Inhoud blog
  • Gij Edegemse Beek
  • Het pleintje
  • Blauwgrijs
  • Beeksurfen
  • Erg was dat niet.
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Nog even leven op aarde?

    18-02-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.het hemd

    Doorgaans zijn het kleine kamertjes.  Vooral in de zogenaamde “bruine café’s, zijn sanitaire installaties voor klanten, indien ze überhaupt aanwezig zijn,  ogenschijnlijk abrupt in een primair afwerkstadium door de aannemer verlaten.  De illustere scène uit Trainspotting indachtig, waarin Mark Renton geconfronteerd wordt met een toilet waar de originele kleur van de pot en zijn omgeving minutieus werd gecamoufleerd met gemummificeerde ontlasting, ving hij de zoektocht naar een dergelijke plaats aan.

    Zich begevend in de richting van de toog, had hij het knap lastig om de toiletten te lokaliseren.  Ook de uiterlijke verschijningsvorm van de andere herbergbezoekers, nodigde hem niet meteen uit om deze om hulp te vragen in zijn queeste naar de plee.  De persoon die het dichtst bij hem zat, keek in zijn richting maar scheen los door hem heen te kijken.  De ogen wezen duidelijk in zijn richting maar de beelden die werden opgevangen werden, hopelijk tijdelijk, niet meer doorgestuurd naar het coördinatiecentrum.  De uitdrukkingloze blik was veelzeggend.  De omgeving van de ogen deden hem overigens twijfelen over de sekse van het figuur.  Ook het sap dat voor diens lijf stond, liet geen hint los.  Het betrof een streekbier.  Hij dacht dat er één item was waarop hij jaloers kon zijn: het prachtig gekleurde geruite flanellen hemd.  “Wie zou dat gekocht hebben?”, vroeg hij zich af.  Hij scande de omgeving af  maar zag geen aanwijzing voor een wc- aanwezigheid.  Hij besloot rechts van de toog te gaan wandelen.  Daar zag hij een doorgang in de vorm van een deur maar zonder deur.  Hij liep deze in en verwachtte eigenlijk elk moment dat hij zou teruggefloten worden door een woeste herbergier.  Dit gebeurde niet wat hem sterkte in zijn vermoeden dat hij goed zat.  Links was een deur waarop “PR” stond met duidelijk enkele ontbrekende letters erachter.  Verderop rechts stond een deur open, weer zonder deur, dewelke hij binnen wandelde.  Hij stootte pardoes op twee pissijnen.  Het rechter exemplaar leek hem geschikt.  In de bak lag een stuk gekleurde zeep, die geur afgaf telkens wanneer er vocht over stroomde.  Terwijl hij zijn lul uitkleedde, ervaarde hij zintuiglijk dat kordate voetstappen naderden.  “Die wisten de weg”, dacht hij en nog voor hij goed en wel zijn plasser had bovengehaald, stond het prachtige hemd naast hem.  Boven het prachtig gekleurde hemd stonden twee ogen in zijn bak te kijken naar het vocht dat hij geweldig deed neren in de kleine pisbak.  De mond boven het prachtige gekleurde hemd stond wat open.  “Hallo”, zegde hij tegen het prachtige gekleurde hemd.  Het hemd deed zijn mond dicht, kneep de lippen wat opeen en knikte zacht.  Er verscheen wat begrip op het aangezicht van het prachtige gekleurde hemd.  “Mag ik ‘ns wat vragen?” zegde het prachtige gekleurde hemd.  Zonder op een antwoord te wachten, ging het hemd voort: “Hang jij je ballen uit je onderbroek wanneer je rechtopstaand pist of trek je enkel je lul eruit?”  Hij keek naar zijn lul net als het hemd dat in zijn bak loerde.  Zijn ballen waren nog verpakt in onderbroek.  Terwijl hij terug oogcontact zocht met het hemd, zei deze laatste: “prachtig dat je je ballen niet uithaalt, die heb je toch niet nodig om te pissen”.  “Zo spaar je energie”, voegde hij er nog aan toe terwijl hij enkele keren knikte en knipoogde.  Hij klopte zijn lul af en borg deze terug op.  De krachtige straal van de kraan boven het piepkleine lavabootje overstemde de opmerking van het hemd : “De mijne heet Joris”.  Hij deed alsof hij hem niet hoorde en droogde zijn handen af met twee vellen papier.  “Zeg Joris ‘ns gedag”, riep het hemd luidop terwijl hij met ene brede grijns zijn halflange zwengel van links naar rechts zwaaide.  “Gedag Joris”, fluisterde hij net voor hij het hemd wilde passeren.  De armen van het hemd hielden hem tegen.  “Ik ga terug naar het café”, merkte hij op terwijl het hemd voor hem stond.  “Verspil je nu niet te veel energie?” zei hij tegen het hemd.  Kwijl droop langs de open mond op het prachtige hemd.  Het hemd grijnsde machtig en op dat moment plaatste hij zijn rechterknie tegen het lid van het hemd, dat daarop met en harde bonk de oude tegelvloer opzocht.  Het hemd krakeelde niet van colère maar vloekte enkel binnensmonds.  Hij wist dat iemand dat enkel zou doen wanneer die persoon niet aan zijn proefstuk toe was.  Hij stapte over het hemd, draaide in de deuropening nog een laatste maal naar het hemd en haastte zich enkele minuten later naar het café.  Hij legde een halve euro op de toog voor het wc- bezoek en verliet de afspanning.  Terwijl hij de afspanning voorbijliep, keek hij in de kleine glas in lood - ramen van de afspanning trots naar het prachtige hemd dat hem warempel als gegoten zat.    

    18-02-2016 om 23:13 geschreven door Padrick  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    De lange stukken rechtdoor waren het ergste.  Hij diende zichzelf sporadisch een ferme slag in het gezicht toe om wakker te blijven.  Maar hij deed het dolgaarne.   Zijn stel stevige poten hielden de teugels van het de drieste blok metaal onder de knoet.  De treinsporen kreunden onder het gigantische gewicht van het gevaarte.  Alles werd vermorzeld.   Ook een Blauwe Vinvis en een Opel Ascona.  Niets was opgewassen tegen 80,000 ton ijzer. De volle maan verlichtte de bestuurderscabine voldoende.  Er was maar één nadeel aan heel de goederentreinbesturing en dat waren de zwartrijders en de zelfmoordenaars.   Hij had enkel respect voor zelfmoordenaars.  Zo leerde hij op een avond Pepijn kennen.  Pepijn de eigenmoordenaar.  Deze figuur wenste een einde aan zijn leven te maken door zichzelf voor een rijdende trein te gooien.  Lang had hij er blijkbaar niet over nagedacht.  Op een schier eindeloos lang spoor had hij zichzelf vastgemaakt aan de sporen.  Je kon hem moeilijk missen vanop minstens een halve kilometer.  Op de één of andere bijzondere manier gaf de man licht.  Dat is nadelig wanneer je nogal stiekem eigenmoord wenst te plegen.  Hij stopte de trein dus, verliet de cabine en schokte in de richting van het hoopje wanhoop op de sporen.  Het was mei.  Een Nachtegaal liet zich kortbij horen.  Twintig jaar geleden speelde ik nog met blokken, dacht hij terwijl zijn schoenen de grote kiezels in de spoorwegbedding deden knarsen.  Hij naderde een oude bekende.  Dat was althans de gedachte die hem overviel toen hij op het wanhopige reepje mens af stapte.  Hoe meer hij naderde, hoe trager hij ging.   De nacht had vele bekoorlijkheden.  Lelijkheden vielen niet op en de schijnbare afwezigheid van anderen werkte ontspannend. Zelf was hij niet lelijk, althans niet op het hoogtepunt van zijn schoonheid, zo rond een jaar of elf.  Nadien ging het bergaf.   Hij zou zich voor zijn eigen gebrek aan bekoorlijkheden niet ombrengen zoals de homp vlees dat zich op zo'n twintig meter afstand op de sporen bevond.  Hij bleef staan, armen naast het lichaam, keek rondom zich en nam wat tsjirpende insectengeluiden in zich op.  Vervolgens keek hij naar de spoorweg, die bedekt was met wanhoop.   Achter hem stond zijn trein, een ferm stuk trein.

    “Is u wel?”, riep hij de spoorligger toe, met de handen rond de mond een megafoon nabootsend om het geluid beter over te brengen.

    De spoorligger reageerde niet.  Althans, dat wilde hij niet en zo had hij het zich ook voorgenomen.   Zijn laatste woorden waren al lang uitgesproken.  Die waren voor zijn moeder geweest die hem op de aarde had gezet en nu moest laten gaan.  Tegen haar zin, zo hadden haar tranen gezegd.   Spoorwegman draaide zijn hoofd naar hem toe en hoorde hem zijn vraag herhalen.  Er verscheen een glimlach op het gelaat van de man.  Wat daarachter schuilging waren prachtige momenten uit ’s mans leven geweest.   Onvoorwaardelijke ouderzorg, jeugdige gelukzaligheid, het hebben mogen leren kennen van rechtvaardige, minzame en steengoede mensen. 

    “Vindt u dat nu werkelijk iets om te vragen aan iemand die zich voor een trein legt?” vroeg ligman met een schittering in de ogen.   

    “Het kon perfect zijn dat u hier per ongeluk in slaap was gedommeld of dat schurken u hier hadden vastgemaakt.”

    Ligman begon vermakelijk te lachen en voegde toe dat hij niet 'wel' was en hij op het punt stond zijn tijd op aarde drastisch in te korten.

    Met zijn handen in de zakken staarde hij naar ligman en vouwde zijn gezicht in een afkeurende blik.  “Ga 'ns van de sporen af, ik heb geen zin om politie deze mooie nacht te laten verbrodden.”   De ligger verroerde geen vin. 

    “Oprotten kerel.  Laat me niet tot ginder komen.”

    Hij dacht aan een warm stel borsten, meteen nadat hij dat had gezegd.  Het waren zo'n stel borsten waarbij je niet doorhad dat het er twee waren.  Het was net een ferme boeg van een oceaankliever, de golven brekend.  Je wist dat het er twee waren, maar ze waren net één.  Ze waren zo aan elkaar gehecht dat ze een in elkaar waren opgegaan.  Geen luchtballon maar eerder een zeppelin.  Een stel zware borsten op kamertemperatuur.  Daar had hij wel zin in. 

    Hij zette een enkele passen in de richting van het uitgerekte lichaam dat hierop meteen zijn richting uit keek.

    “Mijn hele leven heb ik gediend”, sprak hij met zijn gelaat ferm naar hem gericht.  Gewerkt, complimenten gegeven, gespaard, cadeaus gekocht, gezwoegd, aanbeden, gekookt en getimmerd.  Op geen enkele wijze op geen enkel moment heb ik ooit het gevoel gehad dat ik gewenst of geloofd, begrepen en geliefd was.  Nooit.”  Ligman begon te janken temidden van wegdeemsterende faunageluiden.

    “Je hebt nog zelfmedelijden.  Dat is dodelijk voor een zelfmoordenaar.  Laat het mij anders uitdrukken.  Dat is eerder een reden om je niet van kant te maken en van mijn sporen te gaan.  En rap wat”, mompelde hij stoïcijns.

    Er flitsten allerlei vrouwenborsten langs zijn blikveld.  Aan het einde van de flits vloeiden ze telkens in elkaar over tot een ééntepelige zeppelin.   Uiteindelijk losten ze op, gelijk een zeepbel.  Hij werd er rustig van en vroeg wat de treinspoorligger zoal had gedaan om den brode.   Dat was niets bijzonders geweest en mocht het iets uitzonderlijks zijn geweest, had hij er geen aandacht aan besteed.  Hij wilde terug achter het stuur van zijn trein.  Een mens is bijzonder krachtig wanneer hij dood wil.  Hij was op de man afgelopen, had de hoop vastgenomen en getracht van de sporen te trekken.  De man hield zich met de handen vast aan de sporen.  Hij leek wel weerhaken te bezitten op zijn handen, of alleszins van die zuignappen, zo fel bleef hij de sporen omknellen.  Om de man ervan te weerhouden om de sporen te sterven, plaatste hij zijn schoen tegen het hoofde van de spoorligger.  Deze laatste raakte bewusteloos zodat hij hem van zijn spoor kon halen.  Hij legde hem op een ander spoor waar de trein van 05:25u richting Brussel hem zou meenemen naar waar mensen geloofd, geliefd, gewenst en begrepen zouden worden.      

    18-02-2016 om 22:56 geschreven door Padrick  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    Archief per week
  • 23/05-29/05 2016
  • 14/03-20/03 2016
  • 29/02-06/03 2016
  • 22/02-28/02 2016
  • 15/02-21/02 2016
  • 23/02-01/03 2015
  • 09/02-15/02 2015
  • 02/02-08/02 2015

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs