xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
De rest van het Odysseusverhaal draag ik op aan Christophe, aan patje en aan Omsk en aan al die anderen die ongetwijfeld denken: voilà, de drie reacties zijn binnen, wíj hoeven dus niet meer. Laat ik nogmaals opmerken dat dit nog niet het échte verhaal is. Dit is slechts de korte inhoud, het stramien in feite, volgens hetwelk het uiteindelijk verhaal zal opgebouwd worden
Enkele dagen zijn voorbijgegaan. Odysseus zit op een boomstronk. Eén van de zijn betoverde makkers komt hem gezelschap houden. Aanvankelijk weet hij niet met wie van de drie hij te doen heeft. Hij komt er achter dat het Eurylochus is, zij het met enige moeite. Want al begrijpt het varken Eurylochus alles, de gave van de spraak heeft hij verloren, net als de twee andere makkers. Toch komt Odysseus een en ander te weten over de gemoedstoestand van zijn makkers, door het stellen van accurate vragen, dewelke beantwoord worden door een klagend of opgewekt geknor, of door een bevestigend geknik, hetzij ontkennend geschud met het hoofd. Over hun behandeling op het eiland hebben zij niet te klagen. Aan eten en drinken ontbreekt het hen niet, aan vers stro evenmin. Ze worden door de nimfen vertroeteld. Elk van de drie nimfen draagt zorg voor één van hen. Omdat zij anders moeilijk van elkaar te onderscheiden zijn, hebben de nimfen hun een lintje van verschillende kleur rond hun staartje gebonden. Eurylochus toont zijn lintje met een zekere fierheid: een roze
Odysseus drukt er zijn leedwezen over uit dat zij in die dierlijke gedaante moeten rondlopen, maar troost hen met het vooruitzicht dat zij over een jaar hun menselijke gedaante zullen terugkrijgen: Kirke heeft het hem beloofd. Dan zullen ze meteen weer koers zetten naar hun vaderland. Een vol jaar: Eurylochus laat een lamentabel geknor horen. Wat weerhoudt Kirke om hen nu reeds opnieuw om te toveren? Als Odysseus onder ede belooft dat hij haar een vol jaar gezelschap zal houden. Op die manier zou dat jaar op Aiaia ook voor hen draaglijk zijn. Ja, waarom eigenlijk niet, vraagt Odysseus zich af. Hij belooft Eurylochus dat hij het haar zal vragen
.
De nimf die Eurylochus onder haar hoede heeft is naar hem op zoek. Ze vindt hem hier bij Odysseus. Ze maakte zich al ongerust over hem. Zijn etensbak is reeds gevuld. Eurylochus gaat gewillig mee: hij kwispelt zelf met zijn staartje. Even later betreedt Kirke de scène. Ze komt bij Odysseus op de schoot zitten. Ze is lief en aanhalig. Ze vraagt hem of hij het naar zijn zin heeft bij haar op het eiland en of ze wat voor hem kan doen. Odysseus ruikt zijn kans: hij smeekt haar zijn makkers hun vroegere gedaante terug te geven. Over een jaar, antwoordt ze beslist. Als ze het nú reeds doet loopt ze immers de kans dat de heren tóch vroeger vertrekken. En als we nu op ons erewoord beloven dat we niet eerder weggaan, vraagt Odysseus. Kirke beweert dat de eed van een sterveling waardeloos is. En wíj zouden u wél moeten geloven op uw woord, replikeert Odysseus. Niet zómaar op mijn woord, zegt Kirke. Om u gerust te stellen zal ik hierbij een plechtige eed afleggen. Ik zal zweren, bij de Styx, de rivier van de onderwereld, en voor Zeus, onze oppergod, dat ik uw mannen hun menselijk lichaam zal terug bezorgen en dat ik hen en uzelf in vrede van hier zal laten vertrekken, van zodra één jaar zal verstreken zijn. Ze voegt de daad bij het woord en ze doet de dure eed waar goden zich nimmer kunnen aan onttrekken: ze zweert bij de Styx, en ze roept daarbij de oppergod tot getuige. Mijn vrienden worden op die wijze, geheel onschuldig, wel héél zwaar gestraft, moppert Odysseus. Maar Kirke lacht zijn grieven weg. Over een jaartje zal hun kwelling voorbij zijn en een jaartje is gauw om. Oneindig veel groter en eeuwigdurend zal háár kwelling zijn, vanaf het ogenblik dat ze definitief afscheid zal moeten nemen van hem, haar geliefde Odysseus. Onze held laat zich door die woorden overtuigen en hij komt weer helemaal in de ban van Kirke. Ze liggen weer in elkanders armen als het doek dichtgaat.
Laten we zeggen dat dit nu het einde is van het eerste bedrijf. Dank u voor uw aandacht, Christophe, patje en Omsk
en de anderen. Komende week gaan we verder, want na een eerste bedrijf komt er een tweede. Zo hoort het.
|