Het onderwerp dat ik vandaag wens aan te snijden is allerminst van belang ontbloot: mijn pijnlijke stijve nek. Het is nu precies drie weken dat die kwaal mij in haar greep heeft. Dat u dat geen wereldschokkend nieuws vindt? Tóch wil ik er over schrijven. Ten eerste, omdat het een zeer vervelende en pijnlijke zij het niet-dodelijke kwaal is, die mij hindert bij mijn alledaagse handelingen: het knopen van mijn schoenveters, het drinken van een glas, het wenden van de blik in de richting van een knappe vrouw, het kijken naar een vogel in de blauwe lucht. Ten tweede, omdat u, beste trouwe lezer, hier in hoge mate mede verantwoordelijk voor bent. Het leed dat mij in deze dagen overkomt is namelijk het gevolg van mijn slechte houding vóór het computerscherm bij het schrijven van mijn cursiefjes en als ú er niet geweest was, had ik die cursiefjes niet geschreven nogal logisch! Ik heb een paar keer een dafalgannetje genomen en één keer eentje met codeïne, en daar is het bij gebleven. Het hélpt niet en ik vertik het om zwaardere medicijnen te nemen, laat staan een gespecialiseerd arts te raadplegen
of een kraker. O, dat zou ik nog vergeten, een warm kersenpitkussentje lijkt wel een beetje verlichting te geven, tijdelijk.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Zes, zeven jaar geleden had ik last van een pijnlijke schouder. t Was begonnen na het snoeien van een haag. In die tijd was ik nog volop ziekenhuisarts en bijna dagelijks vertoefde ik in het gezelschap van collegas die in dat soort kwalen gespecialiseerd zijn. En toch vertikte ik het hun advies te vragen. Toen de pijn al meer dan een jaar duurde, vroeg ik uiteindelijk toch, zo langs mijn neus weg, aan een van die orthopedisten of hij mij een boek wilde lenen over schouderaandoeningen. Hij gaf mij het boek Treatment of injuries to athletes (third edition) van Don H. ODonoghue, M.D., professor emeritus of orthopedic surgery at Oklahoma University. Dat ik wel degelijk een atleet was en het boek dus zonder enige twijfel op mij van toepassing was moge blijken uit het simpele feit dat ik rond die periode twee marathons tot een goed einde had gebracht: die van Honolulu (niet van de minste!) en die van Chicago. Dank zij het boek van professor ODonoghue werd het mij al snel duidelijk dat ik leed aan tendinitis van de musculus supraspinatus. Met die wetenschap wist ik mij al een heel eind opgeschoten en in ieder geval was ik beter af dan iemand die het moet stellen met enkel maar een pijnlijke schouder. Ik ontdekte nog heel wat meer in het boek. Er stond, zwart op wit, dat tendinitis van de musculus supraspinatus een vervelende en pijnlijke aandoening is. Die extra bevestiging van wat ik ondertussen al ervaren had, deed deugd. Wat er óók stond, zwart op wit, en wat in feite véél interessanter was: dat de klachten tot anderhalf jaar konden duren! Tót anderhalf jaar, wat zoveel betekent als: ten hóógste anderhalf jaar. Mét of zonder behandeling? Dat stond er niet bij. Alsof dat niet ter zake doende was. Ik concludeerde dan ook wijselijk dát het niets ter zake deed en ik onthield mij van verdere vragen om advies aan mijn geachte collegas. Ze moesten mij eens een operatie voorstellen! Ik durfde er niet aan denken. En daar kwam bij dat ik nog amper drie maanden te gaan had. Volgens professor ODonoghue immers zouden mijn schouderklachten, operatie of niet, weldra over zijn, ten laatste over drie maanden. En als ik nu een operatie zou laten gebeuren? Dan gingen de chirurgen toch met alle eer lopen, ten laatste over drie maanden! Ge ziet dat van hier! Hoeft het gezegd dat ik besloot nog drie maanden te wachten? Ik nam me voor een triomfantelijke brief te schrijven aan professor ODonoghue indien mijn schouderpijn na verloop van de drie maanden niet over zou zijn. Dat zou dan meteen een belangrijke bijdrage betekend hebben tot de geneeskundige wetenschap: dat de pijn bij tendinitis van de musculus supraspinatus in sommige gevallen langer kan duren dan anderhalf jaar! Iets waar wereldberoemde schouderspecialisten als professor ODonoghue nog niet eens achter waren gekomen. Ik had mij al dermate verheugd op het schrijven van die brief dat het met gemengde gevoelens was dat ik vaststelde dat mijn pijnen in de drie à vier weken die volgden, allengs geheel achterwege bleven
Hoe het dan zo snel gebeterd is? Drie factoren hebben daar mijns inziens toe bijgedragen. Er was ten eerste het feit dat ik mij niet langer met al mijn krachten tegen de aandoening ging afzetten en ik zou ik zelfs durven zeggen mijn aandoening als het ware ging koesteren. Ten tweede was er het uitzicht op verbetering: nog hooguit drie maanden, tenzij ik een nieuw record zou vestigen. Ten derde was er de diagnostische zekerheid van te lijden aan tendinitis van de musculus supraspinatus en niet zomaar aan schouderpijn. Aan tendinitis van de musculus supraspinatus heeft een mens een degelijk houvast. Met schouderpijn blijf je in de kou staan, helemaal aan je lot overgelaten
En mijn nekpijn? Een goed boek over nekpijn, geschreven door een beroemde professor een Amerikaanse liefst , dat is wat ik nodig heb. Wat ik moet vinden is een degelijke medische definitie voor mijn nekpijn. Ach, die geleerde medische termen, zult u zeggen, voor mij is dat allemaal latijn. Maar natuurlijk, beste lezer, niet-medicus, het ís ook latijn! Maar ík heb latijn gestudeerd en daarom is het voor mij geen latijn meer. Een goede latijnse definitie, daar heb ik behoefte aan en
een termijn. Al zie ik toch wel op tegen een termijn van, laten we zeggen, wéér anderhalf jaar. Want heel veel jaren heb ik ongetwijfeld niet meer te gaan en dat die luttele jaren dan nog door pijn moeten vergald worden
En dan te bedenken dat ze mij gelukkig prijzen omdat ik maar in één plaats pijn heb. Dat is, zeggen ze, uitzonderlijk op mijn leeftijd.
|