We verliezen ieder dag 'n stukje jeugd,
'n tikkeltje van die kindervreugd.
Zo worden wij stapsgewijs volwassen,
tot we zelf op de jeugd moeten passen.
We verliezen iedere dag keer op keer,
wetend die tijd komt niet meer.
Dus zullen wij allen erover moeten waken,
dat een ieder hem optimaal mee mag maken.
We verliezen iedere dag, is wel gebleken,
weer een van onze jeugdige streken.
Toto wij wieer op een leeftijd komen,
dan stralen wij de jeugd uit in onze dromen.
Als je oud bent en versleten
zijn de mensen je zo vergeten.
Al wat je voor hun hebt gedaan,
wordt niet geteld, je hebt afgedaan.
Als je oud bent, en niet goed ter been,
hoef je ineens nergens meer heen.
Je wereldje verkleint op slag,
Ach, het hoort bij de oude dag.
Als je oud bent en vergeetachtig,
vindt men het schijnbaar zo machtig.
Om te zeggen op zo'n moment,
ja oma, je wordt dement.
Als je oud bent kan het het schudden,
is de menselijkheid in een woord knudde.
Iedereen heeft het ineens zo druk,
je bent oud, je bent een kruk.
Als je oud bent weet je een ding,
hoe hard de vooruitgang ook ging.
Eens voelt men ook hoe het is,
als men zelf oud en versleten is.
Als je door verdriet wordt neergeslagen,
het waarom van dit, aan niemand kunt vragen.
Dan is het goed, dat je zoveel lieve mensen ziet,
ook al vinden, zij de juiste woorden niet.
Dat ene straaltje van de zon,
is maar nodig,
om aanwezigheden te meten,
van schaduwen om je heen.
Zodat je nooit zal vergeten,
je staat niet helemaal alleen.
Een schaduw in de zon,
wil zeggen, er is iemand voor je.
Misschien nu nog verborgen,
maar wel zichtbaar onderweg.
morgen zal het lente zijn,
dat zeg ik tot mezelf.
mijn hart is als een rozenknop,
die weldra opengaat.
de rode kleur zal prachtig zijn,
vol van leven.
ja heerlijk zo'n dag,
die lentemorgen zal aanbreken.
als ik de zon zie zakken, ver weg in de zee.
dan dwalen mijn gedachten, die zweven met me mee.
naar mooie warme landen, en palmen op een strand.
daar ergens aan het water, daar aan de overkant.
maar ach, het is maar een droom, een prikkel van mijn geest.
zelf ben ik nooit verder, dan EISDEN geweest.