Ik ga graag naar de biomarkt op zondag op het Falconplein. Morgen kan ik niet en daarom ging ik vandaag naar de zaterdagmarkt. Feitelijk is daar veel meer te vinden en is het aangenamer daar rond te kuieren. Biobrood heb ik er gevonden, en Polle de geitenboer staat daar ook met zijn kaas. Hij heeft wel geen biolabel, maar de kaas wordt toch in verschillende biowinkels verkocht. Wat mij wel vooral opvalt is dat bij de groenten en fruitkraam op de biomarkt meer buitenlandse producten liggen dan deze van eigen bodem. Vorige week kochten wij er appelen, en vonden thuis op het etiket overal de herkomst "Nieuw-Zeeland". Jammer, maar transport is ook een bepalende factor in het bio-zijn. In de supermarkten wordt regelmatig melding gemaakt van de herkomst van het product. Mogelijk dat de marktkramers dat niet zo direct weten, maar het zou toch een zaligheid zijn, moest het bij de prijs vermeld worden wanneer ze het weten. Om de ecologische voetafdruk te bepalen is transport ook een ontzettend belangrijk onderdeel, mogelijk wint het meer en meer aan belang. Zou het dan geen idee zijn om een soort ethibellabel te ontwerpen waar de voetafdruk mee kan worden weergegeven. En als bijvoorbeeld een verbod op productie of import van producten kan gemaakt worden op producten, welke een percentage boven het gemiddelde zitten zijn we ook goed bezig. Op zich kan het geen kwaad dat het gemiddelde met vijftig procent zou overschreden mogen worden. Automatisch zou dit gemiddelde toch gaan dalen, omdat er een druk ontstaat om aan de normen te voldoen. Dit systeem geeft ook meer en meer voorrang aan landbouw en productie dicht bij huis, en de waarden van de ecologische voetafdruk kunnen ruimer worden wanneer deze meer en meer als handelsinstrument gebruikt wordt. Beginnen bij de ecologie, en daarna combineren met het Max Havelaar label, zodat ethische normen mee belangrijk worden, en niet gescheiden dienen bekeken te worden.
Momenteel nogal hot in het nieuws zijn de Franse zigeuners die neerstrijken op een Belgisch privéterrein om daar 's avonds erediensten te organiseren. Het is een erkende protestants religieuze beweging die om meer zieltjes bij hun volksgenoten te winnen rondtrekt. Waar dit vroeger met één persoon gebeurde die in zijn gelijk geloofde, zijn er nu een tweehonderdtal caravans nodig om het volk te vervoeren. Dat is een Ontzettende overrompeling, wanneer die mensen zomaar op uw weiland komen staan. In Dour staan ze nu op een land dat speciaal vrijgehouden wordt voor het muziekfestival daar. Tijdens het jaar zal dit voor wel iets anders gebruikt worden, vermoed ik. Dat de zigeuners zich niet welkom voelen in België is wel een kromme redenering. Een aanvraag om ergens te parkeren met die troep wordt niet gedaan, want het zou toch geweigerd worden, zo zeggen zij. Zijn zij eigenlijk nog van deze wereld, of is hun god zo zinsverbijsterend dat ze niet beseffen dat iedereen momenteel moet betalen om ergens te mogen staan. Ook als het openbaar domein is, wordt er steeds een bijdrage gevraagd. Misschien wordt dit als onrechtvaardig beschouwd, want zij zijn zigeuners en deze bevolkingsgroep heeft altijd rondgereisd en nooit een vaste staanplaats gehad. Dat kan allemaal wel waar zijn, maar vroeger was het wel nodig om rond te reizen om voedsel voor de dieren die werden verzorgd te vinden. Wanneer een streek uitgeput was door het grazen, werd opgebroken en werd een volgende vruchtbare streek gezocht. Dat is allemaal mooi en wel op momenten dat er nog overwegend van de landbouw wordt geleefd. In België is echter nog maar 3 procent van de bevolking actief in de agrarische sector. Dan moet ik ook daarbij nog zeggen dat ik bij de caravans tegenwoordig ook alleen maar mensen en honden waarneem, en zeker geen koeien noch paarden heb gezien. Hoe overleven die mensen eigenlijk? Zijn dit vragen die wij ons mogen stellen of leven wij dan met vooroordelen en worden we snel als racistisch gecatalogeerd. Dit is toch een gevaarlijke manier van denken. Ongenuanceerd beschuldigingen uiten ter verdediging van een levenswijze die niet begrepen wordt. Natuurlijk is er tegenwoordig in de pers steeds te weinig tijd om omstandigheden te duiden en weten wij inderdaad niet van daaruit hoe deze mensen overleven. Dit scherpt de "vooroordelen" ofwel de vragen over deze bevolkingsgroep maar aan. Wordt het geen tijd dat hier ergens op radio 1, die toch voor informatie zou staan, op Canvas, de zender met meerwaarde, en in de betere pers, eens een degelijke studie en reportage wordt over gemaakt, waar met plezier naar kan gehoord worden, gelezen of bekeken kan worden, zodat wij beter geïnformeerd zijn en onze vragen bij kost en inwoon en manier van leven van deze bevolkingsgroep beantwoord ziijn?
Een heerlijk filmpje bekeken, animatie weliswaar, maar dit eigenlijk door de onmogelijkheid de hoofdfiguur te laten meespelen. De maker van "Les triplettes de Belleville", Sylvain Chomets, ging gretig in op de vraag van de erfgenamen om een nagelaten script van Tati te verfilmen. Het script dateert uit 1959, en is zeer mooi opgevolgd, zodat de gemaakte spanningen en wilde scenes echt niet te bespeuren zijn. Neen, je ziet bijna Tati in levende lijve over dit scherm dartelen, met zijn eigen stuntelige manier van lopen en kijken. Monsieur Hulot komt op het einde in een bioscoopfragmentje zelf in beeld, wat het afscheid en de confrontatie in de film nog mooier maakt. Zoals ik in een recensie las, is de film opgedragen aan zijn dochter, waar hij het scenario ook aan gaf, en is het een hommage, of mogelijk beter een verontschuldiging naar haar toe. Naar het schijnt zou hij haar niet veel gezien hebben en nu komt de vaderlijjke liefde er mooi in uit. Maar op de typische manier van Tati is de humor zo speciaal en feitelijk intriest. De man is niet gelukkig geweest en heeft steeds aan de zijkant met een milde ironie op het leven gekeken. De animatiefilm is zo wonderbaarlijk gemaakt, bijna volledig met de hand getekend, naar het schijnt, en laat je nooit uitbundig lachen (dat was bij Tati nooit), maar de glimlach geraakt bijna niet van je gezicht. En toch besef je dat deze film zeer intiem en intriest is.
Kijk, wie we daar hebben. Twee dagen tevoren waren we een bejaarde Brit tegengekomen op de ferry over de Maas. Hij was de Noordzeeroute ook aan het fietsen, net zoals wij. Bij hem weren er herinneringen aan 1948 of 1951 toen hij deze tour ook zowat gedaan had. Met de auto was het nu veel te duur om al die ferrys te betalen en daarom was hij nu met een Brompton vouwfiets. Een vouwfiets! Wij met ons tweeën elk met een goed uitgeruste hybride: voortassen, achtertassen, stuurtas en op het bagagerek bij haar de tent, bij mij stoeltjes, een matras en matjes om te luieren. Op de vraag waar hij sliep met de veronderstelling dat hij wel bed and breakfast zou verkiezen, wees hij naar de zak die aan het zadel bevestigd was, zijn Tenet. En op zijn voorwiel was een drager met daarin een grote sporttas, zijn kleren en materiaal.
Fenomenaal dat die man op deze manier de oversteek naar Nederland heeft gemaakt. Spijtig genoeg was hij iets te enthousiast om te begrijpen wat zijn verdere reisplannen waren.
Na de veer waren we hem wel kwijtgespeeld, grote wielen rijden sneller, hoewel.
Na een dagje verpozen in Texel en op de tocht verder naar Harlingen, zagen wij tijdens onze middagstop op de dijken een man op een vouwfiets voorbijrijden op het lager gelegen fietspad, de LF route volgend. Een mooie snelheid makend , pet op zijn hoofd als bescherming tegen de zon.
Na ons middageten stopten we om in een café een koffie te drinken. Op de 32 km lange afsluitdijk zouden we onze Britse vriend dan wel moeten voorbijrijden. Toch gebeurde dit niet. Campings zijn er wel niet in overvloed in Friesland, en toen we onze tent opgesteld hadden en Harlingen gingen bezoeken, kwam hij er aan. Op zijn Brompton vouwfiets.
Nice day was it! Inderdaad, de wind zat langs achter op de afsluitdijk en de zon was regelmatig van partij, niet overdreven.