Joseph uit de Gekko.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Als u mij zou vragen, lieve lezer, of ik ooit iemand ontmoet heb met meer gentleman-voorkomen dan Joseph uit de Gekko, dan zou ik zonder aarzelen neen antwoorden. Ik kan me zelfs niet voorstellen dat er ooit, waar ook ter wereld, één heeft bestaan. Knappe dertiger, slank en atletisch tegelijk, altijd netjes in het pak, witte das op een donker hemd, een portefeuille die uitpuilde van de bankbriefjes en altijd een Porsche, nu eens een rode, dan weer een zwarte, en heel soms een witte. Hij runde een bar met meisjes de Gekko en iedere donderdagavond ging hij op stap naar de beruchte cafés in de stationsbuurt, met een paar studenten. Niet de eerste de beste studenten geen schachten bijvoorbeeld maar jongens die al wat van de wereld afwisten en toch nog veel hadden bij te leren. Die dronken dan de hele avond en nacht op zijn kosten. De duurste dranken het eerst.
Ik ben enkele keren met Joseph op stap geweest, samen met Api. Er waren een paar constanten in die uitstappen met Joseph. Ten eerste zaten er in alle cafés waar Joseph met ons heenging vieze dronken wijven van minstens middelbare leeftijd. En ten tweede liep het altijd uit op een vechtpartij, waar wíj weliswaar nooit bij betrokken raakten. Rond middernacht, of een paar uur later, ging het jasje van Joseph uit, én de zijden das. Beide kledingstukken vertrouwde hij aan ons toe. Wij hingen ze zorgvuldig over de leuning van een stoel. Dan maakte hij de drie of vier bovenste knoopjes van zijn hemd los, stroopte de mouwen op en ging een robbertje vechten met één van de cafébezoekers met wie hij het aan de stok had gekregen. Een reden om te vechten vond Joseph telkens weer. Vechten was zijn lust en zijn leven. Het gevecht ging meestal buiten door en altijd was Joseph de winnaar. En ten derde, waar het ook altijd op uitliep, was dat Joseph, in de vroege uurtjes, vooraleer huiswaarts te keren, zijn Porsche verkocht, of in pand gaf, om zijn schulden te kunnen betalen. De week daarop had hij dan altijd wel een nieuwe Porsche
De laatste keer dat ik met Joseph en Api op stap ben geweest we hadden nochtans veel gedronken herinner ik mij nog wonderwel. Joseph was weer op de vuist gegaan, op een achterkoertje van t café, naar ik vermoed. Hij had zijn jasje en zijn das weer eens aan ons toevertrouwd, aan Api en aan mij dus. Naast ons kwamen twee dikke dronken wijven zitten, met karmijnrood geverfde lippen en tetten als pompoenen. Ze vroegen of we studenten waren en of we voor dokter studeerden. Ze kenden Josephs voorkeur voor studenten geneeskunde en als tweede doctoraatsstudenten behoorden wij tot diegenen door wie hij zich het liefst liet vergezellen. Toen we daarop, naar waarheid ja antwoordden, çfliottim ci dikirohg jam vimim im bilnodç ci kîm umtilvluig tluikim jettim wi nidîm îm omgohg om jam jiri sjelsadiloiwomgir, up emtilç kicikt, jam aodwimtoki kiçresjdçtirim. Jod cek il boiç aod im jid cdumg. Mâl boç. Nâl tem mâl boç, cuerç og môod boç jiv widim cdomgim. Ted welim ma êmç isjd aodwimtoki kiçresjdçtirim. Voh bluawim, jettim wi kirîlt, vibomtim ti kiçresjdçtirim cosj jôptcegirohg wem vommim. Wirma, voh tici dwê ced il ôg vijôlrohg wed bem vaodim. Barbeç jettim wi jid gammim muonim, unted jid êm çsjortilesjdok wôlt oç, ted êm vêdhi ti aodkiçdligdjiot râd âmbuorim bem, im ôg êm vêdhi ti epgêl bôl jidkêm bôl umci ukim kiïderêlt wilt. Og vim cêl cigil moid cu esjdilrohg, viçdi ricil, ted og ti wôltim flaon up fliad up gad up prenuiç moid cua gimmim - im cu gim og muk wir bohpdok çymumoinim! -, nâl toi wôltim bomt og bêr di midhiç im nêl kiçsjogd dil veçsjlohbomk bem oidç griomç, oidç roipç, oidç wumtilvâlç, oidç nyçdiloiaç, oidç ufwomtimtç. Wi juatim jid taç voh aodwimtoki kiçresjdçtirim. Ci çdligim il nid jam jemtim ubil im tawtim toi jemtim tem umtil umci miaç. Im up wi ti kial riggil bumtim? Wi joirtim umç çdilg im wi titim umç viçd un umci epgêl moid di dumim. Wi welim onnilç ti wilirt âm d bilgimmim im tâl nuiçd rêlkirt bôl vidârt wultim.
- Ki cohd dusj vohme tugdil, cio ti imi, im taç jivd ki or êm im emtil kicoim. Elriddi, râd êmç aw ked coim.
Elriddi, ti togçdi bem ti dwê komk kiworrok uf jâl gmoiïm coddim im ci fliçimdêlti umç jâl onnimç klôd osjdilwilg. Ci dlug nid vioti jemtim jâl lêd ufim. Il faorti êm kicwir aot, ted qae grial im klôddi gum witohbilim nid êm griomi tlaobimdluç.
- d Oç çfêm, cio ti êlçdi. Cu jivd ki d cigil muk môud kicoim?
Cu jettim wi d omtiltât muk môud kicoim...
- Im erç ki til uf çrâd, cio ci, râd ci erdoht êm çsjêd. Im nid ti lak bem ti jemt kep ci êm pilni fridç uf ti tlaobimdluç.
Il gwen kêm çsjêd.
- Wed glohkim wi ma? cio ti êlçdi wêl. Ted oç ma ti êlçdi gêl ted ci kêm csjêd râd erç ki til uf çrâd.
Nidêm kep ci il êm muk bêr jeltili gref uf. Im wêl gwen il kêm çsjêd. Wi cekim dwê cdlêfhiç vruit remkcân remkç ti vommimgemd bem Elriddiç vorrim mâl vimitim çohfirim. Im duim gwen ci dusj, ti çsjed! Êm vreppimti ulgâmwomt toi ti tlaobimdluç imgiri simdonidilç têt ufcwoifim im ubiler vruitçfiddildhiç om d lumt caoti, d nêçd muk uf Huçifjç voddi teç toi wi midhiç ubil ti çduirriamomk jettim kijemkim.
t Was geen tien seconden later dat Joseph uit de coulissen kwam. Zijn haar in de war, een paar schrammetjes aan de kin en in het gezicht een lichte paarse verkleuring ter hoogte van één van de jukbeenderen. Zijn triomfantelijke blik liet evenwel vermoeden dat zijn tegenstander er véél erger aan toe was. Toen Joseph zag hoe het met zijn dure zijden das gesteld was en getuigen hem de ware toedracht van zaken hadden uiteen gedaan, greep hij Arlette bij de strot en gaf haar zon dreun op haar smoel, dat we het neusbeen hoorden kraken. Even later zeikte het bloed er aan beide kanten in stralen uit.
Joseph verkocht zijn auto en zonder verder aandacht te schenken aan de bloedende en half bewusteloze Arlette, trok hij zijn jasje aan, stak zijn bespatte das in zijn broekzak en verliet het café. De vriendin van Arlette belde een ambulance op
en de politie. Wij trokken zwijgend naar ons kot. Waggelend.
|