In in defence of lost causes zet Zizek een onderzoekspoor op waar POP wel oor voor heeft. Hij vertrekt vanuit een aantal zogezegd foute of verbrande filosofen. Namelijk die filosofen, die vanuit hun denken zich effectief politiek geworpen hebben. Grote voorbeelden bijven Socrates, Plato maar die worden niet als verbrand gekenmerkt. Zizek staat voornamelijk stil bij Heidegger en Foucault. De idee is dat er toch wel degelijk iets filosofisch te leren valt uit hun schriftuur. Zoals hij het mooi omschrijft why Heidegger took the right step (albeit in the wornd direction). En dat doet Zizek systematisch in dit boek, een aantal politiek fenomenen waar bij wijze van spreken de intellectuele goegemeente neerbuigend over doet of afwijzend naar kijkt, wil hij nauwgezet bekijken en analyseren of er toch geen zekere weg is afgelegd die anders helemaal uit het blikveld zou verdwijnen. Methodologisch betekent dit hij enerzijds het denkspoor van de filosoof nauwgezet volgt, en anderzijds voortdurend zoekt naar een herinterpretatie van de aangereikte concepten om het doodlopende spoor dat de verbrande denker heeft opgezet net zolang mogelijk te volgen. Kortom, een gevaarlijke filosofische onderneming omdat hij dat zeer verketterde stellingen dient in ogenschouw te nemen. Het POP waardeert een dergelijke gedurfde denkoefening, als een betekenisvolle inspanning. In deze werkmethode zit dan een welbepaalde kijk op de geschiedenis en werkelijkheid geïncorporeerd, een soort eeuwige terugkeer van hetzelfde, niet zozeer als ontologische referent voor de werkelijkheid maar als politiek ontologische cyclus.
Categorie:Methodische overwegingen
|