dat Jan (I) niet zo rijk was? Het wijst er alleszins op dat ook via die weg geen spoor naar Jan (I) of vroeger nog kunnen volgen.

     

    Geboorte- en sterfdata

     

    We hebben geen gegevens over geboorte en doop. De parochieregisters beginnen immers maar rond 1600. Terugrekenend vanuit het wel geregistreerde huwelijk, en aannemend dat hij dan toch minstens 18 jaar was, moeten we de geboorte zien vóór 1588.

     

    Wat de begrafenis betreft hebben we gezocht in de parochieregisters via de databank van de RAB-vrijwilligers, de gedigitaliseerde indexen van de parochieregisters en via de staten van goed en madelrierekeningen, maar we hebben konden hem niet met zekerheid aantonen.

     

    Een eerste probleem bij de begrafenisregisters is ze meestal pas later begonnen dan de doop- en huwelijksregisters. Zodoende starten ze in bijna alle prochies van ons kerngebied mogelijk te laat om ‘onze’ Massu nog te kunnen laten zien: Alveringem (1638), Beveren (1667), Elverdinge (1623), Gijverinkhove (1629), Hoogstade, 1676), Houtem (1647), Izenberge (1641), Krombeke (1701), Leisele (1631), Oeren (1668), Oostvleteren (1639), Pollinkhove (1672), Proven (1694), Sint-Rijkers (1697), Stavele (1621), Watou (1695), Westvleteren (1669), Woesten (1639). Voldoende vroege beginners hebben we slechts in Lo (1610), Reninge (1600), Roesbrugge-Haringe (1613).   

     

    Een tweede probleem is dat de begrafenisregisters aanvankelijk nauwelijks meer vermeldden dan de naam en de sterf- of begraafdatum, zodat verwantschappen onbekend blijven.

     

    Wat Stavele betreft start het register zoals hoger vermeld pas in 1621. 

    Er is een Joannes Masse begraven op 24 maart 1628 (paroch. begr. reg. Stavele, f 1360), na biecht en H. Communie.

    tekst (scan 83): “obijt 24 martij Jo[annes] Massu confess[io] et com[muni]s” (i)

     

    Er zijn geen andere randgegevens zodat we geen zekerheid hebben of het ‘onze’ Jan (I) Massu betreft.  Het is in dezelfde periode als de begrafenis, weliswaar te Haringe, van een Maria, echtgenote van Jan Massu. Deze Maria identificeren we echter als Maria Van Bovekercke, echtgenote van Jan Massu de oude (tak ‘Eloy Massu’). Haar staat is van 1630, en uit Haringe. Naar Jan Massu de oude wordt nog verwezen in de madelrierekening van zijn schoondochter Mayken Ghyselynck (zie teksten bij ‘tak Eloy Massu’), waar we uit afleiden dat deze nog leefde in 1638.

     

    Er is in Stavele nog een Joannes Massuwe begraven op 3 juni 1655 (paroch. begr. reg. Stavele, f 1371).

    tekst (scan 95 links): “eodem anno (1655) 3a junii obiit Joannes Massuwe” (i)

     

    Geen randgegevens dus, maar uit diverse aanwijzingen (zie teksten bij ‘tak Eloy Massu’) kunnen we afleiden dat dit vrijwel zeker Jan Massu de jonge moet zijn geweest, die op dat moment ook in Stavele woonde.

     

    Van ‘onze’ Jan Massu (I) weten we niet zeker dat hij in Stavele woonde, resp. blijven wonen is. We hebben van hemzelf enkel het huwelijksgegeven uit Stavele. Maar daarnaast hebben we sterke aanwijzingen dat zijn zoon Jan Massu/Metsu (II) te Beveren is geboren.

    Jammer genoeg begint het begrafenisregister daar pas in 1667, dus zeker te laat om Jan Massu (I) hierin te kunnen aantonen (hij zou dan meer dan 80 jaar moeten zijn geworden). We vinden hem echter ook niet als huwelijksgetuige of doopheffer in de andere registers, in tegenstelling tot anderen, zoals bijvoorbeeld vertegenwoordigers van de ‘tak Eloy Massu’.

     

    Van het andere kind, Petronella Messu, gedoopt te Beveren 28 oktober 1614 (zie hoger), weten we door het ontbreken van de familienaam van de moeder niet of dit ouderlijk koppel overeenstemt met ‘onze’ ‘eerste’ generatie.

     

    De derde grote mogelijkheid is nog Pollinkhove, omdat de enige bewezen zoon Jan daar huwde, zijn kinderen had en begraven werd.

     

    In Pollinkhove is een Joannes Metsu getuige bij het huwelijk van Natalis Metsu uit Pollinkhove op 16 okt 1639 met Francisca Vanheet eveneens uit Pollinkhove (parochiaal huwelijksregister Pollinkhove f 1817). Mogelijk is deze Natalis (hier Matsu) op zijn beurt doopheffer geweest op 7 november 1635 bij Nicolas Kempe, zoon van Nicolas Kempe en Anna Massu te Elverdinge (parochiaal doopregister Elverdinge, f 74). Er zijn daar linken vooral met Elverdinge en ook nog met Poperinge.

    Het zou best om Joannes Massu/Metsu II kunnen gaan, vermits we uit diens begrafenisgegevens konden afleiden dat hij in 1639 ongeveer 30 jaar was.

     

    Andere sporen van een Joannes vinden we niet in Pollinkhove.

     

    De vroegst mogelijke overlijdensdatum van zowel vader als moeder is dus 1606.    

     

    Er is in de staat van goed van zoon Jan geen sprake van overgeërfd land van zijn ouders. Toch zullen ze wel al overleden voor zijn sterfdatum in 1680, want 94 zullen ze wel niet geworden zijn.

    Daarom noteren we voor het overlijden van Jan (I) Massu 1606/-/1680.

     

    Qua beroep weten we dat zoon Jan (uit 1ste huwelijk) landbouwer was. Vermoedelijk was hij dus ook landbouwer.

     

     


     

    Samengevat ziet generatie I er dus als volgt uit:

     

    I. Jan MASSU (generatie I) (geb. /1588 – gest 1606/-/1680)

     

    & Stavele, eind aug 1606 met Mayken Willaert (geb. /1588 – gest 1606/-/1680)

     

    kinderen:

    II.1. Joannes / Jan MASSU / METSU  

    (° Beveren?,  ca. 1607 – begr. Pollinkhove,  20 dec 1680), keurbroeder van Veurne, landbouwer (zie generatie II)

     

    II.2?. Petronilla MESSU (ged. Beveren, 28 oktober 1614) “filia posthuma”

    Dooppeter Petrus Jonghesy doopmeter Petronella echtgenote van Petrus Ruissere.”

    (zie bespreking hierboven)

     

    Wat is nu het algemene politiek-maatschappelijke kader geweest van deze ‘eerste generatie’?

     

    We zitten op het einde van de Tachtigjarige Oorlog (zie ook tekst: tijdskader van de zeventiende eeuw).

     

    Vanaf een tweetal jaren vóór hun huwelijk, trad in de Kasselrij Veurne een langdurige periode van rust en kalmte in, na vele jaren oorlog. Deze periode duurde tot ongeveer 1645.

     

    Hoewel Frankrijk Spanje, met inbegrip van Vlaanderen, reeds de oorlog had verklaard in 1635, is het pas in 1645 dat een echte Vlaamse veldtocht vanuit Frankrijk tot stand kwam. Daarenboven woedde de pest en buikloop in 1645-1646, waarbij een derde van de bevolking in de Westhoek omkomt.

     

    Gedurende de daaropvolgende jaren werd met wisselende kansen gevochten tussen Frankrijk en Spanje, waarbij de stad Veurne zelf door beide kampen afwisselend bezet en verlaten werd. In 1651 overwinteren de Spaanse troepen in de kasselrij, evenals in 1653. Vooral in 1658 zijn er veel verwoestingen in de kasselrij.

     

    Hoewel dus een eerder gunstige economische situatie heerste tot ongeveer 1645, is het zeer wel mogelijk dat de eerste generatie daarna is omgekomen. Een meer gedetailleerd historisch onderzoek van de betrokken dorpen, vooral dus Stavele, Beveren, Pollinkhove, zou misschien meer licht werpen op de lokale situatie.  We hebben al gezien dat speciaal in Beveren vele getuigen bij dopen en huwelijken uit andere dorpen afkomstig waren, zoals uit Stavele. Misschien was Beveren een soort toevluchtsoord tegen het midden van de zeventiende eeuw.


     

    OVERZICHT VAN DE ANDERE JAN METSUVAR IN KERNGEBIED

     

    Zie voor details de teksten ‘teruggaan voor ‘onze’ Jan Massu’

     

    Begrafenissen

    - Joannes MASSE (begr. Stavele, 24 mrt 1628) (7)

    mogelijk Jan I Massu, zie hoger

    - Jean MASSU (begr. Roesbrugge-Haringe, 26 nov 1629) (12)

    & Marie MASSU (begr. Roesbrugge-Haringe, 26 nov 1629) (12)

    het is de begrafenis van Maria Massu, echtgenote van Joannes Massu, vrijwel zeker Maria Van Bovekercke, echtgenote van Jan Massu de oudere, zie ‘tak Eloy Massu’.

    - Jean MASSU (begr. Roesbrugge-Haringe, 10 jan 1637)(13)

    & Marie NN (13)

    Het is Maria Ghyselynck die hier begraven wordt, echtgenote van Jan Massu de jonge, zie ‘tak Eloy Massu’.

    - Joannes MASSUWE (begr. Stavele, 3-6-1655) (8)

    vrijwel zeker Jan Massu de jonge, zie ‘tak Eloy Massu’

    - Jan MESSUWE (begr. Alveringem, 13-5-1668) (9)

    mogelijk echtgenoot van Adrianeken Ombejaeghen, zie ‘tak Jacob Massue uit Fr. Vl.’

    - Jan MASSU (begr. Alveringem, 28-3-1670) (10)

    mogelijk echtgenoot van Adrianeken Ombejaeghen, zie ‘tak Jacob Massue uit Fr. Vl.’

    - Jean METSU (begr. Elverdinge, 28-1-1670) (11)

    geen akte

     

    Huwelijken en dopen

    - Joannes MASSEE / MATSU & Stavele, 21 jan 1605 (1) met Maria Van Bovenkercke / Bovekercke (24)

    huwelijk van Jan Massu de oude, zie ‘tak Eloy Massu’

    - Joannes METSU & Poperinge, 1621 met Christina Capellen (19)

    geen akte, dus geen verdere gegevens

    - Jean MASSU & Roesbrugge-Haringe, 16 apr 1630 met Marie Dejonghe (22)

    vermelding van een gebeurtenis in Watou, zonder akte, geen verdere gegevens

    = Joannes Massu & Watou, 1630 met Maria Dejonghe (25)

    21-01-2014, 19:45 Geschreven door ivometsu  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (1 Stemmen)
    Tags:Massu,Metsu,stamboom,willaert,stavele
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.4.1.3.1. Het klooster van Eversam te Stavele

    4.1.3.1. HET KLOOSTER VAN EVERSAM TE STAVELE

     

    versie 02.11.2013: ABDIJ VAN EVERSAM

     

    1. Inleiding

     

    In een uitgebreide artikelenreeks in de IJzerbode wordt de geschiedenis van de abdij van Eversam geschetst, die een belangrijke rol gespeeld heeft in Stavele. Alleen al daarom mag deze abdij en haar geschiedenis niet ontbreken in een schets van de periode waarin onze voorouders te Stavele aanwezig waren. Bovendien kan in het bewaarde archiefmateriaal van de abdij mogelijk nog informatie over Metsuvar verscholen zijn. Zo treedt bijvoorbeeld de echtgenote van een Francois Metsu op als getuige in een betwisting over de uitweg van de abdij. Maar we hebben ook al een poging gedaan – opzoekingswerk nog niet afgerond - om via het landbezit en de pachters meer te weten te komen over de Metsu’s of Massu’s in Stavele.  Dus ook een verslag daarover en over de mogelijkheden tot verder onderzoek.

     

     

    2. Beknopte geschiedenis van de abdij van Eversam

     

    De Westhoek telde vanaf het begin van de twaalfde eeuw niet minder dan vijf augustijner abdijen, gelegen in Lo, Stavele, Zonnebeke, Voormezele en Mesen. Zij volgden  de regel, die de H Augustinus in het jaar 395 gegeven had aan de priesters, die met hem samenwoonden en –leefden. Zo ontstond de orde van de reguliere kanunniken van de H. Augustinus. (1,(1))

    Er zijn verschillende theorieën over het vroege ontstaan van de abdij van Eversam, maar algemeen wordt aangenomen dat de eerste gemeenschap geënt werd op een reeds bestaande kerk of kapel, maar over het tijdstip zijn geen gegevens voorhanden en kan men enkel gissen. (1, (2)), vermoedelijk XXe eeuw (2).

     

    De naam zou volgens Gerard de Meestere, een monnik van Eversam in de 17de eeuw, zoveel betekenen als everzwijnweide. Het aanpalende en naburige weiland werd van oudsher “den grooten hem” en den kleinen hem” genoemd. (1, (3))

     

    Na de erkenning in 1091, schenkt Gerardus (1083-1099), bisschop van Terwaan, op vraag van Gualbertus, priester, en Elbodo, kannunik van Kassel, de juridische vrijheid aan de kerk in Eversam. Zo werd ze onttrokken aan de invloed van lekenheren en vrijgesteld van alle tienden – of belastingheffingen. Bij haar stichting in 1091 had de abdij van de gravin Gertrudis van Saksen, echtgenote van Robrecht de Fries, graaf van Vlaanderen, 400 gemeten grond gekregen, waarvan grond palend aan het klooster, en 300 gemeten landbouwgrond in de zuidwesthoek van Westvleteren (de huidige Patershoek). Daarna volgden nog heel wat schenkingen zodat de abdij op het einde van de twaalfde eeuw circa 1600 gemeten (ca 700 ha) bezat. Het merendeel lag in Stavele, maar er waren nog 23 andere plaatsen waar eigendommen lagen: Krombeke, Proven, Haringe, Westvleteren, Oostvleteren, Bulskamp, Houtem, Hoogstade, Pervijze (het terrein “Bercla” of “Berkel”, dat later uitgroeide tot een grote mooie hofstede van 130 ha met eigen windmolen: “De Groene Poorte”), Pollinkhove (24 gemeten), Lo (14 gemeten) , enz. (1, (2) en (4))

    Verder had de abdij het patronaat over de prochies van Fromelles, Hoogstade, Sint-Rijkers en Pollinkhove. (2, 660) Omstreeks 1142-1155 werd onder het patronaatschap van de abdij van Eversam de parochie van Stavele opgericht. Later zou de heer van Stavele inspraak krijgen in de patronaatskwesties. (1, (2))

     

    Waar lag de abdij?

     

    Bij de samenvloeiing van de IJzer met de Vleterbeek, later genoemd de Poperingevaart. De Vleterbeek gaf haar naam aan Oost- en Westvleteren. De stad Poperinge liet deze grote kreek uitdelven tot een vaart om aldus te zorgen voor een vlotte afwatering van de stand en voor de scheepvaart. (Fonds Eversam nr 47 en 51 (15 mei 1367), in (1,(6)).

    De Heidebeek is een bijrivier van de Vleterbeek. Thans vormt ze de grens tussen de gemeenten Stavele enerzijds en Krombeke en Westvleteren anderzijds. Het kapittel van Eversam bezat de goederen die tussen de IJzer en de Heidebeek gelegen waren. Het bezat ook de visrechten langs deze gronden. (1,(6)).

     

    Door allerlei schenkingen, vooral in de oosthoek van Stavele, werd Eversam de grootste grondbezitter in Stavele. De abdij bezat 245 gemeten grond op deze parochie en omstreeks 1300 waren er zelfs nog iets meer. Hiermee lag zowat één zevende van al wat de abdij aan land bezat in deze ene parochie.

    Eversam beschikte in 1303 over een pachtinkomen van 1260 gemeten grond. Daarin is niet begrepen een gebied van 298 gemeten dat door het kapittel zelf werd verbouwd.

    In 1638 bedroeg de totale oppervlakte eigendom 1628 gemeten. De bosuitbating besloeg een oppervlakte van 421 gemeten. (1, (4))

     

    Er is een staat van inkomen en uitgaven van het kapittel van Eversam opgesteld na de dood van de prelaat Jan van Welsenes in december 1638: Gr. Seminarie Brugge, Fonds Eversam, rol (1638).

     

    De dijken: (1, (18))

    Deze droegen de gemeenschappelijke naam van Eversam-dijken.

    De dijk, die mogelijke overstromingen uit de IJzer moest tegenhouden, werd ook genoemd de “Noordtdyck”, of nog “de prochiedyck” omdat die veel meer dan het Eversamdomein bestreek.

    Daar was ook de “Oost- of Sluysdyck” als dam tegen overstroming uit de Poperingevaart en de Heidebeek.

    De “Middeldyck” moest ook de debordatie uit de Heidebeek op de Oosthoek van Stavele beletten.

    Het onderhoud van de dijken viel in feite ten laste van de abdij en de grote aangelanden, maar bij dreigende watersnood werd de hele bevolking van Stavele opgeroepen.

     

    We gaan meer in detail in op de tweede helft van de 16de eeuw (1550-1600), die een grote stempel gedrukt hebben op de abdij en haar functioneren.

     

    Rond 1560 was de economie in de Westhoek ontredderd door de catastrofe van de wolnijverheid in Hondschote, Poperinge en Ieper. In 1517 waren er in Poperinge bijna 400 weefgetouwen in werking, maar in 1554 was dat aantal tot 40 à 50% gedaald. Er was geen vast bestuur meer: roven, plunderen, moorden en vernielen waren aan de orde van de dag en de overheid stond er machteloos en ongewapend tegenover. (1,(8))

     

    In de zomer van 1565 kwam een groot aantal lakenhandelaars, scheerders, wevers, vollers en andere dagloners die omwille van de voortdurende achteruitgang de stad hadden verlaten, op zoek naar ander werk. Hondschote was in die tijd één van de aantrekkingspolen, net al Belle en Nieuwkerke. Petrus de Bert uit Reningelst was gedwongen te gaan werken in de saainijverheid te Hondschote en verhuisde naar de Beverenkalsijde. Hij werd een bekend figuur in de hervormingsbeweging en gaf een tweede grote hagepreek in maart 1566 op de Cappel-Vijfweg. Pas dan begon in de omgeving van Hondschote, Roesbrugge en Beveren-Kalsijde de bedrijvigheid van de geuzen opnieuw. Hun actieterrein verplaatste zich naar de iets meer beboste ‘Hoge Seine’, net buiten Beverenkalsijde. Kort daarop verscheen Sebastiaan Matte, pas terug uit Engeland, samen met Pieter Hazaert. Op zondag 26 mei 1566 hield hij er een grote volksvergadering. Op zondag 21 juli sprak Sebastiaan Matte 4000 à 5000 toehoorders toe in de boomgaard van de abdij, vlak vóór het klooster van O.-L.-Vrouw ter Nieuwe Plant. Driehonderd gewapende mannen beschermden hem tijdens zijn preek. Daarna volgden er hagepreken in de omgeving van Ieper, Nieuwkerke, Waasten, Belle, Kemmel, Langemark, Wijtschate, Mesen en andere plaatsen. Telkens trokken wel duizend hervormingsgezinden, met een aantal gewapende mannen voorop, huiswaarts. Zo ontaardden stilaan de preken in ophitsingen. Sebastiaan Matte en Pieter Hazaert waren zich op Beverenkalsijde en Roesbrugge komen vestigen, anderen zochten een onderkomen in en rond Hondschote. (1,(8))

     

    Eind juli werd door Jaak Denys, in Woesten geboren, maar te Roesbrugge woonachtig, een soort volksleger bijeengebracht. Het bestond uit een 500-tal goed gewapende mannen. Een gedeelte van die mannen vormde dan ook een soort lijfwacht voor Matte. (1,(9))

     

    Nog vóór het zover was en de georganiseerde actie op gang kwam, werden de abdijen van Eversam te Stavele, de abdij van Lo, van Sint-Niklaas te Veurne en de abdij Ter Duinen door de opgehitste menigte lastig gevallen. (1,(9))

    Op vrijdagavond 9 augustus 1566 rond 6 uur na een preek door de plaatselijke predikant Sebastiaan Matte, vertrokken mannen uit Roesbrugge naar Krombeke, waar zij de kerk binnenvielen en de eerste georganiseerde beeldenstorm pleegden. De inboedel van de kerk werd er vernield en de beelden werden op straat geworpen. Vandaar vertrokken zij onder leiding van hun predikant S. Matte naar het klooster van Eversam, dat hetzelfde lot onderging.

    De monniken sloegen op de vlucht maar kwamen met mondjesmaat terug.

    De kerk van Beveren moest eraan geloven op 14 augustus 1566, zij verbrijzelden de altaren en de beelden. (1,(9))

     

    De maand daarop, in september 1566 kwam een groep beeldenstormers, nu onder leiding van Jacques Mormetijn uit Roesbrugge, opnieuw Eversam bestormen, maar met weinig schade. (1,(9))

     

    Op 7 oktober 1566 werden de geuzen uit de steden werden de geuzen uit de steden uit de steden en kasselrijen Ieper, Veurne, Sint-Winoksbergen, Duinkerke, Broekburg, Kassel en Belle opgeroepen om zich onder het bevel van kapitein Jan Denys te Roesbruge te verzamelen aan de oevers van de IJzer. Hun opkomst was een groot succes: 4.000 gewapende mannen waaronder veel gewezen beeldstormers, hadden zich komen aanmelden. Vooraleer vanuit Roesbrugge naar Veurne te vertrekken drongen ze de abdij van “O.-L.-Vrouw ter Nieuwe Plant” binnen, plunderden en verwoestten heel de inboedel en mishandelden de religieuzen die niet op tijd hadden kunnen vluchten. Van daaruit vertrokken zij langs de IJzer naar Eversam dat eveneens een doorn in het oog was. (1,(9))

    De prelaat Jan van Loo kon net op tijd naar Ieper vluchten. Enkele monniken werden mishandeld. Daarna stormden zij de abdij binnen en verwoestten heel de inboedel. De bibliotheek werd vernield, een deel van de boeken verbrand, de andere gescheurd en meegenomen. In de nacht trokken zij toen verder naar Veurne, waar ze in de morgen van 8 oktober met 4.000 man de stad zouden aanvallen. (1,(9))

     

    Nadien leefden enkele monniken er ondergedoken en deden in stilte hun kerkelijke diensten en leefden van de landbouw. Het werd er wat rustiger, maar toch bleven ze op hun hoede.

    In september 1568 werd het klooster opnieuw overrompeld door een hele schare, waarbij één monnik die tegenstand bood, zwaar werd gewond. (1,(9))

     

    Ook Ieper had te lijden. Daar werd de prelaat van Eversam, Jan van Loo, in 1572 gevat en door enkele geuzen door de straten van Ieper gesleurd, waarna hij door een menigte omstaanders uit hun handen werd gered. (1,(9))

     

    Op 31 oktober 1578 trokken soldaten van het garnizoen van Veurne weer eens naar het klooster om er voor de zoveelste keer te plunderen. Ze namen kelken en andere kostbaarheden mee. De monniken die hun goederen wilden beschermen, werden geslagen en verwond. De geuzen gaven niet op. De katholieke eredienst moest verdwijnen. (1,(9))

     

    De laatste slag, de mokerslag, kwam in 1579. Op 4 juni roofden grote benden geuzen uit Ieper (gezonden door de hoogbaljuw van Ieper) het weinige dat er nog te roven viel, mishandelden enkele monniken die ter plaatse waren gebleven en staken de kerk en het klooster in brand. De treurende monniken trokken nu weg. Het klooster had te Ieper in de Beluikstraat een refuge of vluchthuis en daar verbleven zij tijdens de troebele, gevaarlijke en moeilijke periode.

    Op Eversam kon niet meer worden verricht. De streek was trouwens ontvolkt en grotendeels verwilderd. Nu werd de toestand zo rampzalig voor vele jaren, dat de paters, ook “om den brode”, de refuge hadden moeten verlaten. Het zag er dan naar uit dat Eversam de ondergang nabij was en deze vreselijke en rampzalige periode niet zou overleven.

    De calvinistische bezetting liep ten einde in 1584. (1,(9))

     

    De prelaat Jan van Loo, ter zijde gestaan door zijn wakkere leke-ontvanger, Vincent de Vuldere, trachtte de verspreide kudde religieuzen te verzamelen in de Eversam refuge te Ieper. Daarna werd in 1585 besloten de landerijen en meersen, die jarenlang onder water stonden of niet gebruikt bij gebrek aan volk, dat uitgeweken was, te verpachten samen met de abdij zelf, die sedert 1579 definitief door de kannuniken was verlaten. (1,(9))

    De toenmalige leke-ontvanger, Willem Tayhals, had er een zekere tijd verbleven om een oog in ’t zeil te houden. ’t Beluik en de resterende gebouwen uit de verwoesting en plundering in 1566, 1578 en 1579 hadden gediend tot schuilplaats voor mensen en vee uit ’t omliggende. Soldaten werden er een zekere tijd gekazerneerd, zodat de troosteloze aanblik weinig hoop gaf op een spoedige terugkeer en wederopbouw. Temeer daar men stond voor een berooide spaarkas en met de vrees voor ronddolende ongedisciplineerde vijandelijke soldatenbenden.

    Noodgedwongen werd het bij de abdij horende neerhof en meegaande landbouwuitbating in 1585 verpacht aan een zekere Jan Leuridan, “filz de Jehan, censier presentement demeurant en la parochie de Lomme”. De pacht werd gesloten voor negen jaar, met dien verstande dat de eerste “Baefsmesse” (betalingsdatum van pacht) zou vallen het jaar na de inname van Oostende en dat ondertussen jaarlijks een vergoeding zou betaald worden volgens de overeenkomsten opgesteld te Ieper op 7 september 1585. Over deze verpachting vernemen we o.a. dat de exploitatie een 200-tal gemeten bedroeg. (1,(9))

     

    Bij de komst van de Aartshertogen Albrecht en Isabella (1598-1621) bleven vrijbuiters uit het garnizoen van Oostende de streek plunderen. Dank zij het Twaalfjarig Bestand van 1609 kwam er uitzicht op een langdurige vrede in de Zuidelijke Nederlanden. Dan kwamen de kannuniken van Eversam naar hun klooster terug en begonnen aan de heropbouw. De geuzentijd maakte Eversam dertig jaar, van 1579 tot 1609, onbewoonbaar. (1,(9))

     

    Wat later wordt een nieuw akkoord afgesloten, ditmaal met de weduwe van Jan Leuridan. Wellicht werd vanaf 1609 het abdij-neerhof met ongeveer 200 bijhorende gemeten door ’t klooster zelf uitgebaat en werd Adriaan Leuridan, zoon van Jan, pachter van andere Eversameigendommen in Stavele. In 1609 werd met de heropbouw gestart. In juni 1611 kwamen de overige monniken zich opnieuw vestigen. (1,(9))

     

    In 1614 werden naar aanleiding van een bisschoppelijk bezoek na het overlijden van Vander Beke de rekeningboeken voorgelegd en een terrier, waarin het landbezit werd opgesomd in de verschillende parochies en aan wie ze eventueel verhuurd waren. Hierin zien we de 200 gemeten in Stavele, uitgebaat door de paters, en een hofstede van ong 50 gemeten, verhuurd en uitgebaat door Adriaan Leuridan, evenals een hofstede met 44 gemeten, verhuurd aan Willy Maerten, twee aan elkaar palende hofsteden met 64 gemeten verpacht aan Filips Ghysen, en een hofstede van 38 gemeten, 2 lijnen en 60 roeden verhuurd aan Jan Vanloo. Er wordt geen ander land vermeld voor Stavele, wel nog in 22 andere locaties. (1,(11))

     

    Onder de volgende abt, Jan van Welsenes (1614-1638) werd  het klooster geheel heropgebouwd. De staat van inkomen en uitgaven van het kapittel van Eversam opgesteld na zijn dood (3 september) in december 1638, geeft een grondbezit van 1207 gemeten landbouwgrond en weide, waarvan 127  van het kapittel zelf. De bosuitbating bedroeg 421 gemeten. De totale oppervlakte van Eversam bedroeg 1620 gemeten. Lijnen en roeden weggelaten voor Stavele: 531 gemeten. (1,(12))

     

    Jaak Pierin (1639-1646) zette als nieuwe prelaat het bouwen voort. Het klooster werd voltooid, de pachthoeven hersteld en vernieuwd en in 1642 de Eversamhoeve herbouwen, die nu nog bewaard is (bewoning Daniel Ferryn). (1, (14))

     

    Daarna volgde onder het bewind van Pieter Quicke (1646-1660) een onverkwikkelijke historie met ruzie en verdeeldheid en tevens een poging tot naasting van de abdij door de abt van “Ter Duinen”. Deze poging werd afgewend, maar de verdeeldheid sleepte aan tot 1659.

     

    In 1652 waren er moeilijkheden m.b.t. het onderhoud van de dijken, wat een ondervraging door weer een Jan Mazeman, heer van ’t Couthof, advocaet ende notaris publicq, meebracht. Hierdoor leren we enkele pachters van de abdij-eigendommen uit die tijd kennen, evenals de toestand van de dijken. Door de oorlog met Frankrijk was er geen onderhoud meer geweest, de kerkklok had niet meer geluid om de bevolking bijeen te roepen, in de  jaren 1646, 1647, 1648, 1649. De dijken waren als weg gebruikt, zowel door mensen als door vee, en het vee mocht er ook op grazen in vluchttijden. Daarbij waren Jan van Loo de jonge, de burchmeestere, de baillieu en de greffier van Stavele, Pieter de Latre (wonende op de hofstede nu van Daniël Feyn), Charles de Leghere (hofstede van Daniël Devloo), en vele anderen. Allicht aanpalende landbouwers waren Jan van der ije, zoon van Guilliamus, 38 jaar, en Pieter Tueur, zoon van Jan, 42 jaar, beide landsman en wonend te Stavele. (1, (18))

     

    De volgende abt, Antoon Ghesquière (1660-1707), leidde de abdij verder naar heropstanding en zegen, waarbij onder meer in 1690 het laatste gebouw volledig hersteld werd, en de kerk verfraaid. (1, (19)) De tijd van de Spaanse successieoorlog en de Franse bezetting werd doorsparteld zonder schade, onder het bewind van abt Adolf Baroud (1707-1720). De laatste abten waren Alipius Verlynde (1720-1752) en Raulé Antonius (1752-1794). Raulé moest vluchten al bij de eerste inval van de Fransen. De abdij werd door hen bezet en alles verwoest. Stavele werd op vrijdag 25 april 1794 praktisch volledig platgebrand en ook de abdijkerk van Eversam ging in de vlammen op. De grote refuge in de Beluikstraat van Ieper, waar het archief naartoe was gebracht, werd eveneens in april 1794 in brand gestoken. Dank zij monnik Franciscus Rousseeuw werd het gros van het overblijvende archief in 1834 overgemaakt aan het bisdom Brugge. Ook daarna werd nog een oude terrier gevonden, gestolen in Ieper in 1794, en met vele andere boeken en papieren beland in Antwerpen, en daar gekocht door een winkelier voor het maken van papieren zakken voor zijn winkel! (1, (22) en (23)).

     

    Bij de liquidatie van de kloostergoederen door de Fransen, vernemen we dat de ganse uitgestrektheid van de parochie van Stavele, zonder het kerkhof en de kerk 2.789 gemeten 1 lijn en 65 roeden bedroeg. Het beluik van het klooster bedroeg 14 gemeten 192 roeden.

    De abdij bezat op het einde van 1787 in totaal 1.650 gemeten, waarvan ruim 403 gemeten Eversambossen onder de heerlijkheden van Eversam en Diepenzeele (verspreid over Westvleteren (80), Krombeke (58) en Proven (25)). (1,(25))    

     

    De opeenvolgende abten die voor ons van belang zijn:

     

    - Niklaas Schaetse (1557-1562)

    - Jan van Loo (1562-1594)

    - Jaak vander Beke (1595-1613)

    - Jan van Welsenes (1614-1638)

    - Jaak Pierin (1639-1646)

    - Antoon Ghesquière (1660-1707)

     

    Jan van Loo was afkomstig van Esen, en hij bleef armen van deze parochie helpen.

     

    Personen die we nog kunnen tegenkomen zijn:

    - Arnold Deschoolmeester, geboren in Jabbeke en al kind opgegroeid bij “De Groene Poorte” te Pervijze, wonend in Pollinkhove, was een bediende in Eversam: lekenontvanger sinds 13 september 1593 en baljuw-burgemeester van de geünifieerde heerlijkheden Eversam-Diepenzele sinds Kerstmis 1602, in beide functies opvolger van Vincent Devuldere, wiens watergraafschap van de Zuidwatering hij overnam. (1,(11))

    - Willem Tassaert, zoon van Pieter, ontvanger in Eversam van 1616 tot 1633. Ook baljuw van Diepezeele van 1616 tot 1626. Dit laatste ambt heeft hij dan afgestaan aan zijn schoonzoon Jaak Delaetere. Diepezeele is een heerlijkheid van het klooster gelegen te Krombeke, Westvleteren, Poperinge en Proven met 14 achterlenen, en met de drie justitiegraden. (zie (1, (13))

    - Jaak de Latre, zoon van Antoon, ongeveer 30 jaar in 1638, woonde te Roesbrugge, en was geede deelsman en gezworen landmeter van de kasselrij van Veurne. Hij is baljuw van Diepezeele by resignatie van synen schoonvader, en er is geen andere officier, en mocht meedoen aan de verkiezingen in 1638 van een nieuwe prelaat na van Welsenes. (1,(14))

    - Alexander Ferdinande de Tannemaecker, baljuw van de parochie en heerlijkheden van de parochie en de heerlijkheid van Stavele en Krombeke (ong 1665) (1,(15))

    - pater Petrus de la Rue, lesgever theologie in Eversam (ong 1665) (1,(15))

     

    Bronnen:

    (1) Robert Toussaint, De abdij van Eversam (1) 785-786; (2) 805-807; (3) 827-828; (4) 845-846; (5)11-12; (6) 29-30; (7) 47-48; (8) 67-68; (9) 87-88; (10) 107-108; (11) 126-127; (12) 149-150; (13) 169; (14) 189; (15) 205-206; (16) ; (17) 241-242; (18) 261; (19) 281-282; (20) 301-302; (21) 321; (22) 337; (23) 357-358; (24) 377; (25) 397-398; (26) 419-420; (slot) 435;

    (2) Paul Callebert, Monasticon Belge Tome III, Flandre Occidentale, Centre Nationale de recherches d’histoire religieuse, 1974, p 660

     

    Belangrijkste punten voor onze familiekroniek:

    - Rond 1560 was de economie in de Westhoek ontredderd door de catastrofe van de wolnijverheid in Hondschote, Poperinge en Ieper. Er was geen vast bestuur meer: roven, plunderen, moorden en vernielen waren aan de orde van de dag en de overheid stond er machteloos en ongewapend tegenover.

    - Vanaf de zomer van 1565 begonnen de geuzen zich op grote schaal te roeren, vanaf 1566 werden kerken en kloosters, waaronder Eversam geregeld aangevallen.

    - Vanaf 4 juni 1579 in brand gestoken, was tot 1609 Eversam onbewoonbaar. Op Eversam kon niet meer worden verricht. De streek was trouwens ontvolkt en grotendeels verwilderd.

    - In 1585 werd besloten de landerijen en meersen, die jarenlang onder water stonden of niet gebruikt bij gebrek aan volk, dat uitgeweken was, te verpachten.

    - Het bij de abdij horende neerhof en meegaande landbouwuitbating werd op 7 september 1585 verpacht aan een zekere Jan Leuridan voor negen jaar, met dien verstande dat de eerste “Baefsmesse” (betalingsdatum van pacht) zou vallen het jaar na de inname van Oostende en dat ondertussen jaarlijks een vergoeding zou betaald worden. De exploitatie bedroeg een 200-tal gemeten. Wat later wordt een nieuw akkoord afgesloten, ditmaal met de weduwe van Jan Leuridan. Wellicht werd vanaf 1609 het abdij-neerhof met ongeveer 200 bijhorende gemeten door ’t klooster zelf uitgebaat en werd Adriaan Leuridan, zoon van Jan, pachter van andere Eversameigendommen in Stavele.

    - In een terrier, voorgelegd in 1614, wordt het landbezit in Eversam opgesomd evenals de pachters. Hierbij is geen Metsuvar. Daar in het artikel in de IJzerbode ook de tegenwoordige uitbater wordt opgegeven, moet er dus wel een precieze localisatie gegeven zijn, dus is er kans om iets over de buren te weten te komen.

     

     

    3. Archiefmateriaal

     

    3.1. Het meeste materiaal bevindt zich in het Grootseminarie van Brugge, Potterie 72, Brugge, als het Fonds Eversam, waar het na afspraak (050/33.03.62) met beheerder Kurt Priem kan worden geraadpleegd.

     

    Een algemene bespreking van het archiefmateriaal wordt gegeven in: Paul Callebert, Monasticon Belge Tome III, Flandre Occidentale, Centre Nationale de recherches d’histoire religieuse, 1974, wat we gekopieerd hebben. Hieruit leren we:

    - Pas na 500 jaar, opgesteld tussen 1629 en 1635, werd een kroniek van de geschiedenis gemaakt door Gerard de Meestere, monnik te Eversam. Aldus: Historia Episcopatus Iprensis, uitg C. Carton en F. Van de Putte, Brugge, 1851; Chronicon monasterii Everhamensis, uitg idem, 1852. Volgens Callebert vooral interessant voor eind XVIe en eerste derde XVIIe eeuw.

    - Meer dan 700 documenten over Eversam zijn er in het Groot Seminarie bewaard, vooral over processen en verkopingen. Er bestaan genummerde steekkaarten van, chronologisch, met aanwijzingen over de inhoud, vóór 1918 gemaakt door Joseph Noterdaeme, en vervolledigd door P. Callebert na 1963. Vanaf nr. 313 is het vanaf 1600. Wat vetjes gedrukt is, moeten we verder bekijken.

    - In vier cartularia kort na de Beeldenstorm opgesteld zijn de meeste documenten van vóór de XVIe eeuw overgeschreven.

    A. bevindt zich in het Groot Seminarie en gaat over visrechten.

    B. idem, 247 folio’s, eveneens over de periode 1568-1572. (dus te bekijken!)

    C. idem, over XVe eeuw.

    D. in het Rijksarchief van Brugge (aanwinsten 3904);

    - Er is een beschrijving van het archief gemaakt in 1650, en later in 1741. Dit laatste door de baljuw van de heerlijkheid Eversam-Diepezeele,  Ivan Ollevier, 123 folios, = nr 608 in het Groot Seminarie.

    - Er is een terrier van 1735-1737, eveneens in het G Seminarie, andere mogelijk in de nrs. 518, 519, 542, 695.

    Opm. in R. Toussaint’ reeks over de abdij, afl.2, is er sprake van een oude terrier van Stavele in 1697 opgemaakt door Marinus Ollevier, gezworen landmeter van de Kasselrie van Veurne. Daarin komt de Goudenwerfhoek terug, een groot stuk mand ten zuidwesten van het klooster, gelegen tussen het dorp van Stavele zelf en Eversam, langs de IJzer, nog geschonken door Robrecht van Jeruzalem, graaf van Vlaanderen, in 1105. Gebieden langs de IJzer waren grafelijk bezit, wat kan betekenen dat zowel Eversam als Goudenwerf gebieden waren die op het IJzerestuarium veroverd waren.

    - In het Groot Seminarie zijn er nog enkele niet gekatalogeerde rollen over de bezittingen sinds 1300 en enkele rekeningen van de Watering. Zo is er een van 1541.

     

    We bekeken de steekkaarten:

    - nr. 238: Rekwest gehouden over den in- en uitweg van de Eversamstrate, komende uit het klooster en loopende tot aan de groote strate naar Stavele. Verscheidene getuigen verklaren dat dit de eenige weg is voor ’t klooster en waar al de bewoners langs gemelde strate dat die weg onderhouden wierd door de aangelanden met ’t hout dat er nevens groeide, dat het klooster langs daer boomen uit het bos voerde met 6 of 8 peerden, dat sommige aangelanden den onderhoud verwaarloosd hebbende de strate geschauwd werd en eene boete opgelegd werd aan de plichtigen. 3-11-1574.

     

    met schets:

                                                 de parochiedijk                                   

     

                                                               nieuwe dreef  

     

    ------------<-Stavele------------- -----------------Eversamstraat  ----------à Eversamklooster

     

     

     

    Ten tijde van de monniken kon je slechts de weg Ieper-Veurne bereiken door de IJzer over te steken eerst langs de Ruwedreve, later kreeg de vroegere weg de naam van “den ouden uutwech” (nu de Zanddreef). In 1628 werd die weg ingekort doordat men een andere oversteekplaats met het nog bestaande oversteekhuisje “an den back” aanlegde ten noordoosten buiten het beluik. Aldaar de IJzer over kon men in “’t Marienstraetjen” (nu nog genoemd de kloosterdreef) op de Burgweg geraken. (1,(26))

     

    Het “Eversamstraetje” of “Eversam-dreve” liep vanuit het klooster westwaarts en via het (huidige) bedrijf van Wilfried Deheegher en Paula Deblock werd het opgevangen in de “grote straete” naar Stavele. Het werd beschouwd en desnoods verdedigd als kloostereigendom en moest door de gebruikers - elk op zijn aanliggend deel – onderhouden worden, een oude en vanzelfsprekende gewoonte. Het hout van de bomen aan weerszijden van de weg werd voor de nodige herstellingswerken aangewend. (1,(12))

     

    Wellicht als gevolg van de anarchie door de Geuzerie en de armoede in ’t Veurnambachtse, ontstond hierover omstreeks 1574 onenigheid. In het bestuur van de kasselrie werd beroep gedaan op de “Kerckgeboden”. Door het uitdelen van boeten bedaarden de gemoederen. Zakenman als hij was en om in ’t vervolg betwisting te vermijden, liet prelaat Jan van Loo (1562-1594) een verslag over dit alles opstellen om desnoods een bewijs van eigendom te kunnen voorleggen en weigerachtige aangelanden te herinneren aan hun herstelverplichtingen.  (1,(12))

     

    Het stuk dat hierna volgt laat getuigenverklaringen zien, die gezien het steeds terugkerende stramien, allicht een bepaalde vragenlijst volgden, in de tekst trouwens aangeduid als “poincten interrogatoire”.

     

    Ze verschenen op 3 november 1574 voor Jan Mazeman, heer van Couthof, notaris publicq, meestere Joannes Laureijns end Jacob van Loovelde ghetuughen ende adjoincten de volgende getuigen: Michiel Voet, Annaert de Wevere, Wouter Voet, Cathelyne (vrouw van Franchoys Metsu), Antheunis Musoore en Tannekin (weduwe Debats).

     

    Transcriptie (ivo)

     

    238/1

     

    Opene informatie preparatoire, ghehoord by ons notaris ende ghetuughen onderscreven ten verzoucke ende ernstighen instantie van eerw[aarde] heere, d’heer Jan van Loo, proost van Eversaem, ter verifficatie vande possessie ende saisine, van zekeren inwech, ende vutwech, van den voorseyden cloostere, naer den verclaerse van poincten interrogatoire van weghen myn[en] voornomden heere, ten desen overgheleyd in ghescrifte, ghedaen binnen den districte van tvoors[eyde]n cloostere den derden novembris xvc (1500) vierentzeventich

     

    [eerste getuigenis]

     

    Michiel voet de zone Gillis landsman binnen der prochie van Stavele, ghehuwet man, oudt iiiixxvii (87) jaren oft daerontrent, oirconden beleed ende gheexamineerd by solempnelen eede, op dinhouden vande voors[eyde] poincten interrogatoire, deposeert oijnt ende zijn leven lanck ghewoondt thebbende in een pachtgoed, staende ende gheleghen op den voors[eyde]n vutwegh vanden cloostere, gheseyt deversaem strate loopende van den zelven cloostere naer Stavele ende andere voisine stede ende plaetsen, ter welcker voors[eyde] hofstede oick ghewoondt heift, zyne deposants vadere aldaer overleden in tjaer van gratie vichtien hondert, ende verclaerst hy deposant te hebbene goede kennesse ende memorie, van joncx kynde ende voorts totten daghe van hedent, dat die vanden voor[seyde]n cloostere altyts ghehadt hebben, ende noch hebben eenen vrijen ende paisivelen inwech, ende vutwech, op dende duer de voors[seyde]n Eversaem strate, loopende totter groote strate van Stavele, danaf hebbende van allen tyden possessie ende saisine, zonder datter anderen inwech ofte vutwech es, omme met paarden ende waghenen te gheraken totten voors[eyde]n cloostere, ofte daervute tot omligghende steden ende plaetsen, zoo van ghelijcken alle pachters ende bezitters van den hofsteden ligghende op de voorseyden Eversaem strate, van ghelycken ouden tijden gheweist hebben ende noch zijn in goede possessie ende saisine van te rijden met peerden ende waghenen tallen steden, plaetsen

     

    - saisine =

    - vutwech = uutwech = uitweg

    - oynt = altijd?

    - poincten interrogatoire = een ondervraging aan de hand van een lijst vragen of trefwoorden;

    - oirconden = oorkonden = getuigen; door een plechtige verklaring (mondeling of schriftelijk) vaststellen, hetzij voor de rechter, hetzij anders, en dus ook wel: officieel ter kennis brengen, afkondigen; (WNT)

    - solempnelen = plechtige

    - paisivelen = rustig, vredig

     

     

    238/2

     

    ende marcken, op ende duer de voorseyde strate van Eversaem ende duer gheen andere, als gheen ander wezende noch weten[de] gheweist thebbene. Duer welcke voors[eyde] strate van Eversaem die vanden zelven cloostere, ende duer gheene andere oynt ende altijds hebben ghedaen voeren met peerden ende waghenen zulcx als ten behouve vanden cloostere van noode gheweest heeft, als van alimentatien victuaeghen provisie van houtte ende ander zaken, zoo van ghelycken ghedaen hebben de opwoonende vande voor[seyde] strate. Bet voorts ghetuucht dat hy van allen tyden zijnder memorie gheweten heift, dat de voorseyde strate ter vermanijnghe van de proosten der voors[eyde] cloostere by alle de jeghenlanders vermaect heift gheweist, ende overzulcx ten diveersschen stonden, hy deposant gheholpen heeft vermaken, totten voor[seye] groote strate toe, zowel met de cnapen vanden voors[eyde] cloostere als met andere, opwoonders van de voors[eyde] strate van Eversaem, ende ghemerct dat binnen corten jaren herwaerts de voors[eyde] opwoonders in ghebreke ende onghewillich gheworden zijn, de voors[eyde] strate als van ouden tyden te vermaken, quade plecken ende diepe gaten te beteren, es naer ghecoustumeerde kercghebode ghedaen te Stavele, by hoochbaill[iu] scepenen en[de] ceurheers slands van veurnambacht, de voors[eyde] strate van

    Eversaem gheschauwet gheweist, ende boeten ghewesen die by diveerssche opwoonders immers by hem deposant betaelt hebben gheweist, tot drie toe, endelijnghe ghetuucht dat de voors[eyde] strate van Eversaem commen[de] vande voors[yde] strate van Stavele gheen ander einde en heift dan ten voors[eyde] cloostere, twelcke wesener dat hy deposant weet te ghetuughen op als ghevraecht sluut zyne depositie onder zyn handteecken,

     

    [vermenigvuldigingsteken als handtekening]

     

    (in de kantlijn van vorige blz.:)

     

    caetauyt(?) over zyne baeccutie(?) xij (12) sh[illing] par[isi]s

     

    - victuaeghen = victualie = mondvoorrad, leeftocht, teerkost, levensmiddelen, proviand;reeds middelnederlands (WNT);

    - bet = nog

    - ghecoustumeerde kercghebode = kerkgeboden in gewoonterecht vastgelegd?

    - baljuw = De benaming “baljuw” wordt gebruikt op alle echelons van de feodale hiërarchie, vanaf de kasselrij tot de kleinste heerlijkheid. De baljuw was inderdaad in elk van die omschrijvingen de vertegenwoordiger van de heer. De baljuw heeft met uitsluiting van de Amman, de bevoegdheid tot rechtsvervolging. Hij alleen zal de vergoedingen ontvangen verbonden aan de straatschouwingen, waaronder ook beken en bruggen vallen. (zie tekst: feodaal kader). In dit geval was het niet de baljuw van de heerlijkheid Eversam, of van Stavele, maar ‘de grote baas’: de hoogbaljuw van de kasselrij, die hier straatschouwing kwam doen.

    - straatschouwingen: Het was de plicht van de administratie om wegen en waterlopen in goede orde te houden. Met de beperkte middelen waarover de overheid toen beschikte was dit geen lichte opgave. Een eerste middel daartoe waren de straatschouwingen. Vergezeld van burgemeester, schepenen en officieren reed de baljuw met “gerechte roede sittende op eenen waegen en alsoo rijdende door het midden van de straete” om de schouwing te beginnen.

    Over de staat der wegen was men vrij summier: bestrating was nog niet aanwezig, dus

    vergenoegde men zich ermee de aangelanden aan te manen de obstakels te vermijden: te fel wassende bomen, ... Soms diende een zompig gedeelte belegd met “grof houdt en sandighe aarde”. Naast de parochiewegen werden ook de kleinere wegen geschouwd. Meestal kwam het er op neer de “quaede putten” te vullen. (zie tekst feodaal kader)

     

     

    [tweede getuigenis]

     

    Annaert de wevere de zone Michiels ghehuwet man oudt Lxxv (75) jaren oft daerontrent landsman binnen der voors[yde] prochie van Stavele, ghehoord en[de] gheexamineert

    by eede op dinhouden vande voors[eyde] anlen interrogatoir ghetuucht oynt ende zyne leven lanck ghewoont

     

     

    238/3

     

    thebbende binnen der voors[yde] prochie van Stavele en[de] ontrent den voorseyden cloostere, loopende welcke tijden ende jaren van zynder memorie hy deposant ghezien heeft dat die vanden voor[seyden] cloostere met peerden ende waghenen ghereden

    hebben op ende duer de voors[eyde] strate gheseyt de strate van Eversaem beghinnende ende commende vuten zelven cloostere tot der groote strate van Stavele, buuten ende zonder

    welcke strate de voorn[omden] van Eversaem gheen ander en hebben nochte oynt ghehad en hebben in zoo verre als draecht zyne memories omme te gheraken tot eenighe steden prochien

    ofte marcten, zoo van ghelycken alle opwoonende der voors[eyde] strate van Eversaem, duer de zelve strate van allen tyden ghereden hebben, ende noch rydende zijn, met peerden en[de] waghenen tallen marcten, ende noodzakelicheden, overzulcx heift hy oirconde over vele jaren gheholpen voeren duer de voors[eyde] strate van Eversaem groote boomen ghehauwen in tforeest van den voors[eyde] cloostere, ende ghebracht met vi (6) ende achte peerden, naer de grootte vande boomen, tot binnen de voors[yde] cloostere, wel weetende dat de voors[eyde] van den cloostere oynt gheweest hebben en zoo oock hebben alle dopwoonders vande voors[eyde] strate van Eversaem, in goede possessie ende saisine van tghebruuck

    vande voors[eyde] strate zoo voor[sey]t es, zonder empessement ofte belets. Ghetuucht voorts dat hy van allen ouden tyden ende zoo verre als draecht zijne memorie gheweten<

    21-01-2014, 12:07 Geschreven door ivometsu  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Tags:Eversam,massu,metsu,stamboom,zeventiende eeuw,straatschouwing
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.4.1.1.2. De vroegste Massu uit de parochieregisters (deel 2)

    4.1.1.2. De vroegste Massu uit de parochieregisters van ons oorspronggebied (deel 2)



    Pollinkhove (Sint-Bartholomeus)

    D 1606

    H 1605

    B 1672

    **

    **

    #

     

    ! geen begrafenissen geregistreerd voor 1672!

     

    - Natalis METSU (1) uit Pollinkhove (1)

    & Pollinkhove, 16 okt 1639 (1) met Francisca Vanheet (1) uit Pollinkhove (1)

    getuigen: Joannes Metsu en Petrus Van Heet (1)

     

    Opm.

    1. We vinden een Natalis Matsu (deze voornaam is overigens uiterst zelden) in dezelfde periode terug als doopheffer op 7 nov 1635 bij Nicolas Kempe, zoon van Nicolas Kempe & Anna Massu te Elverdinge. Doopheffers zijn meestal nauwe verwanten: vader, broer, nonkel.

    2. Wie is deze Joannes Metsu? Alleszins een verwante van Natalis. Ook dit kan vader, broer of oom zijn. We vinden hem niet bij de verwanten van Anna te Elverdinge. Het is niet uitgesloten, maar ook niet zeker dat het Joannes I en II uit onze stamboom is.

     

    Bronnen:

    () parochiale doopakten: geen Metsu Natalis gevonden bij kontrole tafels, nochtans beginnen deze in 1606! (i)

    (1) parochiaal huwreg Pollinkhove p. 1819 (PWVi) 1817 (P)(i); getekend Joannes METSU en Petrus Van Heet (P) in de tafels: echtgen Vanhees (i)(PWVi)

    tekst (sc 55 rechts boven): “Anno millesimo sescentesimo trigesimo nono, decimo sexto die mensis octobris, p[re]missis tribus denuntiationibus, ego infrascriptus lector ecclesie parochialis de pollynchove per verba de presenti matrimonio coniunxi natalem metsu ex pollynchove et franciscam van heet ex eodem parochie presentibus testibus petro van heet et joanne metsu, subscribebatur gerardus de jonckheere pastor.” (i)

    ”Op de zestiende dag van de maand oktober 1639 na drie afkondigingen in voorafgaande missen, heb ik onderschrevene lektor van de parochiale kerk van Pollinkhove met mondelinge instemming in de echt verbonden Natalis Metsu uit Pollinkhove en Francisca van Heet uit dezelfde parochie in aanwezigheid van de getuigen Petrus van Heet en Joannes Metsu, onderschrevene Gerardus de Jonckheere pastoor.” (i)

    () begrafenis: geen begrafenissen geregistreerd voor 1672! en ook daarna niet teruggevonden in Pollinkhove.

     

    vrijwel zeker dezelfde, gezien locatie Pollinkhove en peter Petrus van Heet en de link met Elverdinge via meter Maria:

    - No[omin]e MASSU (1)

    & Francisca NN (1)

    kinderen:

    1. Maria MASSU (geb. Pollinkhove, 13, ged. 15 aug 1640) (1)

    doopheffers: Petrus van Heet uit Pollynchove en Maria Messu uit Elverdinge (1)

    OPM. De meter Maria Messu vinden we niet terug in het doopregister van Elverdinge, lopende vanaf 1603. Wel vinden we daar een Maria, dochter van Jacobus Metsu, als meter bij Joannes Kempe gedoopt op 19-21 sept 1637 als zoon van Nicolaas Kempe en Anna Metsu.

    Bronnen:

    (1) parochiaal doopreg Pollinkhove, f 161 (i: tafels)(scan ..)

    tekst (sc 22 rechts onder): “Anno 1640 die 15e augusthij ego infrascriptus baptizavi Mariam filiam noe massu et francisca coniugum natam 13e augustij susceptores petrus van heet ex pollynchove et maria messu ex elverdinghe subscribebatur Gerardus de jonckheere Matthias ab alnispvr[] (doorhaling in de tekst)“(i)

    “Op de 15e augustus 1640 heb ik onderschrevene Maria gedoopt de dochter van het echtpaar Noe Massu en Francisca geboren de 13e augustus, doopheffers Petrus van Heet ex Pollynchove en Maria Messu ex Elverdinghe onderschrevene Gerardus de jonckheere Matthias ab alnispvr[] (doorhaling in de tekst)“ (i)

     

    - Petrus MESSU (onwettige vader) (1)

    & Joaschasia of Paschasia Ramo/en (1)

    kinderen:

    1. Petronella MESSU (ged. Pollinkhove, 11 dec 1639) (1)

    doopheffers: Ramon uit Loo en Petronilla Nevejans uit Loo (1)

    Bronnen:

    (1) parochiaal doopreg Pollinkhove, f 156: (i: tafels)(PWVi); Ramen (Pwvi)

    tekst (sc 218 rechts onderaan): “ Anno millesimo et decentesimo trigesimo nono, undecime die mensis decembris ego infrascriptus baptizavi petronillam filiam illegitimam petri messu ex pollynchove et paschasia ramon ex eodem parochia natam die decimo, susceptores fuerunt epsorem ramon ex Loo et petronilla nevejans ex Loo subscribebatur Gerardus de jonckheere.” (i)

    “Op 11 december 1649 heb ik onderschrevene Petronilla gedoopt het onwettig kind van Petrus Messu uit Pollynchove en Paschasia Ramon uit dezelfde parochie geboren de tiende, doopheffers waren epsorem (dezelfde)Ramon uit Loo en Petronilla Nevejans uit Loo onderschrevene Gerardus de Jonckheere.” (i)

     

    - Petrus MASSU, vrijlaat uit het territorium van hesduies (1)

    & Petronella Soucque, uit het territorium van Audomarus (1)

                1. Petrus MASSU (ged. Pollinkhove, 24-11-1645) onwettig (1)

    doopheffers Jacobus Vorc uit Pollinkhove en Jacoba Desdier uit Hoogstade (1)

    Opm. Een Jacoba Dedier huwt te Hoogstade op 22 okt 1690 met Joannes Claerebout (f 192, huw reg)

     

    Bronnen:

    (1) parochiaal doopreg Pollinkhove, f 181 (PWVi)

    tekst (scan 285 rechts onder):”Anno 1645 die 24 9bris (novembris) ego infrascriptus baptizavi petrum natum 22° 9bris (novembris) filium illegitimum petri massu liberi ex territorio hesduiesi et petronille soucque ex territorio audomarem susceptores jacobus vorc ex pollynchove et jacoba desdier ex hoochsta[de] subscribebatur Ant van berghe.” (i)

    ”Op 24 november 1645 heb ik onderscrevene Petrus gedoopt geboren 22° novembris onwettige zoon van Petrus Massu vrijlaat uit het territorium van hesduies en Petronille Soucque uit het territorium van Audomarus doopheffers Jacobus Vorc uit Pollinkhove en Jacoba Desdier uit Hoochsta[de]onderschrevene Antonius van Berghe.” (i)

     

    - Jan / Joannes

    (1)(2) MASSU (1)(2)(3) uit Beveren (3)(dit is in onze stamboom de tweede generatie)

    & Pollinkhove, 28-1-1647 (3) met Catharina (1)(2)(3) Klaerbout (1)(2) Claerbout (1)(3) Claerbouts (2) uit Hoogstade (3)

    getuigen de heer Joannes Heurlebout uit Pollynchove en Petrus Valcke cassodus (3)

                1. Jan MASSU (ged. Pollinkhove, 30-10-1647) (1)

                doopheffers Joannes Claerboudt en Anna de Wyndt beide uit Pollynckhove

     2. Maria MASSU (ged. Pollinkhove, 15-11-1649) (2)

    doopheffers: Joannes Claerebout uit Pollynckhove en Marian Tue uit Proven (2)

     

     + nog 1 kind MESSU en 4 kinderen METSU

    Zie bespreking in Beveren

     

    Bronnen:

    (1) parochiaal doopreg Pollinkhove, f 191 (PWVi)

    tekst (scan 299 links onderaan):”infras[criptus] lector eccle[sia] de pollynchove 30 octob baptizavit  joannem filium joannis massu et catharine claerbout coniugum susceptores joannes claerboudt et Anna de Wyndt utrisque ex pollynckhove subscribebatur Jacobus Meinaert.” (i)

    ”onderschrevene, lector van de kerk van Pollynchove doopte op 30 october Joannes de zoon van het echtpaar Joannes Massu en Catharina Claerbout doopheffers Joannes Claerboudt en Anna de Wyndt beide uit Pollynckhove onderschrevene Jacobus Meinaert.” (i)

    (2) parochiaal doopreg Pollinkhove, f 195 (PWVi)

    tekst (scan 308):”xv° (15) 9bris (novembris) 1649 bapt[izavi] inf[rascriptus] mariam filiam joannis massu et catharine claerbouts coniugum susceptores fuerunt joannes claerebout ex pollynckhove et Marian Tue ex Proven subscribebatur Jacobus Meinaert pastor.” (i)

    ”Op 15 november 1649 heb ik onderschrevene gedoopt Maria de dochter van het echtpaar Joannes Massu en Catharina Claerbouts doopheffers waren Joannes Claerebout uit Pollynckhove en Marian Tue uit Proven, onderschrevene Jacobus Meinaert pastoor.” (i)

    (3) parochiaal huwreg Pollinkhove, f 1823 (PWVi)

    tekst (sc 83 links bovenaan): “Anno 1647, die 21 januarij premissis tribus bannorum denuntiationibus per verba de presenti, ego infrascriptus lector ecclesie parochialis de pollijnchove presentis coniunxi matrimonio joannem metsu ex beveren et catarinam clareboudt, hoogestade presentis testibus domino joanne heurlebout ex pollynchove et petro valcke cassodus subscribebatur anto[nius] van[den] berge pastor.” (i)

    ”Op de 21e januari 1647 na drie bannen afgekondigd in voorafgaande missen, heb ik onderschrevene lektor van de parochiale kerk van Pollinkhove met mondelinge instemming in de echt verbonden Joannes Metsu  uit Beveren en Catarina Clareboudt, Hoogstade in aanwezigheid van de getuigen de heer Joannes Heurlebout uit Pollynchove en Petrus Valcke cassodus subscribebatur Antonius van[den]Berge pastoor.” (i)”

     

     

    Poperinge

    D

    H 1614

    B

    #

    **

    #

     

    geen doop-, huwelijks-, noch begrafenisakten voor 1700! Alleen index huwelijken O.-L.-Vrouwparochie 1614-1795 (voor var: scan 58-59)(i)

     

    - Guilielmus MASSUE

    & Poperinge, 1615 met Catharina Bollaers (1)

     

    Bronnen:

    (1) parochiaal huwreg. Poperinge 70v (PWVi) B1 (i)

     

    - Joannes METSU

    & Poperinge, 1621 met Christina Capellen (1)

     

    Bronnen:

    (1) parochiaal huwreg. Poperinge 83v (PWVi) B1 (i)

     

     

    - Franciscus METSU

    & Poperinge, 1627 met Francisca Rouseau (1)

     

    Bronnen:

    (1) parochiaal huwreg. Poperinge 333 (PWVi) B2 (i)

     

    - Pieter METSU

    & Poperinge, 1629 met Petronilla Christiaens (1)

     

    Bronnen:

    (1) parochiaal huwreg. Poperinge 335 (PWVi) B2 (i)

     

    - Maria MASSUWE

    & Poperinge, 1641 met Antonius Vansegerscappel (1)

     

    Bronnen:

    (1) parochiaal huwreg. Poperinge 372 (PWVi) niet gevonden (i)

     

     

    Proven (Sint-Viktor)

    D 1608

    H 1633

    B 1694

    **

    **

    **

     

    - Christiana MASSU

     

    In 1634 doopmeter van Maria Massu (geb. Roesbrugge-Haringe, 1, ged 3 dec 1634), dochter van Jan Massu de jongere (tak Eloij Massu).

     

    - Philippus MASSU (1)(2)(3)(4)

    & Nicaisie Scheefsdaele / Schepdaele (1)(2)(3)(4)

    kinderen:

    1.     Philippus MASSU (geb. Proven, 10, ged. 12 apr 1635) (1)

    doopheffers: Joannes Massu uit Haerynghe en Elisabetha Caestellers de echtgenote van Egidius Schepdaele uit Proven. Sign: ere J Mey pastoor”(1)

    2.     Philippus MASSU (ged. Proven, 27 mrt 1636) (2)

    doopheffers: Petrus van Ackere in de naam van de verhinderde Aegidius Schepdaele uit Proven en Leonarda Massu de echtgenote van Audomarus Moncarie uit Beveren. (2)

    3.     Maria MASSU (ged. Proven, 22 okt 1637) (3)

    doopheffers: Jacobus van Santvoorde uit Beveren en Maria de Jonghe de echtgenote van Joannes Massu uit Haerynghe (3)

    4.     Petrus MASSU (ged. Proven, 29 okt 1639) (4)

    doopheffers:  Damianius Massu uit Stavele en Maria Schepdaele de echtgenote van Petrus van Ackere uit Haerynghe (4)

     

    Zie Roesbrugge-Haringe en tak Eloij Massu

     

    Bronnen:

    (1) parochiaal doopregister Proven, 136 (P)(PWVi) 12 april (P) 1635 (P)(PWVi); ouders (P)

    tekst (sc 29 links):” Anno 1635 12e aprilis ego infrascriptus baptizavi Philippium filium Philippi Massu et Niceisie Schepdaele conjugum natam 10 huius susceptores fuerunt Joannes Massu ex Haerynghe et Elisabetha Caestellers uxor Aegidii Schepdaele ex Proven. Sign: ere J Mey pastor”(i)

    ” Op de 12e april 1635 heb ik onderschrevene Philippus zoon van het echtpaar Philippus  Massu en Niceisia Schepdaele gedoopt, geboren 10, wiens doopheffers waren Joannes Massu uit Haerynghe en Elisabetha Caestellers de echtgenote van Egidius Schepdaele uit Proven. Sign: ere J Mey pastoor”(i)

    (2) parochiaal doopregister Proven, 138 (P)(PWVi)(scan 63 (i)) 27 mrt (P) 1636 (P)(PWVi); ouders (P)

    tekst (sc 32?):” Anno 1636 27e martis ego infrascriptus baptizavi Philippium filium Philippi Massu et Niceisie Schepdaele conjugum natam 26 huius susceptores fuerunt Petrus van Ackere in nomine Aegidii Schepdaele impedit ex Proven et Leonarda Massu uxor Audomari Moncarie ex Beveren. Sign: ere J Mey pastor”(i)

    ” Op de 27e maart 1636 heb ik onderschrevene Philippus gedoopt zoon van het echtpaar Philippus  Massu en Niceisia Schepdaele, geboren 26, wiens doopheffers waren Petrus van Ackere in de naam van de verhinderde Aegidius Schepdaele uit Proven en Leonarda Massu de echtgenote van Audomarus Moncarie uit Beveren. Sign: ere J Mey pastoor”(i)

     (3) parochiaal doopregister Proven, 141 (P)(PWVi)(scan 63 (i))  22 okt (P) 1637 (P)(PWVi); ouders (P)

     tekst (sc 34):” Anno 1637 22e octobris ego infrascriptus baptizavi Mariam filia Philippi Massu et Niceisie Schepdaele … huius susceptores fuerunt Jacobus van Santvoorde ex Beveren et Maria de Jonghe uxor Joannis Masssu ex Haerynghe. Sign: ere J Mey pastor”(i)

    ” Op 22 oktober 1637 heb ik onderschrevene Maria gedoopt de dochter van de echtelieden Philippus Massu en Niceisia Schepdaele … hun doopheffers waren Jacobus van Santvoorde uit Beveren en Maria de Jonghe de echtgenote van Joannes Massu uit Haerynghe. Sign: ere J Mey pastoor”(i)

    (4) parochiaal doopregister Proven, 144 (P)(PWVi) )(scan 63 (i)) 29 okt (P) 1639 (P)(PWVi); ouders (P)

    tekst (sc 36):” Anno 1639 29e octobris ego infrascriptus baptizavi Petrum filium Philippi Massu et Niceisie Schepdaele conjugum natam heri huius susceptores fuerunt Damianius Massu ex Stavele et Maria Schepdaele uxor Petri van Ackere ex Haerynghe. Sign: ere J Mey pastor”(i)

    ” Op 29 oktober 1639 heb ik onderschrevene Petrus gedoopt de zoon van de echtelieden Philippus Massu en Niceisia Schepdaele geboren … hun doopheffers waren Damianius Massu uit Stavele en Maria Schepdaele de echtgenote van Petrus van Ackere uit Haerynghe. Sign: ere J Mey pastoor”(i)

     

    mogelijk dezelfde, in een volgende huwelijk:

     

    - Philippus (1)(2) MASSU (1)(2)

    & Petronelle / Petronille / Petronilla (1)(2) Baiseur (1)(2)

    kinderen:

    1.     Petronilla MASSU (ged. Proven, 23 dec 1643) (1)

    doopheffers: Nicoleius Massu en Judoca du Bois echtgenote van Petrus Baiseur beide uit Proven (1)

    2.     Joanna MASSU (ged. Proven,  31 jan 1646) (2)

    doopheffers: Joannes Massu uit Stavel en Joanna Blondeau echtgenote van Adrianus Lecocq uit Proven (2)

    Bronnen:

    (1) parochiaal doopregister Proven, 149 (P)(PWVi)(scan 63 (i)) 23 dec (P) 1643 (P)(PWVi)(i); ouders (P); Petronella (PWVi), Peternelle (P)

    tekst (scan 41):” Anno 1643 23e decembris ego infrascriptus baptizavi Petronillam filiam Philippi Massu et Petronilla Baiseur susceptores fuerunt Nicoleius Massu et Judoca du Bois uxor Petri Baiseur utrumque ex Proven. Sign: ere J Mey pastor”(i)

    “Op 23 december 1643 heb ik onderschrevene Petronilla gedoopt dochter van Philippus Massu en Petronilla Baiseur doopheffers: Nicoleius Massu en Judoca du Bois echtgenote van Petrus Baiseur beide uit Proven. Sign: ere J Mey pastoor”(i)” (i)

    (2) parochiaal doopregister Proven, 153 (P)(PWVi)(scan 63 (i)) 23 jan (P) 1646 (P)(PWVi); ouders (P);

    tekst (scan 45):” Anno 1646 31e januarius ego infrascriptus baptizavi Joannam filiam Philippi Massu et Petronilla Baiseur conjugum natam 28a  huius susceptores fuerunt Joannes Massu ex Stavel et Joanna Blondeau uxor Adriani Lecocq ex Proven. sign ere J Mey p[a]st[o]r” (i)

    “Op de 31e januari 1646 heb ik onderschrevene Joanna gedoopt dochter van de echtelieden Philippus Massu en Petronilla Baiseur geboren de 28e hun doopheffers waren Joannes Massu uit Stavel en Joanna Blondeau echtgenote van Adrianus Lecocq uit Proven. sign ere J Mey pastoor” (i)

     

    - Clemens METSU (1)

    & Antonia De Mey (1)

    kinderen:

    1. Catharina METSU (geb. Proven, 22, ged. 23 sept 1640)(1)

     

    Bronnen:

    (1)parochiaal doopregister Proven f 146 (i) ged Catherina Metsu 1641.

    tekst (scan 36 links onder):”Anno 1640 23 septembris ego infrascriptus baptizavi catharinam filiam clementis metsu et antonia de mey conjugam natam 22 hujus suceptores fuerunt franciscus metsu furnensis et aegidia clinckemaecke vidua joannis de schodt provendana. sign erecti J de Mey p[ast]tor”(i)

    “Op de 23e september 1640 heb ik onderschrevene catharina gedoopt dochter van de echtelieden clemens metsu en antonia de mey geboren de 22e hun doopheffers waren franciscus metsu uit Veurne en aegidius clinckemaecke weduwe van joannes de schodt. getekend .. j de mey pastoor.”(i)

    opm 1640 of 1641 nazien

     

    - Jacoba MASSU (1)

    & Proven, (verloving 7 augustus, huwelijk 25.. ) 1648 met Christianus Rachels (1)

    getuigen: Jacob de Visch en Francisca Massu (1)

     

    mogelijk dezelfde:

    Jacoba MASSU (2)

    & Proven, 16 sept 1685 met Joannes Bollaert (2)

    getuigen: vader van de bruidegom en van de bruid

    Opm. Zie de naam Bollaers in het nabije Poperinge!

     

    Bronnen:

    (1) parochiaal huw. reg. Proven, 181 (PWVi);

    tekst (scan 10 links boven): “Anno D[omi]ni i648 die 7 oust contraxerunt sponsalia Christianus Rachels et Jacoba Massu presenti[bu]s [testibus] Jacob de Visch Francisca Massu …” daaronder: bijna onleesbare tekst:

    “1648 die 25 factis tribus proclamationibus coram me pastor in ecclesia huius coniunxi matrimonio per verba presentis Christianus Rachels et Jacoba Massu presentis testibus Jacob de Visch Francisca Massu.” (i)

    “Op 7 augustus van het jaar des heren 1648 zijn een verloving aangegaan Christianus Rachels en Jacoba Massu in aanwezigheid van de getuigen Jacob de Visch en Francisca Massu …” daaronder: bijna onleesbare tekst:

    “Op de 25e na driemaal de afkondigingen te hebben gedaan heb ik in mijn aanschijn pastoor van deze kerk in de echt verbonden met mondeling akkoord van de aanwezigen Christianus Rachels en Jacoba Massu in aanwezigheid van de getuigen Jacob de Visch Francisca Massu.” (i)

    (2) parochiaal huwreg Proven, 224 (PWVi) 117 (i);

    tekst (scan ..): “Anno domine 1685 per verba de presenti premissus tribus bannis ma[trimoni]o iunxi xvje (16) 7bis (septembris) Joannes Bollaert et jacobam Massu presentibus patribus sponsi et sponse et alys .

    “Op 16 september van het jaar des heren 1685 na driemaal de bannen voor de missen heb ik in de echt verbonden Joannes Bollaert en Jacoba Massu in aanwezigheid van vader van de bruidegom en van de bruid en anderen.” (i)

    (3) tekst (sc 60): “Anno do[mine] 1692 prima julij per verba presenti (contaxerunt) ma[trimoni]o … Massu et Jacoba Bollaert testibus Passchia Bollaert matre sponsi.”(i)

     

    - Joannes MASSU (1)

    & Margarita Ameus

    kinderen:

    1. Joannes MASSU (geb. en ged. Proven, 24 mrt 1649) (1)

    doopheffers: Laurentius Olevier et Joanna De Prey. ondertekend V Le Roy (1)

     

    mogelijk dezelfde:

    Joannes (2)(3)(4)(5)(6)(7) MASSU (2)(3)(5)(7) MASU (4) METSU (6)

    & Maria (2)(3)(4)(5) du Hameu (2) Ameus (3) Ameu (6) Hames (4) Menesquy (5) Du Hanne (7)

    1. Maria MASSU (geb Proven, 6, ged 8 dec 1665) (2)

    21-01-2014, 11:59 Geschreven door ivometsu  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Tags:stamboom,massu,metsu,parochieregisters,zeventiende eeuw
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.4.1.1.2. De vroegste Massu uit de parochieregisters

    4.1.1.2. DE VROEGSTE MASSU UIT DE PAROCHIEREGISTERS IN ONS OORSPRONGGEBIED

     

    versie 24.09.2013; andere massu.doc

     

     

    De naam van de oudst door ons gekende voorouder in rechte lijn was:

    Jan (1)(2)(3)(4) MASSEE / MASSU (1) MESSU (2) METSU (3)(4) (generatie I)

     

    Bronnen:

    (1) parochiale huwelijksregister Stavele, nr. 73 (P)(PWVi); Joannes Massee (PWVi) Massu (Pierre); Mafsu (dus Massu) scan 43 (i);

    tekst (sc ?): “Jan Massu en Mayken Willaert.”(i) De tekst is genoteerd na 22 oughst en voor 9 sept, er werd geen preciezere datum genoteerd!

    (2) Staat van Goed Cathelijnne Cla(e)reboudt [schoondochter](Pollinkhove, 34.114), gest. 5 feb 1666, zie volledige kopie (i). “die voor weduwaere ende blijfver heeft achterghelaeten Jan Messu f[iliu]s Jan”

    (3) Staat van Goed Jan Metsu [zoon](Pollinkhove, 37.144), gest 20-12-1680, zie volledige kopie (i). “ten sterfh[uys]e van Jan Metsu fi[liu]s Jan”

    (4) Rekening sterfhuis Jan Metsu [zoon](Pollinkhove, 16.747), gest 20-12-1680, zie volledige kopie (i). “Madelrije rekenyn[ghe] ten sterfh[uys]e van Jan Metsu fi[liu]s Jan … Anno 1682”

     

    We hebben lang gedacht dat dit dezelfde was als Jan Massu gehuwd met Joorijncken Gillis, maar dit bleek na grondige bestudering van staten van goed en rekeningen (zie verder) toch niet het geval te zijn. Toen we ook de parochieregisters zelf konden bestuderen, werd dit trouwens al snel bevestigd.

     

    Om de ‘muur’ te slopen die bestaat uit het gebrek aan gegevens in de periode vóór de parochieregisters, besloten we de bestaande bronnen eerst goed leeg te vissen, en de informatie in een overzichtelijk verslag te brengen per bron.

     

    We beginnen met de parochieregisters. Dan volgen de staten van goed en de rekeningen. Tenslotte komen andere bronnen aanbod, zoals prochierekeningen, kerkrekeningen, archief van heerlijkheden, Eversam.

     

    We worden al meteen gekonfronteerd met het verschijnsel schrijfvarianten. In de oorspronkelijke tekst is het alleszins Massu, maar dat wil niet zeggen dat we ons alleen daarop mogen toespitsen. In latere teksten zien we Messu en Metsu, maar wat in vroegere? We vermoeden toch dat het eerder Massu dan Messu of Metsu zal zijn, hoewel de naam Metsu ook al vroeg bestond, zelfs in Stavele.

    In de parochiale doopregisters wordt zijn zoon (generatie II) bij twee van diens kinderen nog als Massu geschreven.)

     

     


    Alveringem (Sint-Audomarus)

    D 1642

    H 1658

    B 1638

    **

    **

    **

     

    - Jan MESSUWE (begr. Alveringem, 13-5-1668) (1)

     

    Bronnen:

    (1) parochiaal begr. reg. Alveringem, (PWVi); ‘akte’ is gewoon vermelding ‘gestorven (naam) datum’, zonder meer (i)

     

    - Jan MASSU (begr. Alveringem, 28-3-1670) (1)

     

    Bronnen:

    (1) parochiaal begr. reg. Alveringem, (PWVi) ‘akte’ is gewoon vermelding ‘gestorven (naam) datum’, zonder meer (i)

     

    Met deze gegevens worden we natuurlijk niet wijzer m.b.t. hun familiebanden.
    Mogelijk is alvast één van beiden echtgenoot van Adrianeken Ombejaeghen (gest. Alveringem, 31-1-1687), zie 'andere tak: Jacob Massue uit Frans-Vlaanderen.

     

    Beveren (Sint-Audomarus)

    D 1608

    H 1623

    B 1667

    #

    **

    **

     

    Doopakten

     

    Raadpleging van de klapper op de doopakten (scan 136) (i) leverde één gegeven Messu vóór 1650, verder geen Massu, wel Messeu (1688), Messu (1691 en 17..), Messuwe (17..), Metseu (1688), Metsu (17..), geen Metsue, Misse (17..), Missuwe (17..), geen Mussu.

     

    Onder de letter  M. bleken een aantal kinderen te staan met alleen de voornaam van vader en moeder. Daarbij hebben we er geen gevonden met de combinatie Joannes en Maria. Verder waren er nog 5 vondelingen.

     

    - Joannes Messu (1)

    & Maria N. (1)

    kinderen:

    1. Petronilla MESSU (ged. Beveren, 28 oktober 1614)(1) “filia posthuma” (1)

    Dooppeter Petrus Jonghesy doopmeter Petronella echtgenote van Petrus Ruissere.”(1)

    Opm. We vinden noch Jonghesy, noch Ruissere terug in doop- en huwelijksregister te Beveren. Hierbij moeten we echter bedenken dat het huwelijksregister pas start in 1623. In het begrafenisregister is er ook geen kans, daar het pas start in 1667, ze zouden dan al  70+ zijn geworden. Bij de huwelijken is er wel een Petrus Russen (1672) en een Ruys (1689)

     

    Bronnen:

    (1) parochiaal doopregister Beveren f 15 (i): Petronella Messu, vader Joannes , moeder Maria N., ged. 28-10-1621 in de klapper (i);

    tekst (scan 8, rechts bovenaan):

    nr. 117 “28 octobris 1614 baptizata est Petronilla  filia posthuma Joannis Messu ex uxore Maria susceptore Petro Jonghesy susceptrix Petronella uxore Petri Ruissere.”

    “Op 28 oktober is Petronilla gedoopt, de postume dochter van Joannes Messu van zijn echtgenote Maria. Dooppeter Petrus Jonghesy doopmeter Petronella echtgenote van Petrus Ruissere.”

    OPM. het is wel degelijk 1614, gezien nr. 114 en 118 1614 vermelden. Weliswaar zijn er op een vorig blad  plots gegevens van 1621 na 1614 zodat het lijkt dat er een hiaat is van juli 1614 tot jan 1621!

     

    OPM.

    1. filia posthuma in de tekst. Wil dit nu zeggen dat de dochter na het overlijden werd gedoopt? allicht niet, en is het de vader die overleed vóór zijn kind! Dat zou Joannes (I) kunnen zijn, maar het is niet 100% zeker gezien de naam van de moeder ontbreekt. Indien het wel zo is, treffen we hier een zuster aantreffen van onze Jan (II)!

    Het kan nog gaan over het koppel Joannes Massu de oudere & Maria van Bovekercke, maar dan zou het een nog onbekende zus van Joannes de jonge betreffen. (zie tak Eloij Massu)

    Alleszins moeten we dan gaan zoeken naar gegevens over de opvang voor het weeskind.

     

    Intrigerend voor onze stamboom blijft een aanwijzing in de huwelijksakte te Pollinkhove bij het huwelijk van Joannes Metsu (generatie II) met Catarina Clareboudt in 1647:

    “ … in de echt verbonden Joannes Metsu  uit Beveren en Catarina Clareboudt, Hoogstade …”

    Van Catarina vinden we inderdaad het geboortebewijs in Hoogstade:

    - klapper: gedoopt Catharina Claerebout, vader Carolus, moeder NN, 26 maart 1623 f 21 (scan 13 van de klapper) (i);

    - tekst (scan 22 links onder): “26° ja[nua]rij 1623 is ghedoopt tkynt Caerle Clarebout dochter Catherina p[ette] leyn[der]t Wiel m[ette] Maria Clarebout.” (i)

    OPM. het gegeven staat weliswaar tussen een gegeven van 12 maart en een ander van 3 april, maar er staat duidelijk “jary”, identiek als enkele folia eerder voor januari. De klapper moet dus fout zijn.

     

    Van Joannes (II) vinden we echter geen geboortebewijs in Beveren in de klappers. Wel was er (zie hierboven) één mogelijke zus.

    Om helemaal zeker te zijn bekeken we alle doopakten van 1608 tot 17 feb 1630, dus vanaf het huwelijk van zijn ouders te Stavele, tot een 17 jaar voor zijn eigen huwelijk. Daaruit blijkt vooreerst (scan 3) een hiaat van 29-6-1609 tot 20-1-1613, dus een mogelijk cruciale periode, gesteld dat de ouders na hun huwelijk naar Beveren verhuisden en daar hun eerste kind(eren) kregen.

     

    Verder bekeken we in deze akten tegelijk alle vermelde getuigen, die hier in Beveren zeer nauwgezet werden vermeld, in de hoop dat de ouders mogelijk elders nog als getuigen optraden, doch het resultaat was negatief: nergens Maria Willaert noch Joannes Massu/Metsu. Als ze al in Beveren leefden, stonden ze dus niet in een nauw contact met familieleden of bekenden daar.

     

    Terugkomend op de vermelding dat zoon Joannes uit Beveren kwam, kan het dus zijn dat zijn doop niet genoteerd is, ofwel geeft de vermelding enkel aan dat hij voor zijn huwelijk te Pollinkhove in Beveren heeft gewoond.

    Het kan ook nog zijn dat de vermelding niet klopt in tegenstelling dan tot die over zijn vrouw Cathelijne, wat ons dan weer niet zo waarschijnlijk voorkomt. En we vinden ook geen aanwijzing voor een geboorte in Pollinkhove, noch in Stavele (waar zijn ouders huwden), ondanks het feit dat er in beide prochies al doopregisters bestonden en bewaard zijn.

     

    Toch was het doornemen van al die doopakten nuttig, want we vonden nog Metsuvar.: telkens echtgenotes - de klappers zijn inderdaad op naam van het kind en de vader – en bij de doopheffers.

     

    - Nicolaus Biliet (1)

    & Maria N. (1)

    kinderen:

    1. Maria Biliet (ged. Beveren, 3 maart 1625) (1)

    doopheffers Lucas Davenne en Maria de dochter van Jacobus Messu (1)

    Opm. zie Elverdinge, ook daar een Maria dochter van Jacobus doopheffer.

     

    vermoedelijk dezelfde:

    Nicolaes Bille (2)(3)

    & Maria (2)(3) Lesar (2)

    kinderen:

    1. Christianus Bille (ged. Beveren, 12 jan 1623) (2)

    doopheffers Christianus Cokenpot en Margereta Du Manguij (2)

    2. Franciscus Bille (ged. Beveren, 12 jan 1623) (2) (tweelingsbroer)

    doopheffers Petrus Du Puyls en Maria Bomsooms (2)

    3. Maria Bille (geb. en ged. Beveren, 11 apr 1630) (3)

    doopheffers Guillielmus Labytte en Anna Liebaert (3)

    4. Joanna Bille (geb. en ged. Beveren, 11 apr 1630) (3) (tweelingszus)

    doopheffers Joanna De Vos en Margereta Pissomer uit Haringe (3)

     

    vermoedelijk dezelfde (zie ook doopheffer Dumanguy):

    Nicolaes Billet (4)

    & Maria Lesaem (4)

    kinderen:

    1. Catharina Billet (geb. Beveren, 4, ged. 7 feb 1636) (4)

    doopheffers Franciscus Baere en Jacoba Dumanguy uit Beveren (4)

     

    (Er is nog:

    Biliet Joanna van Christianus en Snous Maria, 18 juni 1656, f 446 (klapper scan 19)

    Bille Catharina van Carolus en Staes Joanna, 22 feb 1644, f 291

     

    Bronnen:                                                                                                                      

    (1) parochiaal doopregister Beveren:

    klapper (scan 19): Biliet Maria van Nicolaes en N. Maria, 3-3-1625, f 61. (i)

    tekst (scan 31 rechts): nr. 484 “1625 3 martij baptisata est Maria filia Nicolai Biliet ex uxore Maria susceptor[es] presentibus Luca Davenne et Marie filia Jacobi Messus.” (i)

    “Op 3 maart 1625 is Maria gedoopt de dochter van Nicolaus Biliet van zijn echtgenote Maria in aanwezigheid van de doopheffers Lucas Davenne en Maria de dochter van Jacobus Messu.” (i)

    (2) parochiaal doopregister Beveren: klapper (scan 19): f 51

    tekst (scan 26 rechts, 2de): f 51, nr 406 j2 baptizati sunt fratres gemelli filij nicolai bille ex uxore maria quorum prior vocatus christianus suscipientibus christianus cokenpot et margareta du mainguij alter vocatus franciscus suscipientibus petro du puyls et maria bomsoons.” (i)

    in vertaling: Op 12 (1623) zijn gedoopt de tweelingbroers zonen van nicolaes bille en margareta vanwie de eerste franciscus is genoemd met de doopheffers christianus cokenpot en margereta du manguij de andere is franciscus genoemd met de doopheffers petrus du puyls en maria bomsooms.” (i)

    (3) parochiaal doopregister Beveren: klapper (scan 19): f 93

    tekst (scan 93 rechts onder): f 93, nr 676 undecima die mensis aprilis baptizavi geminas “sciluit” mariam filiam nicolai bille et marie lesar conjugum susceptores fuerunt guillielmus labytte et anna liebaert et joannam filiam eorem dem conjugum susceptoribus joanne de vos et margereta pissomer ex haerynghe natos die ut supra.” (i)

    in vertaling: op de 11de dag van de maand april heb ik gedoopt de tweelingzussen maria de dochter van de echtelieden nicolai bille en maria lesar de doopheffers waren guillielmus labytte en anna liebaert en joanna dochter van dezelfde echtelieden met doopheffers joanna de vos en margereta pissomer uit haringhe geboren de dag als hierboven.” (i)

    (4) parochiaal doopregister Beveren: klapper (scan 19): f 119

    tekst (scan 60 rechts, 2de): f 119 nr 769 die septima februarij 1636 ego infrascriptus baptizavi catharinam filiam nicolai bille/it et maria lesaem conjugum natam sextae eodem mensis suscepientiebus francisco baere et jacoba dumanguy ex beveren.” (i)

    in vertaling: op 7 februari 1636 heb ik onderschrevene gedoopt catharina de dochter van de echtelieden nicolaus bille/it en maria lesaem geboren de zesde van dezelfde maand met doopheffers franciscus baere en jacoba dumanguy uit beveren.” (i) 

     

    OPM. Helaas geen verdere opheldering over Jacobus en Maria Messu.

     

     

    - Ludovica Masse

    & Guillielmus De Rue

    kinderen:

    1. Gislenus De Rue (ged. Beveren, 3-11-1629)(1)

     

    Opm.

    1. geen andere kinderen in Beveren met De Rue via klapper.

    2. Ook geen huwelijk gevonden te Beveren op die naam

    3. De naam vinden we wel terug in Stavele, waar in 1605 Eloij Massu peter was en Janeken, weduwe van Caerle De Rue meter van een kind

     

    Bronnen:

    (1) parochiaal doopreg Beveren:

    klapper (scan 80, rechts midden):Derue Gislemus van Guilielmus en Ludovica Masse, 3 9ber 1629, f 89 (i)

    tekst (scan 45 boven rechts): “nr 654. 3 9bris j629 baptisatus est gislenus f[ilius] guillielmus de rue ex uxore ludovica masse susceptoribus joanna de plackere et roberta masse

    in vertaling: Op 3 november 1629 is gislenus gedoopt de zoon van guillielmus de rue van zijn echtgenote ludovica masse doopheffers[ waren] joanna de plackere en roberta masse

     

     

    En dan zijn er nog de doopakten tussen 1630 (start scan 46, f 90, nr 660) en 1647, het jaar van het huwelijk tussen Joannes II en Catherina Clarebout te Pollinkhove. Indien hij kort na het huwelijk van zijn ouders in 1608 geboren is, was hij oud genoeg (in 1626 18 jaar) om als peter of meter op te treden van een vriend of verwant. En als hij uit Beveren afkomstig was, waarom dus niet in doopakten uit Beveren. Verder konden er ook andere Metsuvar opduiken als peter of meter.

    Dat laatste bleek inderdaad zo te zijn.

     

    We bekeken reeds:

    scan 46 (f 90) (12-1-1630) – scan 49 (f 92) (15-08-1630 nr 688);

    dan springt het in scan 49 naar 12-7-1634 (f 97, nr 689) tot 17-11-1637, nr 851 in scan 73 (f 144);

    dan springt het terug naar het vervolg van de eerste reeks 20-08-1630 (scan 73, nr 852, f 145) tot 9-7-1634, nr 1038 (scan 97 links);

    daarna 21-11-1637, nr 1039 (scan 97 rechts), en zo verder, bekeken tot en met 8-12-1639 (scan 112).

    Verder bekeken we nog scan 140, 145 (20-12-1643) tot 150 (4-9-1644).

     

    Geen spoor van Joannes Massu (II) of Cathelijne Clarebout als peter en meter bij andere kinderen. Wel de volgende:

     

     

    - Leonora Massue

     

    Leonora (1)(2)(3) Massue (1)(2) Masu (3)

    & Audomarus (1)(2) Moncarey/ Moncarreij (1) Montcarre (2)

    kinderen:

    1. Joannes Moncarey (geb Beveren, 4, ged 7 sept 1631) (1)

    doopheffers Damaso Messue uit Stavele en Maria Massue uit Haeringe (1)

    2. Barbara Montcarre (geb. Beveren, 14, ged 17 jan 1635) (2)

    dooppeter Joannes Massue uit Haringe en doopmeter Barabara, de weduwe van Guillielmus Labytte. (2)

    & Audomarus Minuwe (3)

    kinderen:

    3. Philippus/Philipus Minuwe (geb. Beveren, 27, ged. 28 jan 1638) (3)

    doopheffers Philippus Masu uit Proven en Joanna echtgenote Petrus Pieters uit Beveren. (3)

     

    Dit heeft met de tak van Eloij MASSU te maken, waarvan de vertegenwoordigers eerst in Stavele, dan naar Haringe-Roesbrugge en Proven gingen. zie aldaar.

     

    Bronnen:

    (1) parochiaal doopregister Beveren f 156 (scan 138)(i): Joannes Moncarey van Audomarus en Leonora Massue, 7-1-1631.

    tekst akte (scan 79 links boven): “nr. 900. Die septima mensis septembris ego infrascriptus baptizavi joannem filium audomari moncarreij et leonora massue conjugum natum die quarta ejusdem mensis susceptoribus damaso messue ex stavele et maria massue ex haeringe. (ondertekend) C Cent.” (i)

    “nr. 900. Op 7 september heb ik gedoopt joannes de zoon van de echtelieden audomarus moncarreij en leonora massue geboren de vierde dag van dezelfde maand in aanwezigheid van de doopheffers damaso messue uit stavele en maria massue uit haeringe. (ondertekend) C Cent.” (i)

    (2) parochiaal doopregister Beveren f ? (scan ?): niet gevonden in de klapper!!

    tekst akte (scan 52, nr 711) “ Die 17 jannuarij [1635] ego infrascriptus baptizavi barbaram filiam audomari montcarre et leonora massue natam die 14 eiusdem mensis susceptoribus ioanne massue ex haerynghe et barbara vidua guillielmi labytte. C Cent.”(i)

    in vertaling:

    “Op 17 jannuari [1635] heb ik barbara gedoopt, dochter van audomari montcarre et leonora massue, geboren de 14e van dezelfde maand; de doopheffers waren ioannes massue uit haerynghe en barbara de weduwe van guillielmus labytte. C Cent.”(i)

    (3) parochiaal doopregister Beveren:

    klapper (scan 137): Philipus Minuwe, vader Audomarus, moeder Leonora Masu, ged 20-1-1638, f 198 (i);

    tekst (scan 100 boven links):”f 198, nr. 1056. Die vigesima januarij 1638 ego infrascriptus baptizavi philippum filium audomari minuwe et leonora masu conjugum natum vigesima octava ejusdem mensis suscepientibus philippo masu ex proven et joanna uxore petri pieters ex beveren. g[uilliekmus] v[an]d[e] walle p[astor] b[eve]r[en.”(i)

    ”nr. 1056. Op 20 januari 1638 heb ik onderschrevene gedoopt philippus de zoon van de echtelieden audomarus minuwe en leonora masu geboren de 28e van dezelfde maand, in aanwezigheid van de doopheffers philippus masu uit proven en joanna de echtgenote van petrus pieters uit Beveren. g[uilliekmus] v[an]d[e] walle p[astoor] b[eve]r[en].”(i)(datum geboorte valt na doop!? De vorige twee nummers hebben beide een doop op 27 januari, dus de datum van de doop hier is door de pastoor allicht onvolledig opgeschreven. Het zal mogelijk eveneens de 27e zijn, want moest het de 28e zijn, stond er allicht voor de geboorte: zelfde dag (eodem die) als de doop, wat in het vorige nummer zo is, met geboorte en doop beide op de 27e)

     

    Wat de link met Minuwe betreft vinden we nog in het doopregister een kind Antoinus van Petrus Pieters en Joanna Moncare. Joanna Moncare was doopheffer bij Philippus Minuwe van Leonora Massu en Audomarus Minuwe. Hier is Leonora doopheffer bij Antoinus. (1)

     

    Bronnen:

    (1) parochiaal doopregister Beveren, tekst (scan 93): f 184 nr 1009: “Die 8a j[anua]rij (1634) ego infrascriptus baptizavi antoinum filium petri pieters et joanna moncare conjugum natum 6 ejusdem mensis suscepientibus antonio moncarre ex merckem et leonora messuis ex beveren; g[uillielmus] v[an]d[e] walle pbr” (i)

    “Op de 8e januari (1634) heb ik onderschrevene gedoopt antoinus de zoon van de echtelieden petrus pieters en joanna moncare geboren de 6e van dezelfde maand met als doopheffers antonius moncarre uit merckem en leonora messu uit beveren; g van de walle pbr” (i)

     

    We vonden te Beveren nog andere kinderen: in 1630 Petrus van Petrus Pieters en Joanna Montcarré (1) en in 1636 Jacobus, van Petrus Pieters en Jacoba (sic!) Moncarre. (2) Mogelijk was Jacoba haar eerste voornaam, maar werd ze normaal aangesproken met Joanna, of is het al een volgend huwelijk?

     

    Bronnen:

    (2) parochiaal doopregister Beveren tekst (scan 74, rechts onder) f 857 nr 865: “Die j7a j0bris baptizavi petrum filium petri pieters et joanna montcarré conjugum natum j6 suscipientibus christophoro desmarez ex houckercke et maria uxore francisci montcarre” (i)

    “Op de 17e december (1630) heb ik gedoopt petrus de zoon van de echtelieden petrus pieters en joanna montcarré geboren de 16e met als doopheffers christophorus desmarez uit houckercke en maria de echtgenote van franciscus montcarre” (i)

    (2) parochiaal doopregister Beveren, tekst (scan 64): f  nr 793: “Die quarta septembris 1636 ego infrascriptus baptizavi jacobum filium petri pieters et jacoba moncarre conjugum natum tertia hujus mensis suscipientibus jacobo vercruise et christiana pieters vidua petri van hoove (ondertekend) aud charle sllanus in beveren” (i)

    “Op de 4e september 1636 heb ik onderschrevene gedoopt jacobus de zoon van de echtelieden petrus pieters en jacoba moncare geboren de 3e van deze maand met als doopheffers jacobus vercruise en christiana pieters weduwe van petrus van hove (ondertekend) aud[domarus?] charle kapelaan? in beveren” (i)

     

    Leonora was weduwe van Audomarus Moncarre op 20 maart 1639, blijkens de doopakte van Joanna Pieters, een ander kind van Petrus Pieters en Joanna Moncarre (1)

     

    Bronnen:

    (1) parochiaal doopregister Beveren, tekst (scan 107, rechts onder): f 212 nr 1104: “Die vigesima martii (1639) ego infrascriptus baptizavi joannam filiam petri pieters et joannae moncarrees conjugum natam vigesima nona ejusdem mensis suscepientibus francisco moncarre et leonora vidua audomari moncarre ex beveren; g[uillielmus] v[an]d[e] walle pbr” (i)

    “Op de 20e maart (1639) heb ik onderschrevene gedoopt joanna de dochter van de echtelieden petrus pieters en joanna moncarre geboren de 29e van dezelfde maand met als doopheffers franciscus moncarre en leonora de weduwe van audomarus mo

    21-01-2014, 09:29 Geschreven door ivometsu  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (2 Stemmen)
    Tags:genealogie,massu,metsu,parochieregisters,zeventiende eeuw
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.4.1.0. Parochiale organisatie

    4.1.0. Parochiale organisatie en het leven in de parochies

    versie 12.02.2013; parochiale geschiedenis.doc

     

     

    A. KERSTENING VAN DE STREEK

     

    Dit betreft een heel vroege periode die wat buiten het bestek valt van onze familiegeschiedenis.

     

     

    B. ONTSTAAN VAN DE PAROCHIES

     

    Ontginningen en parochies

     

    Hier zou een algemene beschrijving van het voor onze voorouders belangrijke gebied passend zijn.

     

    Rond 1100 was het graafschap Vlaanderen reeds verdeeld in kasselrijen.

    Naarmate de administratieve structuur van het graafschap Vlaanderen erop vooruit ging, werd er vanzelfsprekend ook werk gemaakt van de kerkelijke indeling. Eerst werden verscheidene parochies gevormd in grote steden als Gent, Brugge, Doornik, enz. en pas daarna kwam de inrichting van landelijke parochies aan de beurt.  (4, 7)

     

    Voornamelijk Karel de Grote stimuleerde de oprichting van rurale geloofsgemeenschappen. De motieven die aan de basis lagen van de stichting van een nieuwe parochie waren soms zeer verscheiden: de toename van de bevolking, de verre afstand tot de moederkerk, nieuwe ontginningen, enz. Het was bijvoorbeeld in de 13de eeuw dat gravin Johanna van Constantinopel op grote schaal de vercijnzing van onontgonnen gebieden op gang bracht. Dit werkte natuurlijk de uitbreiding van de bevolking in de hand, waardoor er nood aan nieuwe parochies ontstond. (4, 7)

     

    Een andere oorzaak moeten we zoeken in de toenmalige politiek van de rooms-katholieke kerk, die tot in de kleinste woonkernen haar invloed wilde uitbreiden en/of bestendigen. In de 13de eeuw immers bevond de kerk zich op het toppunt van haar macht. Pausen met een zeer sterke persoonlijkheid en een voor die tijd verrassend moderne denkwijze, onder wie Innocentius IV (1243-1254), ijverden voor een imperialistische, universele kerk. Dit leidde tot een toenemende reglementering, die het leven van de gelovigen van de wieg tot in het graf bepaalde. Nooit evenaarde de kerk nog zulke macht. (4, 7)

     

     

     


    C. DE TIENDEN

     

    1. Wat zijn tienden; bedoeling; soorten

     

    De stichting van een parochie is één zaak, het ter beschikking stellen van inkomsten om de parochie leefbaar te maken is een andere. Niet alleen moest de pastoor over een inkomen beschikken, ook moest er gezorgd worden voor het onderhoud van de kerk en voor steun aan de armen. (4, 10)

     

    De belangrijkste inkomsten van de parochie kwamen uit tienden.

    Tienden waren kerkelijke belastingen die werden geheven op de gewassen. (4, 10)

     

    Aanvankelijk waren de tienden een louter kerkelijk voorschrift, dat door Karel de Grote (768-814) uitgebreid werd tot algemene verplichting. (2)

    Dit betekende dat de horigen een tiende van de opbrengst van de graangewassen (grote tiende) later van nieuw-ontgonnen gronden (novaal-tienden) zelfs van nieuw geteelde gewassen moesten afstaan. (2)

     

    De grote tienden sloegen uitsluitend op de graangewassen: tarwe, rogge, gerst, haver, boekweit.

     

    De kleine tienden werden geïnd op moeskruiden, vlas, vlees (lammeren, biggen, ganzen, eenden, kippen) en later op de aardappelen en zelfs op de honing van bijen, maar hierover werden ook te Waarschoot processen gevoerd, tot zelfs voor de Raad van Vlaanderen toe. (2)

     

    In een tiende te Oostwinkel (heerlijkheid Zauzele) worden de volgende gewassen genoemd: tarwe, rogge, haver, bonen, gerst, eereweten, vitsen [dit is voederwikke]ofte cruut, boekweit, vlas en andere vruchten die te lande komen. (4, 17)

     

    Die belangrijke opbrengsten in natura, later in geld, moesten [dus] dienen voor het levenonderhoud van de pastoor, voor hulp aan de armen en voor het in stand houden van de parochiekerk. (2)

     

    Door de steeds meer doorgedreven laïcisering en een zwak pausdom kwam er van dit mooi opzet niet veel in huis. (2)

     

    “Tijdens de periode van de feodaliteit met het eigenkerkwezen, was gans het parochiaal systeem ontwricht geworden. Tot bij de kerkhervorming, nog vóór 1000 ingezet, bezat de eigenaar, de lekekerkheer, werkelijk alles: het kerkgebouw, de goederen, het inkomen; zelfs de aanstelling van de bedienaar kwam hem toe. De bisschop had nog enkele rechten als bijvoorbeeld het visitatierecht en natuurlijk ook de wijdingsmacht.” (6, 208)

     

    “Onder invloed van de kerkelijke vernieuwing in die jaren, mede door de strengere toepassing van de wetgeving, voornamelijk in verband met de tienden, ontstond het geestelijk patronaat (abdijen en kapittels), in meerdere gevallen zelfs nog een tijdje samen met het vroegere personaat.” (6, 208)

     

    De leken waren op het eind van de 11de eeuw begonnen, en doorgegaan in de 12de eeuw, met de geüsurpeerde tienden welke ze reeds jaren, veelal door erfenis in bezit hadden - veelal was dit onder vorm van leen - terug te geven of te verkopen wanneer een gunstige gelegenheid zich voor deed. Deels gebeurde dit uit schrik voor kerkelijke straffen, deels vermoedelijk omdat ze door de omstandigheden wel werden gedwongen.” (6, 208)

     

    De altaria - meestal met daaraan gehecht derde deel van de tiend - werden in de loop van de 12de eeuw, sommige al vroeger, over het algemeen teruggeschonken. (6, 208)

     

    Slechts van de bisschop, suzerein in zijn bisdom, mochten kapittels en abdijen deze tiendegiften/altaria in ontvangst nemen in deze periode. De bischop doet daarom steeds zelf de schenking en maakt van de afstanddoende wereldlijke heer zelfs geen gewag; gewoonlijk bedingt hij bij deze gelegenheid nog iets extra voor zichzelf!” (6, 208)

     

    Vanaf de 12de eeuw keerde het tij langzaam, te laat echter voor de reeds bestaande plaatselijke gemeenschappen, waarvan de tienden grotelijks in handen waren van machtige abdijen, of nog erger door de vorst beleend waren aan machtige vazallen in ruil voor bewezen diensten. (2) [Toch] kwamen vanaf de 12de eeuw opnieuw heel wat tienden in handen van kerkelijke instellingen, hetzij door aankoop, hetzij door ‘vrijwillige schenkingen’, meestal na enig aandringen van de bisschop. (4, 10)

     

    Op de nieuw-ontgonnen gronden, die nog meestal buiten de afgebakende parochiegrenzen lagen of op nauwelijks ontstane parochies kon de bisschop, gezien het toenemend pauselijk gezag, krachtiger zijn rechten laten gelden: vooreerst door het terug verwerven van tienden in lekehanden, door schenking of aankoop, vervolgens door het laten gelden van zijn recht op de steeds maar groeiende novaaltienden. (2)

     

    De toekenning of de verdeling van de tienden tussen pastoor en andere gerechtigden (andere kerkelijke instanties, onderpastoor of ondergeschikte pastoor of kapelaan, leke-eigenaars…) veroorzaakte op veel plaatsen geregeld betwisting, zie bijvoorbeeld Oostwinkel (4, 10,11,16,17,18).

     

    Plaatselijke pastoors beschikten daarenboven over de obventiones, de offergiften van de gelovigen. (2)(4)

     

     

    2. Afbakening

     

    “Wanneer een parochie wordt opgericht krijgt ze uiteraard een gebied toegewezen waarbinnen ze de tienden mag ontvangen, en waarbinnen haar bedienaar de zielzorg zal uitoefenen en bepaalde daaraan klevende inkomsten mag innen.” (6, 217)

     

    “In het begin van het ontstaan van de parochies is hierbij geen parcellaire afbakening vereist, vermits het slechts gaat om nederzettingen, hoeven met enkele daaromheen liggende huisjes, als enclaven verspreid tussen het veld.“ (6, 217)

     

    “Gedetailleerde grenzen trok men pas uit noodzaak, wanneer de ontginningen verder waren doorgevoerd, de verschillende gebeden elkaar begonnen te raken, men elkanders rechten kon gaan betwisten.” (6, 217)

     

    Het is dus via de tiendekavels dat de parochiegrenzen zijn ontstaan. (6, 217)

     

     

    Een Altaarterminatio is de afbakening van het gebied waarbinnen de rechten aan een bepaald altare zijn toegekend m.a.w. het tiendegebied van een parochie, of wat op hetzelfde neerkomt de parochieomschrijving zelf.” (6, 217)

     

    De “separatie van de thienden” werd uitvoerig beschreven door de “geswooren thiendestekers ten parochie …” (4, 13), elders genoemd: “de gheswooren thiendesteeckers op den elfsten schoof (4,16). 

     

    Het geheel wordt beschreven in “tienderegisters”, waarin de eigenaars (en de verdeling) van de tienden worden vermeld, een nauwkeurige beschrijving van het gehele gebied (grenzen), de oppervlakte van de tiendeplichtige gronden (hemelse breedte) en de belastbare oppervlakte zaailand, gras en klaver, wortels. Daarop wordt een aanslagwaarde berekend, die in geld omgezet, de werkelijke opbrengst vertegenwoordigt. (2) De oppervlakte benoemd “in ommestelling” betekent de reële oppervlakte waarop tienden werden geheven (4,17) (dus niet de hemelse breedte).

    Het dokument wordt ook een tiendenkaart of een legger genoemd, en kon opgesteld worden door bijvoorbeeld de baljuw. (4, 17)

    Vooreerst werd het tiendegebied in belopen of hopen verdeeld. Elk beloop omvatte een zeker aantal ”roten”. (2) Of in wijken verdeeld in wijken (4)

     

     

    3. Verpachting en inning

     

    Bij grote abdijen, zoals het O.-L.-Vrouwkapittel van Doornik, patronus van Zomergem, werd ter plaatse een zaakwaarnemer aangesteld om de belangen van het kapittel te behartigen. Meestal was dit een notabele (burgemeester, baljuw, griffier), die de tienden jaarlijks in aanwezigheid van enkele kanunniken verpachtte aan de meest biedende. (4, 12)

    De pastoor kon echter ook zelf als tiendeheffer optreden voor de tiendegronden die hem alleen toekwamen. (4, 15,16) 

    De tiendepachter pachtte de tienden van de eigenaar voor een bepaald bedrag. (zie voorbeeld Waarschoot) (2) (voorbeeld Oostwinkel) (4, 15)

     

    De verpachting [in Oostwinkel] vond plaats in het midden van de maand juli, net voor de oogsttijd (4, 15), eventueel voor drie jaar tegen een zelfde bedrag (4, 15).

     

    Het verschuldigde deel van de oogst moet netjes in hopen worden gerangschikt en wordt dan door de tiendepachters met tiendekarren opgehaald en in de tiendeschuur opgeslagen.

    Tiendeschuur = grangia decimalis (6,216)

     

    Via allerlei processen rond betwistingen te Waarschoot krijgen we nog meer details:

     

    Wat met braakland, volgens de kwaliteit van de grond in staat “tiendebare”vruchten te telen?

    Een plakkaat van 1654, nog eens bevestigd in 1698 en effectief in Oostwinkel en Ronsele uitgevoerd, schrijft voor dat alleen de werkelijk gekweekte gewassen aan de tiende en de belasting daarop, zijn onderworpen. (2)

     

    Sommigen probeerden hun oogst stiekem binnen te halen zonder de tienden te betalen. Of een landbouwer haalde wederrechtelijk enkele tiendeschoven terug van de wagen…

    Of de plaatselijke gemeenschap eiste dat de tiendenopbrengst voor hun eigen parochie zou worden gebruikt. (2) Hiervan lezen we een mooi voorbeeld te Oostwinkel (4,19):

     

    “ In 1753 kwam het zelfs tot een kleine opstand tegen de tiendeheffers. Zoals gewoonlijk waren twee kanunniken van Doornik op 14 juli 1753 naar Zomergem gekomen om er de tienden van Zomergem, Waarschoot en Oostwinkel in het wagenhuis van de herberg ‘De Drie Koningen’ te verpachten. De sfeer was onrustig en de mensen begonnen door mekaar te roepen dat de tiendeheffers maar beter eerst eens de kerk zouden herstellen, zorgen voor een nieuwe vloer, de kerk eens mooi witten, enz. Onder de indruk van de woede tekende de kanunniken een document in die zin. Ondertussen was men begonnen allerlei projectielen naar de eerwaarde heren te gooien, die maar ter nauwer nood aan de volkswoede wisten te ontsnappen. Naderhand volgden er aanhoudingen en werden strenge straffen uitgedeeld. Verwonderlijk was het oproer niet: de landbouwers begrepen niet goed waarom hun zuurverdiende geld naar een voor hen onbekende instelling moest gaan, waarvan de bestuurders geen greintje begrip aan de dag legden voor de plaatselijke noden.”

     

    In het voor ons belangrijke gebied beschikken we over enkele gegevens in de Staten van Goed van onze voorouders.

     

     

    4. Afschaffing van de tienden

     

    Na de verovering van onze gewesten door de Fransen (1794) en de annexatie bij Frankrijk werd binnen de kortte kern komaf gemaakt met de tienden, die in feite de ontwikkeling van de landbouw er tegenhielden, want hoe meer men produceerde, hoe meer tienden er betaald moesten worden. Ipso facto gold dit voor het invoeren van nieuwe teelten.

    En dat was voor de Fransen levensbelangrijk. De afschaffing van het gehate tiendensysteem werd dan ook door iedereen op gejuich onthaald.

     

    Maar toen de Fransen een hele resem belastingen invoerden (grondbelasting, personenbelasting, belasting op deuren en vensters, luxebelasting op knechten en meiden, koetsen en paarden, opcentiemen, enz.) deed dat sommigen wel eens met heimwee terugdenken aan de tijd van de tienden.

     

    In ruil voor het afschaffen van de tienden en de verkoop van de kerkelijke bezittingen (zwart goed)werd de geestelijkheid voortaan betaald uit de staatskas en viel het onderhoud van de kerk en pastorie ten laste van de overheid.

     

     

    REFERENTIES:

    (1) Westhoek nr.

    (2) Achiel De Vos, Geschiedenis van Waarschoot, uitg. Gemeentebestuur Waarschoot, 1990

    (3) 750 jaar EEKLO

    (4) Hugo Notteboom, 750 jaar Parochie Oostwinkel, Uitg. Werkgroep 750 jaar parochie Oostwinkel, 1994.

    (6) Roger Moelaert, Een eerste verkenning inzake de vroegkerkelijke geschiedenis van Knesselare, Appeltjes van het Meetjesland, Jaarboek nr. 35 (1984): 206-225.

     

     

     

    D. DE KERKELIJKE BENEFICIËN

     

    1. De kapelanie

     

    De kapelanie was in de Middeleeuwen een zeer verbreide kerkelijke instelling, die in de 16de eeuw na het Concilie van Trente bijna overal verdwenen is of vervangen door de latere onderpastorijen, hoewel ze helemaal niet synoniem waren.

    Een kapelanie was een als kerkelijk beneficium erkende stichting, waarbij de stichter een bepaald bedrag vastlegde, met de last in een bepaalde kerk een welomschreven aantal missen te laten celebreren en met het recht de hieraan verbonden opbrengst te innen

    , m.a.w. de kapelaan had geen enkele zielelast en dat is het wezenlijke verschil met de

    latere onderpastoor. Hij was om zo te zeggen de privé zieleherder van zijn stichter, maar vanaf de 16de eeuw werd hij meer en meer de helper van de pastoor en dus mede-zielzorger. Bij de jaargetijden bv. wordt hij steeds geciteerd als mede-officiant. (2)

     

    De dotatie was verbonden met percelen grond. Daarenboven kan de schenk(st)er hem nog eens een bepaalde som schenken, zodat hij over een verzekerd inkomen beschikt.

    De kapelaan wordt door de bisschop aangesteld. (2)

     

    Informatie kan te vinden zijn in archieven van het bisdom. (2)

     

     

    2. Jaargetijden en fundaties

     

    Fundaties betekent dat er overeenkomsten zijn gesloten waaraan bepaalde geldsommen, fondsen, ten grondslag liggen. Meestal bestonden deze overeenkomsten in het celebreren van een jaargetijde voor de milde schenker, d.w.z. bepaalde erediensten op een bepaalde tijd. (4, 38). In een opsomming te Oostwinkel in 1755 staan er vernoemd: 77 gezongen en gelezen missen, 5 loven betaald met aalmoezen die aan O.-L.-Vrouw werden gegeven, 18 missen ten laste (?) van de armen, 2 requiemmissen (4,39)

     

    Deze fundaties moesten opgetekend staan in een jaargetijdenboek (Waarschoot: 152). Veelal gebeurden de jaargetijden met schenking van kandelaars, gezegd “stallichten” aan het altaar, eventueel met daarin een geldstuk. (2)

     

    In de uitgebreid beschreven voorbeelden te Waarschoot, wordt een welbepaalde dag in het jaar aangeduid, er wordt een nauwkeurige beschrijving gegeven wat er moet gebeuren (opstelling van kaarsen en kleden, aalmoezen zoals een brood met een geldstuk, …), en wat het loon van de pastoor zal zijn.

    De bedragen waren verbonden met bepaalde grondopbrengsten. (2)

     

    Meestal werd na jaargetijden brood uitgedeeld aan de aanwezige armen. Zo was de fundateur er zeker van dat er altijd wel iemand voor hem zou bidden. (4, 38)

     

    In Oostwinkel werd de dienst voor de inwoners die op alle zon-, feest- en heiligendagen door de pastoor werd gecelebreerd, betaald door het bestuur van de heerlijkheid: jaarlijks kreeg de pastoor daarvoor 40 pond groten, dus 480 pond parisis. (4, 39)

     

     

    3. De kosterij

     

    Ook de kosterij (custodia) was een kerkelijk beneficium, dat zelfs kon verhuurd worden. (2)

     

    De koster was ongetwijfeld een belangrijk figuur in het parochiale leven. Zijn invloed was tamelijk groot omdat hij volledig op de hoogte was van het reilen en zeilen van de parochie. Pastoors en onderpastoors kwamen en gingen, de koster bleef. (4, 43)

     

    Aanvankelijk, en vooral in de grotere centra bezat de koster meestal een of andere lagere wijding. Welke kennis van hem precies vereist werd, staat nergens gespecifieerd. Toch diende hij een zekere ontwikkeling te bezitten. Trouwens op veel parochies cumuleerde hij het ambt van schoolmeester. (2)

    In de 17de en 18de eeuw was de koster meestal ook dorpsonderwijzer. (4, 42)

     

    Meestal was hij een man van aanzien, maar dat hing grotelijks af van zijn inzet en bekwaamheid. In elk geval was hij van ambtswege de trouwste medewerker van de pastoor. De goede gang van zaken was alleen mogelijk door een nauwgezette en eerlijke samenwerking. (2)

     

    De taak van de koster in Oostwinkel bestond uit het vaeghen en kuyschen der kercke, het luiden van de bedeklok, het brandend houden van de godslamp, het uitsteken en binnenhalen van het kermisvaantje, het tijdig openen en sluiten van de kerk, het klaarleggen van de gewaden voor de celebrant, kortom: hij moest de kerk optimaal in orde houden voor de goddelijke diensten. (4, 42)

     

    Voor Waarschoot in 1557 bestaat een gedetailleerd document betreffende de rechten en plichten van de koster. Zo moest hij het torenuurwerk zorgvuldig bijhouden en smeren, zich houden aan de uitvaarttarieven: 1/3 van de pastoor, die resp. 9, 6 en 3 s. kreeg, zijn ambt niet verhuren, op zijn kosten het “messebroot” en de wijn leveren voor een geheel jaar,… (2)

     

    Daarenboven was de koster ook de man die allerlei klusjes opknapte, zoals het wassen van het kerklijnwaad, het oppoetsen van de kandelaars, soms ook het schuren van de kerk. Soms was hij ook de boodschapper van de pastoor en kerkmeesters en helper van de klokkeluider. (2)

     

    Tevens was hij in de letterlijke betekenis van het woord “custos” d.i. de bewaker van de kerk, waarin hij bij tijd en wijle overnachtte om diefstal te voorkomen. (2)

     

    Er kon ook een afzonderlijke klokkeluider zijn, naast de koster dus. (4, 44)

     

    Aan een echte kosterij waren ook inkomsten verbonden. Daarnaast kreeg de koster, net als de pastoor, geld uit alle gestichte diensten en jaargetijden. Natuurlijk werd hij ook vergoed voor deelname aan de  begraevinghen, uytvaerten, kerckganghen, houwelycke, doopsels. Verder bijvoorbeeld voor het luiden van de klok, het dienen of doen dienen van de vroegmis, en hij mocht ook ommegangen doen op de parochie.

     

     

       

     

     

    E. INRICHTINGVAN DE PAROCHIE

     

    Het oude bisdom Doornik werd gevormd door de drie aartsdiaconaten Gent, Brugge en Doornik. (2)

     

    In 1339 werden in de Nederlanden nieuwe bisdommen opgericht onder Philips II. (2)

     

    De parochie is de kleinste kerkelijke omschrijving. Zij moest

    - allereerst instaan voor de oprichting en onderhoud van een kerkgebouw,

    - voor de organisatie van de erediensten het stimuleren van het godsdienstig leven van de parochianen.

    - Daarenboven vereiste de christelijke naastenliefde de zorg voor de armen en de zieken. (2)

     

    Daarvoor moet aan het hoofd van de parochie een pastoor aangesteld worden, aanvankelijk bijgestaan door een koster, later waar het nodig bleek door onderpastoors. Het materieel beheer van de kerk werd waargenomen door de kerkmeesters; de armenzorg door de armendis bestaande uit de armmeesters. (2)

    De bij uitstek verantwoordelijke persoon bij de armenzorg was echter de ontvanger: deze zou immers moeten instaan voor het financiële beheer van deze instelling (5, 146)

     

    De pastoor en sommige van zijn helpers moesten daarom over een zeker inkomen (competentie) beschikken. (2)

     

    In het voor ons belangrijke gebied hebben we via de Staten van Goed enkele gegevens over pastoor en armendis

     

     

    1. De pastorele competentie

     

    Naast de inkomsten voor de kerk was er ook de pastorale competentie, de inkomsten voor de pastoor. Elke pastoor hield die natuurlijk nauwkeurig in de gaten, en er zijn meestal veel documenten over.(4, 40)

    Tot de pastorele competentie behoren natuurlijk de pastorele tienden, en verder allerlei renten. (2) en eventueel eigendom, zoals de pastorij (4, 40)

     

    Daarenboven bezat de pastoor ten allen tijde de obventiones, dat zijn de offergaven en het casueel (de opbrengst van de goddelijke diensten), in Oostwinkel oblationes genoemd (4, 40). (2) De kerkdiensten zijn: huwelijken, dopen, begrafenissen van kinderen en communicanten, kerkgangen, paescheijren, biechtpenningen van de paasbiechtelingen, de helft van het was van de uitvaarten en allerlei offerpenningen. (4, 40)

     

    Daartegenover stonden rentelasten, een bijdrage aan de deken, en eventueel missen ten laste van de kerk en de armendis (4, 40)

     

     

    2. De kerkelijke goederen en inkomsten en hun beheer

     

    De kerkelijke bezittingen stonden onder toezicht van de pastoor en de kerkmeesters. (2)

     

    De kerkmeesters deden in overleg met de pastoor alle uitgaven voor het onderhoud van de kerk, kochten alle benodigdheden voor de eredienst zoals hostiebrood, wijn, olie en kaarsen en betaalden de priesters voor het uitvoeren van de fundaties. Ook de ontvangsten van de kerk kwamen door hun handen. Op het einde van het jaar maakten ze dan een rekening van alle inkomsten en uitgaven op.  Ook het beheer van de kerkgoederen was hen toevertrouwd. (3)

     

    Behalve de tienden, meestal de oudste bezittingen, was er meestal ook grondbezit. De opbrengsten daarvan werden opgetekend in renteboeken. (2)

     

    Een andere bron van inkomsten waren de pelderrechten, geheven bij uitvaarten van vooraanstaande parochianen. Deze rekeningen waren geschoeid op de middeleeuwse gebruiken en geplogenheden. (2) Pelder = baarkleed dat speciaal mocht gebrukt worden (4, 40)

     

    Dan waren er nog de ontvangsten van rapporten of appoorten (offergelden) en zuivelgelden en tenslotte nog de extraordinaire ontvangsten, een allegaartje van items, zoals de verkoop van peren die op het kerkhof wassen (2), opbrengst van gras op het kerkhof, penningen gegeven als er gezegend werd met relikwieën, offeranden, omhalingen met de schaal (4, 40)

     

    In Waarschoot vindt men zo een ontvangpost van wijn en lijfkoeken tijdens de paastijd door de communicanten geschonken. Een andere ontvangpost was het geld dat per wijk door de huisvrouwen opgehaald werd voor het aankopen van toortsen op Sacramentsdag.

     

    De uitgaven te Waarschoot zijn in vier grote posten onder te brengen:

    - de gewone uitgaven rechtstreeks in verband met de eredienst, en eventuele reparaties aan gebouwen

    - De buitengewone sloegen nogal eens op de aankleding van de kerk, maar ook op de ermee gepaard gaande eet- en drinkgelagen. (2)

     

    Zowel voor de pastoor, de andere bedienaars van de kerk, als voor de kerk zelf werden er te Waarschoot nogal willekeurige tarieven vastgesteld voor de gepresteerde diensten en voorzieningen, tot de bisschop van Gent in 1635 tarieven vastlegde. (2)

     

     

    3. Inkomsten en grondbezit van de armendis

     

    Het was één van de hoofdbekommernissen van de lokale parochiegemeenschap geweest haar armen te steunen. (2)

     

    Hiervoor dienden de inkomsten van de armendis. (2)

     

    21-01-2014, 00:00 Geschreven door ivometsu  
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Tags:parochies,organisatie,ancien regime
    29-12-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.NEDERLANDSE METSUVARIANTEN1

    NEDERLAND

     

    versie 7.12.2010; Nederland1.doc

     

     

    1. DE HEDENDAAGSE VERSPREIDING VAN DE NAAM(VARIANTEN)

     

    Voor Nederland zochten we via het Meertens Instituut Nederland, de Nederlandse Familienamenbank, met 314.000 namen uit de gemeentelijke basisadministratie voor 16 miljoen mensen in 2007, en resultaten van de volkstelling van 1947. De resultaten zijn hierna weergegeven.

     

    METSU: 1947: 0; 2007: < 5; METSUE: 0; METSUWE: 0

    MESSU: 0; MESSUE: 0; MESSUWE: 0

    MESU: 1947: 219; 2007: 353; MESUE: 0; MESUWE: 0

    1947: Zeeland: 126; Noord-Holland: 4 (0 in Amsterdam); Gelderland: 37; Utrecht: 45; Den Haag: 2; Zuid-Holland: 3 (2 in Den Haag, 0 in Rotterdam, 1 overig Zuid-Holland); Noord-Brabant: 4

    2007: vrijwel over heel Nederland verspreid, niet in Zuid-Limburg.

    MASSU: 0; MASSUE: 0; MASSUWE: 0

    MITSU: 0; MITSUE: 0; MITSUE: 0

    MISSU: 1947: 13; 2007: 23, MISSUE: 0; MISSUWE: 0

    1947: alle 13 in Zeeland.

    2007: verdeeld over (van noord naar zuid):

    provincie. Noord-Holland: Wieringermeer (1-4), Langedijk (1-4), Alkmaar (1-4), Schermer (5), Amsterdam (1-4), Hilversum (1-4),

    provincie Utrecht: Zeist (1-4),

    provincie Noord-Brabant:Tilburg (1-4), Breda (1-4),

    provincie Zeeland: Hulst (1-4), Terneuzen (5), geen elders!

     

     

    De recente variatie in Nederland blijkt veel beperkter dan ze er vroeger was (zie verder): blijft over METSU, MESU, MISSU. De uitgangen –e en –we, die zo typisch zijn voor West-Vlaanderen zijn nu volledig weggevallen.

     

    Qua aantallen wordt het leeuwenaandeel door MESU weggekaapt. Toch blijft het aantal beperkt: 353 vertegenwoordigers.

    Vanuit Zeeland is er een verspreiding van MESU naar vrijwel het hele Nederlandse grondgebied.

     

     

    2. DE OUDERE GEGEVENS

     

    Uit vele gegevens blijkt dat de aanwezigheid van METSU en naamvarianten niet is los te zien van immigratie als gevolg van de godsdienstvervolging in Frankrijke en de Zuidelijke Nederlanden.

     

    Pierre vermeldde reeds:

    1. Sommige inwijkelingen geven als herkomst Noordwits (Norwich-Kent), anderen Belle (Noord-Frankrijk), London, Middelburg of Leiden.
    2. In de lokale geschiedenis van Belle leest men het verhaal van de edelman Charles Vasquez die op 28 maart 1568 zijn heerlijkheid Bellequin verlaat en naar Antwerpen vlucht. Na een verblijf aldaar van enkele weken reist hij verder naar London om tenslotte omstreeks 1570 een min of meer vast verblijf te vinden in Dover. Waarom? Hij is een calvinist.
    3. In de resoluties van de Spaanse Bloedraad vinden we een vonnis waarin een DEVOS gehuwd met een METSU onteigend worden ten gunste van de Spaanse Kroon wegens hun (tijdige) vlucht naar veiliger oorden.

    Kortom de Westhoek-streek is niet meer veilig voor wie te veel sympathiseert met het nieuwe geloof.

    Anderen zien de economische toestand verslechteren en vertrekken hoopvol naar het Noorden.

     

    We hebben ons dan ook een beetje verdiept in de geschiedenis van de protestanten, en met name de immigratie in Nederland.

     

    De bespreking van de naamgenoten is als volgt ingedeeld:

     

    - wat we vonden in Het Zeeuws Archief: vooral MESSU, MESSUE, MESU en MESUE (ivo)

    - de merkwaardige geschiedenis van de kooplieden METSU(E) in Amsterdam (Pierre)

    - de familiestamboom van de schilder Gabriël METSU (Pierre en Nederlandse onderzoekers), en de context van Leiden;

    - andere gegevens uit Nederland: Rotterdam; en allicht uitlopers van de MESU’s in Zeeland in andere provincies.

     

     


    2.4. Andere gegevens uit Nederland

     

    - 9 oudere gegevens MESSU bij de Mormonen

    - MESU: uit andere bron (Mormonen) 20, waarvan 8 uit Zeeland en 12 uit Gelderland (vnl. Nijmegen); ook via het Zeeuws Archief hebben we nog veel Mesu.

    - METSUY 3 oudere gegevens bij de Mormonen

     

    29-12-2013, 21:50 Geschreven door ivometsu  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Tags:METSU, genealogie,Nederland
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.KOOPLIEDEN METSU AMSTERDAM5

    2.2.3. DE KOOPMANNEN: tekst

     

    Gerson, Philips en Suzanna zijn drie koopmanskinderen geboren rond 1570 in Noordwits.

    Wanneer ze in Amsterdam aankomen, blijkt het dat ze reeds een tijdje in Nederland verbleven, mogelijk Leiden of Middelburg. (P)

    Bij Suzanne staat vermeld dat ze uit Leiden afkomstig is wanneer ze ondertrouw doet met A. Rijckaert. We hebben geen gegevens om dit echt te staven.

    Van Philips vond Pierre iets in de Inbrengregisters der Weeskamer tussen 1607 en 1611 met vermelding: te Leyden. Hij was daar dus wel aktief. Wel is er niets waaruit zou blijken dat Jerson of Philips in Leiden verbleven hebben.

     

    Over de aktiviteit van hun vader blijven we in het ongewisse.

     

    Ze huwen allen te Amsterdam: Suzanna in 1596, Gerson in 1598 en Philips in 1600.

    Op dat ogenblik hadden zij reeds heel wat kapitaal verzameld of meegebracht uit Engeland. Hun zaken gaan steeds beter zoals we opmaken uit het aandelenregister van de Verenigde Oostindische Compagnie waar ze als aandeelhouder vermeld staan: (boek over V.O.C. p. 171, 175, 259) (P)

     

    -        Philips METSU en Jacques MERHIJS zijn schoonbroer: 62.194 Fl. 3.600 aandelen.

    -        Gerson METSU (zijn broer): 29.920 Fl. 1.200 aandelen

    -        Andries Rijckaert (zwager) 22.809 Fl.

    -        Pieter Dircksz Hasselaer 18.600 Fl.

    -        Hillebrant en Cornelis Schellinger 18.000 Fl.

     

    De drie eerste staan in de kolom der Zuid-Nederlanders, de andere twee bij de Noord-Nederlanders (boek over V.O.C. p. 259)

     

    Vermoedelijk dezelfde Philips METSU (ca 1574 -1652) wordt genoemd in Jaarboek Amstelodanum 80(1988) p. 43, dat verwijst naar het oudste aandeelhoudersregister van de V.O.C. kamer Amsterdam.

     

    Gerson is waarschijnlijk de oudste, geboren te Noordwits rond 1570, is 28 jaar oud en wonend te Middelburg wanneer hij geassisteerd door zijn zwager(?) Andries Rijckaert ondertrouw doet op 13 okt 1598 met Adriaenken van den Eynde, geboren te Middelburg (D.T.B. 408 f. 196)(boek over V.O.C. p. 171) (P) De ondertrouw heeft plaats in Amsterdam. i.p.v. Middelburg waar hij zou gewoond hebben.

    Samen hebben ze minstens zeven kinderen te Amsterdam tussen 1601 en 1614. De eerste vier zijn gedoopt in de Oude kerk, de volgende drie in de Nieuwe kerk. Van deze kinderen hebben we slechts drie begrafenissen. Twee in de Nieuwe kerk (1611 en 1616), één in de Westerkerk (1653).

     

    Als koopman komt hij voor o.a. in de akten betreffende de speculatie in aandelen van de Verenigde Oostindische Compagnie omstreeks 1608 (v. Dillen Isaac le Maire, Ec. Hist. Jaarboek XVI, geciteerd in boek over V.O.C. p. 171).

    Zijn rekening bij de Wisselbank beslaat in 1609 drie folio’s, in 1611 en 1612 vier en in 1615 vijf folio’s. (boek over V.O.C. p. 171)

     

    Via internet vonden we nog een transactie, waarbij Gerson METSU 3.000 gulden kapitaal overmaakt aan Hans Pancras op 20 okt 1620. (Archieven van Schout en schepenen van de subalterne …)

     

    Hij woonde op de Rozengracht bij zijn overlijden, en men betaalde het luiden van 16 klokken bij zijn begrafenis.

     

    Philips Metsue is herkomstig uit Vlaanderen zoals vermeld bij zijn inschrijving op 28 april 1601 in het Poortersboek van Amsterdam (fo 233, resp. boek B blz 453 (boek over V.O.C. p. 175) (P).

    Geboren omtrent 1574 in Noordwits, en dan wonend te Amsterdam, doet hij ondertrouw op 5 feb 1600 in de Nieuwe Kerk te Amsterdam met Catharina MERC(H)IJS / Catelijne MERCIJS, en huwt haar op 29 februari.

    Ze wonen vermoedelijk buiten de Korsjespoort op de Singel.

    Het blijft gissen of zij kinderen hadden daar hij, als weduwnaar wonend op de Singel, buiten de Korsjespoort, hij reeds op 23 april 1604 ondertrouw afsluit met weduwe Edel Schellinger Cornelisdochter met als getuigen zijn zwager Andries Rijckaert en zijn broer Gerson. (D.T.B. 411 f 101, geciteerd in boek over V.O.C. p 175). Hij huwt op 9 mei in de Oude Kerk aldaar. Ze hebben negen kinderen samen

     

    Steeds koopman en suikerrafinadeur stond hij in nauwe relatie met Hans Pelt, Adam Nijs en David en Cornelis Nuyts, allen uit Antwerpen herkomstige “suyckerbackers”. (J. J. Reesse, De suikerhandel van Amsterdam, van het begin der 17de eeuw tot 1813, p. 135, geciteerd in boek over V.O.C. p. 175)

     

    Op 22 januari 1621 koopt hij “het Suyckervat”, Keizersgracht 39 (in 1875 nr.? 246), van S Schaep en Frans Jacobsz Hinlopen, samen met Cornelis Schellinger de Jonge, [zijn schoonvader]. (Reesse)

    Via internet lezen we nog dat het drie erven naast elkaar betrof, gekocht van Sijmon Schaep en Frans Jacobszoon Hinlopen. Kopers zijn Philips MESSU en Cornelis Schellinger. (Archief van Schepenen; kwijtschelding registers)(i).(41/58)(P)

     

    Uit het kohier van de 8ste penning van 1647 blijkt dat hij toen eigenaar was van niet minder dan drie suikerraffinaderijen (Reesse, p. 123 en 126, geciteerd in boek over V.O.C. p. 175):

     

    -        “Het Suykervat” (p. 123). Het Suykervat werd reeds in 1666 als suikerbakkerij verkocht door Philips METSUE, Wed. Corn. METSUE en Jacob METSUE aan Marten Visscher en Jacobs Clouck

    Via internet lezen we echter: Philips METSUE en Margaretha Elias, de weduwe van Cornelis METSUE, verkopen het Suikervat, huis en erf, gelegen aan de Keizersgracht bij de Reestraat, aan Maerten Visscher en Jacobus Cloeck, op 30 juli 1666. (Archief van Schepenen, Register afschrijvingen bij de willige decreten) (i)

    OPM. Er is een Maria METSUE in 1635 gehuwd met Nicolaes Clouck, zoon van Jacob Clouck. Zelf had die ook een zoon genaamd Jacob Clouck. Allicht aan één van beide dus. Vermoedelijk behoort die Maria dan ook tot de familie. Een goede mogelijkheid is o.i. dochter Maritje (gedoopt 1611) of ook Marijtjen (gedoopt 1612)

    -        Nr. 20: Even voorbij de Leliegracht tussen deze en de Westermarkt heeft op de Prinsengracht nog een suikerbakkerij gestaan; waarvan niets anders bekend is dan dat zij in de quohieren van de 8sten penning als zodanig wordt genoemd in de jaren 1647/49 ten name van Philips Metsue en in 1677/79 van Jan Pieterszoon Lijster, die ook suikerbakker was.(uit Reesse)

    -        Nr. 22 Een perceel op de Prinsengracht bij de Reestraat, tussen deze en de Beerenstraat gelegen, was blijkens de willige decreten van 1666 en 1680 (zie Bijlage H sub 15) ook een suikerbakkerij, behorende volgens de verpondingsboeken van 1647/9 aan Philips METSUE. Overigens is er van deze inrichting als zodanig niets bekend.

     

    Wellicht over nr. 22 gaat de volgende verkoop:

    Op 23 januari 1643 koopt Philips METSU, suikerbakker, samen met Hendrick Hendricksz zanddrager en zijn kinderen  een huis en erf op de Prinsengracht oostzijde. (Toegangsnummer 5073 Weeskamer inventaris nummer .., huisverkopingen weesmeesters deel IX fo 186)(P)

    Het betreft hier allicht een misinterpretatie,want via internet wordt dit : huis en erf aan de Prinsengracht wordt gekocht van erven Hendrick Hendriccksz. (Archief van de Weeskamer Comm. Liquidatie van de voormalige weeskamer.)

     

    Deze Hendrick Hendricksz vinden we als collecteur terug m.b.t. het Oude Mannenhuys (register nr 1 Amsterdam) – afgesloten 27 sep 1606; blz. 15 lot 67. Mijn vrijer is in verre landen vertrokken, zal met ons beiden wel ten besten lokken? Metje Jans (nota’s Pierre)

     

    In een akte van 24 maart 1648 verklaart Ph. Metsue “coopman”  oud 73 jaar 24 kisten suiker te hebben gekocht (not. Arch. 2109 not. J. Thielemans) (boek over V.O.C. p. 175)

     

    Het toenemend fortuin van Philips METSU wordt ook weerspiegeld in bankgegevens:

    “De rekening bij de Wisselbank der firma Philips Metsu en Jacques Mercijs beslaat in 1611, 1612 en 1615 telkens drie folio’s; in 1620 heeft Ph. METSUE alleen een eigen rekening van drie folio’s.

    In 1631 werd hij in de 200ste penning aangeslagen voor 300 Fl. en dus geschat op een vermogen van 60.000 Fl.” (boek over V.O.C. p. 175)

     

    In het participatieregister van 1612 staan Philips METSU en Jacques Merchijs samen genoteerd voor 62.194 f (boek over V.O.C. p 259), Andries Rijckaert voor 22.809:10 f.

    Pierre noteerde uit de index op het kohier van de 200ste penning uit 1674 nog Philips Jacobszoon METSU, boekhouder  o i c (V.O.C.?) Wijk o folio 598.

     

    Ook in een andere aktiviteit (liefdadigheid? of steun? of gewoon als bestuurder) vond Pierre Philips METSU, nl. in de Inbrengregisters der Weeskamer :

    - tussen 15.10.1607 en okt 1611, met vermelding: te Leyden

    (index op de familienamen, 15/289, film 4993 (midden) en 4994 (begin)

    - na 1625

    (index op de familienamen, boek 2, 21/57 (film 4996 eind en 4997 begin) en 25/190(film 4999 midden)

    - van mrt 1646 – sep 1649

    (index op de familienamen, boek 3, 27/12 (film 5000 midden)

    Dit trouwens samen met vertegenwoordigers van de familie Rijckaert.

     

    Mogelijk is Philips tot de adelstand verheven, blijkens:

     

    Viyamd?index Nederlands Adelboek voor 74 (1983) tot 83 (1995) en vond op blz. 39 METSUE, P6 155 Hasselaer. (P)

     

    De inventaris van het familie-archief De Graeff, toegangsnummer 76, noemt na inv. Nr 325 een aantal familieboeken die niet bij het gemeente-archief berusten, waarin (deel II p. 291-340) een wapen METSU. (P)

     

     

    Philips wordt begraven in Amsterdam, Westerkerk op 13 juli 1652 en Edel op 20 oktober 1654 in de Oude kerk.

     

    Mogelijk één van zijn zonen vinden we terug op 8 mei 1657, bij de ‘Overdracht van een huis en erf op de Keizersgracht, genoemd ‘de Roozenboom’’, door Matthys Snoeck, Philips METSU, Daniel Planck, Pieter Asselbergh Jr, Claes Langendyck, als mannen en voogden van de gezusters Hauwen, alsmede door Cornelis Hasselaar…. (nr. 1426 van de bezegelde brieven ….)(P)

     

    Het Suyckervat werd op 18 (of 10?) augustus 1666 als suikerbakkerij verkocht door zijn zonen Philips Metsue, weduwe Cornelis Metsue en Jacob Metsue aan Marten Visscher en Jacobus Cloeck voor 30.000 Fl. (Reesse)

    Via internet lezen we echter: Philips METSUE en Margaretha Elias, de weduwe van Cornelis METSUE, verkopen het Suikervat, huis en erf, gelegen aan de Keizersgracht bij de Reestraat, aan Maerten Visscher en Jacobus Cloeck op 30 juli 1666. (Archief van Schepenen, Register afschrijvingen bij de willige decreten) (i)

     

    Ene Maria METSUE trouwde namelijk te Amsterdam, ?16 ?sep ?1635 (ondertrouw 23 aug 1635) met Nicolaes Cloeck, die als vader had: Jacob Cloeck. Vermoedelijk een zus can Cornelis, zie hoger.

     

    Cornelis Metsue, vermoedelijk hij, wiens weduwe hier genoemd is, is afgebeeld op twee regentenstukken in het Rijksmuseum te Amsterdam (Catalogus Rijksmuseum Amsterdam nrs 399 en 540). “ Mogelijk gaat het om de Cornelis die aangegeven staat als koopman – suikerraffinadeur zonder ons bekende geboortedatum of afkomst die ondertrouw deed te Amsterdam, 27 apr 1638 met Margareta K Elias. [dus een zoon van Philips]

     

    Wellicht deze Cornelis METSU koopt een huis en erf aan de Keizersgracht van Dirck Gerritsz Hoppesack op 5 nov 1649 (index transportakten voor 1811, Stadsarchief)(i)

     

     

    In welke familierelatie zij hebben gestaan tot Gabriel Metsu, de bekende schilder, die in veel bescheidener omstandigheden schijnt geleefd te hebben, en of de hier bedoelde Jacob Metsue diens vader was, welke ook Jacob heette, kan hier niet met zekerheid geconstateerd worden (Reesse).

     

     

    Tekst verder aanvullen met opzoekingen uit inleiding, en bespreking diverse families.

    Verder op te merken dat de METSU’s hier behoorden tot de hoogste kringen van Amsterdam (zie link met burgemeester en belangrijke families, oa Roeters Hasselaar, Cronenburgh, mogelijke adelstand en wapen)

    Behoorden alle tot de hervormde kerk.

    29-12-2013, 21:49 Geschreven door ivometsu  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Tags:kooplieden, Amsterdam, Metsu, stamboom
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.KOOPLIEDEN METSU AMSTERDAM4

    2.2.2. DE KOOPMANNEN:  andere gegevens uit Amsterdam

     

    - Eybart MESSU (koopman)

    & Anne Pieters

    kinderen:

    1. Isack MESSU (ged. hervormd, Amsterdam, Oude Kerk, 21 nov 1594) (2/253) (P)(i)

     

    OPM. Deze Eybart staat qua datering op één lijn met ‘stamvader’ Jacob (generatie V) van de besproken koopmanfamilie. Eybart niet gevonden in begr. reg.

     

    - Suzanne METSU (P) METJU (doopreg)(i)

    & Amsterdam, Oude Kerk, ondertrouw, 26 aug 1607 met Laurent (P) / Lourens (doopreg) Van Rijven (4/211) (P)

    kinderen:

    1.     Susanna van Rijven (ged. hervormd, Oude kerk, 26 aug 1607) 4/211)(i)

     

    Een vroege aanwezigheidvan METSU, van dezelfde orde als Philips en Gerson, maar kan niet hun zus Suzanna zijn.

    vragen: is zij de dochter van Eybart MESSU?

    Van Rijven niet gevonden in begr.reg.

     

    - Suzanna MESSOU

    & Jores Henrixsz

    kinderen:

                1. Kathelijne (° Amsterdam Nieuwe Kerk, 6 apr 1625) (40/299) (P)

     

    - Steven METSU

    & Aagje Jans

    Aagje Jans, weduwe van Steven METSU & ondertrouw Amsterdam, 22 sep 1626 met Thomas Pieterszoon (431/394)

    Thomas Pieterszoon was dan weduwnaar van Niesje Hendrix (P)

     

    Geen linken gevonden van deze Steven METSU

     

    - Catlijn METSUE

    (Catrijna METSU (doopreg Catrijna); Catlijn METSUE (doopreg Susanna); Catharijna METSUE (doopreg Marija); Cattelijna (doopreg Sara); Catrina METSUE (doopreg Abraham)(i)

     

    OPM: dochter van Philips I en Edel Schellinger? (P) Lijkt niet waarschijnlijk daar hun huwelijk in 1604 was, dus Catlijn zou hooguit 15 jaar geweest zijn bij haar huwelijk. Wel mogelijk is uit het voorgaande huwelijk met Merchijs.

    Dochter van Gerson kan ook niet gezien jonge leeftijd bij huwelijk.

     

    & ondertrouw Amsterdam, 9 dec 1619 (424/85) (P)

    met Abraham de Schilder (° Middelburg)

    via internet niet gevonden in Amsterdam en Zeeuws Archief

     

     

    kinderen:

    1.     Catrijna de Schilder (ged. hervormd, Amsterdam, Nieuwe Kerk, 13 apr 1621) (40/124) (P)(i)

    2.     Susanna de Schilder (ged. hervormd, Amsterdam, Oude Kerk, 5 mei 1622) (6/14) (P)(i)

    3.     Marya de Schilder (ged. hervormd, Amsterdam, Oude Kerk, 20 mrt 1625 ) (6/110) (P)(i)

    4.     Sara de Schilder (ged. hervormd, Amsterdam, Nieuwe Kerk, 10 sep 1628) (40/469) (P)

    5.     Abraham de Schilder (ged. hervormd, Amsterdam, Nieuwe Kerk, 24 feb 1630) (41/69) (P)

     

    - Maria MESUE

    & Louis Octobre

    kinderen:

    1. Antoine Octobre (ged. Waals-hervormd, Amsterdam, Oude Waalse kerk, 20 aug 1656) (131/314) (P)(i)

     

    kan Maritje ofMarijtje zijn?

    - Olido METSUE (begr. Amsterdam, Oosterkerk, 26 okt 1705) (1048/38 vo), men betaalde 8 fl voor begrafenis.

    Woonde Keizersgracht (P)

     

    - Hendrik METSU (METZU) (I)

    timmerman, van Kampen (P)

    & Marritje Theunis

    ouders: Janszoon Theunis, boekbinder en poorter

    betaalde op 26 nov of26 januari 1686 zijn poortergeld, was toen al getrouwd met Marritje (poorterboek 6/300) (P) § (poortersboeken deel 17 blz 624)(P)

    kinderen:

    1.     Hendrik (II) METSU (°? Amsterdam, 15 aug 1730 doop) (17/257) (P) of op 15 aug 1730 poorter en wijnkoper; ingeboren poorter als zoon van Hendrik poortersboeken deel 17 blz. 624) (P) Dus doopdatum = ?

    2.     Jan METSU op 15 aug 1730 timmerman en ingeboren poorter (als zoon van Hendrik) (poortersboeken deel 17 blz. 624)

    3.     Catharina METSU (° ? - ?) (17/575)

    & Jan Pietersz Berdot van Rijnveen of afkomstig van Rijnveen, leerlooier,

    ouders: Pieter, poorter van Amsterdam, 15 aug 1730.(P)

     

    mogelijk zelfde:

    Hendrik METSU & NN

    kinderen:

                1. begraven Amsterdam, Sint Antonis Kerkhof, 26 mei 1689 (12313/218)

                2. begraven Amsterdam, Sint Antonis kerkhof, 17 juli 1701 (1252/268)

     

    Hend(rik) METJU begr. 2 aug 1702 (kinderlijken) geen ouders of ref. (internet) in Stadsarchief A’dam (i)

     

    - Elisabeth MESSU of MESSUYS (P)(i, Z.A.) Elijsabet MESSU (doopreg Isaac (i)) (ged. Vlissingen, 1666 (i, Z.A.) - gest Vlissingen, 14 jan 1710 (P)(i, Z.A. en A’dam))

    & Cornelis Lampsins (P)(i, Z.A.) Lambsius (I, A’dam) (ged Amsterdam, Westerkerk, 31 dec 1662 (P) 25 nov 1661 (i, Z.A.) - Vlissingen, Gr Kerk, 19 mei 1713 (P)(i, Z.A.) (P).

    ouders: Geleijn Lampsins (° Vlissingen, 21 jan 1633- Vlissingen, 29 jan 1686) & Aletta Corsmand (ged. Amsterdam, 16 aug 1643)

     

    (P) Uit kwartierstatenboek blz 43 (naar aantekeningen door Ed. Vlietinck, archivaris van Oostende.

    (i, Z.A.): www.familysearch.org 10.09.2010

     

    Kinderen:

    1. Isaac Lambsius (ged. hervormd, Amsterdam, Westerkerk, 20 mrt 1707) (109/127 fo 64 nr. 21), pastor Adrianus van Oostrum; getuigen Abram MESSU en juffrouw Elijsabet van Halm (i)

     

    - Gijsbert METSUE (begr Amsterdam, Westerkerk, 2 sep 1718) (1103/37)(P)(i)

    & Van Dannenstern (niet in doopreg (i))

    op de Saeregracht (P nota’s: staat niet meer bij)

     

    geen aanknopingspunten gevonden door Pierre of mijzelf. Pierre denkt aan Ernst METSU als de vader.

     

    - Michiel (i) METZU (P)(i)

    & J. Reijnierse (P)(i) Wijbregt (i)

    kinderen:

    1. Isack METZU (ged. hervormd,  Amsterdam, Nieuwe kerk, 10 sep 1719) (P)(i) (44/159 f 70 nr. 4)(i),getuigen Johannes Siprianus en Trijntje Maartens (i)

     

    Mighiel METZU en Weijberigt Reijniersz. Treden op als getuigen van de doop hervormd van Martinus Ciprianus op 1 okt 1719 door pastor Lambertus Zegers, in de Oude Kerk(48/47 fo 24 nr. 4); ouders: Johannes Ciprianus en Catharina Verbeek. (i)

     

    - Caetje METSU (P) METJU (i) (begr. Sint Anthonis Kerkhof, 11 feb 1751) (1202/167) (P)(geen ref)(i)

     

    - Flijphs MESSU

    & Catelijn Messiju

    kinderen:

                1. Catelijn MESSU (ged. hervormd, Amsterdam, Nieuwe kerk, 14 jan 1601) (38/856)

     

    kind van Flijps MASSU is begraven in Amsterdam, Oude kerk op 18 juli 1617. (geen ref.)(i)

     

    - Anna MASSU

    & Pierre Quoquet

    kinderen:

                1. Elisabeth Quoquet (geb. 25 okt, ged. RK, kerk Franse kapel, 29 okt 1688) (334/72) (i)

     

    - Matteus de MASSU

    & Margreta Claas

    kinderen:

                1. Jellis de MASSU (ged. Evangelisch Lutheraans, Lutherse kerken, 14 sep 1687) (171/84)(i)

                2. Mattheus de MASSU: tweelingbroer (i)

     

    - Samuel MESU

    & Maria Verstap (begr. Heilige Wegs- en Leidsche kerk, 25 juli 1696)(geen ref.) (i)

     

    - Johannes METSUIJ

    & Anna Van de Graft (begr. Amsterdam, Heilige Wegs- en Leidsche kerkhof, 24 aug 1706)(i)

     

    - Joannes METSUE

    & 16 mei 1722 (560/6) met Anna Elisabeth Martens

     

     

    Uit latere perioden hebben we voorlopig nog niets gevonden, tenzij MESU, in de gegevens van de volkstellingen (zie recente verspreiding) en in het Stadsarchief, Archiefkaarten Persoonskaarten 1939-1994:

     

    Jan MESU (1911); Antonia Maria Wilhelmina MESU (1921); Jacoba Johanna MESU (1937); Elisabeth Claesina MESU (1946); Jan MESU (1948); Suzanna MESU (1957); Janita Corina MESU (1965).  

    29-12-2013, 21:49 Geschreven door ivometsu  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.KOOPLIEDEN METSU AMSTERDAM3

    Suzanna METSU

    & 6 feb 1656 (ondertrouw Amsterdam, 13 jan 1656) (475/251) (P) met Joost Elias, weduwnaar van Rebecca Spregels of Spiegels (ondertrouw Amsterdam 15 mei 1646) (463/242) (P) en broer van Margareta Elias die trouwde met Kornelis

     

    Kinderen:

    1.     Maria Elias (ged. hervormd, Amsterdam, Nieuwe Zijds Kapel, 31 jan 1659) (P)(i) ouders Susanna METSUE & Joost Pieterszoon Elias (i) (65/172) (P)(i)

    2.     Oedilia Elias (ged. hervormd, Amsterdam, Nieuwe Kerk, 22 aug 1660) (P)(i) ouders Susanna METSUE & Joost Pieterszoon Elias (i)  (43/444) (P)(i)

    3.     Margrita Elias (ged. hervormd, Amsterdam, Nieuwe kerk, 13 nov 1661) (43/479) ouders Susanna METSUE & Joost Pieterszoon Elias (i)

     

    Mogelijk deze Susanna wordt begraven Amsterdam, Westerkerk, 26 sep 1674 (1102/32)(P)(i), woonde toen Leidse gracht. (P)

     

    Susanna METSU (begr. Amsterdam, Nieuwe en Engelse kerk, 6 mei 1631 (geen ref. gegeven).(i)

     

     

    3.? Suzanna METSUE (METSUWE) (generatie IV) (° Noordwits, ca 1570 – 24 jan 1605)

    (sterf- of begr datum uit: genealogie de M. Rijkaert; haar ouders waren volgens deze bron Philippe METSU (geen geg.) en  Claasje Turex (geen geg.).

     

    Is deze Suzanna een zus van Jerson en Philips I?

    Samen zouden ze herkomstig zijn van Noordwits (Norwich, Kent). Van Gerson/Jerson staat dit vermeld in boek over V.O.C. p. 171. Van de andere?

    Ook de nauwe banden tussen Philips, Jerson en Rijckaert zijn treffend: zakelijk, maar ook in relaties: Andries was getuige bij het huwelijk van Jerson met Aerjaentje en van Philips met Edel, staat telkens vermeld als zwager in boek over V.O.C. p171 (Gerson), p. 175 (Philips).

    Wat de andere mogelijke ouders betreft: Turex vinden we niet terug in het doopreg. via Internet. Over welke Philippe het zou gaan is ons ook niet duidelijk.

    Over de link met Leiden (zie hieronder) hebben we ook niets teruggevonden.

     

    & (ondertrouw) Amsterdam, 6 apr 1596 (toen 26 jaar) (ondertrouw: Amsterdam 762a/75; zij woonde toen in Leiden)(P)

    met Andries Rijckaert (° Oudenaarde, 1569 – Amsterdam, 15 feb 1625) (begr. 1044/115 Vo)(P) of 1639?

     

    (Rijckert in doopreg van Katelijna, Maria, Cornelis en Willem; Rijkert in doopreg van Jacob; Rijckerts in doopreg. van Davit)

     

    Volgens Genealogie Peeters-Ronneau is Andries Rijckaert, met zelfde geb datum, overleden op 29 okt 1639 te Amsterdam. Zijn ouders waren NN & Catherine, Fille de Joris de Moor. (opgegeven bron: Genealogie de M Rijckaert, www.Rijckaert.nl). We hebben deze bron proberen natrekken, maar zijn er niet in geslaagd.

     

                Rijckaert werd bewindhouder van de Oost-Indische Compagnie, en hertrouwde met Suzanna Merchijs (soms Mercijs), ondertrouw Amsterdam 26 mei 1605 (411/513)(P)

     

    Merk op dat Catharina Merchijs (Mercijs) in 1600 de eerste echtgenote werd van Philips I METSUE.

    Er leefden nog verschillende andere Merchijs in dezelfde tijd in Amsterdam: Pieter (met kind op 12 feb 1623), Hans (met kind op 6 mrt 1605), Barber (met kind in1603, Catelijna Mercijs (met kind in 1606). Ook een Cornelia Merchijs, gehuwd met Joannes Rijckaert, met de kinderen Susanna (1635), Pieter (1637), Jan (1640), Cornelia (1641), Jan (1644).

     

    Woont in de Rooden Hont in 1606, blijkens inschrijving in 1606 in register ‘Lijsten van Loten – Oude Mannenhuis’ (gem. archief Haarlem inventaris nr. 1668; reg Amsterdam 138; 1606 Reg 138/25 F=florijnen? 1000; 138/27 F 1000; 138/58 F 1005; 138/59 F 1005; 138/60 F 1005; 138/61 F 1005, 138/65 F 1006).

    Vermeld als Andries Rijkert, maar tekent Andries Rijckaert (P)

     

                Kinderen:

    1.     Katelijna Rijckert (ged. hervormd, Amsterdam, Nieuwe kerk, 16 apr 1606) (39/92) (i)

    2.     Maria Rijckert (ged. hervormd, Amsterdam, Nieuwe kerk, 8 mei 1607) (39/123) (i)

    3.     Jacobus Rijkaert (° ’s Gravenhage, 7 sep (P) 1 dec (P-R) 1610 – ’s Gravenhage, 11 sep 1671 (P)(P-R)) P-R is: Genealogie Peeters-Ronneau

    Jacob Rijkert (ged. hervormd, Amsterdam, Nieuwe kerk, 7 sep 1610) (39/228) (i)

    4.     Maria Rijkaert (° 6 juli 1613 – 1678) (P) niet teruggevonden (i)

    5.     Davit Rijckerts (ged. hervormd, Amsterdam, Nieuwe kerk, 14 okt 1614) (39/363) (i)

    6.     Cornelis Rijkaert (P) / Rijckert (i) (ged. hervormd, Amsterdam, Nieuwe kerk, 13 aug 1619 - ?) (40/54)(P)(i)

    7.     Willem Rijkaert (P) / Rijckert (i) (ged. hervormd, Amsterdam, Nieuwe kerk, 1 aug 1623 - ?) (40/217)(P)(i)

     

    Het 6de kind van Philips I METSU en Edel Schellinger, zie hoger, 6de kind

     

    - Jacob METSUE (generatie III) (° Amsterdam, Oude kerk, 1613/4 – Amsterdam, Westerkerk, 10 mrt 1663) (1100B/195) (P)

    Bij de begrafenis van Jacob Metsue betaalden ze 8 fl aan de Westerkerk, ze woonden toen al aan de Heerengracht.

    [allicht was het dus niet hij, die bij de verkoop van “het Suyckervat” in 1666 aanwezig was. Zie verder]

     

    (Jacob METSUE in doopreg Philips, Oedilia, Maria; Jacop METSUE in doopreg Geertruijt, Cornelis, Rebecka; METSU in doopreg Ernst, Jacob, Jacob; MESUE in doopreg Edel)

     

    & Amsterdam, 3 okt 1645 (ondertrouw Amsterdam, 13 sep 1645 (462/279)) met Rebecca Roeters (° Amsterdam, 1620/1) (P) - (Pierre vond 1691 als begraafjaar, dat moet dan Westerkerk, 28 april 1691 zijn (i))

     

    (Rebecka Roeters meestal in de doopreg.) (i)

     

    Bij de begrafenis van Rebecca Roeters woonden ze op de Heerengracht en betaalden 8 aan de Westerkerk. (P)

    ouders: Ernest Roeters & Geertruyd Van Markel

     

    kinderen: 10, alle gedoopt te Amsterdam, in de Nieuwe-, de Zuider- en de Walenkerk.

     

    1.     Philips METSUE (generatie II) (ged. hervormd, Amsterdam, Nieuwe Kerk, 26 aug 1646 (P)(i: Philps, van Jacob METSUE), getuige Geertrui Van Markel (P), dus de moeder – begr. Amsterdam, Westerkerk, 5 apr 1684) (43/13) (P)(i)) boekhouder bij de Oost-Indische Compagnie

          Opm, de vermelding 43/13 zou op de doop slaan (nazien)

     

    & Amsterdam, Nieuwe Kerk, 19 mrt 1675 (ondertrouw Amsterdam, 21 feb 1675 (501/305)

    met Maria Moreau (° Amsterdam, 1654/5 (P) geen geg (i) – begr. Amsterdam, Nieuw Zijds Kapel, 2 nov 1722 (P)(i), wed. Philips METSUE (i) geen ref. gegeven (i)

    ouders: Pieter Moreau en Joanna Levaus (Pieter ov. Nieuwe Zuid Kapel 1071/8)

     

    OPM. Heel wat Moreau in Amsterdam, dikwijls gelinkt met andere Franse namen en Waalse kerk.

     

    2.     Ernst METSUE (P) METSU (i) (generatie II) (ged. hervormd, Amsterdam, Nieuwe Kerk, 23 jan 1648) (43/65) (P) (i)

     

    3.     Jacob METSUE (P) METSU (i) (generatie II) (ged. hervormd, Amsterdam, Nieuwe Kerk, 8 juli 1649 (43/117)(i) – begr. Amsterdam, Westerkerk, 26 feb 1653 (1100/117)(P))

    4.     Jacob METSUE (P) METSU (i) (generatie II) (ged. hervormd, Amsterdam, Nieuwe Kerk, 8 sept 1650 (43/153)(P)(i) – begr.Amsterdam, Westerkerk, 5 sept 1658 (1100B/161), vader woonde toen aan de Keizersgracht. (P)

     

    5.     Edel METSUE (P) MESUE (i) (generatie II) (ged. hervormd, Amsterdam, Nieuwe Zijds Kapel, 7 feb 1652, (65/103) (P)(i) getuigen Peter Anthony Gm., meter Edel Schellinger (P), de grootmoeder dus

     

    6.     Oedilia METSUE (generatie II) (ged. hervormd, Amsterdam, Nieuwe Kerk, 26 dec 1653, getuige meter Edel Schellinger) (43/266) (P)(i)

     

    7.     Geertruyd (P) Geertruijt (i) METSUE (generatie II) (ged. hervormd, Amsterdam, Westerkerk, 19 sept 1655 (105/43)(P)(i), get Ernest Roeters en Margareta Elias (P) - gest Amsterdam, Westerkerk, 29 mei 1732 (1103/78) (P)

     

    OPM: Margareta Elias is de (aangetrouwde) tante van Geertruijt, want Margareta is gehuwd met Cornelis Metsue, broer van Jacob Metsue, en vader van Geertruijt.

     

    Geertruij METZU en Nicolaes Vermaette waren getuigen bij de doop hervormd van Jacob Simons op 7 mrt 1731 in de Zuiderkerk (101/206 f 103 v nr. 17), met als ouders Jacob Simons en Maria Oosterlingh.

    Maria Oosterlingh is allicht de dochter van Rebecka METSUE met Jean Oosterling. Rebecka’s vader Philips is een broer van Geertruijt. Deze getuige is dus de ‘groottante’ van Maria Oosterling.

    Ook de naam Vermaette klinkt bekend:  Na het overlijden van Johanna METSUE hertrouwde haar echtgenoot Tatum in 1713 met Magtelt Vermaten. Johanna is de dochter van Geertruijt ‘s broer Philips.

     

    8.     Cornelis METSUE (generatie II) (ged. hervormd, Amsterdam, Westerkerk, 29 juli 1657 (105/111)(P)(i), get Cornelis Metsue en Marya Roeters (P)

     

    OPM. Getuige Cornelis betreft wellicht het derde kind van Philips en Edel, dus een broer van de vader Jacob en een oom van het kind.

    Getuige Maria Roeters is allicht een verwante van de moeder van het kind Cornelis.

     

    Een Cornelis METSU werd begraven Amsterdam, Oosterkerk, 17 okt 1661 (1047/85)(P)

     

    9.     Rebecca (P) Rebecka (i) METSUE (generatie II) (ged. hervormd,  Amsterdam, Westerkerk, 14 nov 1658 (105/172)(P)(i), get. Elbert Spiegel en Maria Roeters (P)

     

    OPM. Getuige Maria Roeters is allicht een verwante van de moeder van het kind Cornelis.

     

    Haar ouders woonden op de Heerengracht toen ze stierven, voor Jacob was dat dus 1663, Rebecka was dan 5 jaar.

     

    Een Rebecca METSUE, wonend Heerengracht, werd begraven Amsterdam Westerkerk, 8 dec 1707 (1103/8 Vo) (P)(i) 8 fl betaald (P).

    Ze zou 50 geworden zijn.

     

    Een Rebecca METSUE wonend op de Singel, werd begraven Amsterdam, Westerkerk 20 dec 1695 (1102/214) (P)(i) 8 fl betaald (P).

    OPM Philips I, haar grootvader, woonde eerst op de Singel. Dit is dus ook een mogelijkheid.

     

    10.  Maria (P) Marrija (i) METSUE (generatie II) (ged. hervormd, Amsterdam, Westerkerk, 8 feb 1660 (105/236)(P)(i), get Joost Pieter Bolyard en Geertruyt Van den Heuvel (P)

     

    OPM. Haar ouders woonden op de Heerengracht toen ze stierven, voor Jacob was dat dus 1663, Maria was dan 3 jaar. Ze zou bijna 45 geworden zijn.

     

    Een Maria METSU, wonend aan de Heerengracht, werd begraven te Amsterdam, Oude kerk op 7 jan 1705 (1048/36 vo) (P)(i) 8 fl betaald (P).

     

    Een Maria METSUE (° ?- begr. Amsterdam, Oude kerk, 7 jan 1705)(1048/36)(P)

    & ondertrouw Amsterdam, 2 juli 1699 (530/255) (P) met Gerrit Ten Acker

    Gerrit nadien && ondertrouw Amsterdam, 17 mrt 1707 (541/75) (P) met Martha d’Orville

     

     

     

    Van een aantal kinderen van een Jacob METSU, met voornaam onbekend, hebben we overlijdensgegevens:

    Amsterdam, Westerkerk, 1 okt 1649 (1100/90)(P)

    Amsterdam, Westerkerk, 5 sep 1658 (1100B/161)(P)

    Amsterdam, Nieuwe Zuiderkerk, 25 sep 1668 (1068/297)(P)

     

     

     

    Philips METSUE (generatie II) (ged. hervormd, Amsterdam, Nieuwe Kerk, 26 aug 1646 (P)(i: Philps, van Jacob METSUE), getuige Geertrui Van Markel (P), dus de moeder – begr. Amsterdam, Westerkerk, 5 apr 1684) (43/13) (P)(i)) boekhouder bij de Oost-Indische Compagnie

     

    & Amsterdam, Nieuwe Kerk, 9 mrt 1675 (ondertrouw Amsterdam, 21 feb 1675 (501/305)

    met Maria Moreau (° Amsterdam, 1654/5 (P) geen geg (i) – begr. Amsterdam, Nieuw Zijds Kapel, 2 nov 1722 (P)(i), wed. Philips METSUE (i) geen ref. gegeven (i)

    ouders: Pieter Moreau en Joanna Levaus (Pieter ov. Nieuwe Zuid Kapel 1071/8)

     

    OPM. Heel wat Moreau in Amsterdam, dikwijls gelinkt met andere Franse namen en Waalse kerk.

     

    kinderen:

    1.     Rebecca (P) Rebecka (i) METSUE (generatie I) (ged hervormd, Amsterdam, Zuiderkerk/Nieuwe Zuiderkapel, 28/29 dec 1675 (96/185)(P) – begr. Amsterdam, Nieuwe Zijds Kapel, 29 sept 1719 (1070/196)(P)(i)

    & Abcoude, 12 apr 1697 (ondertrouw Amsterdam, 22 mrt 1697 (527/83)(P)) of met Jean Oosterling (P) (geen geg. wel is Rebecca als weduwe van Joan Oosterling gestorven (begr. reg Rebecca), dus Jean voor 1719)

     

    kinderen: 3

    1.     Gerrit Oosterling (ged. Amsterdam, 17 mrt 1695) (301/222) (P)

    2.     Arlette (P) Aletta (i) Oosterling (ged. Amsterdam, 23 april, ged. hervormd Walenkerk, 24 apr 1698) (133/44) (P)(i) – Amsterdam, Nieuwe kerk, 17 mrt 1730 (1058/59) – weduwe? Leendert de Neufville (P)

    3.     Maria (P) Marie (i) Oosterling (ged. Amsterdam, 23 okt 1699, ged Waals hervormd, Amsterdam, Oude Waalse kerk, 29 okt 1699) (133/63vo)(P)(i)

     

    2.     Pieter METSUE (generatie I) (° Amsterdam, Nieuwe Zuider Kapel, 2 juni 1677 (96/228) - ?)

     

    Een kind van Philips METSU werd begraven Amsterdam, Walenkerk of Westerkerk, 7 dec 1678 (1130/325)(P) volgens Pierre betreft het deze Pieter

     

    Maar ook mogelijk:

     

    Pieter METSU opperkoopman en opperhoofd van Semarang in 1709 (uit boek ‘De Vroedschap van Amsterdam, deel I, p. 211) (P)

    & Batavia, 1715 met Geertruida Constantia / Constancia (P) Clement (° Batavia, 22 december 1692 - Batavia, 24 mrt 1720)

    ouders: Nicolaas Clement & Geertruide Van Dalen

    tweede huwelijk Geertruida met Cornelis Hasselaer (° Amsterdam, Nieuwe Kerk, 26 feb 1676 – Eemnes, huis Greneveld, 28 nov 1773)

    zoon van Cornelis Hasselaar en Suzanna Tack (P) chirurgijn (° Enkhuizen, 1637 – Amsterdam, Oude kerk, 8 mei 1690)

    Deze Cornelis Hasselaer trouwde een eerste maal in Batavia, 1701 met Joanna Suzanna Van de Putte (gest 16 juni 1704), dochter van Pieter Van de Putte & Magdalena Miller, en had er een dochter mee;

    een tweede maal te Batavia, 1706 met Antonia Leyendecker (gest 1715), dochter van predikant te Batavia Melchior Leyendecker & Antonia Van Riebeeck, met twee dochters; (1)(2)

    de derde maal te Batavia, 1715 met Geertruida, zonder kinderen.

    Een vierde maal te Batavia, 1721 met Pasques de Chavonnes (18 aug 1695-Batavia, 12 mei 1731/2)(2)

     

    Cornelis Hasselaar, Heer van beide Emnessen, vertrok in 1696 met het schip Driebergen voor assistent naar Oost-Indië(2)

    In 1729 werd hij directeur-generaal van Indië. (2)

     

    Uit (1) kwartierstatenboek blz 43 (naar aantekeningen door Ed. Vlietinck, archivaris van Oostende.

    En (2) vermeld boek ‘De Vroedschap van Amsterdam, deel I, p. 211)

     

    3.     Joanna (P) Johanna (i) METSUE (generatie I) (ged. hervormd, Amsterdam, Zuiderkerk, 29 dec 1680 (97/88)(P)(i) – begr. Amsterdam, Nieuwe Zuids Kapel, 23 nov 1712 (1070/127 ) (P)(i) huisvrouw van Tatum (i)

          Woonde in 1711 op de Oude Achterburgwal (P)

    & Amsterdam, Walenkerk, 19 juli 1711 (ondertrouw Amsterdam, 3 juli 1711 (547/257)(P)

    met Hendrik Tatum (° Amsterdam, 1677/8 – Amsterdam, Nieuwe Kerk, 17 juli 1734) advocaat (P)

    woont op de Singel

    ouders: dr. medicus Joannes Tatum & Cornelia Nessing(s) (P)

     

    kinderen:

    1.     Cornelia Maria Tatum (ged. hervormd, Amsterdam, Oude kerk, 11nov 1712) (17/111 (fo 56) nr.1 (i) met pastor Franciscus Burmannus;vader geschreven meester Hendrick Tatum; getuigen Maria Moreau (schoonmoeder dus) en Jan Danser (i). Jan Danser is de zwager (P)

     

    Tatum hertrouwde te Amsterdam, Walenkerk, 17 sept 1713 (ondertrouw Amsterdam, 31 aug 1713 (A549/373)) na het overlijden van Joanna METSUE,

    & Magtelt Vermaten / Machteld (Magtilda) Vermaaten (° 18 sep 1689 - begr Middenschip nr 79, Heerengracht, 12 sep 1721), dan 23 jaar en dochter van

    Pieter Vermaaten (begr. Amsterdam, Oude kerk, 10 juni 1713)

    & Aerlandina van Croonenburgh (Groenenburgh) (ged hervormd, Amsterdam, Oude kerk, 23 nov 1659 (9/254) – begr. Amsterdam, Oude kerk, 29 nov 1735),

    (uit genealogie online, Het geslacht Vermaten)

    woont op de Singel

    en kreeg de kinderen:

    1.            Cornelia Tatum (ged. Amsterdam, Nieuwe kerk, 16 mei 1714)(48/306 fol 153 nr. 1

    Getuigen Jan Danser en Aarlandia van Cronenburgh )(genealogie online: geslacht Vermaten (i))

    2.            Aarlandina Tatum (ged. Amsterdam, Nieuwe kerk, 19 jan 1716 (48/398 fo 159 r 10) get. NicolaasVermaten en Catrina Tatum – begr. na 19 aug 1791)(genealogie online: geslacht Vermaten (i))

    3.            Maria Tatum (ged. hervormd, Amsterdam, Oude kerk, 1 aug 1717 (17/429 (fo 215) nr. 3; ouders Henrick Tatum & Machtelt Vermaaten, getuigen Maria Moreau (zijn vroegere schoonmoeder dus) en Pieter van Cronenburgh; pastor Nicolaus Wiltens. (i) – begr. 1719 ) (genealogie online: geslacht Vermaten (i))

    4.            Maria Tatum (ged. hervormd, Amsterdam, Nieuwe kerk, 7 mei 1719 (49/142 (fo 61v) nr. 13; ouders Henrik Tatum & Machtelt Vermaten, getuigen Maria Moreau (zijn vroegere schoonmoeder dus) en Pieter van Cronenburgh; pastor Eliza van der Horst (i) – begr voor 21 sept 1739 (genealogie online: geslacht Vermaten (i))

    5.            Pieter Tatum (ged. Amsterdam, Nieuwe kerk, 5 feb 1725 (49/241) fo 111 nr 11 – begr voor 21 sep 1739 (niet vermeld in kwitantie van die datum) (genealogie online: geslacht Vermaten (i))

     

    OPM

    We vonden een Pieter Cronenburgh & Aarlanda Roeters, mogelijk dus familie van Rebecka Roeters, grootmoeder van Johanna METSUE). Dit koppel had zeker elf kinderen: 1. Cornelis (1652), 2. Geertruij (1653), 3. Jannetje (1655), 4. Ernst (1656), 5. Aarland (1657), 6. Aerlandia (1659), 7. Elisabet (1660), 8. Pieter (1661), 9. Pieter (1663), 10. Petronella (1663), 11. Cornelis (1665).

    Het zesde kind Aerlandina blijkt wel degelijk de moeder van Vermaten (genealogie online: geslacht Vermaten (i))

     

    Er is ook nog Pieter van Croonenburg & Pietronella Winninx, wiens zoon wordt gedoopt hervormd in de Zuiderkerk op 7 dec 1704 (99/405 fo 213 nr. 11).  Ern(e)st Roeters, vader van Rebecca, gehuwd met Jacob METSUE, zoon van Philips en Edel, trad toen op als getuige.

     

    4.     Jacoba METSUE (generatie I) (ged. hervormd, Amsterdam, Oude kerk, 25 feb 1684) (11/254) (P

    29-12-2013, 21:46 Geschreven door ivometsu  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Tags:METSU,KOOPLIEDEN,NEDERLAND,GENEALOGIE
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.KOOPLIEDEN METSU AMSTERDAM2

    2.2.1. DE KOOPMANNEN: basisgegevens

     

    - Jacob? METSU (generatie IV)

     

    mogelijk van deze?  Jacob METSUE wordt een kind begraven in Amsterdam, Westerkerk, 1 okt 1649.

    mogelijk deze? Jacob METSU wordt begraven in Amsterdam, Westerkerk, 10 mrt 1663 (1100/195)

     

    & NN

    kinderen: Jerson, Philips (I) en mogelijk (zie bespreking) Suzanne

     

    1. Jerson (Gerson, Giersom) (P) METSUE (generatie IV) (° Noordwits, ca 1570 – begr. Amsterdam, Nieuwe kerk en Engelse kerk, 30 mrt 1648 (begr.reg. 1055/44)) (P) (i) koopman (i)

     

    (Jersum METSU in begr.reg.; Gerson METSU in doopreg Jan, Niklaas, Kathelijne en Lucas; Person METSUE in doopreg Janneken; Jersom METSUE in doopreg Susanna en Jerson METSUE in doopreg Cathelijne (als moeder!); Jerson METSU in overlijdensreg. kind)

     

    woonde eerst in Middelburg (oorsprong van dit gegeven?), dan in Amsterdam;

    bij zijn overlijden aan de Roosegracht (Rozengracht) en men betaalde 16 fl voor de begrafenis. (begr. reg.) Via het Zeeuws Archief konden we de herkomst Middelburg niet bevestigen, de beschikbare gegevens via internet gaan niet zo ver terug.

     

    & Amsterdam, 13 okt 1598 (ondertrouw) met Adriaenken (Aerjaentje) Van den E(y)nde (° Middelburg)  (D.T.B. 408 f. 196) (P)

     

    (Annetgen van den Ende in doopreg. Jan; Ariaentjen van den Ende in doopreg. Susanna; Aerjaentje van der Ende in doopreg. Nijclaes; Katelijna en Lucas)

     

    getuige Adriaen Rijckaert (408/403) was dan al twee jaar getrouwd met Suzanna, zijn mogelijke zus.

     

    Kinderen:

    1. Jan METSUE (ged. hervormd, Amsterdam, Oude kerk, 4 mrt 1601 (reg. 3/269) (P)(i) - ?)

     

    2. Janneken METSUE (ged. hervormd, Amsterdam, Oude kerk, 18 mrt 1604 - ?) (reg. 4/87 (P)

     

    3. Susanna METSUE (ged. hervormd, Amsterdam, Oude kerk, 3 mei 1607 (doopreg. 4/200) (P)(i) – begraven in Amsterdam, Nieuwe en Engelse kerk, 6 mei 1631 (begr.reg. 1054/61) (P)(i)) in begr reg: Susanna METSU; is het deze?

     

    4. Cathelijne (P) / Catherijna (i) METSUE (ged. hervormd, Amsterdam, Oude Kerk, 27 nov 1608  (reg. 4/263) (P)(i) - ?)

    als vader wordt Peter de Schilder opgegeven, als moeder Jerson METSUE (sic!), wellicht is de eerste een getuige. Merkwaardig genoeg trouwt een Abraham de Schilder 11 jaar later, in 1619 met een Catlijn METSUE, verwantschap met deze familie onbekend.

    Op te zoeken mogelijke verwantschap van deze de Schilder’s onderling.

     

    Een paar mogelijkheden nog:

     

    Een Catharina METSUE, wonend Rozengracht, wordt begraven te Amsterdam, in de Nieuwe Kerk, 15 okt 1669 (1056/14) (P), 16 fl betaald.

     

    Een Cathelijne METSUE wordt begraven Amsterdam, Westerkerk, 10 juni 1653 (begr reg.1100B/119) (P)

     

    5. Niklaas (P) / Nijclaes (i) METSUE (ged. hervormd, Amsterdam, Nieuwe Kerk, 29 sep 1609 (reg. 39/198) (P)(i) - ?)

     

    6. Kathelijne (P) Katelijna (i) METSUE (ged. hervormd, Amsterdam, Nieuwe Kerk, 19 juni 1612 (doopreg. 39/288r) (P)(i) - ?)

     

    een mogelijkheid gezien de leeftijd (evenwel 28 i.p.v. 27), en de straat (vader Gerson woont er nog tot 1648). Kind 4 is dan al 32.

    Catharina METSUE (METHUE) (P) / Catrina METSU (i) / Catherine METSU, 27 jr van Amsterdam (1)

    & ondertrouw Amsterdam, 25 okt 1640 met Michiel Cocxil of Van Coxie (454/474) (P) / Michgiel van Coxie (i) / Michiel van Coxsijl, 26 jr  wonend Rozengracht ; getuige Coenraat van Cocsy(1)

     

    kinderen:

    1.     Suzanna van Coxie (ged. hervormd, Amsterdam, Nieuwe kerk, 8 sept 1643) (40/373)

    2.     Michiel van Coxie (ged Amsterdam, 21 apr 1649) (43/109)

    3.     Coenraet van Coxie (° Amsterdam, Oude Kerk, 13 juni 1652) (9/29) (P)(i)

    (1)  Stamboom Willemsen-Barendsma-de Vries, publikatie door Ellen IVDougherty-Willemsen, via Genelogieonline

     

     

    Een Cathelijne METSUE wordt begraven Amsterdam, Westerkerk, 10 juni 1653 (begr reg.1100B/119) (P)

     

    7. Lucas METSUE (ged. hervormd, Amsterdam, Nieuwe Kerk, 13 mei 1614 (reg. 39/351) (P)(i) - ?)

     

    Blijkens het begrafenisregister is nog een kind van Jerson begraven in Amsterdam, Nieuwe en Engelse kerk, 2 aug 1616 (1053/235) (P)(i)

     

    2.     Philips (I) METSUE (generatie IV) (° Noordwitz, ca 1574 – begr. Amsterdam, Westerkerk, 13 juli 1652) (1100 B/109) koopman - suikerraffinadeur;

    poorter van Amsterdam vanaf 28 april 1601 volgens Poorterboek B f. 233 / nu 453 (P)

     

    woonde op 23 april 1604 op de Singel, buiten de Korsgepoort (boek over V.O.C., p. 175), en bij zijn overlijden aan de Keizersgracht. (P)(boek over V.O.C. p 175)

     

    (Phijlips METSUE (doopreg Philips II); Philips METSU (doopreg Philips IV, Maritje, Susanna) Philips METSUE (doopreg Kornelis, Marijtjen, Samuel, Samuel); 

     

    & Amsterdam, Nieuwe Kerk, 29 feb 1600 (ondertrouw idem, 5 feb 1600, reg 409/114)(P)

    met Catharina Merchijs (Mercijs) (° 1578/9 - ?)

    (Catelijne Mercijs in boek over V.O.C. p. 175)

    ouders: Hans Merchijs en Cathelijne Van Eykeren

     

                vragen: wanneer is zij overleden? 1603? Is er dan geen inventaris gemaakt? (P)

    Via internet vinden we een

    - Catrina Mercijs (begr Nieuwe kerk en Engelse kerk, 23 dec 1633)

    - Catelijntie Merchijs (begr Noorderkerk en kerkhof, 26 okt 1678)

     

    kinderen:

    1.     Maria? 

    2.     Cornelia

     

    && Amsterdam Oude Kerk, 9 mei 1604 (P) (ondertrouw Amsterdam, ? Oude Kerk, 23 apr 1604 (411/203) (D.T.B. 411/101 in boek over V.O.C. p. 175)( (P)

    met Edel Schellinger (° Amsterdam 1576/7 – begr. Amsterdam, Oude Kerk, 20 okt 1654, toen al weduwe van Philips METSUE (begr. 1046/136) (P)

    Zij was weduwe van Gerard Rendorp

    Vragen: geboortedatum? Bij dit huwelijk te vinden?(P)

    Ouders: Cornelis Schellinger & Mary Hillebrandsdochter.

    Getuigen van het huwelijk: Andries Rijckaert, zwager, en Gerson METSUE, broer. (boek over V.O.C., p. 175)

     

    (Eedel Cornelis? Schellingers (doopreg. Philips (II); Edel Kornelis (doopreg. Philips (IV); Edel Schellingers (doopreg Kornelis, Maritje, Marijtjen, Samuel, Susanna); Edel? Cornelis Schellinger (doopreg Samuel);

     

    kinderen: 9

    1.     Phillips (II) METSUE (generatie III) (ged. hervormd, Amsterdam, Oude kerk, 10 mrt 1605 - ?) (4/119) (P)(i)

     

    Een Philip METSUE & (Amsterdam, 15 mei 1643) (459/218) met Anna Hawen (P)

    Op 8 mei 1657 is er een overdracht van een huis en erf op de Keizersgracht,genoemd ‘de Roozenboom’, door Matthijs Snoeck, Philips METSU, Daniel Planck, Pieter Asselbergh Junior, Claes Langendijck, als mannen en voogden van de gezusters Hauwen, alsmede door Cornelis Ha…(allicht Hasselaar)(bezegelde brieven van de jaren …

     

    Een Philips (P) Philipus (i) METSU (P) METSUE (i) werd begraven te Amsterdam, Westerkerk, 30 aug 1678 (1102/67)(P)(i)

    Een Philippo METSUS werd begraven te Amsterdam, Westerkerk, 5 apr 1684 (1102/123)(P), wonend Oudezijde Achterburgwal; men betaalde 8 fl (P)

     

     

    2.     Philips (IV) METSUE (P) METSU (i) (generatie III) (ged. hervormd, Amsterdam, Oude kerk, 31 mei 1607 -?) (4/203) (P)(i)

    Zie mogelijk overlijdensgeg. hierboven

     

    3.     Cornelis (P) / Kornelis (i) METSUE (generatie III) (ged. hervormd, ° Amsterdam Oude kerk, 21 jan 1610 - /1666) (4/306) (P)(i)

     

    Mogelijke begrafenisgegevens:

    Een Cornelis METSU (P) METSUE (i) werd begraven Amsterdam, Oude kerk, 17 okt 1661 (1047/85) (P)(i)

     

    Vrijwel zeker is het deze Cornelis METSUE (koopman, suikerrafinadeur)

    & ondertrouw Amsterdam, 2 of 27 apr 1638, met Margareta Elias (448/227) (P)

     

    Margareta duikt immers in 1655 op als getuige bij de doop van Geertruijt, het 7de kind van Jacob Metsue & Rebecca Roeters, waarbij Jacob een broer is van Cornelis. Margareta is dus een (aangetrouwde) tante van Geertruijt.

    Margaretha duikt ook op als weduwe van Cornelis METSUE, wanneer ze samen met Philips het Suikervat verkoopt. (zie tekst)

     

    Pierre noteerde uit de “Geschiedenis van een Amsterdamse Regentenfamilie” door Johan. E. Elias, Zeist: 9 maart 1638 de huwelijksvoorwaarden van Cornelis METSUE & Margrita Elias Pietersdochter. Elias Floris is zwager van Cornelis METSUE.

     

    ouders: Pieter Elias (begr. Amsterdam, Nieuwe kerk en Engelse kerk, 24 juli 1697) & NN, zoon van Jacob Elias;

     

    Wellicht deze Cornelis METSU koopt een huis en erf aan de Keizersgracht van Dirck Gerritsz Hoppesack op 5 nov 1649 (index transportakten voor 1811, Stadsarchief)(i)

     

    Floris Elias (broer) & Debora Pancras;

    Floris Elias (° Amsterdam, 12 okt 1627 – Amsterdam, Nieuwe Kerk, 10 mei 1684) advocaat op de Keizersgracht en handelaar in paarden.

    Opm. Pierre verbeterde 12 dec in 12 okt en 13 naar 10 mei (nazien)

    Ouders: Pieter Elias

    & Amsterdam, 24 mei 1650 (ondertrouw Amsterdam, 7 mei 1650) (467/611) met Debora Pancras (° Amsterdam, Nieuwe Kerk, 18 juli 1627 – Amsterdam, Oude Kerk, 30 jan 1668

    ouders: Gerbrand Claesz, Burgemeester & Aeltje Blaeuw(P)

     

    Over Pancras Debora, gehuwd met Floris Elias, schreef men:”door de dood van haar vader, Burgemeester Gerbrand Claeszoon wees geworden, en woonden nog steeds in ’t vaderlijk huis op den Nieuwen Dijk, namen beiden het ervan. (P) (uit de “Geschiedenis van een Amsterdamse Regentenfamilie” door Johan. E. Elias, Zeist ?)

     

    kinderen:

    1.     Garbrant Elias (° Amsterdam, Nieuwe kerk, 17 okt  1651) (bijz 43/194) – 31 dec 1731

    2.     Marija Elias (° Amsterdam, Nieuwe kerk, 30 sep 1653) (bijz 43/258)

    3.     Pieter Elias (° Amsterdam, Oude kerk, 29 okt 1655) (bijz 9/133)

    4.     Floris Elias (° Amsterdam, Nieuwe kerk, 8 aug 1657) (bijz 43/362)

    5.     Claas Elias (° Amsterdam, Nieuwe kerk, 6 juli 1659) (bijz 43/413)

    6.     Aaltje Elias (° Amsterdam, Nieuwe kerk, 4 okt 1662) (bijz 44/17)

    Joost Elias (broer) (° 1622 – 1694)

    Ouders: Pieter Elias; broer van Margareta

    & Rebecca Spiegels of Spregels

    Joost Elias hertrouwt met Suzanna METSU, o.i. de zus van Cornelis, en 9de kind van Philips I en Edel (zie verder)

     

    4.     Maritje METSUE (P) METSU (i) (generatie III) (ged. hervormd, Amsterdam, Nieuwe kerk, 31 juli 1611) (39/258) (P)(i)

     

    Mogelijk zelfde (zie tekst: verkoop het Suyckervat door Philips aan Jacob Cloeck) als:

    Maria (P) / Marija (i: doopreg. alle kinderen) METSUE

    & Amsterdam, ?16 ?sep ?1635 (ondertrouw 23 aug 1635) met Nicolaes Cloeck (P)

    (Nijcolaes Jacobszoon Cloeck (doopreg Jacob); Claes Jacobszoon Cloeck (doopreg Marija 2 en 3); Nicolaes Jacobszoon Cloeck (doopreg Marija 4)(i)

     

    ouders: Jacob Cloeck

    kinderen:

    4.1.     Jacob Cloeck (° Amsterdam, Oude Kerk, 26 juni 1636) (7/92) (P)

    4.2.     Marya Cloeck (° Amsterdam, Oude Kerk, 19 nov 1637) (7/152) (P)

    4.3.     Marya Cloeck (° Amsterdam, Oude Kerk, 9 feb 1640) (7/237) (P)

    4.4.     Maria Cloeck (° Amsterdam, Oude Kerk, 9 feb 1642) (7/316) (P)

     

    Mogelijk dezelfde

    Maria METSUE, wonend aan de Rozengracht werd begraven Amsterdam, Westerkerk, 4 mei (P) nov (i) 1679 (1102/89) (P)(i) 8 fl betaald (P).

     

    5.     Marijtje (P) / Marijtjen (i)  METSUE (generatie III) (ged. hervormd, Amsterdam, Oude kerk, 16 aug 1612) (5/27) (P)(i)

     

    Zie ook Maria METSUE hierboven

     

    6.     Jacob METSUE (generatie III) (ged. hervormd, Amsterdam, Oude kerk, 1613/4 – Amsterdam, Westerkerk, 10 mrt 1663) (1100B/195) (P)

     

    (METSU geschreven in doopreg Ernst, Jacob, Jacob)(i)

     

    Bij de begrafenis van Jacob Metsue betaalden ze 8 fl aan de Westerkerk, ze woonden toen al aan de Heerengracht.

    [allicht was het dus niet hij, die bij de verkoop van “het Suyckervat” in 1666 aanwezig was. Zie verder]

     

    Mogelijk is het deze Jacob METSU (ged.Amsterdam, Nieuwe Kerk 29 dec 1613) (39/338) (P), met als ouders Philips METSU & Eva Kornelis. Eva Kornelis i.p.v. Edel Kornelisz(oon)?

     

    & Amsterdam, 3 okt 1645 (ondertrouw Amsterdam, 13 sep 1645 (462/279)(P)) met Rebecca Roeters (° Amsterdam, 1620/1)

    Bij de begrafenis van Rebecca Roeters woonden ze op de Heerengracht en betaalden 8 fl aan de Westerkerk

    ouders: Ernest Roeters & Geertruyd Van Markel

    OPM. De familie Roeters is in Amsterdam goed vertegenwoordigd. We vonden niet minder dan 486 verwijzingen, maar de doop- en begrafenis nog niet. Ernest vinden we onder de schrijfwijze Ernst wel veel terug als getuige, o.m. bij de doop hervormd op 7 dec 1704 van Leopold, zoon van Pieter van Croonenburg & Pietronella Winninx in de Zuiderkerk (99/405 fo 213 nr. 11). Deze Pieter zullen we nog tegenkomen. Een plausibele begraafdatum van Ernst Roeters is 22 mei 1707 op het Karthuizerkerkhof.

     

    kinderen: 10, alle gedoopt te Amsterdam, in de Nieuwe-, de Zuider- en de Walenkerk, zie verder.

     

    7.     Samuel METSUE (generatie III) (ged. hervormd, Amsterdam, Oude kerk, 4 feb 1616 (doop 5/175) (P)(i) – ?)

     

    Een Samuel METSUE is begraven te Amsterdam, Westerkerk, 1651 (begr.reg. 1100/104)(P))

    Een Samuel METZHU, een koopman, is gehuwd in 1646 (P)

    Een Samuel METSU was ingeschreven sinds 1639 in een register van belastingen op het rookgeld (P)

     

    8.     Samuel METSUE (generatie III) (ged. hervormd, Amsterdam, Oude Kerk, 17 mei 1620 (doop 5/317) (P)(i) -?)

     

    Een Samuel METSUE is begraven te Amsterdam, Westerkerk, 1651 (begr.reg. 1100/104)(P))

    Een Samuel METZHU, een koopman, is gehuwd in 1646 (P)

    Een Samuel METSU was ingeschreven sinds 1639 in een register van belastingen op het rookgeld (P)

     

    9.     Suzanna METSUE (P) Susanna METSU (i) (generatie III) (ged. hervormd, Amsterdam, Nieuwe Kerk = Nederlandse Hervormde Kerk, 8 feb 1622) (40/157) (P)(i)

     

    Andere vermeldingen, mogelijk op deze Suzanna betrekking hebbend:

     

    Suzanna METSU (° Amsterdam) wonend Oudewater?

    & Amsterdam, 22 sep 1629 (ondertrouw) met Bastiaen Coninck (° Amsterdam) (P)(niet gevonden in doopreg (i))

    ouders: Andries Coninck

    29-12-2013, 21:37 Geschreven door ivometsu  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.KOOPLIEDEN METSU IN AMSTERDAM1

    2.2. DE KOOPLIEDEN METSU(E) IN AMSTERDAM

    versie 26.12.2010

     

    2.2.0. INLEIDING. Verslag van de opzoekingen

     

    Pierre schrijft:

    ‘Bij het doornemen van de doopfiches op het gemeentearchief van Amsterdam over het einde van de 16de eeuw, vond ik de aangifte op 21 november 1594 van een zoon, Isaac METSU.

    Vervolgens vond ik nog andere akten die mijn nieuwsgierigheid prikkelden en de vraag deed rijzen: “Hoe groot was deze gelijknamige familietak en hoe en waarom waren ze hier aangeland.”

     

    Een door akten sluitend relaas over een periode van honderd vijftig jaar heb ik niet gevonden.’

     

    Toch is door Pierre een vrij breed onderzoek gevoerd via de volgende bronnen:

    -        De doop-, huwelijks- en begrafenisboeken in de stad Amsterdam met haar vele kerken.

    -        De poortersboeken;

    -        Het archief van de Weeskamer;

    -        Een nazicht van bewoners van diverse huizen;

    -        Enkele boeken m.b.t. de suikerhandel in Amsterdam.

    Zo wist hij een groot deel van de stamboom van de kooplieden METSU(E) te reconstrueren, inderdaad over een 150 jaar. Hoe het precies eindigt, want we vonden geen METSU in de periode na 1750, hebben we jammer genoeg ook niet kunnen achterhalen.

     

    Het resultaat van alle opzoekingswerk wordt hieronder gegeven.

     

    Zelf hebben we via het internet (Stadsarchief Amsterdam/archiefbank/indexen) vooral persoonsgegevens (naam, plaats, datum) kunnen controleren en soms corrigeren. Er is echter nog de mogelijkheid tot het opvragen van gescande archiefstukken, met daarin soms belangrijke aanvullende gegevens als woonplaats (straat) getuigen e.d.. Deze kunnen helpen familieverwantschappen vast te stellen, of aannemelijk te maken, waar we anders soms geheel in het duister tasten. In enkele gevallen waar we deze gegevens hadden hebben we ze zo ook toegepast. Maar zeer waarschijnlijk is er in de archieven dus meer te vinden dan we hier totnogtoe hebben.

     

    Uit de ‘Inleiding op de collectie Doop-, Trouw- en Begraafboeken te Amsterdam’ door L. Hagoort halen we over de mogelijke gegevens het volgende (zie ook bijlage):

     

    Volgens het Concilie van Trente, dat in 1563 sloot, moesten

    -        dopen opgetekend worden, waarbij de datum van de doop, de namen van de ouders en de namen van d doopborgen (peter en meter) vermeld moesten worden;

    -        huwelijken geregistreerd worden;

    Over het bijhouden van begraafregisters werden geen uitspraken gedaan.

     

    In 1578 werd de gereformeerde religie de officiële godsdienst. Deze omwenteling wordt de Alteratie genoemd. De Gereformeerde Kerk volgde het Concilie van Trente. Documenten worden dan:

    -        doopboek met daarin de naam van het gedoopte kind, de namen van de ouders en van de getuigen. De datum van de geboorte werd niet vermeld, maar lag dikwijls dicht bij de doop, zoal niet de dag zelf als bij de katholieke kerk.

    -        Huwelijksregisters, vanaf augustus 1578, eerst alleen in de Oude Kerk, daarna ook in het stadhuis. Aanvullende gegeven betreffen het aantal jaren dat iemand in de stad woonde, en of iemand van buiten kwam; geboorteplaats, leeftijd,naam van de straat van bruid en bruidegom, leeftijd; namen van ouders of getuigen; beroep bruidegom; kerkgenootschap.

    -        Registers van de lidmaten, die door de (religieuze) gemeente opgenomen werden;

    -        begravingen van leden. Registratie was eerder van financiële aard, gebeurde eerst door gravenmakers, die door de gemeente waren aangesteld, vanaf 1695 door de secretaris van de gemeente zelf.

     

    Bij andere kerken was registratie niet altijd het geval, maar dat is voor onze familie waarschijnlijk niet belangrijk.

     

    De katholieke pastoors hebben na de Alteratie vanwege de gevaren, die hieraan verbonden waren, niet altijd de dopen geregistreerd, zodat de series van de katholieke kerken tot ver in de zeventiende eeuw grote hiaten vertonen.

     

    Pas in 1785 nam het gemeentebestuur maatregelen om de registratie nauwkeuriger te laten verlopen, en bijvoorbeeld ook waar geen dopen plaatsvonden moesten dan geboorteregisters worden aangelegd..

     

    In 1811 werd dan de Burgerlijke Stand ingevoerd door Frankrijk, dat het Koninkrijk Holland in 1810 had ingelijfd.

     

    In de doopregisters vonden we (via internet):

    - 12 METSU en 36 METSUE, 0 METSUWE; 0 METSUS

    - 0 METSUYE, 0 METSUYS

    - 0 METZU

    - 4 MESSU, 0 MESSUE, 0 MESSUWE;

    - 0 MESU, 2 MESUE, 0 MESUWE;

    - 0 MESSOU

    - 3 MASSU, 0 MASSUE; 0 MASSUWE;

     

    In de begrafenisregisters voor 1811 vonden we

    - METSU, 18 METSUE, 0 METSUWE; 0 METSUS

    - 0 MESSU, 0 MESSUE, 0 MESSUWE;

    - 2 MESU, 0 MESUE, 0 MESUWE

    - 1 MESSOU

    - 1 MASSU, 0 MASSUE, 0 MASSUWE

     

    Ook de naam van MESSI en MESSIE komt voor, niet opgenomen.

     

    In de begraafregisters van De Nieuwe Ooster (1894-2005):

    - geen METSU, -e, -we, -s;

    - geen MESSU, -e, -we,

    - geen MESU, -e, -we,

     

    Huwelijken konden we via internet niet kontroleren of aanvullen.

     

    Wat de vermelde kerken betreft, lezen we in de “Inleiding op de Collectie …” het volgende:

    “ De gereformeerden kerkten na de Alteratie in 1578 in de Oude Kerk aan het Oudekerksplein bij de Oudezijds Voorburgwal. Deze voormalige katholieke kerk, gewijd aan Sint-Nicolaas, was gesticht aan het einde van de dertiende eeuw. Van de Oude Kerk is een doopboek sinds 1564, een trouwboek sinds 1565 en een begraafboek sinds 1553.

     

    Daarnaast gebruikten de gereformeerden de Nieuwe Kerk bij de Dam en de Nieuwezijds Voorburgwal. Deze kerk was gesticht in 1408.In 1645 brandde een deel van de kerk af; van 1645-1648 werd de kerk herbouwd. Tijdens de herbouw werd gedoopt en getrouwd in de Westerkerk; de dopen en trouwen werden wel ingeschreven in de registers van de Nieuwe Kerk. Van de Nieuwe Kerk is een doopboek sinds 1587, een trouwboek sinds 1578 en een begraafboek sinds 1585.

     

    Ook kerkten de gereformeerden in de Oudezijdskapel of Heilige Grafkapel of Sint-Olofskapel aan de Zeedijk, bij de Nieuwebrugsteeg. De kapel is gebouwd kort vóór1450. Een doopboek is bewaard sinds 1656 en een begraafboek sinds 1617.

     

    Tenslotte gebruikten de gereformeerden vanaf 1590 de Nieuwezijdskapel of Kapel ter Heilige Stede aan de Kalverstraat en het Rokin, sinds 1620 voor de Duitstalige gereformeerden. Een doopboek is bewaard sinds 1644 en een begraafboek sinds 1657.

    Omdat het aantal bestaande kerken niet toereikend was voor de sterk groeiende bevolking van Amsterdam, werden er in de loop van de zeventiende eeuw nieuwe kerken gebouwd.

     

    De Zuiderkerk bij de Zandstraat en de Sint Anthoniesbreestraat werd gebouwd in de periode 1603-1611; de toren voltooid in 1614. Een doopboek is bewaard sinds 1641, een trouwboek sinds 1746 en een begraafboek sinds 1611.

     

    De Noorderkerk bij de Boomstraat in de Jordaan werd gebouwd van 1620-1623. Een doopboek is bewaard sinds 1641 en een begraafboek sinds 1662.

    .

    De Westerkerk aan de Prinsengracht werd gebouwd in de periode 1620-1631. Het doopboek dateert uit 1654, het trouwboek uit 1725 en het begraafboek sinds 1631. De kerk was van 1622 tot 1812 op donderdagavonden in de zomer ook in gebruik bij de Waalse gemeente. De Waalse dopen in deze kerk staan opgetekend in het Waalse doopregister.

     

    De Oosterkerk aan de Wittenburgergracht is gebouwd in de periode 1669-1671. Een doopboek is bewaard sinds 1660 en een begraafboek sinds 1672.

     

    De Franssprekende gereformeerden kregen in 1587 van de stedelijke overheid de beschikking over de vijftiende-eeuwse kapelvan het Paulusbroederklooster. De kapel werd sindsien aangeduid als de Oude Waalse Kerk of Grande Eglise. De kerk staat aan het walenpleintje op de Oudezijds Achterburgwal.

    De Walen kregen in 1685 een schermschool aan de Prinsengracht bij het Molenpad als tweede kerk toegewezen. Dit bleek noodzakelijk na de grote stroom van réfugiés na de opheffing van het Edict van Nantes. De school werd in 1686 tot kerk verbouwd: de Nieuwe Waalse Kerk of Petite Eglise en was in gebruikbij de Waalse gemeente van 1686 tot 1808. Het oudste doopboek dateertuit 1615; het vroegste trouwboek uit 1584 en het begraafboek is bewaard sinds 1622. De registers betreffen alle Waalse kerken.”

     

    Van de talrijke andere kerken in Amsterdam hebben we geen gegevens over METSU en naamvarianten.

     

    Wat de begraafplaatsen betreft citeren we hier het volgende:

     

    Het Heiligewegkerkhof, later Leidsekerkhof bevond zich buiten de Heiligewegspoort, bij de Boerenwetering.In 1664 is dit kerkhof verplaatst naar het gebeid tussen Raamstraat en Passerdersgracht en kreeg de naam Leidsekerkhof. Het kerkhof werd gesticht in 1636; het was in gebruik van 1664 tot 1866.

     

    Het Westerkerkhof lag tot 1655 bij de Westerkerk; daarna is het verplaatst naar het bolwerk Rijkeroord aan het eind van de Bloemgracht; gesloten in 1866.

     

    Pierre bekeek de Poortersboeken.

    - Poorters voor 1655- Deel 3 Joori-Pieters Dijn, blz. 439 – 632

    - Deel 17 blz. 624:

    - Philips METSU, Koopman, Vlaenderlandt /Vlaenderen 28.04.1601 (boek B blz. 453)

     

    Pierre bekeek uitgebreid het Archief van de Weeslamer van Amsterdam..

     

    Wat is de Weeskamer en hoe functioneerde ze: zie bijlage.

     

     

    Gevonden door Pierre via de index op de familienamen van de partijen voorkomende in de inbengregisters der Weeskamer nrs. 1-10: in de nota’s staat waar en over wie iets te vinden is, maar niet wat. Vermoedelijk zijn deze gegevens al verwerkt in de basisgegevens, zie verder.

     

    - boek 1: 1468-1585: nagezien op METSU en RIJCKAERT

    - Philips METSU (te Leyden) Reg. 15/281 (tussen 15 okt 1607 en okt 1611) film 4993 (midden) en 4994 (begin); in andere nota’s staat 15/289 te Leyden

    - boek 2:

    - Andries Rijckaert 19/203 (tussen 19.02.1623 en 11.1625) film 4995 (eind) en 4996 (begin)

    - Suzanna Rijckaert 19/203 (tussen 19.02.1623 en 11.1625) film 4995 (eind) en 4996 (begin)

    - Philips METSU 21/57 (1602) film 4996 (eind) en 4997 (begin)

    - Philips METSU 25/190 (film 4999 midden)

    - Anneke Rijckert 23/95 (2.1636 – 7.1638)

    - Andries Rijckert 24/295 – 24/296 (8.1638-01.1641)

    - Lis?beth Rijckart 24/182 (8.1638-01.1641)

    - Symm Ryckert  20/225 (8.1638-01.1641)

    - boek 3:

                - Philips de oude 27/12 (van 3.1646 – 9.1649) film 5000 midden

                - Greetje Rijckaert 27/12 film 5000 eind en 5001 begin; 29/9

                - Cathelijntje Rijckert 28/66 film 5000 eind en 5001 begin

                - Jacob Rijckerts 29/2 film 5001 eind

                - Andries Rijkerts 29/260 film 5001 eind

    - boek 4 en 5 METS vermeld

    - boek ?

                - Sara Rijckaert 43/73 archief 5073

    - boek 14 – index erflasters 1701-1750

                - Geertruye METSU Reg 47 fo 48 film 5012 eind - 5013 begin

                - Geertruye METSU 47/178 film 5013 begin

    - boek 16: index op erfgenamen 1701-1750 (volledig nagezien)

                - Pieter Lodewijk ?METSU 41/56 vo, film 5009

    - Ernest METSUE 48 (verbeterd van 18? naar 48)/48 film 5013 midden (andere nota’s: 18/48)

                - Ernst METSUE film 5014 begin – midden.

                - Hendrik METSERS 51/87 vo film 5016.

    - boek 17: index erfgenamen 1751-1840: niets gevonden

    - boek 28 – kohieren 1543 Indexen straatnamen in kohieren, niets gevonden

    - boek 29 – kohieren 1585-1631: niets gevonden

    - boek ? index op het kohier van de 200e penning 1674 film 3853 of 3673

                - David MESUW, schoolmeester N2 wijk o blz 592

                - Philip Jacobszoon METSU, boekhouder oic Wijk o fo 598.       

     

    Pierre keek ook in de Topografische index op de kwijtscheldingen:

    - In Serie III (1652-1683 R 2) was er een Pieter op de Rozengracht ref 3C 244 (mogelijk, maar niet zeker, een METSU, maar hij vond toch de tekst: “Aan een Pieter METSU zou zijn kwijtgescholden een lening (?) voor een huiseken gelegen op de Rosengracht bij de Olifstraat (?) belent Willem Willemszoon Swartenberg aan de noordelijke en Anthony Block aan de achterzijde, voldaan en afbetaalt 21 jan 1686);

    - In Serie IV (1682-1707O R) op Rozengracht: geen resultaat

    - In Serie 1 (1563-1623) nagezien op Heerengracht (H.L. 2) en Achterburgwal (AG. 1); op nr 2 woonde mogelijk Matsu Jan (16/285) doch slecht leesbaar.

     

    Pierre bekeek ook topografische gids op de huisverkopingen van de weesmeesters

    -        Serie XI (1530-1669) AL-1: geen resultaat.

     

    Loterij 1606/boekje 10. Was dit ter financiering van het Oude Mannenhuis van Haarlem?

               - METJE-JANS woont naast het Oudemannenhuis 27.091606

               - Jerson METSU 1606 reg. 86/46 F 649

    - Catelyna METSUE woont in ’t wapen van Engelant buiten de Korsjespoort 1606 reg. 138/66 F 1006

    - Susanneken METSUE woont in ’t wapen van Engelant buiten de Korsjespoort 1606 reg. 138/66 F 1006 

               laatste twee samen voor 5 florijnen

    In de index op boedelpapieren. (i)

    - geen METSU, -e, -we, -s;

    - geen MESSU, -e, -we,

    - geen MESU, -e, -we,

     

    In de transportakten voor 1811 (i): 3 METSU, 4 METSUE, 1 MESSU, geen METSUWE, MESSUE, -WE, MESU, -E, -WE

     

    In de index Archiefkaarten Persoonskaarten 1939-1994 geen METSU,-E,-WE; MESSU, -E, -WE, MESUE, -WE, wel 7 MESU

     

    Pierre bekeek Viyamd?index Nederlands Adelboek voor 74 (1983) tot 83 (1995) en vond op blz. 39 METSUE, P6 155 Hasselaer.

     

    De inventaris van het familie-archief De Graeff, toegangsnummer 76, noemt na inv. Nr 325 een aantal familieboeken die niet bij het gemeente-archief berusten, waarin (deel II p. 291-340) een wapen METSU.

     

    Verder werden door Pierre een aantal boeken en artikels bekeken:

     

    1. “Bedrijfsleven en Gildenwezen? van Amsterdam deel I: 1512- 1611. Provinciale protocollen.

    - onder de rubrieken suikerraffinadeurs en suikerhandel: niets

    - op index van personen en plaatsnamen: geen vermelding van METSU, Rijckaert, Oosterling.

    - op index vroedvrouwen: niets

     

    deel II: 1612-1632:

    -        index persoonsnamen:

    o   p 947: Andries Metschieu krijgt bekeuring wegens gebruik van een lintmolen (hij is een passamentwerker tot Leyden – op de zolder;

    o   p. 127 : uitspraak van twee scheidsrechters in een geschil tussen beide compagnons natbleekerij: Philips METSU genoemd.

    -        Suikerhandel, suikerpotten, suikerraffinadeurs, suikerraffinaderij: niets

    -        P. 1978: Philips Metsue suikerbakkerijen (op 5 aug 1691), zie blz. 770 van boek.

     

    deel III: 1633-1672:

     

    -        index personen en plaatsnamen:

    o   p. 987: Jacob METSUE op 16 juli 1648 kooplieden suikerbackers…

    o   p.195: Anne MASUE oud ca 33 jaar is huisvrouw van Dierik Laurenz, coffer?werker dezer stede (Amsterdam)

     

    2. “Bronnen tot de geschiedenis van het Bedrijfsleven” door Dr. J.G. Van Dillen

    -        indexen suiker en suikerhandel; suikerbakkers; suikermakers; suikerraf gereedschap; alles doorstreept behalve genoteerd:

    o   p. 987 taxatie van de schade 16 juli 1649;

    o   p. 1019: Inventaris van suikerraf.

     

    3. “De archieven van de Verenigde Oostindische Compagnie 1602-1795 in de index de nrs.

    -        4842: Verslag betreffende de oprichting van de marinekweekschool in Semarang in 1788.

    -        6927 ?;  7827 ?

     

    4. “The French sugar business in the 18de Century, door R.L. Stein: geen nota’s.

     

    5. Tijdschrift voor Sociale Geschiedenis 23/1997 nr. 4 p. 359-489, artike door Navahy? In 1977: “On trade, production and relation of production, the sugar refineries of the 17th Century in Amsterdam. (zie ook voetnoten p. 466.

     

    Interessante boekreferenties via het Stadsarchief van Amsterdam:

    - ‘In dienste vant suykerbacken’, de Amsterdamse suikernijverheid en haar ondernemers, 1580-1630/Arjan Poelwijk-Hilversum: Verloren, 2003. Ook als proefschrift Universiteit van Amsterdam.

    - Ambachtsgilden binnen een handelskapitalistische stad: aanzetten tot een analyse van Amsterdam rond 1700. Piet Lourens en Jan Lucassen. NEHA-jaarboek van economische, bedrijfs- en techiekgeschiedenis. Uitgave Vereniging Het Nederlands Economisch Historisch Archief deel 61 (1998).

    - De suikerhandel van Amsterdam: een bijdrage tot de handelsgeschiedenis des vaderlands, hoofdzakelijk uit de archieven verzameld en samengesteld door J. J. Reesse, 1908. 2 delen: Eerste deel: begin 17de eeuw – 1813; tweede deel: 1813-1894. ’s Gravenhage, Nijhoff, 1911. 158 p. Hieruit is geput voor de METSU’s.

     

    We hebben het hierna volgende ingedeeld in vier delen:

    1. basisgegevens (namen,data, woonplaatsen) van de grootste reconstructie

    2. basisgegevens van de andere, nog niet geplaatste personen, maar de meeste vermoedelijk wel verwant

    3. Een tekstgedeelte over de twee belangrijkste kooplieden

    4. Een tekstgedeelte over de protestanten in Amsterdam.

    We eindigen met kopies van een aantal bronnen in bijlage.

     


     

    29-12-2013, 21:35 Geschreven door ivometsu  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Tags:kooplieden, Amsterdam, Metsu, stamboom
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.NEDERLANDSE METSUVARIANTEN5

    In Oostkapelle

     

    - Joos J. MESSU (° Oostkapelle, 1707)

    & Oostkapelle, 7 apr 1727 met Maria Ewo?nts (° Oostkapelle, 1705)

    kinderen:

                1. Arjaantje MESSU (° Oostkapelle, 1 juni 1732)

     

    Bron: www.familysearch.org 10.09.2010 (ivo)

     

    - Leijn MESU (begr Oostkapelle, 7 mrt 1758) (1)

    & Printje (begr Oostkapelle, 2 feb 1774)

    (1) Bron: DTBL Oostkapelle 4B (NG Begraafboek 1751-1784)

    Zeeuws Archief, Begraven Walcheren dorpen personen 1607-1811. Toegevoegd 05.01.10

    (2) Bron: DTBL Oostkapelle 4B (NG Begraafboek 1751-1784)

    Zeeuws Archief, Begraven Walcheren dorpen relaties 1607-1811. Toegevoegd 20.09.07

     

    - Joos Joose MESUE

    koper onroerend goed (weiland) voor 135:16:9 fl, Westkapelle, 21 sep 1773

     

    Bron: Archief Rekenkamer van Zeeland D 69521

    Zeeuws Archief, Transporten onroerende goederen Walcheren (1) 1757-1805. Toegevoegd 10.06.2004.

     

    - Janna MESSU

    reg lidmaat Nederduitsch gereformeerde kerk, Oostkapelle, 1780

    & Kasper Bergzee

    relatie lidmaat Nederduitsch gereformeerde kerk, Oostkapelle, 1780

     

    Bron: DTBL Oostkapelle 4A (NG Naamlijsten van lidmaten 1642-1810)

    Zeeuws Archief, Lidmatenreg dorpen Walcheren 1583-1811. Toegevoegd 30.06.2010

     

    - Will. Pse MESU

    & 0ostkapelle, 15 sep 1786 (trouwgeld bruid) met Pr. Broeke

     

    Bron: Archief Rekenkamer Zeeland D inv. Nr. 44561;

    Zeeuws Archief, Trouwgeld Zeeuwse Eilanden 1763-1805, bruiden.Toegevoegd 2.07.2009

     

    - Willemina MESU

    reg lidmaat Nederduitsch gereformeerde kerk, Oostkapelle in 1790

     

    Bron: DTBL Oostkapelle 4A (NG Naamlijsten van lidmaten 1642-1810)

    Zeeuws Archief, Lidmatenreg dorpen Walcheren 1583-1811. Toegevoegd 30.06.2010

     

    - Janna MESU

    reg lidmaat Nederduitsch gereformeerde kerk, Oostkapelle in 1790, overleden

     

    Bron: DTBL Oostkapelle 4A (NG Naamlijsten van lidmaten 1642-1810)

    Zeeuws Archief, Lidmatenreg dorpen Walcheren 1583-1811. Toegevoegd 30.06.2010

     

    - Maria MESU van Domburg

    & Oostkapelle, 11 okt 1793 (trouwgeld bruid) met Adriaan Moens

     

    Bron: Archief Rekenkamer Zeeland D inv. Nr. 44611;

    Zeeuws Archief, Trouwgeld Zeeuwse Eilanden 1763-1805, bruiden.Toegevoegd 2.07.2009

     

     

    In Vrouwenpolder

     

    - Andries MESU

    & Vrouwenpolder, 10 apr 1841 met Leynthe Midavaine (?) (° 15 apr 1816)

    ouders: Izaak Midavaine (geen geg) & AdrianaDourlein(geen geg.)

     

    Bron: www.familysearch.org 10.09.2010 (ivo)

     

    - Jan MESU (geen geg.)

    & Francina Langebeke (geen geg.)

    kinderen:

    1.     Abraham MESU (° Vrouwenpolder, 28 nov 1854)

    2.     Adriaan MESU (° Vrouwenpolder, 13 okt 1861)

     

    Bron: www.familysearch.org 10.09.2010 (ivo)

     

    - Willem MESU(geen geg.)

    & Jacomina Aarnoutse (geen geg.)

    kinderen:

    1.     Adriaan MESU (° Vrouwenpolder, 20 aug 1870)

     

    Bron: www.familysearch.org 10.09.2010 (ivo)

     

     

    In Grijpskerke

     

    - Susanna MESSU

    reg lidmaat Nederduitsch gereformeerde kerk, Grijpskerke, ca 1740

    & J. Sturm

     

    Bron: DTBL Grijpskerke 2D (NG Lidmatenreg 1734-1764)

    Zeeuws Archief, Lidmatenreg dorpen Walcheren 1583-1811. Toegevoegd 30.06.2010

     

    - Joos MESSUE

    verkoper onroerend goed, Grijpskerke maart 1780

     

    - Jan MESSUE

    verkoopt in mrt 1780 land te Grijpskerke aan Floris de Keijzer voor 376:5:3 fl.

     

    Bron: Archief Rekenkamer van Zeeland D 69591

    Zeeuws Archief, Transporten onroerende goederen Walcheren (1) 1757-1805. Toegevoegd 15.06.2004.

     

    Allicht dezelfde:

    - Jan MESSUE

    verkoopt in mrt 1780 land te Grijpskerke aan van de Perre, samen met Meijners voor 14:11:3 fl.

     

    Bron: Archief Rekenkamer van Zeeland D 69591

    Zeeuws Archief, Transporten onroerende goederen Walcheren (1) 1757-1805. Toegevoegd 15.06.2004.

     

    OPM.: Mogelijk dezelfde als Jan MESSU aktief in Domburg in dezlfde periode. Zie aldaar.

     

    - Maria MESSUE

    reg lidmaat Nederduitsch gereformeerde kerk, Grijpskerke, 29 nov 1783

    attest mutatie naar Middelburg.

     

    Bron: DTBL Grijpskerke  (NG Lidmatenreg 17..- 1764)

    Zeeuws Archief, Lidmatenreg dorpen Walcheren 1583-1811. Toegevoegd 30.06.2010

     

     

    In Walcheren

     

    - Leyn MESSU

    functie: College 24 commissarissen Vijfambachten, 1e vermelding 15 mei 1732 (1)

    gezworene Vijfambachten 1e vermelding 19 mrt 1733 (2)

    Polder Walcheren

     

    Bron: C. de Waard. Inventaris van het archief der besturen van het eiland Walcheren 1511-1870 (Middelburg 1914), bijlage VI, p 815(1) en 813 (2)

    Zeeuws Archief, Polder Walcheren 1323-1869. Toegevoegd 2.09.09.

     

    - Joost Leynse MESU

    gezworene Vijfambachten 1e vermelding 28 mrt 1765

    Polder Walcheren

     

    Bron: C. de Waard. Inventaris van het archief der besturen van het eiland Walcheren 1511-1870 (Middelburg 1914), bijlage VI, p 813

    Zeeuws Archief, Polder Walcheren 1323-1869. Toegevoegd 2.09.09.

     

     

     

    Op Zuid-Beveland

     

    In Wissenkerke

     

    - Hendrik MASSU, 37 jr, dijkwerker

    & Catharina Maas arbeidster

    kinderen:

    1.     Ouke MASSU (° ged. Vlissingen, feb 1846 (2) - overleden Wissenkerke, 29 juni 1846 (1)) 4m

     

    Bron:

    (1) Zeeuws Archief Overlijdensakten Wissenkerke (NB) 1811-1959. Akte 1846/72. Tioeevoegd 06.07.10

    (2) www.familysearch.org 10.09.2010: doopdatum (ivo)

     

     

     

    Op Schouwen-Duiveland

     

    In Zierikzee

     

    - Jan Pierre MASSU Frans militair

    & Zierikzee, 4 mei 1798 (trouwgeld bruidegom) met Catharina Viergever

     

    Bron: Archief Rekenkamer van zeeland D, inv. Nr. 45101

    Zeeuws Archief, Trouwgeld Zeeuwse eilanden 1763-1805 Bruidegoms. Toegevoegd 1.07.09

     

    Zie hieronder Nieuwerkerk

     

     

    In Nieuwerkerk

     

    - Jean MASSU in garnizoen Zierikzee

    & Nieuwerkerk, 4 mei 1798 (trouwgeld bruidegom) met Caatje Viergeever

     

    Bron: Archief Rekenkamer van Zeeland D, inv. Nr. 45521

    Zeeuws Archief, Trouwgeld Zeeuwse eilanden 1763-1805 Bruidegoms. Toegevoegd 1.07.09

     

     

    In Bruinisse

     

    - Pieter MESSU (successiememorie overledene, gest. Bruinisse, 1 nov 1848) 6 m oud

     

    Bron: Zeeuws Archief, Memories successiekantoor Zierikzee, 1848 nr. 1047a, inv. Nr. 688, filcass 108. Toegevoegd 22.08.2007

     

     

     

     

     

    29-12-2013, 21:13 Geschreven door ivometsu  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Tags:METSU,NEDERLAND,GENEALOGIE
    Archief per week
  • 01/09-07/09 2014
  • 12/05-18/05 2014
  • 24/03-30/03 2014
  • 20/01-26/01 2014
  • 23/12-29/12 2013
  • 18/03-24/03 2013
  • 15/10-21/10 2012
  • 01/10-07/10 2012
  • 03/09-09/09 2012

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs