De hoofdstad van ons Waals gewest dat zullen vele goede en minder goede Belgen niet weten is Namur. De hoofdstad van het Vlaams gewest ook dát zullen velen niet weten is Brussel. In Namur wordt in hoofdzaak Frans gesproken. In Brussel juist! eveneens. De citytrip die ik vorige week ondernam naar Amsterdam was onder andere bedoeld om eens in een grote stad mijn moedertaal te kunnen spreken. Welnu, beste lezer, in Amsterdam wordt géén Nederlands gesproken! Alleszins minder dan in Brussel. Als u dacht dat in Amsterdam Nederlands wordt gesproken, dan hebt u het verkeerd voor: in Amsterdam spreekt men vrijwel uitsluitend Engels! Ware het niet van de grachten, je zou je in Londen wanen. Het went snel: na een paar dagen kijk je al raar op als je ergens iemand Nederlands hoort praten. In ons Vlaanderland kent tegenwoordig ieder schoolgaand kind van een jaar of vijftien voldoende Engels om zich snel aan te passen in Amsterdam, maar ík ben een gepensioneerde van de oude stempel, toen het Frans nog de eerste en vaak enige vreemde taal was die op school geleerd werd. Begrijpt u, beste lezer, dat mijn volgende citytrip er een zal zijn naar Brussel
xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Amsterdam is een stad van fietsers. Ze maken ongestoord gebruik van alle baanvakken; voetgangers en autobestuurders kijken wel uit. Voor voetgangers die niet gewend zijn zich in Amsterdam te begeven is het uitkijken geblazen: vóór je t beseft ben je aangereden door een roekeloze fietser. Ik heb er niettemin maar één ongeval gezien: tussen twee fietsers. De een kwam er met de schrik van af, de ander met een kapot achterlicht. Het dient gezegd dat zware verkeersongevallen in Nederland minder vaak voorkomen dan in België, in relatieve cijfers zelfs maar half zoveel. Dat heeft mijns inziens veel te maken met koning fiets. Een pluspunt dus dat ik onze noorderburen gaarne toeken.
Een minpunt vond ik de Walletjes. Niet meer wat het vijfendertig jaar geleden was. Toen zaten achter de ramen mooie slanke jongedametjes, zoals je dat heden ten dage kunt zien in de glazen straat in Gent een streling voor het oog . Wat er nu zit aan de Walletjes zijn dames op leeftijd, met bolle buiken en veel te dikke lippen en dito borsten: follek sat in sjesjonn, al zullen ze het daar nu meestal wel in het Engels zeggen. Misschien zijn die dames wel dezelfde als vijfendertig jaar geleden? En, op één uitzondering na, was er geen één die glimlachend knipoogde en daarbij een uitnodigend gebaar maakte. t Zal natuurlijk wel een verschil gemaakt hebben dat ik mijn vrouw bij had.
In Amsterdam heb ik alleszins genoten van wat men daar aan schilderkunst te bieden had. Uitgebreid het van Gogh museum bezocht, alsook het Rijksmuseum, dat dit jaar in het teken staat van Rembrandt de grootmeester werd vierhonderd jaar geleden geboren . Ik heb in grote bewondering gestaan voor het werk van Rembrandt, alsook voor een paar schilderijen van van Gogh. Toch heb ik niet de indruk dat Rembrandt een groter kunstenaar was dan vele andere grote schilders van zijn tijd. En van Gogh? Van de aardappeleters heb ik best kunnen genieten, alsook van een paar van zijn landschappen. Maar in het van Gogh museum hangen ál te veel schilderijen die ik niet graag door mijn kleindochtertjes zou zien maken: ik zou hun aanraden toch maar over te schakelen naar het conservatorium. Geef mij maar Renoir, Degas, Monet, Manet, De Saedeleer of
Staf Stientjes.
Zou het postuum succes van Nederlands twee grootste kunstschilders niet voor een groot deel te danken zijn aan hun turbulente levenswandel? Rembrandt en zijn vrouwen. Van Gogh en zijn
oor. Al is dat afgesneden oor ongetwijfeld fel overroepen. Het enige wat wij er ooit van gezien hebben is op een zelfportret, waar hij een groot verband draagt op zijn rechter oor. Misschien is het niet meer geweest dan een banaal sneetje, door zijn scheermes dat per ongeluk is uitgeschoten. In het museum zelf wordt gewag gemaakt van een stukje van de rechter oorlel dat werd afgesneden. Een oorlel is al niet erg groot, en daar een stukje van
Zowel Rembrandt als van Gogh hebben ook dit gemeen dat ze in grote ellende van Gogh schoot zich een kogel in de borst en in de bitterste armoede zijn gestorven. Rembrandt werd na zijn overlijden als een hond in de grond gestopt omdat geen enkele instantie hem een begrafenis of een kruis op een graf waardig achtte. Omdat niemand meer wist waar zijn lijk was begraven, heeft men het later ook nooit meer teruggevonden. Nu hangt Amsterdam vol met huizenhoge portretten van Rembrandt!...
Hoe contrasrerend met die twee is de levenswandel van onze grootste Vlaming, Roger Raveel. De Galerie Clement aan de Prinsengracht, nr. 845, stelt zijn werk tentoon onder het motto: Roger Raveel: een verschrikkelijk mooi leven. Ik zag er in t voorbijgaan een affiche voor het venster hangen: Rogeer Raveel, met zijn pet op. En die vijfentachtigjarige man dankt zijn succes allesbehalve aan een frivole levenswandel: hij leeft een sober leven aan de Leieboorden, met zijn eerste en enige vrouw Zulma, die nu rond de negentig moet zijn en waar hij nog steeds dolverliefd op is. Voor Raveels succes kan er dan ook moeilijk een andere reden zijn dan
puur talent. t Zou mij overigens ten zeerste verwonderen als Roger Raveel in armoede zou moeten sterven en geen kruisje zou krijgen op zijn graf. Een stukje van zijn oor snijden zou natuurlijk wel helpen, of Zulma bedriegen met een van zijn talloze jonge bewonderaarsters. Maar zelfs zonder die buitensporigheden staat het voor mij vast: over een paar honderd jaar, als Vlaanderen reeds lang onafhankelijk zal zijn, zullen er in onze hoofdstad alwaar dan alleen nog Engels zal gesproken worden huizenhoge portretten hangen van de grootste kunstenaar uit onze geschiedenis, Roger Raveel. In zijn diepste binnenste is de meester daar overigens zelf van overtuigd. Pas na mijn dood, zo zegt hijzelf, zal de wereld mij naar waarde schatten.
|