xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Is het omdat het onderwerp de mens koud laat dat hij er, na negenhonderdvierentachtig dagen dagboek, nog met geen woord over gerept heeft? Of ligt het onderwerp hem zó nauw aan het hart dat hij aarzelt zijn gevoelens daaromtrent aan de openbaarheid prijs te geven?
Hebt u, lieve lezer, gedacht dat ik er ook dit jaar zou aan voorbijgaan? Dan moet het er nu uit, ik wil het niet langer verzwijgen: ik ben verslingerd aan de Ronde, al van in 1948. Ik was toen acht jaar oud. Die ronde werd gewonnen door de Italiaanse campionissimo Gino Bartali, die dat tien jaar eerder ook al gepresteerd had. Tweede was Briek Schotte, de flandrien. Bartali en Schotte, het waren mijn helden. De enigen die in mijn wielerminnend hart datzelfde niveau hebben bereikt zijn Fausto Coppi en Rik Vansteenbergen. Zelfs de in Meensel-Kiezegem geboren Vlaming Eddy Merckx kon mij in latere tijden minder bekoren. Toen Coppi één jaar later Bartali versloeg, werd hij voor mij de grootste aller tijden, en dat is hij gebleven, tot op de dag van vandaag. De andere goden uit mijn kinderjaren waren Ferdi Kübler en Hugo Koblet, allebei Zwitsers, en de Bretoen Louison Bobet. Louison won drie keer op een rij en dat had voorheen nog niemand gepresteerd. De Brusselaar Flup Thijs won weliswaar in 1913, 1914 en 1920, maar
niet op een rij dus. Ook Vlaanderen had voor mij nog een aantal goden, zij het van een ietwat lagere rang. In de eerste plaats Stanneke Ockers, die nooit won, maar wel een paar keer tweede werd. Ook Marcel Janssens werd één keer tweede. Die viel vooral op door zijn smal gezicht. Nooit een coureur gezien met zon smal gezicht. En Jan Adriaenssens dan, die het nooit verder gebracht heeft dan derde wat natuurlijk ook héél mooi is maar die vooral opviel door de interviews die hij steevast beëindigde met groeten aan allerlei familieleden en kennissen en
aan zijn verloofde uit Wevelgem. Hij zei nooit aan mijn verloofde, maar altijd aan mijn verloofde uit Wevelgem. Had hij er elders misschien nog eentje zitten? Eentje dat liever onvermeld bleef? Jan Adriaenssens was van Ruisbroek Sauvegarde en dat ligt niet zomaar op een boogscheut van Wevelgem. Zou hij die verloofde uit Wevelgem aan de haak geslagen hebben na de koers Gent-Wevelgem? En de vraag die mij nu nog het meest bezig houdt: zou hij dr uiteindelijk mee getrouwd zijn? En dan vermeld ik alleen nog Jos Planckaert omdat hij ook eens tweede geweest is en ook wel omdat hij net als Briek Schotte van mijn geboortestreek was. Jos is onlangs overleden. IJzeren Briek heeft ons een paar jaar geleden reeds verlaten
Na de drie overwinningen van Louison Bobet was het met de échte wielergoden gedaan. In 1956 won de brave krullebol Roger Walkowiak, onbekend bij het grote publiek. Hij had in die ronde geen enkele rit op zijn naam geschreven en ná die ronde heeft hij, voor zover mij bekend, nooit meer een koers gewonnen. Akkoord, Anquetil won de Ronde vijf keer. Merckx won ook vijf keer en telkens met brio en panache. Vijf keer de Ronde winnen bleek daarna niets bijzonders meer. Hinault deed het, met minder brio dan Merckx. En dat het ook helemaal zónder brio kon bewees Indurain. Deze Spaanse Miguel heeft met zijn vijf overwinningen minder geschiedenis geschreven dan zijn landgenoot Federico Bahamontes, die maar éénmaal won, maar in 1954 op de hoogste berg van de Ronde, iedereen ver achter zich liet, op de top een ijskreempje bestelde en rustig likkend de achterkomers opwachtte. Bahamontes velen zullen het niet weten heette eigenlijk Martin. Bahamontes was de naam van zijn moeder, en het betekent over de bergen. Een passender naam had men niet kunnen bedenken voor de beste klimmer aller tijden, de arend van Toledo. Nomen est omen!
Onvergetelijk was ook de prestatie van Wim Van Est. Hij was de eerste Nederlander die erin slaagde de gele trui te bemachtigen. Het was in het jaar 1951, het jaar dat Koblet won. Bij de afdaling van de col dAubisque reed Wim, met de gele trui om de lenden, in een ravijn. Wim Van Est viel 90 meter diep: zijn hart stond stil, zijn Pontiac liep. De renner Wim Van Est en de horloges Pontiac zijn hiermee de geschiedenis ingegaan. Ook een straffe prestatie leverde de donkere Algerijn Abdel-Kader Zaaf. Tijdens een snikhete dag was hij uit het peloton ontsnapt. Om zijn dorst te lessen had hij onderweg meer geestrijk vocht tot zich genomen dan goed voor hem was, zodat hij van zijn fiets tuimelde en in een korte roes verzonk. Nog voor het peloton eraan kwam schoot Abdel-Kader wakker, greep zijn fiets en vervolgde zijn weg
in de verkeerde richting, het peloton tegemoet. Het bracht hem geen ritzege op, maar wel wereldfaam.
Een prestatie die kon tellen in mijn ogen van tienjarige knaap was die van de Roeselarenaar Maurice Blomme in 1950. Maurice won een rit met zowat een half uur voorsprong. Als hij dat nog eenmaal herhaalt heeft hij de gele trui te pakken, dacht ik bij mezelf. Maar Maurice was in die rit boven zijn krachten gegaan: s anderendaags gaf hij op. Drie weken later reed hij een koers in Anzegem. Na de aankomst ging ik hem bewonderen toen hij zich stond te wassen op het koertje van café De Vogelzang. Een waar privilege was het, zo dicht te mogen staan bij de man die een heldendaad had verricht in de Ronde, en zijn bloot mager lichaam te mogen aanschouwen.
Nooit heeft een Vlaming, een Westvlaming van Bachten de Kupe, voor meer sensatie gezorgd dan Michel Pollentier, de man van het peertje. Hij werd betrapt met een rubberpeertje vol onbezoedelde urine onder de oksel: een ingenieuze truc, bedoeld om de dopingcontroleurs te misleiden. Aan dat peertje heeft Michel de eeuwige roem te danken. Van dat peertje, dat weet iedereen nog. Maar dat Michel toen in t geel stond en die ronde had kunnen winnen, wie weet dát nog?
Ik heb mij natuurlijk ook verdiept in de geschiedenis van de Rondes van vóór de oorlog en in de heroïsche verhalen van de Flandriens. Wie het meest tot mijn verbeelding spreekt is Lucien Buysse. Hij won in 1926, op 34-jarige leeftijd, de langste Ronde uit de geschiedenis, met een voorsprong op de tweede van bijna anderhalf uur, iets wat nooit iemand hem had voorgedaan en evenmin heeft nagedaan. Lucien Buysse was immens populair. In de jaren twintig gaven vele Vlamingen hun pasgeboren zoon de naam Lucien en ze hoopten stilletjes dat hij een even grote coureur zou worden als Buysse. Het gebeurde zelfs dat een veelbelovend knaapje dat bijvoorbeeld Frans heette, de bijnaam Lucien kreeg en die naam zijn leven lang meedroeg. Zo weet er in Anzegem vrijwel niemand dat Lucien Deruyck, één van hun grootste B.A.s (Beroemde Anzegemnaars), in feite Frans heet
Lucien Buysse had al eerder de Ronde moeten winnen, ware het niet dat hij in dienst had moeten rijden van de Italiaan Ottavio Bottecchia, die twee jaar tereke won, in 1924 en 1925. Een jaar later werd Ottavio op training doodgeslagen door een Italiaanse wijnboer, nadat hij, teneinde zijn dorst te lessen, een trosje druiven had gestolen uit de wijngaard van de boer. De ware toedracht van deze zaak is pas veertig jaar later aan het licht gekomen toen de boer zijn misdaad opbiechtte, op zijn sterfbed.
Dramas hebben zich natuurlijk ook afgespeeld ín de Ronde. Er waren er die door brute pech een zekere overwinning verspeelden. Zo bijvoorbeeld de Fransman Eugène Christophe in 1913, nog vóór de eerste wereldoorlog dus. Hij brak zijn vork en moest vijftien kilometer te voet naar de dichtstbijzijnde smidse om daar eigenhandig de herstelling uit te voeren.
Zware valpartijen zijn legio in de ronde en toch kan ik er mij amper twee herinneren met werkelijk dramatische afloop. Eerst was er de veelbelovende en supergetalenteerde jonge Franse renner Roger Rivière die in 1960, na een val bij de afdaling van een col, zwaar verlamd geraakte, voor de rest van zijn leven. Die rest heeft overigens maar kort geduurd. Rivière is amper veertig jaar geworden. In 1995 viel de Italiaan Fabio Casartelli in de afdaling van de col du Portet dAspet. Hij stierf ter plekke.
Het meest wereldschokkend drama is dat van de Engelsman Tom Simpson, bij de beklimming van de Mont Ventoux in 1967. Men is het erover eens dat er doping mee gemoeid was. Tom was een uitstekend renner, had vele grote koersen gewonnen en was wereldkampioen. Voor een overwinning in de Ronde had hij alles veil
Daags na zijn overlijden mocht zijn landgenoot en ploegmakker Barry Hoban de rit winnen, als eerbetoon aan Tom Simpson. De sympathieke Barry kreeg er weldra nog een cadeau bovenop: de weduwe en de twee dochtertjes van zijn vriend. Het nieuwe koppel werd een paar jaar later ook nog verrijkt met een dochter.
Merkwaardig toch dat de prestaties van Merckx en Armstrong mij minder beroerd hebben dan die van Bartali, Coppi, Kübler, Koblet en Bobet. Het zal wel iets met nostalgie te maken hebben, maar het heeft ongetwijfeld ook te maken met de mystiek die er in die jaren hing rond de Ronde. Nu kunnen we de renners volgen op het TV-scherm, van de start tot aan de aankomst, live! Er was toen enkel de radio en de krant. Veel werd aan de verbeelding overgelaten en we stelden ons de reuzen van de weg en hun heldendaden nog veel groter voor dan ze in werkelijkheid al waren.
Vraag mij wie in mijn kinderjaren in een gegeven jaar de Ronde heeft gewonnen en ik zal u terstond en zonder nadenken het juiste antwoord geven. Maar vraag me niet wie vorig jaar of het jaar dáárvoor heeft gewonnen. Drie jaar geleden was het Armstrong. Hij won toen voor de zevende keer op rij. En dat voor iemand van wie beweerd wordt dat hij teelbalkanker heeft gehad, zelfs met uitzaaiingen in de hersenen. Operaties, bestralingen en chemotherapie hebben hem er bovenop geholpen. De eerste keer dat Lance de ronde won vonden we dat een wonder, een medisch wonder. Maar allengs raakten we er aan gewoon en toen hij voor de zevende keer won, tja
Vergelijk het met iemand die met een houten been te voet een reis om de wereld zou doen. We zouden het onvoorstelbaar knap vinden. Maar als hij dat zeven maal doet: tja
Aan vrouwelijke belangstelling en amoureuze avonturen heeft het Lance Armstrong niet ontbroken, ondanks de teelbalproblemen. Merkwaardig toch dat de meest opzienbarende liefdesaffaires uit het wielermilieu betrekking hebben op twee van de grootste ronderenners aller tijden: Fausto Coppi en Jacques Anquetil. De eerste hield er een geheimzinnige maîtresse op na. Ze was de vrouw van zijn huisdokter en ze vergezelde hem tijdens de wedstrijden. Er hing een waas van geheimzinnigheid rond deze dame, die altijd in het wit gekleed ging. De mysterieuze witte dame! Ook de vijfvoudige rondewinnaar Anquetil snoepte de vrouw van zijn huisdokter af, Jeannine. Omdat zij geen kinderen meer kon krijgen, probeerde hij het met haar dochter. Twee vrouwen in zijn huis, daar kwam ruzie van en tenslotte legde monsieur Jacques het aan met de vrouw van Jeannines zoon, zijn aangetrouwde stiefdochter dus, bij wie hij eveneens een kind verwekte.
Mooie Jacques is de enige renner van wie ik weet dat hij regelmatig een sigaret rookte. Hij is gestorven aan maagkanker toe hij pas drieënvijftig was. Zijn eeuwige rivaal daarentegen, Raymond Poulidor, die telkens weer in t zand moest bijten tegen Anquetil en daarom ook de eeuwige tweede werd genoemd, is voor zover ik weet, nog steeds in blakende gezondheid en geniet in Frankrijk nog steeds van zijn reputatie als de sympatiekste ronderenner van alle tijden. Poulidor stond niet minder dan acht keer op het podium bij het einde van de Ronde: drie keer tweede en vijf keer derde. Nooit heeft iemand die prestatie geëvenaard. En, symbolisch voor deze sympatieke underdog en haast niet te geloven: niet één keer heeft Poupou de gele trui mogen omgorden.
Maar laten we het nu toch maar liever hebben over die Ronde waar we nu midden in zitten. Opvallend is dat er geen enkele Vlaming staat in de eerste twintig, doch wel drie Luxemburgers. Dat klein landeke heeft overigens vier keer de Ronde gewonnen: tweemaal met Frantz, eenmaal met Faber en eenmaal met Gaul. In verhouding tot het aantal inwoners zou dat voor Vlaanderen gelijk staan met honderdtwintig overwinningen en voor Frankrijk met vijfhonderd! Het enige land dat ik in staat acht om in de toekomst nog beter te doen dan Luxemburg verhoudingsgewijs althans is Monaco. De kleine republiek is reeds goed op weg: vorig jaar haalden ze immers de groene trui binnen met Tom Boonen. Waarom Tom er dit jaar niet mag bij zijn is mij overigens een raadsel. Wegens cocaïnegebruik en omdat hij een voorbeeldfunctie heeft? Hebben wij niet allemaal een voorbeeldfunctie? Eerder zou ik hem schorsen wegens zijn roekeloos autorijgedrag waarmee hij het leven van anderen in gevaar brengt. Met dat verwerpelijk cocaïnegebruik brengt hij slecht zijn eigen gezondheid in gevaar en prestatiebevorderend is het niet. Wel prestatiebevorderend is het erythropoietine(EPO)gebruik waaraan de twee Spanjaarden en de Italiaan Ricco zich hebben schuldig gemaakt ricco is het Italiaans voor rijk en het wordt uitgesproken met de klemtoon op de eerste lettergreep . Ik ben blij dat die Ricco eruit ligt. Wat had me dat baasje een irritant pretentieus overwinningsgebaar! Coppi zou zoiets nooit gedaan hebben, en Bartali, Kübler, Koblet en Bobet evenmin. Eerst met opgestoken wijsvingers ten hemel wijzen en daarna met diezelfde wijsvingers op zijn borstkas timmeren, als om te zeggen: die god van daarboven, dat ben ik. Of: die kracht van mij, die komt van daarboven. Mijn voeten! Uit een ampulle EPO komt zijn kracht.
Ik betwijfel of er in t verleden veel rondewinnaars zijn geweest die zuiver op de graat waren. Ik heb alvast weet van één die EPO moet gebruikt hebben. Als ik mijn mond zou voorbij praten zou dat waarschijnlijk stof doen opwaaien. Maar wees gerust, ik zál mijn mond niet voorbij praten, vanwege het beroepsgeheim, weet u wel
En vraagt u mij nu wie deze Ronde gaat winnen? Kadul? Ik weet het niet. Ik vind Kadul een rare kwast en meer wil ik daar niet over zeggen. Maar als ik Michaël Boogerd met een brede Toon Hermanslach hoor verklaren dat Kadul een laffe coureur is, ga ik toch steigeren. Laf is hier niet het juiste woord, Michaël. Dan was Zoetemelk véél laffer! En jóuw manier van koersen dan? Erg dapper, dat wel, en schoon om te zien, maar
dom.
Maar jawel, hoor, ik heb een favoriet: een Amerikaan, wiens grootouders afkomstig zijn uit Laarne bij Gent. Hoe die er uit ziet? Ik heb er geen benul van. Komt vrijwel nooit in de actualiteit. Zijn naam: Christian Vandevelde, maar dan heel anders uitgesproken, op zijn Amerikaans. Waarom híj de Ronde moet winnen: ik heb er geen andere reden voor dan dat het een voornaamgenoot is van mij en
omdat mijn intuïtie het mij ingeeft. Hopen nu maar dat dáár geen EPO achter zit.
En tot besluit. De Ronde, ach, ze is nog mooi, maar t is niet meer zoals weleer. Zoals in de tijd van Thomas Pips, Lange Lo, Kilo en Kwartje. Komaan Buth, neem die tekenpen nog eens ter hand, en breng voor ons weer de brandende Touractualiteit in beeld, en laat ons weer muisjes zoeken. En al beeft uw hand misschien een beetje, uw fans van weleer zullen het door de vingers zien. Komaan Buth, ge kunt het nog!
|