Zijn ogen kijken je aan, denk je. Het is niet zo. Zijn blik loopt je voorbij, de horizon over, het ruime sop in. Overal water, geen land aan de einder. Hij ruikt de zee, de lucht, en vis. Zijn hart gaat overstag. Hij schippert tussen wal en... kajuit. Daar hoort hij thuis, bij de kombuis. Hij droomt weg.
Zijn ziel zwemt gezwind in de zilte zee, innig verbonden, voor altijd. De zee, deze vreemde vriend, zo onvoorspelbaar, speelt met het schip, aait en streelt met duizend handen. Vecht af en toe onbeheerst met de wind en neemt dan met woeste golven het schip in een kille greep. Dan ga je bidden, tot de duivel als het moet. Soms is alles grijs: het water, de lucht, het leven, de gedachten. Je bent hier en nergens. Verloren. Soms is alles stil, het water vlak, als een spiegel. In de verte het ijle gezang van een zeemeermin.
Zo zit hij daar. Zijn hoofd boordevol met zee, zout, lucht, en verhalen. Er kan niks meer bij. En toch, als je langskomt, dan maakt hij nog wel wat plaats vrij. Neem een stoel, schuif aan, en luister naar zijn leven. En zie het vuur van de liefde branden in zijn ogen. De liefde voor de zee.
Schreef Barthold op facebook bij de foto van Charel Nassel...
Vanochtend stond ik op en keek naar de vreemde, bleke zon boven de horizon en hoorde ineens het bericht. Een Belgisch visserschip, N 28, 'Mooie meid' gekapseisd en de drie opvarende vissers - wellicht - verdronken. Ik schrok en met mij zullen zoveel mannen en vrouwen, vooral vissers en hun vrouwen geschrokken zijn. Zijn het mannen die ik ken, zijn het vissers die we kennen is een eerste logische gedachte die bij iedereen opkomt.
Maar dan komt er stilaan meer klaarheid in de zaak. Het zijn drie Nederlandse vissers die onder Belgische vlag varen. Niemand die ik ken, is het eerste wat ik denk. Maar het doet er eigenlijk niet toe. En er komt iets vreemd op gang. Dat gevoel van solidariteit, van gedeeld verdriet. Het is een moment dat de hele visserij rouwt. Dat de hele visserij maar aan één iets denkt.
Wat later komt het bericht dat de mannen pas achttien, negentien en zesentwintig jaar zijn en er twee broers bij zijn. Het maakt de zaak liefst nog erger. Elke visser denkt nu aan zijn zoon die op zee zit, elke vissersvrouw aan haar zonen, elk visserslief...
Ik krijg het er koud van en ik voel me op een of andere manier heel betrokken. De tekst van mijn boek die ik momenteel aan 't nalezen ben, gaat ook daarover... een schip 'helpen' verliezen, een bemanning verliezen. En het komt heel erg dichtbij.