xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Als ík het voor het zeggen had, ik kende de nobelprijs voor literatuur toe aan Peter Vandekerckhove, voor zijn boek MENEER DOKTOOR, verhalen over leven en dood, lijf en lust 1937-1964. Een lijvig (405 paginas) boek, boeiend, interessant en aangenaam om lezen. Maar, beste lezer, ik heb het dat had u al begrepen niét voor het zeggen. Peter Vandekerckhove zal voor dit boek nooit de nobelprijs voor literatuur krijgen. Om de eenvoudige reden dat MENEER DOKTOOR geen literatuur ís. Voor literatuur moet ge ik heb het al vaker gezegd bij Herman Brussemans zijn en bij Dimitri Verhulst en Paul Van Ostaijen. Als een boek voor u echter niet méér hoeft te zijn dan boeiend, interessant en aangenaam om lezen dan beveel ik u MENEER DOKTOOR warm aan. Ik zal zeker nog terugkomen op dit boek. Vandaag wens ik mij te beperken tot een paar korte passages waarin het gaat over de Ieperse dokter Roger Deberdt, één van Vlaanderens belangrijkste neuropsychiaters en dé belangrijkste op het gebied van de gerechtelijke psychiatrie. Zon man moet toch alles of bijna alles weten over het nut van de psychoanalyse en over CVS, het chronisch vermoeidheidssyndroom?
Welnu, zo uitgebreid als de literatuur over beide onderwerpen is miljoenen, ja, miljarden paginas werden erover geschreven , zo kort is Roger Deberdt erover:
Het chronisch vermoeidheidssyndroom? Dat bestaat niet.
Psychoanalyse? Charlatanesk! Ik geloof er niets van!
Dat zou in principe kunnen volstaan. Maar dokter Deberdt wil er wel iets meer over kwijt.
Ten eerste, over het chronisch vermoeidheidssyndroom (pagina 210):
Het chronisch vermoeidheidssyndroom? Dat bestaat niet. Als ik een expertise doe van het chronisch vermoeidheidssyndroom wordt dat bitter bevochten! Dan zie ik mensen die uren aan een stuk hun zaak vurig staan te bepleiten. Ik kan geen twee paginas lezen of ik val in slaap, ik kan de ondertitels van de televisie niet lezen
Maar ze kunnen wel een pleidooi houden van twee uur, met de documenten mee met alle passages die in hun voordeel zouden kunnen zijn netjes onderlijnd. Dan schrijf ik in mijn verslag dat ik niet begrijp dat iemand die geen 2 paginas kan lezen in een roman, hier wel gedurende twee uur over technische materie kan spreken zonder vermoeid te zijn.
Ten tweede, over de psychoanalyse (pagina 213):
Psychoanalyse? Charlatanesk! Ik geloof er niets van! Geen een van al die verhalen heeft enige wetenschappelijke waarde. Ze zijn bang om de proef te doen naar de therapeutische resultaten! De meta-analyse van de gegevens hebben ze altijd geweigerd! Ze zeggen dat het een therapie is en dat er resultaten zijn, maar zijn die resultaten het gevolg van die therapie? Psychoanalyse is lullen. Lacan, bijvoorbeeld, je kunt wel eens lachen om zijn woordspelingen maar eigenlijk wat doet hij? Lachen met de mensen! Freud en zijn penisnijd? Nog nooit gezien hoor! Het oedipuscomplex: nooit tegengekomen! Ze hebben de vooruitgang van de psychiatrische behandeling tegengewerkt. Psychoanalyse is een goedkope therapie. Er is trouwens geen dogmatischer denken dan dat! Vraag: Waarom is dat penisnijd? Antwoord van de psychoanalyticus: Omdat ik het zeg!
Wat moeten we daar nu allemaal van denken, beste lezer? Mag ik daar uw mening eens over kennen? Dat ge niet beslagen zijt in die materie? t Doet niets ter zake. En dat kan me om het met een Brusselmansiaanse uitdrukking te zeggen geen bal schelen. Mijn e-mail adres is kris.vansteenbrugge@skynet.be.
Dat puntje achteraan hoort niet bij t adres: ik heb het daar geplaatst omdat de zin ten einde was
|