xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
- We hebben het goed getroffen met de gids, zei de dame die naast mij stond in het museum voor Schone Kunsten.
Ik vond van niet. Hij stond daar al tien minuten te gesticuleren en onzin te verkopen bij een nogal klein schilderijtje van een of andere Vlaamse primitief. Waarom er geen perspectief in zat en geen achtergrond, maar des te meer voorgrond, zodat de toeschouwer het gevoel kreeg dat hij zó in het schilderij kon stappen ik had, eerlijk gezegd, dat gevoel niet . Er zat ook een diagonaal in het schilderij: links-boven waren de figuren donker tegen een lichte achtergrond, rechts-onder waren ze licht tegen een donkere achtergrond, of
t kan ook net andersom geweest zijn. Of er iemand wist waarom bruin de overwegende kleur was? Ik dacht even aan Rembrandt die ook bij voorkeur in t bruin schilderde, omdat de bruine verf t goedkoopst was. Hier bleek er een andere reden te zijn, maar wát het precies was is mij ontgaan. Even niet opgelet, zeker?
Toen kreeg onze gids, ongetwijfeld een academisch geschoolde intellectueel, het in zijn hoofd, om zijn publiek aan de tand te voelen. Hij wees op een koe, die ergens in een hoek van het schilderij stond afgebeeld. Of iemand wist wat dat was?
- Een koe, riep de dame naast mij triomfantelijk.
- Fout, replikeerde de gids.
- Toch is t een koe, zei een andere dame.
- Fout, zei de gids weer.
Ik hoorde twee andere dames achter mij mopperen dat het toch echt wel een koe was. De gids keek in mijn richting:
- Wel, wat denkt gij er van, mijnheer?
- Dat het in ieder geval géén koe is, zei ik.
- Dat antwoord kan ik nu ook weer niet goed rekenen, antwoordde de gids triomfantelijk.
Even had ik er nog aan gedacht ceci nest pas une pipe van Magritte indachtig te zeggen dat het een afbeelding van een koe was, maar ook dat zou deerlijk fout zijn geweest.
- Het is, zei de gids, het áchterste van een koe!!!
Zou je potver-hier-en-ginder niet omvervallen?!
Enkele van de toehoorders moeten het een goede grap gevonden hebben; ze moesten in ieder geval hartelijk lachen. Anderen begonnen begrijpend te mompelen: die hadden zeker de diepzinnigheid gesnapt die er ongetwijfeld in verborgen lag. Niemand van het gezelschap voelde zich voor de gek gehouden, behalve ík dan
De gids leidde ons nu naar een schilderij dat de kop van een Moor voorstelde het voorste van de kop van een Moor, om precies te zijn . Er was heel wat over te vertellen. En op t einde kwam er toch weer een soort examen aan te pas.
- Wie weet wat dít is? vroeg onze intellectuele spring-in-t-veld, en hij wees op een dikke witte band die over de hals van de Moor liep.
- Een sjaal, riep de ene.
- Een das, riep een andere.
- Een halsband
- Allemaal fout, zei de gids. t Is verf, gewoon verf, wítte verf.
Denkt u, beste lezer, dat ik aan t zwanzen ben, dat ik zomaar een leuk verhaaltje uit mijn mouw aan t schudden ben? Welnu ik zweer u, op t hoofd van mijn kleinkinders dat dit potsierlijk toneel zich werkelijk heeft afgespeeld in het museum voor Schone Kunsten in één van onze grootste Vlaamse steden. Hoofrolspeler: een mannelijke gids van middelbare leeftijd al is dat een zeer rekbaar begrip, zoals ik deze week heb geleerd , vermoedelijk in het bezit van een universitair diploma kunstgeschiedenis. De bijrollen werden vertolkt door anderhalf dozijn gewillige slachtoffers van gevorderde leeftijd al is ook dat weer een rekbaar begrip . Onder hen: drie professoren-emeriti en hun respectievelijke dames. Een minder gewillig slachtoffer was nochtans schrijver dezes. De witte verf was de druppel die de emmer had doen overlopen
We waren aan ons tweede schilderij en bijna was een half uur verstreken. Ik wenste in rust en vrede alle schilderijen van het museum te bewonderen, en niet voor gek te worden gehouden. Het ogenblik was gekomen waarop ik de groep verlaten heb om op mijn eentje alle zalen te doorlopen in de drie kwartier die mij nog restten. Mijn aandacht ging in de eerste plaats uit naar de Latemse School. Het waren vooral de impressionisten die mij konden boeien, de expressionisten ook, doch in mindere mate. In een zaal stond een groepje mensen geschaard rond een gids die uitleg gaf bij de liggende boer van Permeke, een soort houtskooltekening. Ik begreep dat dit één van de beroemdste meesterwerken is van onze allergrootste Vlaamse schilder van de twintigste eeuw: Constant Permeke.
 Thuis gekomen heb ik de tekening van het net gehaald en voorgelegd aan mijn tienjarige kleindochter, die al drie jaar naar de tekenacademie gaat en dus op gebied van de teken- en schilderkunst veel meer beslagen is dan ik. De expert antwoordde mij in dezer voege:
- Je wil mij natuurlijk te grazen nemen, pépé. t Zal wel een tekening van míj zijn, van toen ik nog in de kleuterschool zat. Nú kan ik wél mooi tekenen. Zal ik je de tekening laten zien die ik deze week gemaakt heb? Mega Mindy
Ik zit dit, volop genietend van mijn zelfstandigenpensioentje, in te tikken op het toetsenbord van mijn peecee. Naast mij ligt een boek over humor in de oudheid. Op de cover van het boek staat het voorste van de kop van een veldheer of een keizer uit de klassieke oudheid. En wat zie je onder zijn neus? Zwarte verf? Fout! Ballpoint-inkt is het, zeker géén zwarte verf.
 En ik denk na over onze gids uit het museum voor Schone Kunsten en over s mans toekomst. De man heeft ongetwijfeld zijn topniveau bereikt en is aan promotie toe. Wat dacht u van onderdirecteur? Dat het museum er waarschijnlijk al één heeft? Hindert toch niet. In het boek The Peter Principle maakt de grote hiërarcholoog Laurence J. Peter gewag van bedrijven met een dozijn en méér onderdirecteuren,
als ik mij niet vergis.
|