De pijn kwam lichtjes opzetten toen we ter hoogte van Kalithea kwamen. Tot hier was alles perfect verlopen. Als in een gelukzalige droom. Die marathon, van Lindos naar Rhodos stad. Een verrukking!
Eind 1997, nu bijna negen jaar geleden, t was na de marathon van Chicago, had ik nochtans gezworen dat ik er nóóit meer een zou lopen. Na die wedstrijd in Chicago heb ik een vol uur liggen janken vanwege de pijnlijke krampen in mijn kuitspieren en ze hebben mij daarna naar t hotel moeten dragen. Het was mijn twaalfde marathon. Mijn vrouw had mij gewaarschuwd: nog één zon marathon en ze zou zich laten scheiden
Op het eiland Rhodos was ik mijn dertiende marathon aan t lopen vraag me niet hoe dat gekomen is . We waren gestart in Lindos, op de akropolis, bij de tempel van Athena. Toen we na vijfendertig kilometer onder een brandende zon, langs het strand van Faliraki liepen, was er nog geen ziertje pijn noch kortademigheid, noch enig spoor van vermoeidheid: enkel gelukzaligheid. Met Kalithea in zicht was ik beginnen zweven, ik voelde mijn benen haast niet meer. Een voor een begon ik deelnemers die vóór mij liepen, in te halen. Ik begon al te dromen van een overwinning in een Griekse marathon en van onsterfelijke roem. Mijn naam zou voortaan in één adem genoemd worden met die van Pheidippides.
En toen was daar plots
die pijn. Het begon als een druk, gevolgd door knagende steken in de linker zij. Ik balde mijn beide vuisten en drukte mijn duimen diep in mijn handpalmen zoals ik het als kind al gewend was te doen telkens als ik bij het hardlopen gekweld werd door steken in de zij. Ik vertraagde mijn looppas. Algauw werd ik tot stoppen gedwongen. Ineengekrompen en kreunend van de pijn ging ik liggen aan de kant van de weg. Iemand legde een hand op mijn schouder. Het was mijn dierbare echtgenote. We lagen in ons bed in kamer 113 van Grand Hotel in Rhodos stad. t Was omstreeks vier uur in de morgen.
De eerste twee Perdolans brachten geen verlichting, de volgende twee evenmin. Twee Dafalgans mét codeïne, en nog ging het niet beter. Zwaardere pijnstillende medicatie had ik niet bij. Om zeven uur zond ik mijn vrouw naar de apotheker om Buscopan, ontstekingswerende medicijnen, cortisone-pillen en antibiotica ik had ondertussen koorts gekregen en in zweette als een das . Dit waren nierkolieken, vermoedelijk door een steentje dat ergens in de urineleiders zat vastgeklemd, ik twijfelde er niet aan. Uit de lessen urologie die ik ruim veertig jaar geleden, zij het met mondjesmaat, had bijgewoond, had ik onthouden, dat die pijnen tot de hevigste behoren die men zich kan voorstellen.
t Was de laatste dag van onze vakantie op Rhodos. Laat op de avond was de terugvlucht naar Brussel. Die laatste dag bracht ik door in de vreselijkste pijnen. De medicatie had nauwelijks geholpen, ik was er niet eens door versuft. In het vliegtuig was het zo mogelijk nog erger, en dat kwam ongetwijfeld door de beperkte bewegingsmogelijkheid in economy class. Ik probeerde het leed te verzachten door drie uren lang met mijn rechter hand in mijn linker biceps te knijpen. De bedoeling daarvan was de ondraaglijke lendenpijn een beetje af te leiden. Een heel klein beetje
Later zou blijken dat mijn voorarm helemaal blauw was van de onderhuidse bloeduitstorting die ik daar door het aanhoudend knijpen had veroorzaakt. Ik trachtte mezelf nog voor te houden dat ik nog van geluk mocht spreken dat dit alles zich voordeed de laatste dag van de vakantie. Stel dat het in t begin van de vakantie was geweest
Op mijn zesenzestigste had ik nog niet één keer een collega-arts geraadpleegd, een oogarts voor het voorschrijven van een bril en een tandarts niet te na gesproken. Laat staan dat ik ooit gehospitaliseerd was geweest. Ik huiver nog bij de gedachte dat ik, ei zo na, in een Grieks ziekenhuis was beland. Jazeker, zon vijfentwintig eeuwen geleden was de Griekse geneeskunde toonaangevend in Europa, met de grote Hippocrates, rechtstreekse afstammeling van de god van de geneeskunst Asklepios, naar men zegt. Enkele jaren geleden heb ik een week op het eiland Kos verbleven, waar Hippocrates zijn beroemde artsenschool had en zijn ziekenhuis. De ruïnes van dat UZ avant la lettre zijn ook heden ten dage nog indrukwekkend. Evengoed heb ik toen een bezoek gebracht aan het hedendaagse ziekenhuis van Kos. Lieve Heertje en Zeus Almachtig, laat mij hier niet terecht komen, heb ik toen in stilte gebeden
Mijn zoon Peter haalde mij af in Zaventem en een dik uur later lag ik in de spoedopname van het AZ Groeninge. Op een röntgenfoto was een niersteen te zien. Ik kreeg een infuus met allerlei medicijnen in en in minder dan geen tijd was mijn pijn geweken. Ik voelde mij in de allerhoogste hemel. Wie geen pijn doorstaan heeft, heeft er geen benul van hoe zalig het is om geen pijn te lijden! Ik had het vriendelijk personeel van de spoedopname één voor één aan mijn borst willen drukken. In al mijn euforie bleef ik niettemin redelijk genoeg om te beseffen dat géén van hen daar op dat ogenblik behoefte aan had.
Een half uur later lag ik onder de niersteenverbrijzelaar, op een stevige tafel, de buik en de onderbuik boven een cirkelvormige indieping waarin lauw water werd gegoten. Eén van de meisjes die de verbrijzelaar bedienden ze kunnen in de veertig geweest zijn, maar voor mijn leeftijd zijn het meisjes zei dat de behandeling een uur zou duren, dat er twee duizend vijfhonderd shots op de steen in mijn urineleider zouden afgevuurd worden, dat het een beetje pijnlijk zou zijn maar toch goed draaglijk, dankzij de extra pijnstillende injecties mij zopas toegediend.
Het geschut was amper begonnen of het tweede meisje riep: penis naar beneden doen, of we schieten erop! De leukerd was waarachtig naar boven gemigreerd in zijn lauwwaterbadje. Ik bracht hem met mijn ene hand buiten het bereik van het verbrijzelkanon. Oef, dacht ik, misschien was dat maar net op tijd. Het incident zou mij op het idee brengen, mijn vrouw wijs te maken, toen ze mij die avond kwam bezoeken, dat ik een ernstig vermoeden had dat ze mij impotent hadden geschoten. Ze reageerde buitengewoon lakoniek: dat is dan spijtig voor jou, zei ze.
De behandeling was al bij al meegevallen. Ik bleef tot s anderendaags de zaterdagmorgen in het ziekenhuis. De pijn was er nog, zij het minder. De meisjes hadden mij gewaarschuwd dat ik bloed zou plassen en
steengruis. Teneinde dat laatste op te vangen hadden ze mij een zeefje meegegeven waardoor ik moest plassen. De pijn ging niet over, in tegendeel. Bloed kwam er niet, steengruis evenmin. t Was duidelijk dat de behandeling niet gelukt was.
De maandag werd de verbrijzeling overgedaan, met vierduizend shots in een tijdspanne van vijfenveertig minuten, onder echografische controle. Ze hadden mij een spuit Dormidorm toegediend en een zuurstofmasker opgezet. De uroloog bleef er bij en toonde mij op het scherm hoe goed de steen aan t vergruizelen was. Hij wees mij de plaats aan waar minuscule steenfragmentjes als kleine korreltjes wegvloeiden naar de blaas. Maar als ik even de blik afwendde zag ik die korreltjes ook op andere plaatsen, ik zag ze overal, het beeld was één en al wegvloeiende korreltjes. Ik stelde me even voor dat mijn hele lichaam aan het desintegreren was en instinctief voelde ik of mijn penis niet weer in de vuurlinie gekomen was. Probeer zoveel mogelijk stil te liggen, zei de uroloog.
Na deze tweede behandeling hoefde ik maar een uurtje in het ziekenhuis te blijven. Iedereen leek vrij gerust in de goede afloop, veel meer dan de eerste keer. Maar op woensdagavond was er nog geen verbetering ingetreden. In mijn zeefje was nog geen steenfragmentje te bekennen, bloedklonters anders wel
De laatste achtenveertig uur had ik tien à twaalf Brufen-tabletten à 600 mg geslikt plus zwaar verdovende medicatie, met matig resultaat. Met de uroloog werd overeengekomen dat ik mij op vrijdagmorgen nuchter zou aanmelden in het ziekenhuis voor een eventuele operatieve verwijdering van de steen. Maar s anderendaags begon ik steentjes uit te plassen. De pijn was nu veel beter te stillen. De vrijdagmorgen plaste ik het negende steentje uit en dat zou het laatste blijken te zijn. Bij CT-onderzoek van mijn onderbuik bleek er geen spoor van nierstenen meer te zijn. Aan een operatie was ik dus mooi ontsnapt. Ik kon niet nalaten te vragen of ze zich bij de onderzoeken ook enig idee hadden kunnen vormen van de toestand van mijn prostaat. In prima conditie, zie de radioloog, het lijkt wel de prostaat van een jongeman van twintig. Een vrouwelijke assistente stond het hoofdknikkend te bevestigen, een beetje grinnikend.
Mijn linker nier was serieus gezwollen en functioneerde nog nauwelijks. Het zou allemaal wel in orde komen, werd mij verzekerd. Ik wil het gaarne geloven, want op heden, veertien dagen later, voel ik mij kiplekker en
pijnvrij. En er is meer: eindelijk voel ik mij genezen van mijn iatrofobie, mijn ziekelijke angst voor doktoren - daarover zal ik het later nog wel eens hebben -. Ik ben er het bekwame en vriendelijke personeel van de spoedopname, de radiologie en heel in t bijzonder de urologie van het AZ Groeninge uitermate dankbaar voor: een dikke proficiat!
|