Mijn manuscript werd nagelezen door een visser, een reder, een maritiem journalist, een man van 't Vliz en een man 'van 't land'... en ik kreeg hun zegen. Nu herlees ik mijn tekst en breng verbeteringen aan, ik schrap en schaaf, of liever, ik kuis en ik gut. Nu net was ik een leuke passage aan 't lezen. Jean Calcoen, Snoek, die vertelt over schippers die altijd veel geluk hadden en een neus voor de goeie visgronden... Pierre Steenkiste die 'Lukkepeune' werd genoemd en Louis Chocola 'die zo dom was als die tasse', maar altijd geluk had als hij de korre liet wegzetten. Ik moet glimlachen wanneer ik het allemaal lees, maar ben ineens ook wat triestig. Ik hoor Snoeks' rasperige, hese stem, ik hoor hem praten, ik zie zijn deugnieterige oogjes, ik hoor zijn lach die uitdooft in een rochel. Hij kon zo goed vertellen en hij was altijd zo blij als hij me zag komen, op jacht naar verhaal. 'Dag Katrientje' hoor ik hem nog - want ja, in zijn ogen was ik echt nog wel een jong meisje! Maar op een dag ga je naar hem toe en hoor je dat hij er niet mee is, dat hij gestorven is. Een vingerknip en het is allemaal weg: zijn stem en zijn lach en zijn verhalen...
Of nee, toch niet... ik hoor hem nog vertellen, zoals ik ook nog Theophiel hoor en Julot en Staf Snippe... Godver, ze kunnen er wat van, die venten, vanuit hun graf doen ze mij lachen en vanuit hun graf maken ze me weemoedig.
Michael, Eden, Ragnar, Jason, Kobe, Pavel, Zacharias de zeven jongens van het laatste jaar van de Ibis. En alle zeven willen ze later op zee. Michael en Eden willen naar de Marine, Ragnar wil bij de baggerschepen en de vier anderen naar de visserij. Samen met Nancy, de lerares Nederlands en Patrick, leraar praktijk, hadden we een leuke babbel, twee lesuren lang. Over de vissershaven: dat het ongehoord was hoe er op t schip met brood werd gesmeten en dat het sentimentele gedoe van vissersvrouw Natacha erover was. Maar ook over hun toekomst hebben ze gepraat en over hun lief, over meisjes en vrouwen die niet willen dat hun man op zee gaat, over de relatie tussen een visser en zijn vrouw. Over hun liefde voor de zee vertelden ze en over de keren dat ze zeeziek zijn geweest en niet meer wilden varen, maar dat die weerzin telkens overgaat wanneer ze die schone schiptjes zien
Jason is de enige jongen uit een vissersfamilie, zowel van zijn moeder als zijn vaders kant. Gebrakt en gespogen uit de visserij, zoals ze zeggen. Zijn vader heeft een schiptje en heeft altijd gevist, zijn broer is visser en zelf wil Jason ook niets anders.
Wanneer zijn liefde voor de visserij is begonnen, vroeg ik hem.
Ik ben ermee geboren, zei hij uit de grond van zijn hart.
Wanneer hij de eerste keer op t schip was geweest?
k Zat nog in de buik van mijn moeder, was zijn repliek.
En dan zijn vraag: Of ik na mijn vissersvrouwen en na mijn IJslandvaarders geen boek wilde schrijven over de Ibisjongens?
Nee, niet opnieuw een boek, dacht ik even in paniek, want het enthousiasme van ook de andere jongens was groot. Maar dat het niet bij die ene donderdagnamiddagbabbel zal blijven, dat voelde ik al. Er komt een nieuw project, een wat langduriger project, met de zeven jongens van de Ibis.
Jeanne, één van mijn vissersvrouwen, is gestorven, de nacht van zaterdag op zondag. Ze belden me vanuit Godschalck om dit te laten weten. En vanvond bekijk ik opnieuw haar foto en lees even ik even terug wat ze me vertelde
Island, zei ze met nadruk, hoewel ze nooit echt geweten heeft waar dat precies lag. Maar dat het ver was en dat het lange reizen waren, dat wist ze maar al te goed. Elke keer reed ik mee met de taxi, tot aan t schip, daarna liep ik mee naar t hoofd om hem uit te zwaaien. Zelfs als t al donker was deed ik dat, hoewel hij me dan niet meer kon zien.
En Berten, haar man zei daarop: Dat ze je graag ziet, weet je maar op het moment dat je vertrekt. Ik mocht me dat niet teveel aantrekken, anders was dat te lastig, want je wist ook wat je te wachten stond, dat harde leven op zee. Het was altijd moeilijk t moment dat je uitvaarde, maar een keer vertrokken, dacht je er niet meer aan want dan zat je in de wiede wèreld.
Maar terwijl haar man al t zeegat uit was, met zijn gedachten al ver vooruit naar het koude Noorden, stond Joana nog altijd te zwaaien op t hoofd.
Ze was al een jaartje erg ziek. Dat het eten haar niet meer smaakte, zei ze me elke keer als ik bij haar langs ging. Ik zag ze vermageren, wegteren. Berten zat er verweesd bij. Want hij wist dat hij op zijn beurt háár zou moeten uitzwaaien.
De wandelaarskaai: mistig, winderig en stil. De kantiene: rokerig en rumoerig. En een vijftal oude IJslandvaarders aan de praat. Mannen die nog op de O.305 François Musin hebben gevaren. Ze vertellen over storm en black frost, ze vertellen overe grote vangsten en visgronden en over mannen en schepen die op zee zijn gebleven. Henri in zijn schoolmeesterstijl, Erik beretrots op zijn exploten, Albert een beetje gesloten maar met zijn monsterboek en fotos mee, en Charel Nassel met veel godvers en godverdimmes En Marietje die vertelt hoe haar man geld verdiende als slijk en ze met de reizen op de François Musin hun eerste bouwgrond hebben gekocht. De herinneringen maken haar week en haar ogen worden rood wanneer ze ook vertelt over haar zoon die verdronken is.
Ondertussen draait de camera en stilaan gaan de gesprekken een andere richting uit: de VRT en de vissershaven. Schaamte en schande maar ze geven toe dat het optreden van Albert en Jonas Steyaert in de laatste show zeer de moeite was.
s Avonds zie ik Albert Steyaert terug in de vissershaven bij de camion vol vis, het werk in de vismijn, de visafslag hij heeft goed verdiend, hij is dik tevreden. Anders is het gesteld met Timothy. Storm op zijn eerste reis, een magere vangst met moeite een mandje vis. Bovendien ziet hij het leven op zee niet zitten, hij heeft geen voeling met de visserij, hij stapt er uit. En daar is zijn jonge vrouwtje heel blij mee. Want zij wil haar man thuis, niet op zee. En ja, ook dat is de visserij.
Ik ben er nog niet uit of ik later wanneer ik dood ben begraven wil worden of gecremeerd, laat staan of ik al weet of ik al dan niet in zee wil uitgestrooid worden. Maar wellicht vraag ik dat liever aan mijn kinderen. Hoe zij dat zien. Want het is hoe dan ook eerder hun pobleem dan het mijne. Tja, zon bedenkingen komen in je op als je t graf gaat fatsoeneren van je man.
Het is een jaarlijks ritueel, zon dag of tien voor 1 november. Liefst doe ik dat op een mooie dag. Met vallende, goudgele bladeren en zonlicht als pasgepoetst koper. De rit naar Middelburg voelt altijd wat melancholish, maar zeker niet triestig. Het kiezen welke kleur voor de chrysanten dit jaar paars is al evenmin treurig, want dan koop ik nog altijd een potje Erica voor thuis.
Het kerkhof in Belgisch Middelburg is een stemmig plekje. En die ene keer per jaar kom ik er graag. Benieuwd hoe de eiken balken erbij liggen. Verweerd, ik weet het. Maar toch mooi in zijn eenvoud. Of liever in zijn verval.
In de aarde die ik omspit liggen massas kleine witte bolletjes en straks, als de winter voorbij is, wordt dat weer een bed sneeuwklokjes. Ik trek een paardenbloemwortel uit en verwijder een paar zwammen. En ja, ik kom weer een paar stukjes been tegen. Van mensen die heel, heel lang geleden hier werden begraven. Ik neem ze even in mijn hand, bekijk ze en stop ze weer in de aarde tussen de bloembolletjes en tussen mijn potten paarse chrysanten.
Ik wis de grond van het hout, ik wis het uit de letters die dit jaar echt wel helemaal onleesbaar zijn geworden. Ik rakel de aarde voor het graf, ik rakel mijn voetstapen weg en ineens weet ik wat ik daar volgend jaar zal leggen. Voor het graf, in de zwarte grond: zijn naam in witte keitjes. Frans.
Zou ik toch een beetje beginnen twijfelen aan mijn mening over 'de vissershaven'? Als ik sommige vissers hoor, dan moet ik even 't volgende kwijt... Het lingeriesetje is vergeven. Er wordt nog wel wat mee gespot, maar Natacha vat het goedlachs op. En haar man Jo wordt er nog volop mee geplaagd. Maar mekaar plagen, dat is schering en inslag bij de vissers. 'En 't is toch schoone hoe ze toont hoe graag ze haar man ziet', zei me een visser. En Santa was een zielepoot op 't einde van zijn leven, iedereen wist dat... maar ze kijken er doorheen: belangrijker is dat hij een goeie schipper is geweest. En het is dat laatste dat ze onthouden. Gelukkig maar! De twijfel slaat dus bij me toe... Tot het gesprek over Gregory en zijn moeder gaat. Daar is iedereen het over eens. Geen respect, het is schandalig... daar hebben ze geen woorden voor, dat kunnen ze niet hebben. Want de band tussen de visser en zijn moeder is heel hecht... voor een visser is de moederfiguur heilig!
Toch gemakkelijk om die oude visser Santa en zijn moeder zo te kakken te zetten! Die ene blik van verstandhouding die zijn moeder naar de camera wierp, zo van hij is toch niet veel waard hé dat hebben ze toch maar uitgezonden. Terwijl ze toch ook wel weten hoe die moeder met hem inzit, hoe graag ze hem ziet, hoe bang ze is dat hem iets overkomt.
Vreselijk vond ik dat hele gedoe, hoe ze hem uit het café ging halen, hoe ze hem voortdurend de les las.
Maar wat ik op het eidne van de uitzending wel heel mooi vond: hoe onbeholpen die man aan wal, hoe hij opleefde als hij op 't schip kwam, 'onder maten' en hoe hij helemaal openbloeide wanneer hij in zee stak. Ik kan niet anders dan op zee te gaan
En de jongens van de IBIS... ze kwamen me heel sympathiek over. Ik vond het wel grappig hoe ze die grote tegen hun zin zaten te zingen, terwijl de kleintjes ervoor gingen. En dan dat stiekeme roken: kostelijk om te zien hoe ze proberen de regels te omzeilen. Maar het geheel, het lijkt wet een zottekot. Alsof die leraars geen feeling hebben met die gasten. Hoewel ik weet dat het helemaal anders is. Het was voor die leerkrachten en opvoeders geen cadeau om de camera in hun rug te voelen. Ze zijn gepakt geworden, de camera heeft hen voorgesteld als een bende slapjanussen. Wat ze zeker en vast niet zijn.
Zelf heb ik weinig met pikante lingerie. Sportief en naturel boven de kleren, idem dito eronder, vind ik. Dat sommige vrouwen op wat gewaagder underware vallen, daar heb ik zeker geen moeite mee en begrijp het enigszins. En dat vele mannen kicken op een sexy kanten setje, dat begrijp ik zelfs nog beter. Maar het hele gedoe met het kraakwitte niemendalletje in de vissershaven was er dik over. Dat Natacha op het idee kwam, kan best zijn, maar dat het allemaal zo werd uitgesmeerd, is wis en zeker de inbreng van de regisseur. Het was zielig hoe haar visser Joachim doodmoe in de zetel lag en niets anders wilde dan eerst en vooral een grote tuk. Een keer uitgeslapen zou het wel weer stoeien worden. Maar niet wanneer hij doodmoe, net uit de zee komt. En al zeker niet wanneer de camera registreert. Want ik vermoed dat het vooral dát was wat Joachim vreselijk stoorde. Die f***ing camera!
Verder vond ik de aflevering nog enigszins meevallen en wil ik niet al te kritisch zijn. Televisie wil uiteindelijk ook entertainen, laten we dat ook niet uit het oog verliezen. Zo vond ik het heel interessant te zien hoe Kenny er zijn eerste reis afbracht en de reacties van de mannen daarop. De jongen was bijna voortdurend zeeziek en je zag gewoon de twijfel in zijn ogen. Of de visserij wel iets voor hem was? Maar hij heeft doorgezet. Nu, vier jaar later, is hij aangemonsterd op de N.22 Mayra-Lisa, het vissersschip dat onlangs in de vaart kwam.
Schipper Franky, Smitje, van de O.191, vond ik ook heel authentiek. Hoe hij zijn frustratie uitte. Dat er een paar zware woorden werden doorgedraaid omdat hij drie weken niet kon uitvaren, is nogal logisch. Maar hoe zijn vrouw en Dolly, de visverkoopster van de trap, reageerden, was toch ook heel erg dik in de verf gezet. Wanneer er braak is met t schip, is dat natuurlijk heel vervelend, voor iedereen. Maar doen alsof schip en bemanning elk ogenblik naar de kabeljauwkelder kan gaan ? Wellicht toch weer de regisseur
Ondertussen is Gregory van het toneel verdwenen en worden een stel gasten van de IBIS opgevoerd. Dat wordt lol trappen op school en op t opleidingsschip. Benieuwd wat het volgende week wordt. Want hoe dan ook blijf ik kijken en geniet ik toch van de momenten waarop ik voel dat het juist zit.
De vissershaven een serie waar ik me al weken tevoren op had verlekkerd. De ontgoocheling was dan ook zeer groot. En niet alleen bij mij. Vissers spuiden zware kritiek, vissersvrouwen herkenden zich niet, de visserijschool vond het een spijtige zaak.
Ik ga niet alles afbreken, zeker niet. Kenny, tof gastje die een eerste keer mee in zee gaat. Hij wil meedoen met de koppage, gaan zuipen en naar de wijven gaan kijken. Maar hij moet op de boot blijven. Kunnen we nog vertederd om glimlachen. Dat hij een paar uur later zijn maag binnenste buiten kotst, zal tot groot jolijt van de kijkers zijn. Maar misschien is het wel eens goed dat dit getoond wordt. Welke zware tijd de joengetjes doormoeten vooraleer ze lichtmatroos en dan matroos zijn. Een keertje wat ouder, went het allemaal wel en krijgen ze zeebenen. Hoewel wanneer er veel deining zit in het water, hebben sommige vissers een leven lang last van zeeziekte.
Greogory, dat is een andere zaak. Een misdadiger kopte het Laatste Nieuws. Grof vond ik dat. Ik probeer te relativeren, te begrijpen. De vader op zee gebleven. Jongen hoort dat via de radio. Wat doet dat met een kind? De moeder kan hem geen structuur bieden, heeft geen gezag. Wat doet dat met een jonge gast? En de vriend van de moeder? Welke rol speelt hij? Waarom doet Gregory zo chagrijnig? Legt hij er nog een schepje bovenop omdat de camera het registreert? Ziet hij een kans om zich interessant te maken? De regisseur trekt zich daar niets van aan, hij heeft maar één doel: voer voor de kijkers.
Franky, de schipper, een schitterende kerel. De opnames op het schip. Goed gedaan! Met de camera werken met zon geweldige zee. Bravo, mijn felicitaties!
Ook de vissers Bernd en Joachim zijn hardwerkende prachtventen, maar veel komen ze niet aan het woord. Spijtig, want de camera heeft Natacha ontdekt en focust op haar. En opnieuw en opnieuw. Stuurt haar een bepaalde richting uit. Een lingeriesetje meegeven op zee? Nooit gezien. Het gezwam aan de ontbijttafel? Waar gaat het hier over? En tata en nog eens tata en love you als het schip al een flink eind t zeegat uit is. De modale vissersvrouw herkent zich daar niet in.
Okee, Natacha is Natacha. Ik ken haar persoonlijk en t is een heel toffe meid. Maar er zijn geen twee Natachas in heel de visserijwereld. Knuffelen gaat er in de visserij heel wat gedeisder aan toe. Toch in hetgeen ik rond me zie, in hetgeen ik hoor. Graag zien uit zich in de visserij niet in kussen en uitgebreid afscheid nemen met veel tatas. Veel gevoelens tonen de vissers en vissersvrouwen niet. Teveel stilstaan bij wat er kan gebeuren, is niet goed, is niet leefbaar. Het is een vlug weggewiste traan als t schip t zeegat uit is, een opgekropte snik als de kinderen naar bed zijn, of naar school.
Maar dat de vrouw haar visser graag zien, is zeer zeker, misschien nog zoveel liever dan vrouwen die hun man elke dag zien. Want het is een verdomde opgave om telkens opnieuw afscheid te nemen en zich telkens opnieuw aan te passen als hun man weer terug is. Accordeonvrouwen noemen ze zich wel eens.
En ook voor de vissers is het moeilijk. Een hele tijd op zee en dan weer proberen te aarden, proberen echtgenoot en vader te zijn. Bij kustvissers is het helemaal een ramp, de wereld op zijn kop: elke nacht in zee en elke ochtend weer je bed in
Ik hoop dan ook dat de serie betert. Ik hoop dat we een juister beeld zullen krijgen van de visserij. Want als het niet zo is, dan blijft iedereen zijn visje eten met evenveel smaak als tevoren, zonder besef wat een visser er moet voor doen. Blijven we zelfs zitten met nog minder begrip voor de visserij. En dan blijven de mensen dénken, wat ze vroeger luidop durfden te zéggen: t Is maar een visser