Mijn vrouw en ik hadden een ouzo besteld in een Grieks kafenion in een klein Grieks dorpje de naam ben ik vergeten een kilometer of tien buiten Rhodos-stad. De ouzo was vergezeld van een glas water en een schoteltje olijven. Kostprijs: één euro! In Rhodos-stad zou je er het vijfvoudige voor betaald hebben. Die ochtend hadden we daar een café frappé besteld. Vier euro vijftig, terwijl de kaart onmiskenbaar twee euro vijftig vermeldde. Toen wij er een opmerking over maakten kregen we te horen dat hetgeen wij gekregen hadden café frappé à la crème was, dat is café frappé met een bolletje ijs en dat was duurder. We hadden nochtans met stellige zekerheid café frappé tout court besteld, maar
enfin soit, wie met vakantie gaat wil bedrogen worden, zegt Jack Vanlichtervelde, en die heeft altijd gelijk.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
- Wat een prijsverschil toch tussen de kafenions in zon klein dorp en de cafés in Rhodos-stad, merkte mijn vrouw op.
- Ach, zei ik een beetje voor de grap , die Grieken, t zijn dieven en bedriegers.
Wie had kunnen vermoeden dat er onder de vier of vijf Grieken die geruisloos in een donkere hoek van het café een ouzo zaten te drinken, één zou zijn die ons Vlaams dialect kon begrijpen?
- De Grieken zijn het eerlijkste volk van de wereld, zei de man die het dichtst bij ons zat, in zeer verstaanbaar Nederlands.
Hij stak één vinger in de lucht en schoof wat dichterbij. We stonden een beetje perplex.
- Oe niet schrikken, oe niet schrikken, zei hij sussend met voorzichtige handgebaren, anderen hebben niets begrepen. Lauster goed: wij ZIJN geen volk van dieven en bedriegers.
Ik zei dat ik het niet zo kwaad bedoeld had, dat het maar een beetje om te lachen was.
- Natoerlijk, natoerlijk, zei de Griek, dat begrijp ik wel.
Hij was een man van rond de zestig, kloek gebouwd, met grijze snor en visserspet, zoals een Griek in een kafenion verondersteld wordt er uit te zien.
Ik complimenteerde hem met zijn Nederlands in een poging om het gesprek in andere banen te leiden. Hij antwoordde dat zijn Nederlands in feite niet veel zaaks was, ongeveer even goed als zijn Frans, maar veel minder dan zijn Engels en alleszins veel minder dan zijn Duits, hetwelk voor hem als een tweede moedertaal was. Ik zei dat wij Vlamingen waren en geen Nederlanders, maar dat had hij al lang door. Of hij ook Italiaans kende? O ja, in t Italiaans kon hij zich goed uit de slag trekken. Ach wat wil je, hij was al ze leven zeeman geweest en dan kom je toch overal en je wil toch met de mensen kunnen praten
Ik was beschaamd dat ik na op zijn minst twintig vakanties in Griekenland amper evenveel woordjes Grieks kende.
Hij had ondertussen overgeschakeld op Engels en dat vond ik wel geschikt. Engels praten met iemand die zelf ook het Engels niet als moedertaal heeft, ja, dat zint mij wel. Die Engelsen en die Amerikanen kennen hun taal té goed en daardoor praten ze dermate vlug dat ze vaak onverstaanbaar zijn voor anderstaligen. Maar dat geldt net zo goed voor Hollanders die Nederlands praten. Dan zijn de Vlamingen veel verstaanbaarder, beaamde ook de Griek.
Deutsch en Dutch vond hij heel verwante talen en het ging er bij hem niet in dat zo weinig Vlamingen Duits kennen. Hij heette Spiros en was eigenlijk afkomstig van het eiland Kerkyra jullie noemen het Korfoe, maar de meeste inwoners van Kerkyra kennen de naam Korfoe niet eens . Op Kerkyra heten de meeste mannen Spiros en daarom krijgen ze allemaal ook nog een bijnaam waarmee ze verder door het leven moeten: de zijne was Broeskos. Hij was vaak in Antwerpen geweest en in Gent, en ook in Rotterdam. Hij kende de Vlamingen en ook de Hollanders.
- Geef mij maar de Vlamingen I like Flemish people the most zei hij en hij dronk zijn glas ouzo leeg.
- May I offer you another ouzo? vroeg ik.
Hij schrok een beetje van die vraag. Trakteren in een café doen ze daar blijkbaar niet. Hij stemde toch toe.
Ik dronk mijn glas eveneens leeg en bestelde nog twee ouzo mijn vrouw was nog niet eens aan haar eerste ouzo begonnen .
- En steek er maar wat meer spoed achter, maande ik natuurlijk weer om te lachen de nogal traag reagerende ober aan.
- Dat laatste heeft hij gelukkig niet verstaan, zei Broeskos ernstig. Dat moet je nooit doen. Denk niet dat je een Griek kan opjagen. Als je dát probeert laat hij je nog véél langer wachten. Je bereikt er gegarandeerd een omgekeerd effect mee.
De reden waarom dit gesprek begonnen was, was Broeskos al lang vergeten, zo hoopte ik. Niets was minder waar
- De Grieken, zei hij, zijn eerlijke mensen. Hier wordt niet gestolen. Grieken zijn de eerlijkste mensen ter wereld. Wij zijn geen dieven en geen moordenaars. Bij jullie worden kinderen vermoord door zogenaamde pedofielen. Hoe komen jullie erbij om het woord pedofiel te gebruiken voor kinderverkrachters en kindermoordenaars. Dat woord is Grieks en het betekent kindervriend, iemand die van kinderen houdt. Wij Grieken, wij zijn allemaal pedofielen, wij houden écht van kinderen, wij zijn verzot op kinderen, wij verwennen de kinderen ach, misschien een beetje te veel maar wij misbruiken ze niet, wij zullen geen haar op hun hoofdjes krenken. Maar, neem mij niet kwalijk
Natuurlijk nam ik het hem niet kwalijk. De man had het hart op de tong. Hij kwam voor zijn mening uit. Ik nam aan dat ik dat óók mocht. En ik vertelde hem wat mij enkele jaren tevoren was overkomen in een bar in de buurt van het Syntagmaplein in Athene. Een Griek had mij meegeloodst met de smoes dat hij mij zijn mooi etablissement wilde laten zien, omdat ik Belg was, net als zijn echtgenote, die van Antwerpen was. Ze heette Bogaert. Als ik van een ander land was geweest was zijn vrouw waarschijnlijk evengoed Deense geweest, of Zweedse, of Engelse, of Poolse
Ik werd er dadelijk aangeklampt door een paar meisjes die op mijn kosten wensten te drinken. Toen ik afrekende met een briefje van vijfduizend drachme, bleek het plots veranderd te zijn in één van duizend drachme. En toevallig stond naast de ontvanger van mijn briefje iemand die het allemaal heel goed had gadegeslagen en die er een eed op durfde doen dat ik inderdaad met een briefje van duizend had betaald. Of Broeskos dat eerlijk vond!?
- Was het de eerste keer dat je toen in Athene was?
- Bijlange niet. De vierde of de vijfde keer.
- Dan hoef je daar niet fier op te zijn, zei Broeskos. Je was naïef en je bent gewoon in de val gelopen. Wie een paar keer in Athene is geweest hoort te weten dat de legendarische gastvrijheid van de Grieken niet geldt voor de buurt van het Syntagmaplein. Dat omtoveren van die briefjes was overigens een aardige truck en die vierduizend drachme die je er bij ingeschoten hebt, ach, was het dat niet waard?
Ik vond van niet
- Wij Grieken, zei Broeskos, hebben zo onze particulariteiten. Tel voor de aardigheid eens tot vijf with your fingers.
Om te tonen dat ik tenminste dát kon, telde ik in t Grieks, te beginnen met de duim: ena, dio, tria, tessera, pende.
- Bravo, zei Broeskos. Kijk, zo doen jullie dat nu allemaal. Wij Grieken tellen nooit zo.
Hij begon bij de wijsvinger, dan de middenvinger, de ringvinger, de pink en tenslotte de duim.
- Stel dat ik jou iets vraag, ging hij verder, en je geeft mij een positief antwoord, dan zeg je yes en je knikt met het hoofd. Wij Grieken zeggen nè en we bewegen daarbij het hoofd van links naar rechts. Iets wat jullie als een negatief antwoord interpreteren.
- En als jullie no bedoelen, wat doen jullie dan?
- No is in het Grieks ochi, maar dat woord gebruiken wij zo goed als nooit. Ochi is bij ons eigenlijk een vies woord, een schuttingwoord. Een welopgevoede Griek zegt dus in feite nooit neen. Als je mij bijvoorbeeld vraagt of iets goed is, dan zal ik dus nooit het woord ochi, dit is no gebruiken. Ik zal daarentegen ja zeggen: ja, t is niet goed. Ofwel zeg ik niets en laat ik door gebaren blijken dat mijn antwoord negatief is.
- Toch niet door het hoofd te schudden, want daarmee bedoelen jullie toch ja?
- Juist. Als we het hoofd schudden en we zeggen nè dan bedoelen we ja. Als we daarentegen neen bedoelen knijpen we de ogen half dicht en we gaan wat achterover hellen met het hoofd terwijl we de handpalmen naar de aangesprokene toedraaien. Kijk, zo!
Hij maakte het gebaar.
- Een gebaar van onmacht, zei ik.
- Precies, antwoordde Broeskos. En het houdt ook een verontschuldiging in. Wij Grieken zijn niet alleen het eerlijkste en meest gastvrije volk ter wereld, maar ook het vriendelijkste.
- Jullie hebben inderdaad wel een heel bijzondere manier om neen te zeggen.
- Zó bijzonder is het nu ook weer niet, zei Broeskos. Ieder volk heeft wel iets kenmerkends.
Hij lachte. Er schoot hem blijkbaar iets te binnen. Hij reikte mij zijn balpen aan.
- Schrijf hierop eens een acht hij schoof een soort bierviltje naar mij toe .
Ik schreef het cijfer 8.
- Zo schrijven wij het ook, en zo schrijft de hele wereld het cijfer 8. Behalve de Nederlanders: die hebben zo hun eigen manier.
Hij nam de balpen uit mijn hand en schreef een Nederlandse 8. Te beginnen op het kruispunt, dan een lusje naar beneden en vervolgens een lus naar boven om tenslotte niet op het kruispunt te eindigen doch zon halve centimeter ónder de startplaats.
- Jullie Vlamingen spreken dezelfde taal als de Nederlanders, doch jullie 8 is precies zoals overal elders in de wereld. Die Nederlandse 8 is óók bijzonder, net zoals onze neen. Ja, ik heb veel gereisd en ik ken de particulariteiten van de volkeren. Neem nu de Engelsen
Er kwam toen een man, breed gesticulerend en opgewonden pratend het kafenion binnen, recht op Broeskos af. Broeskos diende hem heftig van repliek. Ik merkte dat er negatieve dingen in de lucht hingen want Broeskos haalde de schouders op en draaide zijn handpalmen in de richting van de andere en die maakte gelijkaardige bewegingen.
- Is er iets ergs gebeurd? vroeg ik toen Broeskos zijn blik weer een ogenblik op mij richtte.
- Helemaal niet, zei hij, waarom zou het? Maar neem mij niet kwalijk, ik moet nu wel even weg met mijn vriend, Demosthenes Asprodinis.
Demosthenes lachte minzaam naar mij een maakte een discrete buiging. Samen verlieten ze het kafenion. Het gesprek tussen die twee liep hoog op. Niemand leek er zich evenwel aan te storen. Natuurlijk niet, er wás geen onenigheid tussen die twee. Ze waren gewoon in een enthousiast gesprek gewikkeld. En dat is ook weer typisch voor de Grieken, of laten we zeggen voor Zuiderlingen. Maar wat er zo typisch is voor de Engelsen? Misschien kom ik dat nog eens te weten als ik Broeskos weer ontmoet, al is de kans klein
|