xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Beste Jack,
Als ik zou beweren dat ik een broertje dood heb aan lezen, dan zou dat ferm overdreven zijn. Dat ik geen fanatiek lezer ben is nochtans het minste wat van mij kan gezegd worden. Sommigen lezen, om de tijd te doden, gaarne een boek, een goed boek, met een glas wijn, een goed glas wijn waarmee ze natuurlijk bedoelen een glas goede wijn. Een middelmatig boek wordt nooit gelezen, een dito wijn nooit gedronken. Ík daarentegen lees eerder zelden een boek en, zoals gij zeker zult weten, beste Jack, goede wijn is voor mij een contradictio in terminis. Ik dood mijn tijd, en ook dát weet gij, met het schrijven van verhaaltjes over de Griekse mythologie en cursiefjes, slechte cursiefjes.
Herinnert ge u dat ge mij, enkele weken geleden een boek ter lezing hebt aanbevolen: De helaasheid der dingen, het meest gelauwerde boek van zowat de meest gelauwerde hedendaagse Vlaamse schrijver, Dimitri Verhulst? Het zal u ongetwijfeld verheugen te vernemen dat ik het boek vandaag ter hand genomen heb. Die stap heb ik gezet om twee redenen. Ten eerste omdat ik u niet wil ontgoochelen en ten tweede omdat ik mijn zoektocht naar hét nog steeds niet opgegeven heb. Hét is hetgeen ík tekort kom om goed te schrijven, tenminste zó goed dat het in de smaak valt van mevrouw Ann van de grote uitgeverij, wier naam ik even niet wens te vermelden, en waarover ik het breedvoerig heb gehad in een cursiefje van 30 november 2005, nu alweer bijna twee jaar geleden wat gaat de tijd snel . Mijn boek O jerum, jerum, jerum
vond die lieve Ann toen niet geschikt voor haar grote uitgeverij. Alhoewel, gíj hebt toch genoten van mijn boek? Of hebt ge dat alleen maar gezegd om mij te plezieren? Wat is het oordeel van een vriend waard? Van een tactvolle vriend
Eén van mijn lezers beweert dat het boek zó goed is dat hij niet gelooft dat Ann het écht gelezen heeft
Het is dus tóch in een uitgeverij geraakt. Een print-on-demand uitgeverij. Een print-on-demand-boek komt niet op de boekenbeurs, komt niet in aanmerking voor een literaire prijs en komt zelfs niet in boekenwinkels te liggen. Bibliotheken zijn er niet happig naar. Ik ken maar vier bibliotheken waar ze een exemplaar van het boek hebben. In de bibliotheek van de stad waar ik woon hebben ze er drie. En dan is er nog een bibliotheek in een vrij grote stad waar ze ook wel een exemplaar willen
als ze er één gratis krijgen. Waarom er van De helaasheid vele duizenden exemplaren verkocht zijn en van O jerum amper een paar honderd, heeft met het verschil in uitgeverij temaken, had ik mezelf al wijs gemaakt. Maar na het lezen van twee hoofdstukjes Verhulst, begin ik tot het besef te komen dat Dimitri iets heeft de onovertrefbare Herman Brusselmans heeft het ook wat ik jammer genoeg nog niét heb, namelijk de zin voor een soort rauw realisme dat, voortgaande op de verkoopcijfers, helemaal ín lijkt te zijn. Een realisme dat we naturalisme horen te noemen en dat door iemand die mij lief is maar wiens naam ik hier niet wens te noemen als vuilbekkerij wordt gedefinieerd.
Zopas heb ik de eerste twee hoofdstukken er zijn er twaalf uit De helaasheid der dingen gelezen. Voor vandaag hou ik het bij deze twee. Sta mij toe dat ik een paar stukjes citeer uit het boek:
Ik zal u eens tonen hoe ik tegenwoordig moet schijten! zei André tegen Sylvie in het bijzonder, en hij hief zijn slonzige hemd omhoog en toonde haar zijn harige buik vol littekens en knobbels. Zijn darmen zaten helemaal onder de kanker, en om zich te ontlasten beschikte hij over een schijtzak, waarmee hij enige tijd terug tot zijn grote verbazing op de operatietafel was ontwaakt. Hij moest nooit meer naar toilet, alles pruttelde gewoon in die zak die daar aan zijn bierbuik bengelde. Kijk! En we keken. We keken hoe de stront in het zakje sijpelde. Gezapig, alsof die derrie ergens diep vanbinnen in een knijptube zat waar iemand nu zijn voet op zette. Natte, ongebonden stront met schuim erop. Alsof ze op de eerste rij zat bij de demonstratie van een wetenschappelijke proef keek mijn nicht geboeid naar de bruine drab in de schijtzak van André.
De geketende, machteloze en stokoude teef kreeg regelmatig bezoek van reuen die door jongere en veel aantrekkelijker teven waren afgewezen. Smerige honden waren het, sukkelaars op zich, dat moet worden toegegeven. Het waren bastaarden die zich in leven hielden met de inhoud van onze vuilniszakken, onder het schurft zaten, of mankten, en die met hun driften haast nergens heen konden dan tegen de benen van een eenzaam kind dat zon straathond voor een dankbaar speelkameraadje hield, en spoedig weer zou worden achtergelaten met zijn verwarde zelf en smurrie op zijn broekspijp. Blondi was te oud om zich nog te verzetten, zij staarde naar een punt in de verte terwijl de overal elders afgewezen honden haar keihard langs achter namen. Ramden
. En ondertussen zaten wij op onze stoelen, naast de stinkende Palmier, met ons gedrieën te kijken naar de miserie van een straathond die genoegen moest nemen met een tot op de draad versleten teef met een etterend gat.
Schreef ik daarnet dat ik dat rauwe realisme niet in mij heb? Ik schreef wel degelijk nóg niet heb, waaruit af te leiden is dat wat niet ís, nog kan komen. Maar nu ik er goed over nadenk: het zou allemaal anders uitgelegd kunnen worden. Ik héb talent. Maar iemand heeft het onderdrukt. Iemand van wie ik de naam niet mag vernoemen en die bang is dat mijn lezers mij de obsceniteiten die ik in mijn jeugd gezien heb, na meer dan een halve eeuw niet zouden vergeven. O jerum wàs er al óver, zei die persoon. Toen, twee jaar geleden, had ik nog mijn dokterspraktijk en het kon niet anders of die zou er onder lijden. Daarom heb ik vele dingen weggelaten die ik had wíllen schrijven, zo bijvoorbeeld over die keer toen Joseph uit de Gekko ons meenam naar de bars in de Gentse stationsbuurt. Dat soort verhalen zou Ann ongetwijfeld hebben weten te appreciëren en ook bij Contact zouden ze staan springen om het te mogen uitgeven. Dan maakte ik ongetwijfeld kans op een literaire prijs en dan móesten ze mijn boek wel lezen, in de scholen, van in t eerste middelbaar al. En nu ik met pensioen ben: wat houdt mij nog tegen?
Of ben ik aan t zweven? Ben ik in dromen verzeild? Mag ik u dan vragen, allerdierbaarste vriend, dat ge mij met met mijn beide voeten weer op de grond zet? Lees mijn eerstvolgend cursiefje over Joseph uit de Gekko en laat mij weten, per kerende post, dat het op geen kloten trekt.
Met zeer genegen groeten, het ga u goed,
Kris.
|