De bedevaartloop Kerselare-Grijsloke is een flop geworden. Voor mij althans. Zaterdag had ik het al voelen aankomen en gisteren wist ik het zeker: een infectie op de luchtwegen. Keelpijn, verstopte neus, kriebelingen in de luchtpijp, algemeen gevoel van onwel zijn en een beetje koorts. Het was geen gemakkelijke beslissing, maar ongetwijfeld een wijze: voor de eerste keer in jaren heb ik dus niet meegelopen. We hebben de mis bijgewoond in Kerselare, mijn vrouw en ik, en daarna zijn we een koffie gaan drinken. Omdat het Moederdag was heb ik haar daarna nog een kadootje gekocht aan één van de kermistenten. Ten overvloede, want op de ontbijttafel had ik al een witte roos gelegd, vers geplukt uit de tuin, alsook twee waardebonnen: één voor een boottocht op de Leie in Gent en één voor een treinreis naar Maastricht. Ik heb de hele dag lopen piekeren: hoe vaak zal ik nog kunnen deelnemen aan die bedevaartloop? Zal ik überhaupt nog deelnemen? De afstand bedraagt rond de dertien kilometer en komende maand wordt ik zevenenzestig... Mijn gedachten zijn ook uitgegaan naar mijn schoonmoeder zaliger. Precies vier jaar geleden, op Moederdag, had ik met haar een dansje gedaan. Ze was drieëntachtig, maar kerngezond. Als er iemand honderd jaar zou worden in de familie was zíj het. Een dag later belde ze mij op dat ze een beetje verkouden was: keelpijn, verstopte neus, kriebelingen in de luchtpijp, algemeen gevoel van onwel zijn en een beetje koorts. Neem een aspirientje, zei ik, en ik bel u morgen terug. s Anderendaags vertelde ze mij dat het absoluut niet beter ging met haar, integendeel. Ik raadde haar aan een dokter te raadplegen. Die raad heeft ze opgevolgd en... twee dagen later is ze gestorven, aan een longontsteking.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Tot hier het slechte nieuws. Het goede nieuws is dat ik mijn straatliedjes heb teruggevonden. Een deel van de nalatenschap van tante Irma en tante Jenna. Na hun dood heb ik de liedjes zorgvuldig ergens opgeborgen. Té zorgvuldig, vreesde ik en ik was bang dat ik ze nooit meer zou terugvinden. Tot nú dus. Tweehonderdtweeëntwintig zijn ze in getal. De meeste dateren van de periode tussen de beide wereldoorlogen, denk ik. Toen stonden beroemde straatzangers de B.V.s van die tijd op jaarmarkten en kermissen en bij de uitgang van de kerk, hun vaak zelfgeschreven liedjes te vertolken, op de tonen van een bekende wijs. Meestal begeleidden ze zich daarbij zelf op de accordeon. Tijdens en na hun optreden werd de tekst van hun liedjes aan de toehoorders verkocht: netjes gedrukt op een enkel of een dubbel velletje gekleurd papier. Gewoonlijk stond de tekst boordevol fouten, maar geen mens die er zich aan stoorde. Grosso modo waren er twee soorten liedjes. Enerzijds waren er de komische: de kluchten. Anderzijds waren er de ernstige: de romances en de dramas. Maar altijd waren ze uit het leven gegrepen. De dramas handelden vaak over een moord, die dan meestal betiteld werd als laf, afschuwelijk, dramatisch, vreeselijk, gruwelijk, afgrijselijk. Bijna nooit ontbrak aan t eind de moraal van het verhaal.
De liedjes die ik van mijn tantes geërfd heb zijn tot op den draad versleten. Ze vallen uit elkaar bij het openvouwen, maar met een beetje geduld en een beetje zorgvuldigheid, plus een goede copieermachine, hoop ik er iets presentabels van te kunnen maken.
Hier alvast een voorbeeld: de eerste strofe van een dramatisch lied van de Eeklose zanger Lionel Bauwens, beter bekend onder de naam Tamboer, waarschijnlijk de beroemdste Vlaamse volkszanger.
|