3. Bijzonderheden
3.1. Over de eigenaars van land
3.1.1. Leenrecht
Binnen het rechtsgebied dat een heerlijkheid is, zijn er drie soorten gronden volgens de manier van verhandelen:
- allodiale gronden: gewoon tussen personen verhandeld als eigenaars.
- cijnsgronden: verhandeld via de schepenbank.
- feodale gronden: onderworpen aan het leenhof waartoe ze behoren; de eigenlijke bezitter is de leenman of leenhouder, maar deze is schatplichtig aan de theoretische eigenaar of leenheer (meestal de vorst). Telkens er een wijziging van bezit voorkomt moet de bezitter de theoretische eigenaar een speciale taks betalen (reliefgeld, kamerlinggeld). Naast het verhefgeld moet bij een leenverkoop in Vlaanderen ook nog 10% verkoopsbelasting (de 10e penning) aan de leenheer worden overgemaakt. Voor het innen van deze belasting staat steevast de kasselrijbaljuw in.
M.b.t. tot de successie is er sprake van de hoir feodal: het oudste kind; indien twee kinderen van gelijke rang, wordt het mannelijke voorgenomen. (zie nr.1 en 3)
(via internet: Costumen van de Stede ende Casselrie van Belle, Rubriek VII: van Successie en verdeel van Leenen)
Bij een leen van de Hove van Fontaine is er nog sprake van de beste vrame (4v)
Op diverse plaatsen komen we hier zulke feodale gronden tegen:
1. Pollijnchove, 7 lijnen 70 roeden (1v, 2 r, 2 v), leen inden Waeterhouck
- streckende suit ende noort
- paelende metten noorteijnde opden Burghwech
- doostzeijde tleen vanden hoirs feodal van Jan Baptiste Heven
- tsuiteinde tleen van Jo[nke]r Fran[choi]s Joannes Aerlebout
- ende de westside veure ghemeens jeghens tleen van s[ieu]r Jan Peel sijnde twalleken ten noortende groot ontrent i (1) lijne hiermede gaende, dat noch in cheinse is voor drije jaeren aen wijlent L[udovicus]c Schoreel voor vj (6) L[ibra]s s[jae]rs boven ses carpels s[jae]rs behoor[ende] goet sullende tleste jaer vanden cheins vallen te baefmisse 1686
- ghehouden tsel[ve] leen van[den] Hove van Bistervelt toebehoorende dheer Jan Baptiste Leuridan staende ten dienste van trauwe ende waerhede ende ten relieve van
(puntjes in de tekst) elcker veranderijnghe, ende veranderende bij coope is schuldich den x (10)en pennijnck met gelijck relief,
- Tselve leen vercreghen bij Adriaen Masijn soverledens vaders vooght bij sessije ende opdracten ten behouve vanden selven overledens vader, ende sijne susters ghedaen bij Jaecques Colenbeun ende Marguriete fi[li]a Abisai vande Weghe sijne huisvrouwe voor de somme van acht hondert Lxxvij (877)tich pon[den] par[esi]s mitsg[ade]rs xxij (22) L[ibra] xiiij (14) B (schellen) ij (2) gr[ooten] vl[aam]s over vijf jaeren crois[eerend] vande voornomde somme die waeren spruitende over den coop van een peirt ende twee coijen, ende andersints bij den selven Colenbeun ghecocht in de venditie ghehouden van soverledens grootvaeder alles volghende den veschatun daer van sijnde ghepasseert voor bailliu ende mannen van leene vanden selven Hove van Bistervelde in daeten 15en meije 1654 gheteeckent Adriaen Outterssoone M de Schoolm[eeste]re, ende C Hobbe, soo dat doverledens vaeder bij de selve opdrachte daer in competeerende een derde dat nu toebehoort Pieter sijn soone als hoir feodael sijnde de twee resteerende derden bijde overledens vader in huwelicke met haere moeder vercreghen bij coope van sijne voorn[omde] susters dus hier over deselve twee derden,
De voorgeschiedenis van de eigendom wordt toegelicht. Chronologisch hebben we:
Eerst een verkoping die plaats vond voor het leenhof van Bistervelde, met de baljuw en de mannen van leene, op 15 mei 1654, ondertekend door Adriaen Outterssoone, M de Schoolmeestere, ende C Hobbe. De verkoping was in het kader van een openbare verkoping van goederen van Cathelijnes grootvader.
Verkoper was Jaecques Colenbeun ende Marguriete fi[li]a Abisai vande Weghe sijne huisvrouwe voor de somme van 877 ponden paresis.
Daarbij kwamen nog (croiseerend vande voornomde somme) 22 ponden 14 schellen 2 stuivers grooten vlaams over vijf jaeren, van het kopen van een paard en twee kceien, en andere zaken door dezelfde Colenbeun gekocht in de venditie (openbare verkoping) gehouden van de goederen van de grootvader van de overleden Cathelijne Masijn. Deze grootvader is allicht Pieter (I) Masijn (1r) = de oude, gehuwd met Janneken Calenbeun (1r), allicht = Colenbeun en een verwante van Jacques.
Koper was Adriaen Masijn, handelend in opdracht van Pieter (II) Masijn, vader van de nu overleden Cathelijne Masijn, en zijn twee zusters. Dit waren Maijken (8r) en Jacquemincken (8r) Masijn, dochters van Pieter (I) Masijn de oude.
Adriaen was de voogd van Pieter (II) (en vermoedelijk ook van zijn twee zusters). Elk kreeg 1/3.
De twee zusters van vader Pieter (II) hebben dan elk hun derde verkocht aan hun broer, tijdens zijn huwelijk met Cathelijnes moeder.
De staat van goed van Pieter (II), Cathelijnes vader dateert van 12 maart 1680, en is ondertekend door Roelant van Houcke en Franchois Devos.
Het stuk van Pieter is overgegaan naar de oudste zoon, ook een Pieter (III) Mazijn, de broer van Cathelijne, die in het feodaal recht dit voorrecht geniet als hoir feodal, ten nadele van eventuele andere kinderen.
Het gaat hier in de staat over de 2/3 die Pieter (II) had overgekocht van zijn twee zusters. Berekend uit 7 lijnen 70 roeden geeft dat evenwel 4 l + 170 r x 2/3 = 5 l + 70 x 2/3 = 5 l 46 r 2/3, in tegenstelling tot de tekst: 5 lijnen 13 1/3 roeden!?
Deze overgang van een leen komt voor het leenhof van het Hof van Bistervelt toebehorend aan de heer Jan Baptiste Leuridan, dus de leenheer, staende ten dienste van trauwe ende waerhede ende ten relieve van
(puntjes in de tekst) elcker veranderijnghe, ende veranderende bij coope is schuldich den x (10)en pennijnck met gelijck relief, dus 10 % te betalen gelijk met het leenverhef (de overdracht).
2A. Pollijnchove, 4 gemeten, leen inden grooten Boishouck (2v, 3r, 3v)
- streckende oost ende west,
- de suitside den Varschendijck aldaer ghemeten op seven voeten de cruine
- westeinde dhooirs Jooris Libaert
- de noortsijde tgemet leen van dheer Louis Janssens
- ende metten oosteinde de uutdreve vande hofstede van Jan Bouden daer Fran[choi]s Savers woont de selve gheheele hier mede gaende met last van tservituit als van ouden tijden
2B. Pollijnchove, 6 gemeten, leen inden grooten Boishouck (3r, 3v)
- strect suit ende noort
- metten suiteinde jeghens tvoornomde ghemet leen vanden voors[eijd]en Jansens
- de westsijde de voornomde hoirs Libaert
- den noorteinde tlandt vande Labiette tot Rijsel,
- ende metter oosts[eijd]e de voors[eijd]e uutdreve hier oock ghehele medegaende met last alsvooren
- Ghehouden de selve twee leenen, ende elck in beisonder vanden Hove ende heerlichede Van den Broucke staende ten dienste van trauwe ende waerhede ende ten reliefve van x (10) L[ibra]s telcker veranderijnghe, ende veranderen bij coope den thienden penninck met gelijck relief ende camerlijnck ghelt gheldende bovendien thervaertghelt,
- vercreghen tselve leen bij soverledens vader ende moeder in coop van s[ieu]r Jan Boudens fi[liu]s Cornelis volg[hens] de leen[brief?] van erfvenisse daer van sijnde ghepasseert voor Jacob de Laetre als bailliu ende wettel[icke] manheere van mannen van leene vanden selven Hove, ende heerlichede Van den Broucke, Jo[nke]r Ch[ar]le de Wijntre, dheer Jan van Rentergheem, ende ander mannen van leene daertoe verleent in daten 15en junij 1672 gheseghelt ende gheteeckent J de Laetre
zijnde den selven coop geschiet voor xij (12) B te goode lijfcoop xij (12) L[ibra]s een dobbel ducaet voor svercoopers huisvrouwe ende van principaelen coope achthien ponden grooten vlaams tgemet,
erfven, ende onterfven cooprelief thienden penninck camerlijnck ghelt etc[eter]a svercoopers laste op wel[cke] coopsomme aen soverledens vader moeste valideeren het capitael van eene rente van hondert ponden grooten daermede de selve twee leenen belast waeren sijnde ten laste van den cooper de verloopen tsedert den lasten valdach ende de voorgaende vercoopers, ende tloopende jaer pacht was scoopers proffitte welcke leenen alsnoch belast sijn met de voors[eijde] hondert ponden grooten capitael den pennink xvj (16) in proffitte van Jan de Haese in huwelicke hebbende de weduwe P[iete]r Delbecke
We verstaan deze voorgeschiedenis van de eigendom als volgt:
Verkoper was sieur Jan Boudens filius Cornelis.
Kopers waren vader Pieter Masijn en moeder Franchijn Annaert van Cathelijne Masijn.
De verkoop is gepasseerd voor Jacob de Laetre als baljuw en wettelijke manheer van mannen van leen van het Hof en de heerlijkheid Van den Broucke, Jonker Charle de Wijntre, de heer Jan van Renterghem, en andere mannen van leen daartoe verleend op 15 juni 1672 gezegeld en getekend J. de Laetre. De betekenis van volg[hens] de leen[brief?] van erfvenisse is een term van de leenoverdracht, want het begrip erfenis komt in de andere overdrachten ook telkens voor. Erfven is hier dan meer in de betekenis van land in bezit krijgen.
De verkoopprijs is 18 ponden grooten vlaams tgemet, met een tractatie voor de koop (lijfcoop) van 12 schellen, en een dubbele ducaet voor sverkopers huisvrouw.
In dit geval zijn alle bijkomende lasten (belastingen) voor de verkoper: verkoopsbelasting van 10 erfven ende onterfven cooprelief thienden penninck (10%), camerlijnck ghelt etc[eter]a
Daarbij komt dat de twee lenen belast waren en zijn met een rente van 16% m.b.t. een kapitaal van 100 ponden grooten, ten voordele van Jan de Haese, gehuwd met de weduwe van Pieter Delbecke. Alle renten tot aan de laatste vervaldag zijn voor de verkoper, die daarna voor de koper. Het lopende jaar pacht is ten profijte van de koper.
- Dient ghenotteert dat soverledens vader sedert den voorseijden coop de sel[ve] twee leenen grootelickx heeft gemelioreert, ende verbetert met tcoopen, ende daer op te voeren van veele mesch ten diversche jaeren, daer over hij grootelicx te coste is gheweest,
3. Pollijnchove, 4 gemeten, leen, voordesen snijlandt gheweest ende als nu gars (4r, 4v, 5r)
- twee parcheelen
- het eene is aboutteeren[de] metten oosteijnde op tlandt van m[eeste]re H[eindri]c Ghijsebrecht
- de suitsijde wijlent Jo[nke]r Pieter Blomme
- ende de noorts[ijd]e dhoirs dheer Corn[eli]s vanden Hellenaere
- ende tander stick ten westeinde daer aen
- streckende suit ende noort
- abboutteerende van suiden ende deele van westen tlant van Jo[nke]r Jan Fran[choi]s Delatour heere van Thoore
- ende desel[ve] wests[ijd]e bij den noorteijnde ende tselve noorteinde tlandt vande kercke van Harijnghe,
- ghehouden tselve leen vanden Hove van Fontaine staende ten dienste van trauwe ende waerhede, ende ten reliefve vande beste vrame telcker veranderijnghe ende bij coope den x (10)e pennijnck ghel[icke] relief ende camerlijnck ghelt dus als vooren iiij (4) ghemeten
- vercreghen tselve leen bij soverledens vader ende moeder in coope van Jonker Marcus Antoine de Waterleet heere vande selve platse Caneghem etcetera Jonker Charles Waterleet heere van Schart etcetera sijnen oudsten broeder die in deselve vercoopijnghe was consteerende als outsten naesten hoir ende successeur, volghens derfvenisse daer van ghepasseert voor Sebastiaen Coolaert erfachtich van Hove ende heerlicheede van Fontaine voorseijt, dheeren Adriaen de Vos, ende Jan Reijphens mannen van leene in daten xvj (16)en 9 bre (november) 1672 geseghelt ende gheteeckent F[rans] Reijphens sijnde den coop voor xxiiij (24) Bs te gode ende van principaelen coope hondert patagons eens, ende den prijs van twee jaeren pacht der selver daer vooren den cooper moeste betaelen den x (10)e penninck erfven ende ontherven,
We verstaan deze voorgeschiedenis van de eigendom als volgt:
Verkoper was Jonker Marcus Antoine de Waterleet heer van de plaats Caneghem etcetera, en Jonker Charles Waterleet, heer van Schart etcetera, zijn oudste broer die in die verkoping tevens optrad als oudste naaste familielid, erfgenaam en opvolger.
Kopers waren vader Pieter Masijn en moeder Franchijn Annaert van Cathelijne Masijn.
Opnieuw spreekt men van het passeren van de erfvenisse daervan voor Sebastiaen Coolaert erfachtich van het Hof ende heerlijkheid van Fontaine (dus de leenheer), dheeren Adriaen de Vos ende Jan Reijphens mannen van leene, op 16 november 1672 gezegeld en getekend Frans Reijphens.
De verkoopprijs bedraagt 24 pond en honderd patagons.
Daarenboven is er de prijs van twee jaar pacht door de koper te betalen en nog 10% verkoopsbelasting (de 10e penning erfven ende ontherven)
4. Pollijnchove, leen, consisteerende in twee sticken te weeten (5r, 5v, 6r)
4A. 2 ghemeten weede ligghende west aenden hove ende huispleck van Jan Bouden ghebruickt bij Fran[choi]s Savers
- str[eckende] oost ende west
- de suits[eijd]e tleen deel vande voors[eijd]e hof[sted]e
- twesteijnde tlandt vande kijnderen s[ieu]r Nicolaij Baselen, ende de cooninclicke ma[jesteij]t,
- de noorts[eyd]e den Beverdijckbaert,
4B. 2 ghemeten light suit oost van daer
- str[eckende] oock oost, ende west
- toosteinde tlant van
(puntjes in de tekst) aenghetrocken bij sijne ma[jesteij]t voor de coorenschult
- de suitsijde tlandt van tclooster van de Labiette
- twesteijn[de] tleste vorschreven leen
- ende de noorts[eijd]e dheer P[iete]r Stormlant,
- gehouden tselve leen van den Hoove ende heerlicheede van Fontaine, staende ten dienste van trauwe ende waerhede ende ten reliefve van x (10) L[ibra]s telcker veranderijnghe, ende veranderen[de] bij coope den thienden penninck in het gelick relief, ende camerlijnck gelt, dus hier in lande 4 ghemeten
We verstaan deze voorgeschiedenis van de eigendom als volgt:
De verkoper is hier Jonker Roeland Franchois Damarijn, heer van Heule en de heer Jaecques Bervoet, gevolmachtigd als procuratiehouder over de heer Guilliames Bervoet, zijn broer.
Kopers waren vader Pieter Masijn en moeder Franchijn Annaert van Cathelijne Masijn.
De verkoping is gepasseerd voor het Hof van Fontaine op 4 maart 1646, gezegeld en ondertekend door
(puntjes in de tekst) zoals staat in de akte (de letteren van erfvenisse).
De verkoopprijs is 186 pond het gemet, met als tractatie bij de verkoop 12 schellen (lijfkoop), waarbij de verkoper instaat voor de 10% verkoopsbelasting (cooprelief thienden penninck), camerlinck ghelt, ende ander hovelicke ende heerlicke rechten
Verschillende heerlijkheden worden hier bij name vernoemd (zie ook in de tekst: vetjes)
Hove van Bistervelt
Hove ende heerlichede Van den Broucke
Hove ende heerlichede van Fontaine
We vonden hierover nog geen bijkomende informatie
3.1.2. Spijkerland, coorenschult, enz.
Spijkerlanden (7r)
= gronden belast met een spijkerrente, een grafelijke belasting jaarlijks te betalen in natura (harde en zachte haver, tarwe). Van deze gronden werden nauwkeurige registers bijgehouden waarbij de verschillende stukken met nummers per ammanij werden aangeduid, wat toelaat de stukken in verschillende opeenvolgende registers te volgen. (in: Pieter Donche, De Familie Heinderycx in de Kasselrij Veurne in de 16de tot de 18de eeuw, Vlaamse Stam, jrg. 42 nr. 4, juli 2006)
Elke ammanij werd nog eens ingedeeld in hoofdmanschepen.
coorenschult lant (korenschuldland) is een synoniem voor spijkerland, zo genoemd naar de spijkerbelasting die in koren moest betaald worden: zachte en harde haver, tarwe.
(J. Cailliau, Redenaars van de Spycker van de Stede en de Kasselrij van Veurne, [Stadsarchief Veurne 843], Brugge VVF-afd. Brugge, 1983, p. 6 in: Pieter Donche, De Familie Heinderycx in de Kasselrij Veurne in de 16de tot de 18de eeuw, Vlaamse Stam, jrg. 42 nr. 4, juli 2006)
We zetten deze gronden hier op een rijtje. Ze werden in een aparte administratie geregistreerd en behandeld, wat interessant kan zijn bij verder opzoekingswerk :
1. Pollinkhove, madelhofstede, groot 1 gemet 73 roeden (6v)
Alvooren de madelhofstede te weten het opperhof daar de huijsijn[ghe], scheure, ende stallijn[ghe], op staen metten voorhove besuiden daer aen, ende bomgaert bewesten aenden walgracht, groot 1 gemet 73 roeden
- streckende suit ende noort
- tnoorteinde Jaecques Colenbeun
- tsuiteinde tnaervolghende
- ende van westen de Labiette van Rijsel
2. Pollinkhove, den oostersten suit bomgaert, groot 1 lijne 68 roeden (6v)
- streckende suit, ende noort
- noorteinde tvoorschreven lant
- tsuiteinde Jaecques Isack vanoosten ende westen ons volghende land
3. Pollinkhove, den westersten suit bomgaert, groot 2 lijnen 56 roeden (7r)
bij coope jeghens Jan Allenssoone
- streckende alsvooren suit ende noordt,
- westelijk van de vorige boomgaard;
- tsuiteinde Adriaen Mazijn ende sone Jaecques Isacqx lant,
- de wests[eijd]e de Labiette van Rijsel ende wilent dheer Ghuill[iamu]s Tassaert
4. Pollinkhove, een stick ende wijlent tweesticx dat nu jongen bomgart is, groot 7 lijnen 36 roeden,
- streckende suit ende noort
- beoosten de voorn[omde] bomgaerden over ende aen het stratjen
- tsuiteinde dhoirs Jooris Libaert, ende h[]t den Exter
- tnoorteinde ende wests[eijd]e het stratjen
- doosts[eijd]e de selve hoirs
tsamen vijf ghemeten xxxiij (33) roe[de]n (klopt!, som is 1g 10 l 233 r) welcke vier parsien sijnen hooftmanschip onder den spicker van Veurne, ammanie van Loo ar[ticul]o 112 groot vijf ghemeten Lxxvij (77) - ghelast met een hoet en half thiende sesthiende part terwe ende thalf derde part harde haver hier inne volghen doirs (7r) Laurens Verschelle nu dit sterfhuis dat deel is van de voorschr[even] leste partie met een ghemet,
- van welcke vijf ghemeten xxxiij (33) r[oede]n is soverledens vaders patri, ende matrimonie 1/3 ghemeene met tnaervolghende conquest ghedaen bij haer vader ende moeder jeghens sijn susters tot de resteerende 2/3 is v (5) lijnen xi (11) r[oede]n, daer van een derde omme de overledene ghemeense met haer twee broeders, is, j (1) lijne Lxx (70) 1/3 roets (7v)
De twee zusters van vader Pieter (II) hebben dus elk hun van vader Pieter (I) geërfd derde deel verkocht aan hun broer, tijdens zijn huwelijk met Cathelijnes moeder, zodat de oorspronkelijke 5 gemeten 33 roeden is herenigd. Maar dan is er plots sprake van 5 lijnen 11 roeden die in drie worden verdeeld, tussen Cathelijne Masijn en haar twee broers: Pieter (III) en Passchier Masijn, zodat er voor elk 1 lijne 70 en 1/3 roeden is.
5. Pollijnchove, drije ghemeten xxx (30) roe[de]n proostielandt ligghende inden Boijshouck suidt oost vande kercke genaemt de Leckersije ten twee sticken aen anderen
- danof toosterste heeft eenen wal inden suitoosthouck
- streckende beede suut ende noort weesende maijgars
- abboutteerende mette oost[eijd]e van toosterste stick aen tlandt van wijlent Jaecques Colunbeun
- tnoorteinde dhoirs van s[ieu]r Nicolais Baselen lant
- metten suiteinde jeghens den selven (7v) Colenbeun ende Pauwels Aerlebout
- de wests[eijde] aen het westerste van beede de selve sticken,
ende tselve westerste stick
- abboutteert met den noorteinde aende hoirs Baeselen landt,
- de wests[eid]e tlant van Anna Schipman,
- ende tsuiteinde vande voorn[omde] hoirs Pauwels Aerlebout
sijnde deel van een hooftmanschip ten spijcker van Veurne ar[ticul]o 97, ammanie van Pollijnchove, groot, int gheheele vijf ghemeten danof tdeel van dit landt in de jaerlicxsche spicker rente afghelost is
- vercreghen de voorn[omde] partie bij soverledens vaeder bij coope ghedaen ter vierschaere slans van Veurne, jeghens dheer Lieven de Witte als vooght vande kijnderen dheers ende m[eeste]re Pieter Teerlinck in sijn leven eersten raadspensionaris der stede, ende cassel[rie] van Veurne
- ghepasseert voor bailliu ende redenaers vande prostie van S[in]te Donaes tot Brugghe in daeten xix (19)en junij 1669 gheseghelt (8v) ende gheteeckent PF Reynaert dus hier alsvooren iij (3) ghemeten xxx (30) r[oede]n (9r)
We verstaan dit dus als volgt:
Verkoper was Lieven de Witte, optredend als voogd van de kinderen van de heer en meester Pieter Teerlinck, in sijn leven eersten raadspensionaris der stede, ende cassel[rie] van Veurne.
Kopers waren vader Pieter Masijn en moeder Franchijn Annaert van Cathelijne Masijn.
De verkoop vond plaats voor de vierschaar van het land van Veurne voor de baljuw en de redenaars van de proosdij van Sin-Donaas van Brugge op 19 juni 1669, en werd gezegeld en ondertekend door PF Reynaert.
Als we het goed begrijpen is het land van Veurne niet de kasselrij, maar een rechtsgebied van de proosdij.
6. Pollijnchove een leen consisteerende in twee sticken te weeten
het eerste groot ontrent twee ghemeten weede ligghende west aenden hove ende huispleck van Jan Bouden ghebruickt bij Fran[choi]s Savers
- str[eckende] oost ende west
- de suits[eijd]e tleen deel vande voors[eijd]e hof[sted]e
- twesteijnde tlandt vande kijnderen s[ieu]r Nicolaij Baselen, ende de cooninclicke ma[jesteij]t,
- de noorts[eyd]e den Beverdijckbaert,
ende het andere stick groot oock twee ghemeten ofte daer ontrent light suit oost van daer
- str[eckende] oock oost, ende west
- toosteinde tlant van
(puntjes in de tekst) aenghetrocken bij sijne ma[jesteij]t voor de coorenschult
- de suitsijde tlandt van tclooster van de Labiette
- twesteijn[de] tleste vorschreven leen
- ende de noorts[eijd]e dheer P[iete]r Stormlant,
- gehouden tselve leen van den Hoove ende heerlicheede van Fontaine, staende ten dienste van trauwe ende waerhede ende ten reliefve van x (10) L[ibra]s telcker veranderijnghe, ende veranderen[de] bij coope den thienden penninck in het gelick relief, ende camerlijnck gelt,
- dus hier in lande iiij (4) ghemeten vercreghen bij soverledens vader, ende moeder in coope van Jo[nke]r Roeland Fran[choi]s Damarijn, heere van Heule ende dheer Jaecques Bervoet machtich bij procuratie over dheer Guilliames Bervoet sijnen broeder volghens de letteren van erfvenisse ghepasseert voor tselve Hof van Fontaine in daeten iiij (4)e marte 1646 gesegelt ende geteeckent
(puntjes in de tekst)
- sijnde desen coop gheschiet voor xij (12) schelle te gode lijfcoop naer discretie ende van principaelen coope jc iiijxx vj L[ibra]s tghemet, daermede svercoopers laste het cooprelief thienden penninck camerlinck ghelt, ende ander hovel[icke] ende heerlicke rechten,
zie bij de leengronden
7. Renijnghe noort over, 3 gemeten vette weide (9v)
teenen sticke met een laene inden midden
- str[eckende] suijt ende noort
- metten noorteinde op de Walleboomstraete,
- de westz[eyde] jeghens de voor thien ghemeten toebehoorende heer Anderies Jeurdighe
- doosts[eyd]e jeghens tlandt vande kijnderen dheer Jan Cauwe
- ende metten suidteinde jeghens de vette weede van s[ieu]r Arnolt Dequicke
- ende is coorenschult weesende een hooftmanschip onder den spicker van Veurne ar[ticul]o 90 ammanie van Loo groot met sijn volghers vier ghemeten j (1) lijne xvj (16) r[oede]n ghelast met vier hoet 1/5 part terwe hier inne volght de voornomde hoirs dheer Jan Cauwe met vier lijnen xvj (16) roe[de]n
- vercreghen bij coope bij soverledens (9r) vaeder ende moeder
- van Pieter Callioot maedelaere ten sterfhuise van jo[nke]r Maerten Fran[choi]s Aerlebout volghens derfvenisse ghepasseert voor den sel[ven] bailliu ende redenaers van[de] proostdie van S[in]te Donaes in daeten 7e junij 1643 gheteeckent P F Reijnaert, (9v)
- welcke voors[eijd]e leenen ende landen commende van soverledens weghe werden ghedeelt bij de weese van desen sterfh[uis]e midts dhelft in bijleven aenden blijfver synen vader [ende] dhoudenisse naer costuume (9v)
We verstaan dit als volgt:
Het stuk belast met korenschuld is 4 gemeten, 1 lijne en 16 roeden groot.
Verkoper was Pieter Callioot de madelaar of boedelredder van de nalatenschap (ten sterfhuise) van jonker Maerten Franchois Aerlebout. De verkoopakte is verleden (ghepasseert) voor de baljuw en de redenaars van de proosdij van Sint-Donaes op 7 juni 1643, en ondertekend door P F Reijnaert
Kopers waren vader Pieter Masijn en moeder Franchijn Annaert van Cathelijne Masijn en vermoedelijk nog Jan Cauwe. Eerstgenoemden kochten 3 gemeten, Jan Cauwe (nu de erfgenamen) bezitten daarvan 4 lijnen 16 roeden = 1 gemet 1 lijn 16 roeden, oostelijk gelegen daarvan.
Vreemd genoeg blijkt dit in zijn geheel eigendom can Cathelijne te zijn, en niet gedeeld met haar broers dus, want het gaat nu over naar de (halve) wezen van Cathelijne, waarbij de helft in handen blijft van haar (overblijvende) echtgenoot, hun vader, voor het samenwonen en de houdenisse van de kinderen.
- Dheer Lowijs Janssens ontfangher (f22r en v) vanden spickerschult van Veurne heeft goet over het landt dat den blijfver vanden selven spijcker is ghebruicker boven tgonne hij voorts verpacht heeft te baefmisse 1683 Lxvj (66) L[ibra]s
3.1.3. Kloosters
In deze staat komen we heel wat bezittingen tegen die behoren tot verschillende kloosters. Daar deze een aparte administratie vertegenwoordigen kan dat ook weer interessant zijn voor verder opzoekingswerk.
- klooster vande Labiette tot Rijsel
Hierover vonden we tot nog toe alleen het volgende:
In t jaer 1276 fondeerde Margarita graevinne van Vlaenderen en van Henegouw te Rijssel een maegdenklooster onder het order van den H. Dominicus, t welck doorgaans Labiette genoemt is. Zy was er toe beweegt, gelyk zy in haer diploom zegt, omdat zy haere consciëntie zeer belast vond, en dat zy tot byzonderen hulpmiddel, om Gods bermhertigheyd te verkrijgen, rekende, godvrugtige persoonen door weldadente verpligten, om voor haer te bidden. Deze princesse is wonderbaer toegedaen geweest tot de Broeders Predikers, omdat sy in hun eene ware devotie en iver der zielen bemerkte. Ook heeft den provinciael der Predikheeren openbaerlyk getuigt, dat zy hunne fondatersse, voedster en moeder was.
(uit Corneille Smet, 1809, Heijlighe en roemweerdige personen dewelke bezonderlijk medegewerkt hebben om de Roomsch-Catholieke religie ingeheel Neerland uyt te bryden, vast te stellen en te bewaeren, Vol II p. 306 (googlebooks, uit Universiteit Gent)
In de staat staan vermeld:
1. Item in de selve prochie van Pollijnchove inden grooten Boishouck twee distincte leenen
teerste groot is vier ghemeten
- st[reckend]e oost ende west,
- de suitside den Varschendijck aldaer ghemeten op (2v) seven voeten de cruine
- westeinde dhooirs Jooris Libaert
- de noortsijde tgemet leen van dheer Louis Janssens
- ende metten oosteinde de uutdreve vande hofstede van Jan Bouden daer Fran[choi]s Savers woont de selve gheheele hier mede gaende met last van tservituit als van ouden tijden
de tweede partie groot ses ghemeten
- strect suit ende noort
- metten suiteinde jeghens tvoornomde ghemet leen vanden voors[eijd]en Jansens
- de westsijde de voornomde hoirs Libaert
- den noorteinde tlandt vande Labiette tot Rijsel,
- ende metter oosts[eijd]e de voors[eijd]e uutdreve hier oock ghehele medegaende met last alsvooren
2. Item noch inde selve prochie van Pollijnchove een leen consisteerende in twee sticken te weeten
het eerste groot ontrent twee ghemeten weede ligghende west aenden hove ende huispleck van Jan Bouden ghebruickt bij Fran[choi]s Savers
- str[eckende] oost ende west (5r),
- de suits[eijd]e tleen deel vande voors[eijd]e hof[sted]e
- twesteijnde tlandt vande kijnderen s[ieu]r Nicolaij Baselen, ende de cooninclicke ma[jesteij]t,
- de noorts[eyd]e den Beverdijckbaert,
ende het andere stick groot oock twee ghemeten ofte daer ontrent light suit oost van daer
- str[eckende] oock oost, ende west
- toosteinde tlant van
(puntjes in de tekst) aenghetrocken bij sijne ma[jesteij]t voor de coorenschult
- de suitsijde tlandt van tclooster van de Labiette
- twesteijn[de] tleste vorschreven leen
- ende de noorts[eijd]e dheer P[iete]r Stormlant,
gehouden tselve leen van den Hoove ende heerlicheede van Fontaine, staende ten dienste van trauwe ende waerhede ende ten reliefve van x (10) L[ibra]s telcker veranderijnghe, ende veranderen[de] bij coope den thienden penninck in het gelick relief, ende camerlijnck gelt, dus hier in lande, iiij (4) ghemeten (5v)
3. Pollijnchove, alvooren de madelhofstede te weten het opperhof daar de huijsijn[ghe], scheure, ende stallijn[ghe], op staen metten voorhove besuiden daer aen, ende bomgaert bewesten aenden walgracht
- streckende suit ende noort
- tnoorteinde Jaecques Colenbeun
- tsuiteinde tnaervolghende
- ende van westen de Labiette van Rijsel
- groot, j (1) ghem[et] Lxxiij (73) r[oede]n (6v)
4. Item bet westen daer aen den westersten suit bomgaert
- streckende alsvooren suit ende noordt,
- tsuiteinde Adriaen Mazijn ende sone Jaecques Isacqx lant,
- de wests[eijd]e de Labiette van Rijsel ende wilent dheer Ghuill[iamu]s Tassaert
bij coope jeghens Jan Allenssoone
groot, ij (2) lijn[en] Lvj (56) roe[de]n (7r)
5. Tclooster vande Labiette tot Rijsel sal goet commen te baefmisse 1683 van ses ghemeten lants bijden blijfver ghebruickt xxxvj (36) L[ibra]s
- de canonijnghen van Ste Maertens tot Ipre
Hierover vonden we enkel dat dit klooster te Ieper gelegen was.
In de staat staat vermeld:
1. tghebruick van 24 ghemeten (11,226528 ha) landts de jaeren 1681 en 1682, boven 240 L[ibra]s daerop betaelt, 432 L[ibra]s te betalen. Verder te baefmisse 1683 over tloopende jaer pacht boven 90 L[ibra]s die Jan Vetu daerinne moet betaelen nog 246 L[ibra]s (23r)
- de prostie van S[in]te Donaes tot Brugghe
We vonden hierover een uitgebreide tekst via Wikipedia onder: Proosdij van Sint-Donaas in Brugge.
De Proosdij van Sint-Donaas was een kerkelijke heerlijkheid, die een aantal lenen bezat en die uit twee elkaar aanvullende maar afzonderlijke delen bestond: het Proosse en het Kannunikse. De uitgestrektheid hiervan was aanzienlijk en vormde enclaves in niet minder dan negen kasselrijen. De bewoners van het grondgebied, die de nationaliteit van de proosdij bezaten werden proostlaat genoemd. Beide besturen ressorteerden onder de Wetachtige Kamer van Vlaanderen.
De proost werd in de uitoefening van zijn wereldlijk ambt bijgestaan door 28 magistraten, redenaars genoemd. Ze bestuurden zowel de vierschaar of rechtbank als het leenhof dat op de talrijke lenen toekeek.
De vierschaar had volledige rechtsbevoegdheid en kon alle zaken, ook de zwaarste, behandelen. Beroep kon enkel bij de Raad van Vlaanderen worden aangetekend.
Naast het leenhof in Brugge werd gewerkt met vijf ondergeschikte leenhoven, die van de proosdijen van Sint-Donaas in Veurne, Kassel, Belle, Sint-Winoksbergen en Rijsel. Ook de schepenbanken van die proosdijen hingen af van de Brugse Proosdij. De redenaars waren tevens belast met de controle op de Spijker in Brugge en alle betwistingen hieromtrent kwamen in eerste instantie bij hun vierschaar voor behandeling.
Buiten de stad vormden de Proostlanden enclaves in 36 verschillende parochies. De totale oppervlakte hiervan besloeg méér dan 3000 ha. De drie voornaamste gebieden bevonden zich in Slijpe (780 ha), Sint-Kruis (327 ha) en Mannekensvere (261 ha). Bij de Proostlanden bevonden zich onder meer: het vissersdorp Wenduine, de paardenmarkt van Jabbeke en verder vooral grondgebied in Frans-Vlaanderen onder de kasselrijen Sint-Winoksbergen, Belle en Kassel. Verder waren er nog kleinere leengebieden in Rijsel, Kortrijk, Broekburg, Veurne Ambacht en zelfs in de Oudburg van Gent.
Met het oog op het innen van de belastingen werd het Proosse onderverdeeld in zes districten.
De Sint-Donaaskerk (uiteraard nog geen kathedraal) was de voornaamste en waarschijnlijk de oudste collegiale kerk te Brugge, die over een kapittel van kannuniken beschikte (vanaf de tiende eeuw).
Op 31 oktober 1089 bevestigde de toenmalige graaf van Vlaanderen, Robrecht I de Fries, de rechten en de privileges van de proost en het kapittel, en stelde hem ook aan als kanselier van Vlaanderen en algemeen ontvanger van de grafelijke inkomsten. De voorwaarde was dat de graaf voortaan zijn goedkeuring moest hechten aan de benoeming van de proost die door het kapittel werd verkozen.
Dit bleef echter niet duren, omdat de graaf zijn eigen administratie en gezagsdragers het liefst los van de kerkelijke hiërarchie wilde, en ook omdat de Paus van Rome zich van langsom meer met de benoeming van de proosten ging bemoeien.
Het hoeft niet te verwonderen dat de drie bevoegdheden van de proost: het kerkelijke en geestelijke bestuur - het beleid als feodale heer - het kanselierschap -, maakten dat hij een beetje als de plaastelijke bisschop werd beschouwd en tegelijk een verre voorafbeelding was van wat veel later een eerste minister zou zijn.
Toen het bisdom Brugge in 1559 gesticht werd, werden de functies zowel van proot van het kapittel als van erfelijk kanselier van Vlaanderen (met de eraan verbonden inkomsten) overgedragen aan de bisschop, zodat het ook om deze reden aanvaardbaar is de proosten van Sint-Donaas te beschouwen als de voorgangers van de bisschoppen van Brugge. Vavaf 1559 (in de praktijk slechts vanaf 1564) en tot op het einde van het Ancien Regime was de bisschop van Brugge tevens proost van het kapittel van de Sint-Donaaskathedraal en kanselier van Vlaanderen.
Bisschoppen van Brugge in deze periode (lijst en biografieën in Wikipedia):
François de Baillencourt (28 juli 1671- 1 november 1681)
Humbert-Guillaume de Precipiano (21 maart 1683 - 1690)
Archieven in RAB - Sint Donaas
In de staat staat vermeld:
1. Item inde selve prochie van Pollijnchove drije ghemeten xxx (30) roe[de]n proostielandt ligghende inden Boijshouck suidt oost vande kercke genaemt de Leckersije ten twee sticken aen anderen danof
toosterste heeft eenen wal inden suitoosthouck
- streckende beede suut ende noort weesende maijgars
- abboutteerende mette oost[eijd]e van toosterste stick aen tlandt van wijlent Jaecques Colunbeun
- tnoorteinde dhoirs van s[ieu]r Nicolais Baselen lant
- metten suiteinde jeghens den selven (7v) Colenbeun ende Pauwels Aerlebout
- de wests[eijde] aen het westerste van beede de selve sticken,
ende tselve westerste stick
- abboutteert met den noorteinde aende hoirs Baeselen landt,
- de wests[eid]e tlant van Anna Schipman,
- ende tsuiteinde vande voorn[omde] hoirs Pauwels Aerlebout
- sijnde deel van een hooftmanschip ten spijcker van Veurne ar[ticul]o 97, ammanie van Pollijnchove, groot, int gheheele vijf ghemeten danof tdeel van dit landt in de jaerlicxsche spicker rente afghelost is
- vercreghen de voorn[omde] partie bij soverledens vaeder bij coope ghedaen ter vierschaere slans van Veurne, jeghens dheer Lieven de Witte als vooght vande kijnderen dheers ende m[eeste]re Pieter Teerlinck in sijn leven eersten raadspensionaris der stede, ende cassel[rie] van Veurne
- ghepasseert voor bailliu ende redenaers vande prostie van S[in]te Donaes tot Brugghe in daeten xix (19)en junij 1669 gheseghelt ende gheteeckent PF Reynaert dus hier alsvooren, iij (3) ghemeten xxx (30) r[oede]n (8r)
2. Inde prochie van Renijnghe noort over drije ghemeten vette weede
- teenen sticke met een laene inden midden
- str[eckende] suijt ende noort
- metten noorteinde op de Walleboomstraete,
- de westz[eyde] jeghens de voor thien ghemeten toebehoorende heer Anderies Jeurdighe
- doosts[eyd]e jeghens tlandt vande kijnderen dheer Jan Cauwe
- ende metten suidteinde jeghens de vette weede van s[ieu]r Arnolt Dequicke
ende is coorenschult weesende een hooftmanschip onder den spicker van Veurne ar[ticul]o 90 ammanie van Loo groot met sijn volghers vier ghemeten j (1) lijne xvj (16) r[oede]n ghelast met vier hoet 1/5 part terwe hier inne volght de voornomde hoirs dheer Jan Cauwe met vier lijnen xvj (16) roe[de]n vercreghen bij coope bij soverledens (9r) vaeder ende moeder van Pieter Callioot maedelaere ten sterfhuise van jo[nke]r Maerten Fran[choi]s Aerlebout volghens derfvenisse ghepasseert voor den sel[ven] bailliu ende redenaers van[de] proostdie van S[in]te Donaes in daeten 7e junij 1643 gheteeckent P F Reijnaert, (9v)
redenaer = rekenmeester, rentmeester (uitsluitend gebruikelijk in het Brugse, na de 17de e verouderd. Volgens de Costuume van de Proossche van Brugge (1511) mochten giften ontvangen van proostlanden enkel door redenaers worden ontvangen en van canoniclande enkel door canonicken. (WNT) zie bijlage; zie ook uitleg bij de kloosters in deze tekst
3.1.4. Edellieden
Vele gronden zijn hier van edellieden, ook heel wat gronden met direkte be
15-10-2012, 00:38
Geschreven door ivometsu 
|