Drie dagen geleden...xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
- Er is telefoon, zei mijn vrouw. Iemand uit Dijkzigt.
Uit Dijkzigt! Waarom in s hemelsnaam belt iemand mij op uit Dijkzigt? Wordt er een bijeenkomst georganiseerd voor de oud-assistenten? Of zou professor Strüben overleden zijn? t Zou niet te verwonderen zijn, want de hooggeleerde moet, als hij nog in leven is, al diep in de negentig zijn. Dijkzigt is het universitair ziekenhuis van Rotterdam. Veertig jaar geleden heb ik er een opleiding gevolgd tot keel-neus-oorarts op de afdeling van professor Strüben. Vier jaar heb ik daar gewerkt, als arts, in een van de grootste ziekenhuizen van Europa...
- Hallo?
- Spreek ik met Kris Vansteenbrugge?
Het was een wat krakerige vrouwenstem. Ze klonk duidelijk Hollands. Haar articulatie was niet al te best. Piepjong klonk ze ook al niet... Ik antwoordde bevestigend.
- Ik ben zuster van Houwelingen, van Dijkzigt, weet je nog wel?
Nee, ik wist het niet meer. Er zal daar best wel een zuster van Houwelingen geweest zijn, maar zo direct kon ik mij dat niet herinneren. Dat overkomt mijn arm brein vaak, als het zo overvallen wordt. Als ik er daarna even rustig kan over nadenken, blijkt er vaak hier en daar iets naar boven te komen.
- Maar jawel, je móet het nog weten. Ik was die lange van t operatiekwartier. We hebben zo vaak samen geopereerd. Je noemde mij Puk, iederéén noemde mij Puk.
Ze tutoyeerde mij. Dat was daar de gewoonte toen. We spraken elkaar in alle omstandigheden aan met de voornaam. Alleen tegen de professor zei bijna iedereen u. Na veertig jaar tutoyeerde ze mij dus nog...
Ik had natuurlijk moeten antwoorden: maar natuurlijk, Puk, die Pukkie, hoe gaat het nog? Ze zou daar waarschijnlijk blij mee geweest zijn. Maar ik kon mij op dat ogenblik echt geen Puk voor de geest halen en toen zei ik maar:
- Nu je dát zegt, meen ik het mij toch te herinneren, maar... je stem klinkt wel anders.
Ik doe soms wel vaker domme uitspraken, in t bijzonder als ik mij een beetje in t nauw gedreven voel. Dit was er een...
- Jóuw stem klinkt overigens ook helemaal anders, zei ze.
Zou ze zich mijn stem van toen nog herinnerd hebben? Ik bleef maar doorgaan met het stellen van domme vragen:
- Werk je nog in Dijkzigt?
- Neen natuurlijk niet, ik ben zeventig.
- Zou professor Strüben nog leven?
- Of professor Strüben nog leeft? Ik zou haast denken van niet. Hij zou al bijna honderd jaar oud zijn, denk ik.
- Woon je in Rotterdam?
- Bijlange niet. Ik woon al dertien jaar in België, in Lier.
- Ha, zei ik, Lier, de stad van de Zimmertoren en van Felix Timmermans.
Weer zoiets onnozels, maar ze beantwoordde mijn parate vaderlandse kennis toch met een waarderend gemompel.
- Toch kan ik me jouw beeld niet precies meer voor de geest halen, zei ik nog. Kan je mij niet eens een foto opsturen? En misschien ook één van vroeger, want een mens verandert natuurlijk wel in al die jaren.
- Dat zal ik doen, zei ze.
- Ken je mijn adres?
- Natuurlijk!
Ze maakte geen aanstalten om dit gesprek nog langer te rekken. Zonder veel plichtplegingen werd er afgehaakt. Waarom heeft ze opgebeld? Zomaar? Misschien krijg ik daar in de komende dagen meer duidelijkheid over... Ik vraag me af of ze die foto zal opsturen.
Vandaag 8 juni. Nog geen foto van zuster Puk van Houwelingen. Nu ik er rustig wat over nagedacht heb... Er waren op de afdeling van professor Strüben twee gezusters met die naam of iets wat dicht in de buurt komt. De ene leek me nogal wispelturig en niet van de snuggerste, al kan ik mij daar lelijk in vergissen natuurlijk. De andere, de grootste, en naar mijn bescheiden smaak ook de knapste, moet die Puk geweest zijn. Ik herinner me niet dat ik haar ooit zo genoemd heb. Ze was een stille, ze sprak niet veel. Toen Peter van Groeningen anderhalf jaar vóór mij klaar was met zijn opleiding, vernam ik dat zij een koppel waren. Had ze dat nu maar gezegd van Peter en dat haar zus ook operatiezuster was in Dijkzigt, dan was mijn frank wel eerder gevallen. Anderzijds, aangezien ze nu zeventig is, moet ze toen al drieëndertig geweest zijn... Tenzij mijn puzzel toch niet helemaal klopt. In die tijd had ik op het operatiekwartier ongetwijfeld meer oog voor Gusta Dewit en Emmy de Haas. Gusta viel op door haar knap en lief snoetje. Emmy was een assertieve meid, rad van tong - niet op haar mondje gevallen, zoals men dat zegt -, en ze was intelligent en een uitstekende chirurgisch assistente. Emmy heeft het aangelegd met Harm ter Stege, die een half jaar na mij kwam. 't Kan ook zijn dat Harm het met háár aangelegd heeft - wat maakt het uit, tenslotte? - Hij heeft er ongetwijfeld een goede vrouw aan gehad.
Tot slot laat ik nog enkele verpleegsters het rijtje passeren, verpleegsters van toen, op de afdeling keel-neus-oorheelkunde in Dijkzigt. Van de polikliniek herinner ik mij twee al wat oudere verpleegsters: de goedige wijze zuster van Meerkerk en de kleine bescheiden zuster Koudijs. Van de kliniek herinner ik mij vooral de vinnige zuster Muyt, met wie ik soms diepzinnige gesprekken voerde. Ook de-vlug-op-haar-teentjes-getrapte zuster van Driel staat mij nog duidelijk voor de geest, en de ernstige spichtige zuster van Schaaik. Verder zijn er nog een paar waarvan ik de naam kwijt ben, plus nog een half dozijn wier herinnering helemaal is uitgewist. Een en ander komt misschien nog terug, wie weet? Als die foto van Puk nu maar gauw komt...
|