Wanneer de stilte je 's nachts zomaar wekt, weet je even niets meer. Je weet niet meer wat je de afgelopen dag gedaan hebt, hoe laat het is, waarom je überhaupt wakker bent en wie er in duivelsnaam naast je ligt. Even weet je niet meer wat te doen. Je beweegt, of toch niet. Je draait je om en kijkt in het kwijlende slaapgezicht van je geliefde. Of niet. Je weet niet, het waarom niet en het gegeven niet, maar je grist desalniettemin een verfrommeld stuk papier en een potlood van het kastje naast het bed, en begint te schrijven...
11-03-2013
Opgezet spel
--- Ik weet het, ik heb die beginzin al gebruikt. Maar soms blijft het spoken, en spoken zijn hardnekkig...
Wat zou jij doen als je
leven bedreigd werd? Zou je gillen, wegvluchten, wanhopen, terugvechten, je
pokerface opzetten en het spelletje meespelen, afscheid nemen of de boel
belazeren? Zou je het lef hebben om je eigen dood in scène te zetten, gewoon om
achteraf weg te kunnen komen? Als een dier opgepropt in een krap hol probeer je
de mensenhand te ontwijken die je bij je voorpoten naar buiten probeert te
trekken. Je verzet je tegen hen die je willen stelen, hen die je willen opbaren
alsof je een attractie zonder levenslust zou kunnen zijn. Je staart zou als een
futloos hoopje haar over de grond heen slepen terwijl de mensenhanden je
kneden, je helemaal hervormen totdat je zelf geen wil meer hebt. En wat ben je dan,
zo zonder je eigenwaan, zo zonder haar,
zonder pluizen die je definiëren nog meer dan de vormen waarin je jezelf
forceert. Je pootjes raken nog maar licht de grond wanneer je alsnog een poging
doet je dierlijkheid te behouden, wanneer je alsnog probeert vooral géén
speelgoedbeest te zijn, maar je bent te laat. Ze ontnemen je je apenveren al
was het volkomen normaal dat ze zoiets konden stelen. Moeder Natuur werd
onvrijwillig ziek gemeld de dag dat jij je wilde kempharen verloor. Je Moeder
bedroog je met een ander kind, koos een ander om haar Natuurtalent te worden en
jij, jij werd niets meer dan een vergeten knuffelbeest in een uithoek van de
kast, opgezet en uitgedost als ware dat
het doel van je kleine leven waarin je nochtans getracht had om een goede
boomplanter te zijn.
Niet eens namen ze de
moeite je te leren kennen en eenmaal uitgeplukt maakte het ook niet meer uit
wat je naam geweest kon zijn. Met verbeten kraaloogjes staar je naar de hand
die pretendeert je te voeden en zet er je afgestompte tanden in, maar toen je
eenmaal geleerd had wat ze wilden zien werd het alleen maar erger. Ze leren je
te focussen op je ademhaling en alles te vergeten dat je weet en willen kunt.
Alles te vergeten dat je bent.