Druk oponderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
Het liturgisch jaar
katholieke feesten het jaar rond
24-12-2009
De geboorte van Jezus volgens A. K. Emmerich (1/3)
De geboorte van Jezus
Naar de visioenen van A.K. Emmerich
Bron : Het leven van de H. Maagd Maria volgens de visioenen van A.K. Emmerich (pag. 303 306)
Anna Katharina Emmerich heeft haar hele leven lang vele visioenen gehad over het leven van Maria en Jezus. Zij heeft alles gezien zoals het in werkelijkheid is gebeurd. Daarom hier een gedeelte uit haar visioenen over de geboorte van Jezus.
De Heilige Maagd bracht de Sabbat in de geboortegrot in gebed door. Jozef ging meerdere keren weg, waarschijnlijk om de sabbatoefeningen in de synagoge te Bethlehem bij te wonen.
's Namiddags gingen zij achter de grot naar de grafspelonk van Maraha, waar zij een tijd onder de heilige boom boven de grot baden.
Maria had tegen de Heilige Jozef gezegd dat haar kind die nacht om middernacht zou geboren worden. Het zou op dat uur negen maanden geleden zijn dat Gods engel haar begrote had. Zij had Jozef gesmeekt om van zijn kant alles te doen om het door God beloofde Kind, dat zij op een bovennatuurlijke wijze ontvangen had, bij zijn intrede in de wereld zo eervol mogelijk te ontvangen. Zij vroeg hem ook dat hij met haar zou bidden om voor de hardvochtige mensen, die hen geen onderdak wilden geven, genade te krijgen.
Jozef stelde de Heilige Maagd voor om de hulp te vragen van een paar goede vrouwen die hij in Bethlehem kende, maar zij wees dit voorstel af met de verklaring dat zij geen menselijke hulp nodig zou hebben.
Jozef maakte nog eten klaar, waarna zij aten en tezamen baden. Vervolgens sloot hij zijn slaapplaats van de overige ruimte af door middel van matten, die hij in de grot gevonden had en aan stokken bevestigde. Hij gaf ook nog voedsel aan de ezel die aan de linkerzijde van de ingang tegen de wand van de grot stond. Dan vulde hij de kribbe met biezen en fijn, zacht mos en spreidde er een deken over uit, dat over de rand afhing.
Wordt vervolgd
De geboorte van Jezus volgens A. K. Emmerich (2/3)
Toen de Heilige Maagd tegen hem zei dat het ogenblik nabij was en hij zich naar zijn slaapplaats zou begeven om te bidden, hing hij aan het gewelf meerdere lampen op, die hij aanstak. Hij ging toen naar buiten, omdat hij meende voor de grot een gedruis te horen. Hij vond daar de jonge ezelin, die tot nu toe vrij in het dal der herders had rondgelopen. Ze was vol speelse vreugde naar hier gerend en nu dartelde zij rond Jozef. Hij bond haar onder het afdak voor de grot vast en strooide voedsel voor haar.
Toen keerde hij terug naar de grot. Vooraleer hij zijn slaapcel binnen ging, wierp hij een blik in de richting van de Heilige Maagd. Zij was met haar gezicht naar het oosten gekeerd op haar slaapplaats neergeknield en in gebed verzonken. Jozef zag haar als door vlammen omgeven: heel de grot was met een bovennatuurlijk licht vervuld. Hij keek even verbaasd op als Mozes, toen deze het brandend braambos voor zich zag. Dan ging hij vol heilige schroom naar zijn slaapverblijf en wierp zich biddend neer.
De glans rondom de Heilige Maagd nam voortdurend in helderheid toe. Het licht van de lampen die Jozef had aangestoken, was niet meer te zien. Maria zat geknield op haar rusttapijt in een ruim, op de grond uitgespreid kleed, met het gezicht naar het oosten.
Om middernacht raakte zij onder het bidden in extase. Ze was van de aarde omhooggeheven. De grond was onder haar te zien. Zij hield de handen gekruist op de borst. De glans om haar heen groeide voortdurend. Alles, zelfs het levenloze, scheen bezield en vol vreugde te leven en te bewegen, het rotsgesteente van het gewelf, van de wanden, van de bodem van de grot, alles was in dit licht als met sprankelend leven vervuld.
Wordt vervolgd
De geboorte van Jezus volgens A. K. Emmerich (3/3)
Plots opende zich boven Maria een baan van licht, die zich met toenemende glans verhief tot in het hoogste van de hemel. In deze lichtbaan was in de verte een wonderbare beweging van gloriën die door elkaar wemelden. Maar naargelang ze neerkwamen, verschenen ze duidelijker in de vorm van engelenkoren. De Heilige Maagd, die in vervoering van de aarde opgeheven was, maar met de ogen naar de aarde keek, aanbad nu haar God, wiens moeder zij geworden was, haar God, die nu als een pasgeboren, hulpeloos kindje voor haar op de grond neerlag.
Onze Verlosser lag er als een schitterend, klein wichtje op het tapijt, voor de knieën van de Heilige Maagd. Het straalde zon licht uit dat het alle omgevende glans overstraalde.
De Heilige Maagd bleef nog een tijdlang in geestverrukking en zij spreidde een doek over het Kind, maar zij raakte het nog niet aan en nam het nog niet op. Na een tijdje bewoog het Kindje Jezus zich en begon te wenen. Hierop kwam Maria tot zichzelf, tilde het Kindje van het tapijt op, hulde het in de doek die zij erover uitgespreid had en hield het nu in haar armen aan haar borst gedrukt. Toen ging zij zitten en hulde zich met het Kind geheel in haar sluier. Toen waren er vele engelen om haar heen in een geheel menselijke gedaante voor het Kindje in aanbidding, met hun gezicht naar de grond.
Er kon een uur sinds de geboorte verlopen zijn, toen Maria de Heilige Jozef, die nog aan het bidden was, uit zijn cel riep. Hij naderde en wierp zich vol godsvrucht, vreugde en nederigheid op zijn aangezicht neer. Pas toen Maria hem opnieuw verzocht om met vreugde en dank het heilig geschenk van de Allerhoogste aan zijn hart te drukken, richtte hij zich op en ontving het Jezuskindje in zijn armen. Hij loofde en dankte de barmhartige God onder vreugdetranen.
De Heilige Maagd wikkelde het Jezuskindje in doeken, eerst in een rode doek en hierover een witte doek tot onder de armpjes ingewikkeld. Bovenaan hulde Maria het tot aan het hoofdje in nog een andere doek. Zij had slechts vier doeken bij zich.
Einde
Verkondiging aan de herders volgens A. K. Emmerich
Verkondiging aan de herders
Naar de visioenen van A.K. Emmerich
Bron : Het leven van de H. Maagd Maria volgens de visioenen van A.K. Emmerich (pag. 311 314)
Boven Betlehem zag de hemel er somber uit, maar boven het herdersdal hing een heldere lichtnevel. Op een afstand van ongeveer anderhalf uur van de geboortegrot lag in het herdersdal een heuvel. Hierop stonden de hutten van drie herders, die de hoofden van de omwonende herdersfamilies waren. Ongeveer nog eens zo ver van de geboortegrot stond de zogenaamde toren van de herders. Van op de toren kon men ver in het rond het omliggende land overzien.
Op het uur van Jezus geboorte stonden de drie herders, getroffen door de geheimzinnige, wondervolle nacht, voor hun woning bij elkaar. Zij keken overal rond en staarden met verbazing naar de wonderbare lichtglans boven de heuvel van de geboortegrot. Ook de herdersbij de verder afgelegen toren waren in beroering. Sommigen van hen beklommen de toren en zagen boven uit naar dit ongewone lichtverschijnsel boven de geboortegrot.
Een lichtwolk daalde boven hen neer. Er was beweging in, eerst vaag dooreen, maar daarna werd het duidelijker. Ten slotte konden er lijnen, vormen en gestalten in onderscheiden worden. Er was ook een aanzwellend, zacht, maar toch helder gezang te horen. Aanvankelijk schrokken de herders, maar spoedig stond daar een engel voor hen. Die zei hun : Vrees niet, want zie, ik boodschap u een grote vreugde, waarvan het hele volk getuige van zal zijn. Heden is de Verlosser, Christus de Heer, geboren in de stad van David. En dit zal voor u het teken zijn om Hem te herkennen: gij zult een kind vinden in doeken gewikkeld en liggend in een kribbe.
Terwijl de engel sprak, nam de glans rondom hem toe, en voor de herders verschenen vijf of zeven innemend schone, lichtende engelengedaanten. Ze hielden een lange strook, als een banderol, in de handen open. Deze was met letters van wel een hand hoog beschreven. Ze loofden God met deze woorden : Eer aan God in den hoge en vrede op aarde voor alle mensen van goede wil.
De herders bij de toren kregen dezelfde verschijning, maar een tijdje later. De engelen verschenen ook aan een derde groep herders bij een bron, ten oosten van de herderstoren, drie uren van Betlehem.
Meteen beraadslaagden de herders wat zij voor het pasgeboren Kind als geschenk zouden meenemen. Zij gingen zo snel mogelijk hun giften halen en brachten ze bijeen. Pas de volgende morgen kwamen zij in de vroegte naar de kribbe.
Kinderen mogen het zeggen - jaar A, B en C (Jacques Verhees)
Voor de lezingen werd de Willibrordvertaling gebruikt.
Jaar A : Lc. 2, 15 20
Jaar B : Lc. 2, 1 20
Jaar C : Lc. 2, 1 14
Geboorte van Jezus (Lc. 2, 1 20)
In die dagen vaardigde keizer Augustus een decreet uit dat de hele wereld zich moest laten registreren. Deze eerste registratie vond plaats toen Quirinius gouverneur van Syrië was. Allen gingen op weg om zich te laten inschrijven, ieder in zijn eigen stad. Zo ook Jozef; hij ging van de stad Nazaret in Galilea naar Judea, naar de stad van David, Betlehem genaamd, omdat hij uit het huis van David stamde, om zich te laten inschrijven, samen met Maria, zijn verloofde, die zwanger was.
Terwijl ze daar waren kwam voor haar de tijd dat ze moest bevallen, en ze baarde een zoon, haar eerstgeborene; ze wikkelde Hem in doeken en legde Hem in een voerbak, omdat er geen plaats voor hen was in het gastenverblijf. Er waren daar in de buurt herders, die in het veld overnachtten om de wacht te houden bij hun kudde. Opeens stond er een engel van de Heer bij hen en de heerlijkheid van de Heer omstraalde hen. Ze schrokken hevig. Maar de engel zei: Schrik niet, want ik heb een goede boodschap voor u, een grote vreugde voor het hele volk. Vandaag is in de stad van David uw redder geboren; Hij is de Messias, de Heer. Dit is het teken voor u: u zult een kind vinden dat in doeken is gewikkeld en in een voerbak ligt. Plotseling was er bij de engel een heel leger uit de hemel; ze loofden God met de woorden: Glorie aan God in de hoogste hemel, en op aarde vrede onder de mensen in wie Hij een welgevallen heeft.
Toen de engelen weer van hen waren weggegaan naar de hemel, zeiden de herders tegen elkaar: Kom, we gaan naar Betlehem om te zien wat er is gebeurd en ons door de Heer is bekendgemaakt. Haastig gingen ze erheen en vonden Maria en Jozef, en het kind dat in de voerbak lag. Toen ze het zagen, maakten ze bekend wat hun over dit kind was gezegd. Allen die het hoorden stonden verbaasd over wat hun door de herders werd gezegd. Maria bewaarde dit alles in haar hart en dacht erover na. De herders keerden terug. Zij verheerlijkten en loofden God om alles wat zij hadden gehoord en gezien; het kwam overeen met wat hun was gezegd.
Voor volwassenen:
Wij mogen ons verheugen op een vreugdevolle boodschap die bestemd is voor het hele volk. Wereldwijde vrede en gerechtigheid worden ons in het vooruitzicht gesteld. Het begin van de wereldwijde vrede is onder ons zichtbaar geworden in een mensenkind , in wie wij God-met-ons mogen begroeten.
Voor kinderen:
Kerstmis is een dag vol feestverlichting, omdat op die dag Jezus geboren werd. Hij zou een man van vrede worden voor alle mensen die hij tegenkwam. Kerstmis was voor de wereld een nieuw begin. Daar denken we vandaag dankbaar aan terug. Gods licht en vrede mogen we samen delen.
Zalig Kerstfeest wordt het, als het een feest wordt van licht en vrede, voor jou en, voor de mensen die bij je horen. Zalig Kerstfeest wordt het, als we het vieren als elkaars vrienden en als we voor elkaar licht en vrede willen zijn.
Het feest van de Onschuldige Kinderen of Onnozele Kinderen wordt op 28 december gevierd. De katholieke Kerk viert op die dag het martelaarschap van de onschuldige jongetjes van Betlehem, die op last van koning Herodes werden vermoord. Omdat zij stierven in de plaats van het Kerstkind worden zij als martelaren vereerd.
De Onnozele Kinderen zijn de eerste slachtoffers van de vijanden van Christus. Herodes was bang dat de komst van een nieuwe joodse koning het einde van zijn macht zou betekenen. Van de Wijzen uit het Oosten hoorde hijdat die nieuwe koning in Betlehem geboren zou worden. In een droom vernamen de Wijzen dat Herodes kwaadaardige bedoelingen had en Jezus wilde doden. Daarom keerden ze langs een andere weg terug naar huis en gingen ze niet meer bij Herodes langs, zoals hij hen bij hun eerdere bezoek had gevraagd. Daarop werd Herodes woedend, en liet hij in Betlehem en omstreken alle jongens van twee jaar en jonger vermoorden.
Jozef hoorde echter in een droom dat hij met Maria en Jezus naar Egypte moest vluchten. Zij bleven daar tot de dood van Herodes.
In de katholieke traditie is de kindermoord van Bethlehem altijd als een feit beschouwd. Kerkvaders leerden dat God de onschuldige jongetjes van Bethlehem had voorbestemd om door hun dood te getuigen van de Messias. Volgens Augustinus (354-430) zijn deze kinderen niet alleen heilig omdat ze omwille van Jezus gestorven zijn maar ook omdat ze in Diens plaats gedood werden.
Het is niet bekend wanneer het feest van de Onnozele Kinderen werd ingevoerd. De oudste bron die het feest op 28 december stelt, is het Sacramentarium Leoninum uit omstreeks 485. In de Griekse traditie verschijnt het feest enkele eeuwen later op de liturgische kalender, niet op 28 december maar op 29 december. In de Syrische en de Chaldeeuwse traditie wordt het feest van de Heilige Onschuldigen op 27 december gevierd. In de Armeense Kerk vindt het feest plaats op de derde maandag na Pinksteren.
Wordt vervolgd
Onschuldige kinderen (28 december) (2/2)
Onnozele Kinderen valt binnen het Kerstoctaaf van Kerstmis, de liturgische achtdaagse van 25 december tot en met 1 januari. Op de tweede, derde en vierde dag van het octaaf worden de feesten gevierd van respectievelijk Sint Stefanus, Sint Jan (Johannes) de Evangelist en de Onnozele Kinderen.
Wat is hun relatie met het Kerstfeest? Zij hebben op een bijzondere manier getuigd van de betekenis van de komst van Christus:
-Stefanus is de eerste geloofsgetuige die willens en wetens als Martelaar stierf voor het christelijk geloof;
-Johannes is de geloofsgetuige die in zijn evangelie het mysterie van de Menswording van God beschreef;
-De Onnozele Kinderen waren de eersten wier bloed voor het Kerstkind vergoten werd.
De Latijnse traditie eert daarom de Onnozele Kinderen als Flores Martyrum ('Uitspruitsels van de Martelaren').
De naam 'Onnozele Kinderen' doet ons wel eens raar opkijken. Onnozel heeft hier echter een andere betekenis dan wat velen denken. 'Onnozel' komt van onnosel, de Middelnederlandse vertaling van het Latijnse woord innocens, dat 'onschuldig' en 'onschadelijk' betekent. 'Onnozel' betekende al vrij snel ook 'onwetend', 'naïef', 'dom' en 'dwaas'.
Het feest van de Onnozele Kinderen werd voor het eerst gevierd in het jaar 505 in Carthago. Het stamt van een oud Romeins kinderfeest, een verkleedfeest waarin Romeinse en Keltische elementen waren opgenomen. Het werd door de kerk verboden en is in Nederland en België uiteindelijk overschaduwd door en geïntegreerd in de viering van Sint Nicolaas. Daardoor werd het wel door de kerk erkend.
Op het feest van Onnozele Kinderen gingen kinderen de straat op om te bedelen om snoep en geld. De kinderen gingen verkleed als volwassenen langs de deuren om hun lied te zingen. Ook op Sint Maarten gebeurt dit nog. Dit bedelen om snoep en geld gaat terug op het kinderbisschopsspel. Kinderen kregen het daardoor die dag voor het zeggen, en er werden kinderabten en kinderbisschoppen aangesteld. Het gevolg van deze omkering van gezag was niet zelden anarchie, met alle gewelddadige en seksuele uitspattingen van dien. In de 13e eeuw werd het gebruik van de gezagsomkering verboden. Wat overbleef was een feest waarbij kinderen zich als volwassenen verkleedden en langs de deuren gingen voor lekkernijen.
Wanneer christenen het hebben over de Heilige Familie, dan spreken zij over Maria, Jozef en Jezus. Het feest valt op 30 december, maar in de liturgie wordt het gevierd op de zondag onder het octaaf van Kerstmis, dus op de zondag tussen 26 en 31 december.
Er zijn heel wat beelden die deze Heilige Familie voorstellen. Meestal worden Jezus, Maria en Jozef afgebeeld tegen de achtergrond van Jezus geboorte (Kerstmis), de epifanie (Driekoningen) of de vlucht naar Egypte.
Vanaf het moment van de geboorte van Jezus waren Jozef, Maria en Jezus een echt gezin. Het gezin op zich wordt in de evangelies weinig genoemd. Toch geldt het als hét voorbeeld van gezinsleven voor de mensheid.
Het liturgische feest van de Heilige Familie werd in verschillende bisdommen al sinds de 17de eeuw gevierd. Pas in de 19de eeuw werd het verder verspreid, vooral vanuit Canada. Sinds 1893 werd het gevierd op de derde zondag na Driekoningen. In 1911 werd het tijdelijk afgeschaft, maar vanaf 1921 werd het door de hele Kerk gevierd op de eerste zondag na Driekoningen. Om het feest duidelijker met Kerstmis te verbinden, wordt het sinds 1970 gevierd op de zondag tussen Kerstmis en Nieuwjaar. Op deze dag wordt speciaal gedacht aan Jozef als de zorgzame vader en aan Maria, die uitgroeit tot moeder van de hele Kerk.
Het kerkelijke feest van de heilige Familie is eigenlijk nog een vrij jong feest (einde 19de eeuw). Het werd toen ingesteld ter bevordering van het christelijke gezinsleven. Heel vanzelfsprekend nam men het gezin van Nazareth, het gezin van Jozef en Maria, als uitgangspunt en voorbeeld. Maar in feite weten we bitter weinig over het concrete leven binnen dat gezin. Wel weten we iets over het gezinsleven in het algemeen uit die tijd en dat zal dan ook wel van toepassing zijn op het gezin van Nazareth.
In die tijd stond het gezin stond hoog aangeschreven, omdat men toen, veel meer dan nu, op elkaar was aangewezen. In geval van nood, ziekte, tegenslag kon men enkel terugvallen op de hulp of de steun van familieleden. Het gezin was de enige vorm van sociale voorziening. Het gezin was bij uitstek ook een leerschool en een oefenschool voor algemeen menselijke waarden. Het gezin was ook de plaats waar van generatie op generatie het geloof werd aangeleerd en doorgegeven.
De Heilige Familie in het evangelie
In het evangelie worden nog enkele verhalen verteld over de Heilige Familie als gezin. Zo is er de opdracht in de tempel. De oude en wijze Simeon voorziet en voorzegt: Deze jongen zal zijn eigen weg gaan straks. Hij zal mensen winnen en afstoten. Hij zal worden toegejuicht en uitgejouwd. En dat zal u pijn doen, zegt Simeon tegen zijn ouders.
Later horen we ook het verhaal over Jezus die achterblijft in de tempel wanneer Hij met zijn ouders het Paasfeest viert in Jeruzalem. Maar ook al ging hij als kind al, en later helemaal, zijn eigen weg, zijn ouders bleven hem zoeken. Ze lieten hem niet vallen.
Dertig jaar later ziet de Heilige Familie er heel anders uit. Van Jozef horen we niets meer. Maria zien we onder het kruis van haar Zoon staan. Ze staat machteloos. Ook wij kunnen ons zo machteloos voelen in relaties. Maar Paulus vraagt van ons geduld, elkaar verdragen, en zelfs dat we elkaar vergeven. We mogen geen kans voorbij laten gaan om te herstellen wat gebroken is.
Het feest van de Heilige Maria, Moeder van God is een hoogfeest binnen de Katholieke Kerk. Het valt op 1 januari, de octaafdag van Kerstmis. Het is één van de verplichte feestdagen. Op die dag viert de Kerk dat Maria waarachtig de moeder van God is.
Maria is de moeder van Jezus. Zij is de dochter van Joachim en Anna. Voor katholieken is Zij de belangrijkste heilige. In de Rooms-Katholieke Kerk spreekt men over de Moeder Gods en niet over Maria. Zij speelt een belangrijke rol in het geloofsleven. Er worden verschillende liturgische feesten en hoogfeesten ter ere van Haar gevierd.
Volgens de geslachtsregisters in de evangelies stammen zowel Maria als Jozef af van David. Hiermee werd aan de voorwaarde voldaan waarvan de profeten in het Oude Testament spraken : de Messias, die God zou sturen, zou uit het Huis van David komen. Het Nieuwe Testament vermeldt dat Maria nog niet bij Jozef samenwoonde, maar zij was wel met hem verloofd. Toen ze zwanger werd, hadden zij nog geen gemeenschap gehad. Maria was dus nog maagd. Jezus is in de schoot van Maria ontvangen door de kracht van de Heilige Geest, zo zegt de christelijke theologie.
Vroeger behoorde het feest van Maria, Moeder van God tot de kleinere Mariafeesten. Na het Tweede Vaticaans Concilie volgde een liturgische hervorming. Paus Pius XI bepaalde dat het feest van Maria Moeder van God moest gevierd worden op 11 oktober, omdat het Goddelijk Moederschap van Maria tot dogma werd verklaard op het Concilie van Efeze in 431. Dat was toen 15 eeuwen geleden.
Paus Paulus VI verplaatste het feest naar 1 januari en verhief het tot de rang van hoogfeest. Voor de liturgische hervorming vierde men op 1 januari de gedachtenis van de besnijdenis van Jezus op de achtste dag na zijn geboorte. De zondag daarna werd het feest gevierd van de Naam van Jezus. Deze gedachtenissen bevatten nog een spoor in de evangelielezing van de mis die op deze dag aan bod komt. Lucas vertelt dat Jezus acht dagen na zijn geboorte werd besneden. Hij kreeg ook de naam Jezus.
De Openbaring van de Heer is beter bekend als Driekoningen, en valt op 6 januari. Op die dag herdenkt men de bijbelse gebeurtenis van de wijzen die een ster in het oosten zagen staan. Zij volgden deze tot in Betlehem. Daardoor konden zij Jezus begroeten als de pasgeboren koning der joden.
De Openbaring van de Heer, de Doop van de Heer en de Opdracht van de Heer in de tempel (2 februari) zijn de drie feesten die te maken hebben met de kinderjaren van Jezus. Deze feesten sluiten de kerstkring af. Met de Openbaring van de Heer wordt gevierd dat Jezus wordt voorgesteld aan de volkeren. Die volkeren worden voorgesteld door de drie wijzen. Zij waren uit het Oosten gekomen en volgden een ster. Ze brachten het Kind hulde en schonken het goud, wierook en mirre. Toen keerden ze terug, nu zonder de ster als wegwijzer naar Christus. Ze hadden Hem immers al gevonden.
Het feest ontstond in de vierde eeuw in het Oosters christendom. Het was oorspronkelijk bedoeld om de verschijning van de mensgeworden Zoon van God op aarde te vieren. Daarbij werden de tekenen van Jezus goddelijkheid herdacht : de geboorte uit de Maagd Maria, het bezoek en de aanbidding van de Wijzen uit het Oosten, gebeurtenissen uit Jezus jeugd en de doop door Johannes de Doper.
Driekoningen wordt door zowel katholieken als protestanten gevierd. In Nederland en in België kent men het gebruik van het sterzingen. Kinderen komen in groepjes van drie, verkleed als koningen, zingen aan de deur. Als beloning voor het zingen krijgen ze snoep en geld. In Vlaanderen kent men ook het bakken van een taart waarin een bruine bioon verstopt zit. Diegene die de boon vindt, krijgt een kroontje als koning van de dag.
Driekoningen was vroeger net als Pasen traditioneel een doopdag. Ter herinnering aan de doop vindt met Driekoningen de wijding van water plaats. Met dit wijwater kunnen huizen worden gezegend. Bij deze wijding schrijft men in vele landen met krijt de letters C+B+M op de deur. Zo hoopt men alle kwaad op een afstand te houden. Deze letters blijven op of boven de deur staan tot Pinksteren.
De letters staan voor de Latijnse zegenspreuk Christus Mansionem Benedictat. Dat betekent Christus, zegen dit huis. De gebruikelijke vorm is dan xx+C+B+M+xx, waarbij de xx staan voor het jaar waarin men het huis wijdt. Voor 2010 is dat dan 20+C+B+M+10, waarbij de + staat voor het kruisteken.
In Nederland worden met Driekoningen door parochies vaak langwerpige kaarten (ter grootte van een derde van een A4 blad) uitgedeeld met deze letters erop. Dit kaartje wordt dan in de hal of in de huiskamer opgehangen.
De koningen huldigen Jezus - visioenen A. K. Emmerich (1/4)
De koningen huldigen Jezus volgens de visioenen van A.K. Emmerich
Hieronder volgt het verhaal van de drie koningen die hulde brengen aan de pas geboren Jezus, zoals het werkelijk gebeurde. We weten dit door de visioenen de A.K. Emmerich had.
Bron: Het leven van de H. Maagd Maria volgens de visioenen van A.K. Emmerich
De koningen zijn Mensor, Teokeno en Saïr genaamd. Mensor en de bruine Saïr keken in het bergland naar de sterren. Ze keken op een piramidevormige toren door lange buizen naar de ster van Jakob, die een staartster was. De ster verruimde en deelde zich voor hun ogen en daarin verscheen een grote, schitterende Maagd. Voor Haar vertoonde zich nog een schitterender Kindje. Uit zijn rechterzijde kwam een tak geschoten. Daarboven opende zich een torentje. Het had meerdere ingangen en tenslotte ontwikkelde het zich tot een hemelse stad. Direct na deze verschijning reisden de beide koningen af. Teokeno woonde een paar dagreizen meer oostwaarts. Hij had op hetzelfde uur hetzelfde beeld in de ster gezien en reisde ook snel af om zijn beide vrienden nog in te halen.
De hele stoet waarmee de drie koningen reisden, bestond uit drie groepen. Elk van de drie koningen heeft op deze reis vier dichte verwanten of vrienden uit zijn familie bij zich. Zo zijn er in het geheel, de koningen meegerekend, vijftien voorname personen in deze stoet. De koning is de voornaamste en staat in voor de goede gang van zaken. Hij zorgt voor alles, hij beveelt en verdeelt alles. Elke groep bestaat verder uit en menigte kameeldrijvers en dienstknechten.
Elk van deze drie groepen bestaat uit mensen van verschillende gelaatskleur. De stam van Mensor was van een lichtbruine kleur. Die van Saïr was donkerder bruin en die van Teokeno had een mooie geelachtige gelaatskleur.
Op een late avond kwamen de koningen in een kleine stad aan. De huizen lagen vrij verspreid en ze waren omgeven door hoge, gesloten omheiningen. Maar de koningen trokken verder zonder oponthoud en gingen rond een donkere, nevelige stad. Zij staken een rivier over en kwamen op een goede weg. Ze kwamen in een stad waar joden en heidenen door elkaar woonden. De mensen waren er slecht en wilden de koningen niet door hun stad laten trekken, hoewel de grote verkeersweg er doorheen liep.
Wordt vervolgd
De koningen huldigen Jezus - visioenen A. K. Emmerich (2/4)
De koningen sloegen hun tenten op in een ommuurde ruimte aan de oostkant van de stad. Ze verbleven er een paar dagen om uit te rusten. Ze spraken met de grootste vriendelijkheid tegen de mensen over het doel van hun reis. Desondanks wilde niemand iets van de nieuwgeboren koning geloven. Na twee dagen maakten de koningen aanstalten om te vertrekken. Hoewel de inwoners herhaaldelijk naar de ster stonden te kijken op momenten dat ze zichtbaar was, en zij heel verbaasd waren, toch werden ze niet eerbiediger.
De koningen reisden s nachts verder langs een aangelegde weg. Ze trokken door geen steden meer, maar wel langs al de kleine plaatsen waar Jezus in de maanden juli en augustus van zijn derde jaar van zijn openbaar leven heeft gepredikt. Hij genas er ook zieken en zegende kinderen.
s Morgens vroeg staken zij de Jordaan over en trokken in de richting van Jeruzalem. s Avonds kwam de stoet van de koningen bij de stadspoorten van Jeruzalem aan. Ze verbleven in een stadsherberg nabij de vismarkt van Jeruzalem.
Ondertussen had Herodes van hun komst gehoord en zond een dienaar naar de koningen. Teokeno werd s avonds heimelijk naar het paleis van Herodes gebracht. Hij werd uitgevraagd over zijn komst. De hofbeambte bracht verslag uit bij Herodes. Die was heel ontsteld, maar liet meedelen aan Teokeno dat hij de zaak zou onderzoeken.
Vroeg in de morgen liet Herodes de koningen in alle stilte naar zijn paleis brengen. Zij vroegen opnieuw naar de nieuwgeboren Koning der joden. Herodes verborg zijn onrust zo goed als hij kon en deed zelfs alsof hij zeer in zijn schik was met hun komst en met het nieuws dat zij hem brachten. Hij ondervroeg de koningen over wat zij zoal gezien hadden. Zij vertelden hem over hun laatste verschijning. Daarna vertrokken zij weer, zonder iets gegeten te hebben van de spijzen die Herodes hen had aangeboden. Herodes hield zijn onderhandeling met hen geheim, om in de stad gepraat en opschudding te voorkomen. Ondertussen maakten de koningen zich klaar om te vertrekken uit Jeruzalem.
Wordt vervolgd
De koningen huldigen Jezus - visioenen A. K. Emmerich (3/4)
Tegen de avond kwamen de koningen bij Betlehem aan. Ineens zien zij een lichtglans aan de hemel stralen, die hen naar de geboortegrot leidde. Daar aangekomen sloegen zij hun tenten op. Enkele herders hielpen hen daarbij.
Nog dezelfde avond maakten de koningen zich klaar om plechtig hulde te brengen aan het Kindje. Zij droegen wijde, witte mantels, die een lange sleep hadden. Deze glansden geelachtig, alsof ze van ruwe zijde waren. Het waren liturgische mantels, die ze altijd bij hun liturgische plechtigheden droegen. Aan hun gordels om hun middel hadden ze alle drie beurzen en gouden doosjes hangen.
Bij deze hulde werd elk van de drie koningen door de vier voorname personen uit zijn familie gevolgd. Er waren ook nog enkele dienaars van Mensor bij, die een kleine tafel, die als presenteertafel moest dienen, en een tapijt met kwasten en enkele banen lichte stof droegen.
Zij volgden Jozef in processie tot onder het afdak voor de ingang van de grot. Ze bedekten de tafel met het tapijt met kwasten. Ieder van de koningen maakte enkele van zijn gouden beurzen en doosjes los van zijn gordel en plaatste die op de tafel. Dit waren hun gezamenlijke geschenken. Bij de ingang van de grot maakte iedereen de sandalen van hun voeten los. Mensor ging het eerst binnen in de grot, gevolgd door twee jongelingen die de tafel met geschenken droegen. Bij de Heilige Maagd gekomen, knielde Mensor, nam de geschenken en zette ze op een bankje aan Marias voeten neer. De dragers trokken zich terug.
Mensor haalde uit een buidel die aan zijn gordel hing een handvol dikke, zware, blinkende staafjes van een vinger lang. Ze waren goudkleurig. Hij legde ze naast het Kindje Jezus neer, op de schoot van de Heilige Maagd. Zij nam het goud liefdevol dankend aan en bedekte het met een hoek van haar mantel. Mensor schonk deze bundel zuivere goudstaafjes omdat hij vol trouw en liefde was en met een onwankelbare vroomhied en volgehouden inspanning de waarheid zocht.
Wordt vervolgd
De koningen huldigen Jezus - visioenen A. K. Emmerich (4/4)
Nadat Mensor het Kindje hulde gebracht had, kwam Saïr met zijn gevolg binnen en knielde ootmoedig neer. Hij bood zijn geschenk aan terwijl hij een gouden wierookscheepje vol kleine, groenachtige harskorrels op het tafeltje voor Jezus neerzette. Zijn persoonlijk geschenk bestond uit wierook, want hij was diegene die zich bereidvaardig en vol liefde voegde naar Gods wil, die hij met de grootste ijver wilde volbrengen. Hij bleef lang en godvruchtig neergeknield. Daarna trok hij zich terug.
Nu kwam Teokeno, de blanke, binnen. Hij was al hoogbejaard en kon niet meer neerknielen omdat hij ook zwaarlijvig was. Hij bleef diep gebogen staan en plaatste een gouden vaas met een fijne groene plant op het tafeltje. Het was een levende plant, een edelgewas, een zeer fijn, groen, rechtstammig boompje met kroezige kruin, waaraan fijne witte bloempjes bloeiden. Het was mirre. Teokeno offerde mirre omdat dit op verstorvenheid en overwonnen hartstochten wijst, want deze man van beproefde deugd had geweldige bekoringen tot afgodendienst, tot veelwijverij en opvliegendheid te bekampen gehad.
De Moeder Gods nam alle geschenken ootmoedig dankend aan. Eerst drukte zij haar gevoelens niet in woorden uit. Tenslotte stamelde Maria toch enkele vriendelijke woorden van dank tot iedereen.
Nadat de koningen met hun gezellen de grot weer verlaten hadden en naar hun tent teruggekeerd waren, kwamen enkele dienaren binnen. Zij hadden ondertussen de tent opgeslagen, de dieren ontladen en alles op zijn plaats gezet. Daarna wachtten zij geduldig voor de deur van de grot hun beurt af om Jezus te begroeten.
De dienaren kwamen in groepjes van vijf binnen en knielden rondom het Kind neer. Zij vereerden Jezus in stilte. Wanneer zij allemaal weg waren, kwamen de koningen weer binnen. Zij droegen wierookvaten in hun handen en bewierookten met de grootste eerbied het Kind, zijn moeder en Jozef en de hele grot. Na een diepe buiging gemaakt te hebben, verlieten zij weer de grot.
Einde
10-01-2010
Evangelielezing Openbaring van de Heer (6 januari)
Evangelielezingen van de Openbaring van de Heer (6 januari)
Bronnen : Kinderen mogen het zeggen, jaar A, B en C (Jacques Verhees)
De schriftgeleerden en joodse leiders erkenden Jezus niet en wezen Zijn boodschap af. Maar vreemdelingen hebben wel hun erkentelijkheid betuigd. Zij brachten Hem hulde en waren vervuld van vreugde. Zij waren zoekende, maar schriftgeleerden en hun zelfgenoegzame soortgenoten bleken niet ontvankelijk voor het licht van de waarheid die Jezus bracht.
Het evangelie van vandaag is bedoeld als inleiding op het evangelie van Matteüs. Hierin geeft Matteüs heel kort al aan wat hij verder in zijn evangelie langer en uitgebreider zal vertellen, nl. dat Jezus het heil is van alle mensen, wie ze ook zijn, waar ze ook wonen, in welke tijd ze ook leven. Jezus is niet gekomen voor één volk, in één bepaalde tijd, maar voor alle volkeren, in alle tijden (dus ook voor ons, in deze tijd).
Maar zijn inleidend verhaal verbergt terzelfder tijd een vraag aan ons: hoe sta jij tegenover die Jezus? Is er in je leven plaats voor hem, voor zijn boodschap, voor het heil dat hij brengt? Of is er bij jou geen plaats?
De evangelist beschrijft twee categorieën van mensen. Enerzijds die wijzen uit het Oosten. Zij volgden een ster, een nieuw licht. Ze wisten dat zij zelf de wijsheid en de kennis niet in pacht hadden. Daarom stonden ze open voor het licht dat de ster aanwees: Jezus de Christus. Ze gingen er zelfs naar op zoek. Daartegenover stonden Herodes en zijn trawanten: de hogepriesters en de farizeeën; een groep van eigenwijze mensen die niets meer te leren, niets meer te zoeken of te vinden, niets meer te ontmoeten hadden. Zij dachten dat ze de wijsheid en het heil wél in pacht hadden. Herodes blijft zitten op zijn troon van eigenbelang. Hij had geen nieuwe koning nodig. De farizeeën hadden zich vastgebeten in eigen geloof en eigen gelijk. Die verroerden geen vin. Zij hadden geen redding nodig; er moest niets nieuws komen. Het nieuwe maakte hen alleen maar overstuur.
De boodschap van het evangelie is ook voor ons bedoeld. Zijn wij zelf nog ontvankelijk voor het licht van God-met-ons ? Of lopen wij het gevaar om even zelfgenoegzaam en ongeïnteresseerd te worden als de hogepriesters en de Bijbelgeleerden in het Jeruzalem van toen? Dat zou jammer zijn, en ons ontoegankelijk maken voor de grote vreugde die zoekenden van harte gegund wordt.
Voor kinderen :
Jezus werd geboren in Betlehem, in het land van de joden, maar Hij was een licht voor alle mensen op aarde, in alle tijden. Ooit zijn mensen van ver weg op zoek gegaan naar het pasgeboren kind Jezus. Ze hebben Jezus geschenken aangeboden toen ze Hem vonden : goud, wierook en mirre.
Dat Jezus geboren werd, mag ons gelukkig maken. Wie Hem volgt, zal ook gelukkig worden en vrede vinden. Proberen wij zelf, in ons eigen leven, anderen gelukkig te maken ? Kunnen wij fouten toegeven en elkaar vergeven ? Laten we vooral proberen om lieve mensen te worden voor elkaar. Zo tonen we dat we open staan voor wat Jezus ons wil vertellen, en dat we Jezus écht willen volgen.
De Doop van de Heer is het feest dat in de Rooms-katholieke Kerk de kersttijd afsluit. Dit feest gedenkt de doop van Jezus in de Jordaan door Johannes de Doper. God openbaarde hier dat Jezus Zijn geliefde Zoon is.
De doop van Jezus wordt gevierd op de zondag na Driekoningen (6 januari).
Jezus wordt niet in een kerk gedoopt, maar in een rivier, de Jordaan. En Jezus was niet de enige die op dat moment gedoopt werd. Johannes hield zijn preek aan de oevers van de rivier en nodigt de mensen uit om zich te laten dopen. De aanwezigen die geraakt zijn door wat Johannes vertelt en die zich tot God willen richten, doen dat ook.
Ook Jezus laat zich dopen. Dat doet hij niet omdat Hij nog bekeerd moest worden of gereinigd moest worden van zonden. Hij laat zich dopen om op die manier Gods gerechtigheid te laten vervullen, zo vertelt Matteüs in zijn evangelie.
Evangelielezing Doop van de Heer
Evangelielezingen van de Doop van de Heer
Bronnen : Kinderen mogen het zeggen, jaar A, B en C (Jacques Verhees)
Jezus laat zich door Johannes dopen, al vindt die dat Jezus dat doopsel van bekering niet nodig heeft. Maar Jezus sluit zich solidair aan bij mensen die berouwvol een nieuw leven willen beginnen door Johannes oproep te volgen. Zij willen delen met wie niets heeft. Door zich te laten dopen werkt Jezus op Zijn manier mee aan een nieuwe en eerlijke wereld.
Johannes was een radicale jongere die indruk maakte op zijn tijdgenoten. Hij leefde in de woestijn, maar velen kwamen hem daar opzoeken. Mensen kregen van hem te horen dat de samenleving, maar ook zij zelf moesten veranderen. Als teken van verandering doopte hij hen. Ze moesten een nieuw leven beginnen, en daarin zou God met hen zijn. Hij verkondigde dus een doopsel van bekering.
Wanneer we lezen over het doopsel van Jezus, staat in het verhaal dat de hemel openscheurde en de Geest neerdaalde. Daarbij werden ook de volgende woorden uitgesproken: Jij bent Mijn geliefde Zoon, in wie Ik vreugde vind. Deze passage vertelt ons dat Jezus, nu hij met de Geest vervuld is, een nieuwe wereld begonnen is. Hierbij zien we ook duidelijk de Drieëenheid van God, samen aanwezig : Jezus, de zoon die gedoopt wordt; de Heilige Geest in de vorm van een duif; en God, die aanwezig is in de stem die spreekt tot Jezus. God drukt hierin Zijn liefde uit voor Zijn Zoon.
Ook wij, in onze tijd, mogen ons nog steeds vervuld weten van de Geest, die ons op weg wil helpen om te leven naar Jezus voorbeeld. Ook wij moeten, als gedoopten, nog steeds werken aan een nieuwe wereld, elk in onze eigen omgeving. We moeten het niet aan anderen overlaten. We moeten niet de anderen de schuld geven als er niets verandert. Wij moeten zelf veranderen en werken aan die nieuwe wereld.
Ook wij zijn als kind gedoopt, en door dit doopsel zijn we opgenomen in de gemeenschap van christenen. We staan er dus niet alleen voor om onze taak als christen op te nemen. Anderen kunnen ons hierbij helpen, en allen mogen we ons gesteund weten door God en het gebed. Maar we hebben zelf ook een taak, om anderen te steunen op hun weg als christen. Tegelijk wordt van ons verwacht dat wij een voorbeeld zijn voor anderen, dat ook wij Gods wil vervullen, en dat we de opdracht om goede christenen te zijn, op ons nemen.
Voor kinderen:
Kerstmis is een mooi feest, maar het leven gaat door. Jezus wordt groter, en Hij gaat naar Johannes de Doper om zich te laten dopen. Allebei wilden ze de wereld nieuw maken, een wereld waarin alles eerlijk werd verdeeld. Vele mensen zeiden ook ja tegen deze boodschap en lieten zich ook dopen.
Maar starten met een betere wereld, is beginnen bij jezelf, is zelf nieuwer, dus anders en beter worden. Wij zijn allemaal gedoopt, dus moeten we de oproep van Johannes volgen en doen als Jezus. Dat is niet altijd even gemakkelijk. Het goede doen moeten we leren, stap voor stap. En God kan ons daarbij helpen.
Lichtmis is een christelijk feest dat op 2 februari wordt gevierd. Het betekent het einde van de Kerstkring. Het is het laatste lichtfeest, na een periode van twee maal veertig dagen. Het feest van Sint Maarten is het eerste lichtfeest op 11 november, veertig dagen voor Kerstmis. Maria Lichtmis vieren we veertig dagen na Kerstmis.
Het is de herdenking van de Opdracht van de Heer in de tempel. Lucas vertelt in zijn evangelie hoe Jozef en Maria het kind Jezus veertig dagen na zijn geboorte naar Jeruzalem brachten om het toe te wijden aan God. De wet des Heren schrijft namelijk voor dat de eerstgeborene van het mannelijk geslacht aan de Heer moet worden toegewijd en dat daarbij een koppel duiven moet worden geofferd. Het tweede element is dat volgens de joodse wet een vrouw veertig dagen na de geboorte van haar zoon naar de tempel moest gaan om gereinigd te worden.
Wanneer Jozef en Maria met Jezus in de tempel zijn, is Simeon daar ook aanwezig. Er was hem in een godsspraak beloofd dat hij niet zou sterven vooraleer hij de Gezalfde des Heren had gezien. Wanneer hij Jezus in zijn armen heeft, zegt hij het volgende : ( ) Mijn ogen hebben thans uw Heil aanschouwd. ( ) en terstond ziet hij.
Lichtmis is een jubelend getuigenis van christenen die erkennen dat God in het kind Jezus een ware redder voor de mensen heeft gebracht. Simeon spreekt een zegen uit over het kind Jezus, waarmee hij verwijst naar Zijn lijden en de dood. Dit is een pijnsteek voor Maria, die niet weet wat er met haar kind zal gebeuren. Maar zij aanvaardt in haar hart. Gods wil is ook haar wil. Daarom kwam zij in de traditie van dit feest ook centraal te staan.
De vroegste verwijzing naar een viering van Lichtmis werd opgetekend door Egeria (ook wel Aetheria genoemd). Zij was een Gallische vrouw die een pelgrimstocht maakte naar het Heilig land rond 381 384. Zij meldt dat 14 februari plechtig gevierd werd in Jeruzalem met een processie naar de Constantijnse Basiliek der Wederopstanding.
De datum 14 februari toont aan dat in Jeruzalem in die tijd de geboorte van Jezus nog op 6 januari werd gevierd. De feestdatum werd in Rome naar voor geplaatst, samen met het feest van de geboorte van Jezus, dat op 25 december werd gezet.
Op deze dag worden traditioneel kaarsen gewijd en een kaarsenprocessie gehouden voor de mis. Vandaar de naam Lichtmis. Het is ook een traditie dat op Lichtmis pannenkoeken gegeten worden.
In Lourdes denken we aan Maria als de Onbevlekte Ontvangenis. Deze titel heeft Maria in 1830 bekend gemaakt aan Catherine Labouré en, in 1858 aan Bernadette in Lourdes. Bernadette was 14 toen Maria aan haar verscheen. Ze kende haar catechismus niet, en ze kende ook geen beschaafd Frans. Toch heeft Maria net dit meisje uitgekozen voor Haar verschijning.
Op donderdag 11 februari 1858 verschijnt Maria voor het eerst aan Bernadette. In totaal verschijnt Maria vijftien keer aan Bernadette, en dat in een periode van anderhalve maand, nl. tussen 11 februari en 25 maart 1858.
In de 19de eeuw zijn er maar liefst 104 al dan niet erkende verschijningen van Maria opgetekend. Eén daarvan zou een grote en blijvende betekenis zijn voor de verering van Maria in de Katholieke Kerk. In 1854 werd het dogma van de Onbevlekte Ontvangenis van Maria afgekondigd.
Op tal van plaatsen in Europa werd eind 19de, begin 20ste eeuw de grot van Lourdes nagebouwd. Zo kennen we bijvoorbeeld deze van de Sint-Pietersberg in Maastricht (Nederland) en Oostakker (Vlaanderen).
In de katholieke traditie is Aswoensdag het begin van de veertig dagen durende vastentijd, die loopt tot Paaszaterdag (of Stille Zaterdag). Omdat in de kerk op zondagen niet werd gevast, bepaalde Paus Gregorius de Grote (590 604) dat de veertigdagentijd voortaan 46 dagen voor Pasen moest beginnen. Zo bleven er, na aftrek van de zondagen, tot Pasen 40 werkelijke vastendagen over. Door de bepaling van Gregorius de Grote ving de veertigdaagse Vasten voortaan aan op een woensdag: Aswoensdag. De laatste zondag voor Pasen is Palmzondag.
Op Aswoensdag is er in de kerk een viering, waarbij een askruisje op het voorhoofd wordt gegeven. Deze as is het overblijfsel van verbrande (gewijde) palmtakken, die het jaar daarvoor gebruikt werden voor de viering van Palmzondag. De blijdschap om Jezus toen wordt nu het fundament van de inkeer. Christenen beseffen in dit teken waar zij naartoe willen: naar Jeruzalem, een nieuwe stad.
Dit kleine ritueel van het askruisje wordt uitgevoerd om ons aan te sporen tot bezinning, boete en bekering. Aswoensdag zet ons correct op onze plaats in ons bestaan. Zich meer voelen, omdat men maatschappelijk een hogere positie heeft of omdat men intellectueel gezien meer kan, het maakt allemaal niets uit in onze plaats tegenover God en tegenover elkaar. Aswoensdag zet ons correct op onze plaats in ons bestaan, precies daar waar wij tijdens de vasten willen terecht komen.
Aswoensdag is, net als Goede Vrijdag, een verplichte vastendag voor de katholieken. Dit is al zo sinds het Tweede Vaticaans Concilie. Dit vasten houdt in dat alle gedoopten tussen 18 en 60 jaar maar één volle maaltijd mogen nemen op die dag. Wie kan, wordt ook uitgenodigd om op de andere vrijdagen van de vasten en op paaszaterdag te vasten met één volle maaltijd.
De viering van Aswoensdag zoals men die nu kent, is een verkorte versie van de asbestrooiing die in de vroege Middeleeuwen openbare zondaars ten deel viel. Aan sommige zondaars werd, volgens kerkelijk recht of kerkelijk gebruik, een openbare boetedoening opgelegd. Zij werden op Aswoensdag tijdens een indrukwekkende plechtigheid met gewijde as bestrooid. Daarna werden zij door de priester naar de deur geleid en de kerk uit gestuurd. Dit ter vergelijking met Adam en Eva, die vanwege hun zonde uit het paradijs werden verdreven. Tot Witte Donderdag mochten de boetelingen niet meer in de kerk komen en niet meer deelnemen aan de eucharistie. In de 11e eeuw raakte de openbare boetedoening in onbruik. Voortaan kregen alle gelovigen op Aswoensdag een askruisje. Dit kwam voort uit de gedachte dat alle mensen zondigen ten opzichte van God en hun naasten.