Nederdaling ter helle
Op het ogenblik dat Jezus ziel uit zijn lichaam liet
vertrekken, daalde die neer als een lichtgedaante samen met vele engelen aan de
voet van het kruis in de aarde naar het voorgeborchte. Alle godvrezende zielen
die voor Jezus tijd waren gestorven werden nu door Jezus uit hun voorlopige
verblijf gehaald. Eerst werden loslopende boze geesten eruit gehaald en voortgedreven
door de engelen. Als laatste plaats kwam Hij in de hel. Daar joegen de engelen de
boze geesten verder de hel in. Ze moesten er definitief blijven. Ze maakten ze
vast aan elkaar. Satan zelf werd ook geketend en middenin een diepe afgrond
geworpen. Dit alles gebeurde volgens goddelijke raadsbesluiten en bevelen. De
Duivel werd pas terug losgelaten omstreeks 1870 om voor een relatief korte periode
mensen in het verderf te storten en daarna definitief terug in de Hel te worden
geworpen. Hij regeert op dit ogenblik over deze wereld.
Daarna ging Jezus ziel opwaarts met de verloste
zielen, die uit de reinigingsplaatsen en voorgeborchte kwamen, naar een plaats
van vreugde onder het hemelse Jeruzalem. (= een plaats van verkwikking, niet de
Hemel, want die was nog niet geopend). Betekenis
van de nederdaling ter helle
Bij zijn nederdaling ter helle bevrijdde Jezus dus de
goeden die op verlossing wachtten, boeide de boze geesten en bevestigde het
vonnis van de verdoemden. Maar Jezus nederdaling was toen als een boom van
genade die door zijn verdiensten werd bekomen voor de lijdende zielen en de
voortdurende verlossing van de zielen uit het vagevuur. Samen met de
kruisiging waar Jezus al onze zonden op zich heeft genomen, om ons te kunnen
bevrijden. De vruchten van deze genadeboom duren een heel jaar lang in de Kerk
(= liturgisch jaar). We moeten de vruchten zelf plukken. Het hele jaar door
wordt een aspect belicht van de Christus die voor ons gestorven is om onze
zonden te delgen en ons te verzoenen met Zijn Vader, die ook onze Vader is. Al
wat Jezus toen voor ons gedaan heeft, brengt eeuwig vruchten voort. Wij moeten
ze plukken, anders kunnen wij ons niet met Jezus Christus bij God verenigen. Daar
ligt het eeuwig leven. De Kerk is, door haar sacramenten en de vieringen
doorheen het hele liturgische jaar, de tuin waarin alle vruchten voor de
eeuwigheid groeien. De genade om gered te worden krijg je door het plukken van
deze vruchten. Woon de eucharistievieringen en de hoogdagen van de Kerk bij. Laat
ze niet voorbijgaan zonder mee te vieren met de Kerk. Ook de andere sacramenten
zoals het doopsel, vormsel, biecht moeten we aan meewerken, want ze zijn door
Jezus Christus ingesteld. Want God de Vader zal op de laatste dag rekenschap
vragen over alle genaden, in de sacramenten en vieringen, die we lieten liggen.
Avond
voor de Verrijzenis
Omstreeks 21 uur, na het sluiten van de sabbat, kreeg
Maria een boodschap van een engel : de Heer was in aantocht. De Heer kwam als
ziel en omarmde zijn moeder. Getroost door deze gebeurtenis keerde Zij terug
naar de heilige vrouwen, maar zweeg over het gebeurde. De vrouwen waren bezig
kruiden en bloemen te sorteren om samen met het reukwerk en de balsem, het lijk
van de Heer te bestrooien.
Nacht voor de Verrijzenis
Twee engelen die naast Jezus lichaam de wacht hielden
in het graf, droegen Zijn lichaam rechtop door het gewelf van de rots (na een schok)
ten hemel. Jezus ziel plaatste zijn gemarteld lichaam voor de troon van zijn
hemelse Vader tussen ontelbare scharen aanbiddende engelen. De wachters hadden
niets van het gebeuren gemerkt omdat ze tijdelijk bewusteloos waren.
Jezus begint zijn bemiddeling tussen de mensen en God,
Zijn Vader. Door deze gebeurtenis zegt Jezus eigenlijk : Vader, zie naar Mijn
wonden, Mijn kneuzingen en Mijn lichaam zonder bloed. Het is nu zonder bloed,
omdat alles voor U vergoten is. Zie, dit is alles wat Ik voor U geleden heb :
wees nu de mensheid genadig en laat het de mensheid nu tot in de eeuwigheid verzoend
zijn met U.
Maria had nieuwe moed gekregen en troostte de vrouwen.
Ze waren daarop gaan slapen. Maria zelf verliet zonder begeleiding haar huis
omstreeks 23 uur. Zij kon niet langer weerstaan aan haar liefde en verlangen om
Jezus te zien. Ze deed de hele lijdensweg die Jezus had afgelegd. Ze trok
verder naar de Kalvariëberg. Toen zij de berg naderde kwam het heilige
gemartelde lichaam van Jezus met al zijn wonden naar Maria toe. Hij was
vergezeld van drie engelen en een schare verloste zielen. Het lichaam bewoog
niet, maar er ging een stem ervan uit dat Zijn Moeder op de hoogte bracht van
de werken die Hij in het voorgeborchte tot vervulling had gebracht en de
spoedige verrijzenis. Hij zou dan levend tot bij Haar komen. De Verrijzenis de christelijke Paaszondag
Jezus ziel
boog zich over het lichaam en versmolt ermee. De ledematen bewogen zich
nu in de lijkdoeken en het lichaam van de Heer was nu met de ziel en de Godheid
doordrongen. Het graf was vol licht en glans. De Heer zweefde verheerlijkt en
lichtend door de rots omhoog. De aarde beefde en een engel in krijgsgestalte (Michaël)
schoot zoals een bliksem van de hemel neer op het graf, schoof de steen naar de
rechterkant en ging erop zitten. De wachters werden duizelig en vielen neer.
Cassius zag echter alles vol glans. Hij ging het graf binnen en betastte de
lege grafdoeken. Jezus had hij niet gezien, maar wel de aardschok gevoeld. Hij
ging onmiddellijk Pilatus op de hoogte brengen. Bij deze gebeurtenis was de
verrezen Heer bij de Kalvariëberg aan Zijn Moeder verschenen. Zij was de
eerste die Hem verheerlijkt zag. Hij was mooi, majestueus en stralend. Zijn
grote, wijde wonden blonken. Hij glansde blauwwit als rook in de zonneschijn. Hij
zei haar dat zij elkaar zouden terugzien. Hij liet haar Zijn wonden zien en
toen zij neerboog om zijn voeten te kussen, hief Hij haar bij de hand op. Toen
verdween Hij. Een witte lichtstreep verhelderde de hemel boven Jeruzalem. De heilige vrouwen bij het graf
De heilige vrouwen wilden het lichaam van hun Heer eer
bewijzen door Hem een offer te brengen : balsem, narduswater, bloemen en
kruiden. Ze wilden zelf een bijdrage leveren, want de specerijen bij de
lijkbereiding had Nikodemus bekostigd. Ze wisten niets van de gebeurtenissen en
dachten dat de steen nog voor het graf lag. Ze zouden er wachten tot iemand hen
hielp met het openen van het graf. Toen ze bij de wachters kwamen schrikte
Maria Magdalena en deinsde terug naar Salome toe. Ze gingen nu samen tussen de
wachters door tot in het graf. Het graf was vol licht en een engel zat rechts op
de lijkbank. Zij snelde onmiddellijk, alle vrouwen achterlatend, naar de
apostelen toe, die zich in de stad bevonden. Zij stelde hen op de hoogte van
Jezus verdwijning uit het graf. Salome snelde naar de achtergebleven vrouwen
om het geziene te vertellen. Nu vatten de achtergebleven vrouwen moed en gingen
allen het graf binnen. Daar zagen ze twee engelen in priestergewaad. Ze
hielden hun handen voor hun gezicht uit schrik, maar één van de engelen sprak
tot hen.
Engel :
Wees niet bang, jullie zoeken de Gekruisigde, maar Hij is niet hier : Hij
leeft, Hij is verrezen, Hij heeft het graf van zijn dood verlaten !
De engel toonde hun de lege plaats.
Engel
: Ga de leerlingen van Jezus verwittigen van hetgeen je gezien en gehoord hebt.
Jezus zou zijn leerlingen voorgaan naar Galilea. Ze moeten zich zeker nog de
woorden herinneren die Jezus tot hen had gesproken :
de Mensenzoon moet in de handen van de zondaars
overgeleverd en door hen gekruisigd worden, maar de derde dag zal Hij verrijzen.
Na deze woorden verdwenen de engelen. Maar de vrouwen
waren zo bang dat ze aan niemand iets zeiden en bleven wachten op de terugkeer
van Maria Magdalena. Maria Magdalena bracht ondertussen de apostelen in het
Cenakel op de hoogte.
Maria
Magdalena : Zij hebben de Heer uit het graf genomen en wij
weten niet waarheen zij Hem gedragen hebben.
Maria Magdalena keerde na deze korte mededeling terug
naar het graf. Petrus en Joannes gingen haar achterna. Bij het graf terug
aangekomen ging ze het graf binnen en zag de twee engelen zitten.
Engel
: Vrouw, waarom ween je ?
Maria
Magdalena : Het lichaam van de Heer is weggenomen, het is niet
meer daar. Ze hebben mijn Meester uit het graf weggenomen en ik weet niet waar
ze Hem gebracht hebben !
Ze ging terug naar buiten en zag een lange witgeklede
gestalte in de ochtendschemering.
Jezus :
Vrouw, waarom ween je ? Wie zoek je ?
Maria
Magdalena : Mijnheer, indien u Hem hebt weggebracht, zeg mij
dan waar. Ik wil Hem halen !
Jezus
(met gewone stem) : Maria !
Nu herkende Maria de stem. Ze waande Jezus in leven
zoals vroeger, zonder zijn kruisiging, dood en begrafenis.
Maria
Magdalena : Rabboeni (= mijn Meester) !
Ze viel op haar knieën neer en wilde zijn voeten
aanraken.
Jezus
: Raak Mij niet aan, want Ik ben nog niet tot mijn Vader opgestegen, maar ga
tot mijn broeders zeggen : Ik stijg omhoog tot mijn en uw Vader, tot mijn en uw
God !
Jezus bedoelde dat Maria Magdalena moest wachten om
Hem te vereren totdat Jezus eerst zijn Vader had dank gezegd en vereerd. Pas
daarna, als Jezus in de staat van Verrezene was mocht Hij worden aanbeden. Uiteindelijk
heeft God de Vader de verlossing van alle mensen en de overwinning op de dood
mogelijk gemaakt en moet Hij in de eerste plaats bedankt worden. Hierop verdween
de Heer.
Daarna kwamen Joannes en Petrus aangelopen. Ze gingen
de lege grafkelder binnen en herinnerden hetgeen wat Jezus hen had voorspeld en
wat in de H. Schrift stond. Pas nu drong de echte betekenis van die
voorspellingen tot hen door. De wachters keerden ondertussen terug naar de
stad. Maria Magdalena ging naar de heilige vrouwen en samen stonden ze in de
tuin voor de grafspelonk. Jezus kwam op hen toe in een wijd wit gewaad.
Jezus
: Wees gegroet !
Hij sprak enkele woorden tot hen en wees naar de stad.
Nu gingen de heilige vrouwen opnieuw naar het Cenakel om de rest van de
apostelen uitvoerig te vertellen wat ze gehoord en gezien hadden. Eerst waren
ze ongelovig, maar toen Petrus en Joannes hen hetzelfde vertelden geloofden ze
hen wel. Jezus was nog aan andere mensen verschenen, maar slecht enkele mensen
zagen Hem. Verslag van de grafwachters
Cassius kwam een uur na de Verrijzenis bij Pilatus
aan. Hij besloot zijn verhaal met het besluit dat Jezus zonder twijfel de
Messias en de Zoon van God was.
Pilatus (zijn
angst verbergend) : Je bent een vleier en bovendien ben je betoverd ! Waarom
heb je in het graf van die Galileeër post gevat ? Nu hebben zijn goden macht
over jou gekregen en jou allerhande spookbeelden voorgehouden. Ik raad je aan
niet met die onzin voor de dag te komen bij de hogepriesters. Hou het geheim,
indien je jezelf geen problemen op de hals wilt halen ! Jezus leerlingen zullen
het lijk wel gestolen hebben !
De grafwachters die teruggekomen waren van bij het
graf liet Pilatus doorsturen naar Kajafas en de raadsleden. Deze lieten het
gerucht verspreiden dat de leerlingen Jezus lijk hadden gestolen, terwijl de
wachters sliepen om zo aan te tonen dat Jezus was verrezen. Ze voegden er nog
laster en smaad tegen Jezus aan toe. Maar toch bleven vele mensen in Jezus
geloven.
Christenen Ktesifon en Longinus
Abedanar had ontslag genomen en had meegeholpen bij de
kruisafneming van Jezus. Dit bracht hem dicht bij de leerlingen van Jezus
waarmee hij een sterke vriendschappelijke band mee had. Na de nederdaling van
de H. Geest werd hij met de eerste dopelingen in de vijver Bethesada gedoopt.
Van dan af heette hij Ktesifon. Hij nam de taak op zich de diakens bij te staan
in de ontluikende Gemeente van Jezus. Ktesifon vergezelde de apostel Jakobus de
Meerdere naar Spanje. Ktesifon werd later bisschop in Spanje. Cassius bracht na
de grafwacht verslag uit bij Pilatus en zegde zijn dienst op. Hij sloot zich
bij de leerlingen van Jezus aan. Ook hij behoorde tot de eerste massa
dopelingen op Pinksterdag. Van toen af was zijn naam Longinus. Samen met 2
andere soldaten die bekeerd waren, keerde hij naar zijn vaderland Kappadocië
terug. Hij reisde veel rond als diaken en predikte over Christus. Als
ooggetuige vertelde hij over het lijden en verrijzen van Jezus. Hij bekeerde
ontelbare mensen en genas ook vele zieken door aanraking van een deel van de
heilige lans, die hij altijd bij zich droeg.
Wij moeten ons
kruis opnemen en Jezus achterna gaan. Daar ligt onze redding. Zelf was Hij
misprezen op aarde, maar Zijn glorie is voor eeuwig in de Hemel. Hij zit aan
Gods rechterhand. Wij moeten ervoor zorgen om altijd in Gods genade te leven.
|