xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
< klik op de foto om te vergroten
De emoties zijn bezonken, de stramheid uit de rechter wijsvinger is zo goed als verdwenen. En avant, marche!
Wat zagen ze er goed uit, de mannen van de lichting 65. Toen waren ze met vierenvijftig: drieënvijftig mannen en Claudientje. Op 19 januari waren er achttien van de vierenvijftig present en dat is precies
één derde. Van de zesendertig die er niet bij waren zijn er een stuk of vijf overleden. Samen met die ene die in Hong-Kong verblijft hadden die dus een deugdelijk alibi. Maar de dertig anderen? Mij maakt ge niet wijs dat die allemaal iets beters te doen hadden, die zaterdagavond. Iets belangrijkers? Ik kan mij nauwelijks iets belangrijkers voorstellen dan een weerzien met de collegas met wie je gedurende zeven jaar de mooiste uit een mensenleven samen hebt gestudeerd, met wie je veel lief en leed hebt gedeeld en met wie je samen op pakweg vijfentwintigjarige leeftijd het diploma van doctor in de genees-, heel- en verloskunde hebt behaald. Nu heet zon afgestudeerde gewoon arts, maar toen was het wel degelijk doctor in de genees-, heel- en verloskunde!
Het weerzien was alleszins hartelijk te noemen. Niets dan vrolijke gezichten en nergens een traantje zien vloeien. Maar dat er hier en daar eentje klaarzat
, t zou mij niet verwonderen. De aangenaamste verrassing zal voor menigeen ongetwijfeld de aanwezigheid van Claudientje geweest zijn. In 1965 was zij de enige vrouwelijke afgestudeerde doctor in de genees-, heel- en verloskunde aan de Gentse universiteit. Voor de meesten onder ons was zij een onbereikbare schoonheid, die als ik het goed voorheb bij voorkeur in het gezelschap vertoefde van de betere studenten. Die beteren, dat waren de studaxen, de mannen die grote of gewone onderscheiding behaalden en waarvan er achteraf velen professor zijn geworden. Zij vormden als het ware een cordon sanitaire rond Claudientje, om haar te beschermen tegen de brossers, de rolders en de drinkebroers, die hun tijd verdeden in de regionale studentenclubs, kortom de slechte studenten die het op t einde van t jaar moesten stellen met een povere voldoening. Maar dan een voldoening, die gezien de korte tijd die zij zichzelf toematen om te studeren, een grootste onderscheiding waard was.
- Als al de anderen maar zoveel geblokt hadden als gij en ik, zei Raymond, dan waren wij beiden de enigen die het diploma hadden gehaald, en dan zaten wij hier nu alleen, gij en ik, met onze wederzijdse echtgenoten. Zou dát triestig geweest zijn!...
Maar Claudien wás er. De meesten hadden haar in die drie-vierenveertig jaar niet meer teruggezien. Ze is warempel weinig veranderd. Nog héél knap dus. En nog geen enkel grijs haartje. Al wens ik er voorzichtigheidshalve aan toe te voegen ik weet dat zelf ook pas sinds korte tijd dat vrouwen hun haar wel eens durven bijkleuren. Het enige wat mij een beetje tegenviel van Claudien was dat ze mijn naam niet meer bleek te kennen. En dan tóch durven beweren dat ze speciaal gekomen was om de speech te aanhoren die ik ongetwijfeld ten gehore zou brengen vroeger was ik ook al de clown van het gezelschap ! Ach, ik zal vroeger bij haar wel nooit in de bovenste lade gelegen hebben, ook al vanwege dat cordon sanitaire
Die speech is er inderdaad gekomen. Ik heb me niet laten pramen. Ik doe het graag. Dat van het cordon sanitaire heb ik ter plaatse uitgevonden. Het bleek een goede vondst te zijn. Iedereen heeft er hartelijk kunnen om lachen. Claudien incluis. Er waren er zelfs een paar die met een glundering verklaarden dat ook zij toentertijd tot dat cordon behoorden. Maar dat wij dat cordon de laatste dag, de dag van de plechtige diploma-uitreiking, uiteindelijk toch doorbroken hebben, daar zijn wij nog steeds fier op: Koen, Erik, Raymond, Jean en ikzelf. Kijk maar hoe wij op die officiële foto vereeuwigd staan, als één man achter Claudien. Het is ons niet eens aan te zien dat wij niet de besten van de klas waren
Eén van diegenen die het tot professor gebracht hebben, was er niet. En dat vond iedereen spijtig. Niet zozeer vanwege die prof zelf, doch veeleer vanwege zijn knap vrouwtje ze moet zon veertig jaar jonger geweest zijn
We hebben haar één keer gezien, twee jaar geleden, bij de vorige reünie.
- Zou het zijn dochter zijn? heb ik toen Raymond toegefluisterd.
- Onmogelijk, heeft Raymond teruggefluisterd, t kind is daar véél te jong voor, t zal zijn vrouw zijn.
t Was zijn vrouw.
Maar al bij al, ze zagen er goed uit, de vrouwtjes van de collegas. t Leek wel of ze zó van het schoonheidssalon kwamen. Rimpels? Ik heb er geen gezien. Grijze haren evenmin. De mannen zagen er ook prima uit. Ze leken goed bewaard. Na vierenveertig jaar
Edoch, ook zíj blijken opgebouwd te zijn uit onderdelen zoals prostaat, kroonslagaders en gewrichten, waarvan zelfs de leek weet wat daarmee allemaal mis kan gaan. En als het mis kán gaan, zegt Murphy, dan zál het ook mis gaan. U weet natuurlijk wel, beste lezer, wat ik daarmee wil zeggen.
Mijn vrouw en ik zaten wel degelijk aan de tafel van de mindere goden: niet één die het tot professor heeft gebracht. Valeer is gepensioneerd en houdt zich nu bezig met de astronomie. Hij is op zoek naar een woning in de streek van Salamanca, waar de hemel helder is en waar hij rustig naar zijn sterren kan kijken. Marc bevaart nu de wereldzeeën met zijn zeilschip. Het is hem gegund, na vele jaren zware ortopedische chirurgie. Échte rust zal aan hem wel niet besteed zijn, zeker? Koen speelde al doktertje toen hij nog in de papschool zat en hij heeft van zijn hobby zijn beroep kunnen maken. Daarom kan hij er moeilijk afstand van doen: hij doktert nog een beetje voort. Raymond tenslotte verdeelt zijn tijd tussen zijn woningen in Ieper, in Proven, in Patershol en in Spanje. Zijn zoon doet nu de praktijk verder
|