Zat u al in spanning uit te kijken, lieve lezer, naar het vervolg van het verhaal over Odysseus? Ziehier.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Nu betreedt een man het toneel. Hij lijkt uitgeput. Het is geen jonge knaap meer, maar hij is duidelijk nog in de volle kracht van zijn leven. Zijn kleren hangen als lompen om zijn lichaam. Maar ondanks zijn gehavende toestand straalt de man kracht uit en adel. Het is niemand minder dan Odysseus, koning van Ithaka, die op de terugweg is van Troje naar zijn geboortegrond. Hij wenkt zijn drie kompanen, die eveneens fel toegetakeld zijn en met wonden overdekt. Van de vele strijders die Odysseus naar Troje vergezeld hebben zijn zij de enige nog overgeblevenen. Het grootste deel is gesneuveld in de oorlog. Een ander deel werd gedood tijdens de terugtocht door de bewoners van het eiland Ismaros, de Kykonen. Dat was hun eigen schuld: ze hadden maar niet moeten plunderen op het eiland en de vrouwen van de Kykonen niet moeten verkrachten. Ook op het eiland van de éénogige reuzen zijn nog vele van de overblijvende strijdmakkers omgekomen in het hol van Polyphemos, alwaar zij tot voedsel dienden voor de mensenetende cycloop. En toen ze voorbij het eiland van de Laystrigonen voeren, zijn hun schepen door de bevolking eveneens reuzen bekogeld met grote rotsblokken, zodat alle overblijvende mannen, op vier na, alsook de overblijvende schepen, op één na, ten onder zijn gegaan. Geen wonder dat Odysseus gezellen met een bang hart dit eiland betreden. Odysseus moedigt hen aan: op dit klein lieflijk eiland hebben zij niets te vrezen. Dit eiland lijkt wel onbewoond. Hier zijn ongetwijfeld geen woeste krijgers, geen mensenetende reuzen, geen mooie vrouwen die hun het heimwee naar huis kunnen doen vergeten
Dwazen, denkt Odysseus, als dit laatste een zucht van ontgoocheling ontlokt bij zijn drie makkers. Geen van de vier schipbreukelingen heeft zin om lang op dit eiland te vertoeven, maar de duisternis begint in te vallen en ze zullen alvast de komende nacht hier moeten doorbrengen. Morgenochtend zullen ze proberen hun gestrand schip weer zeewaardig te maken. Odysseus legt zich te ruste onder een boom. Zijn makkers verlaten het toneel: zij vinden het veiliger vannacht op het schip te slapen
Odysseus ligt weldra te snurken als een varkentje. In het halfdonker nadert een sombere gestalte. Hij schudt Odysseus wakker. Deze laatste schrikt hevig en wil met zijn mes de vreemde indringer te lijf gaan. Maar deze ontwijkt en maakt zich bekend: hij is de god Hermes. Hij komt in opdracht van de oppergod Zeus en van de godin Athena. Hij vertelt Odysseus dat hij zich op het eiland Aiaia bevindt. Het eiland wordt bewoond door de godin Kirke en drie nimfen. Kirke is de dochter van de zonnegod Helios en zeer bedreven in de kunst van het toveren. Odysseus kan er van op aan dat ze zal proberen hem in haar netten te strikken. Met alle tovermiddelen waarover ze beschikt en ook met haar charme zal ze proberen hem vrouw en kind, familie en vaderland te doen vergeten, en hem vast te houden op het eiland. Hermes herinnert Odysseus aan wat hem en zijn makkers tijdens hun terugreis overkomen is op het eiland van de Lotofagen, de lotuseters. Diegenen die van de lotusplant gegeten hadden, vergaten outer en heerd en wensten niets liever dan op het eiland te blijven. Gelukkig waren het er maar enkelen en met geweld konden ze weer naar de schepen gebracht worden. Een dergelijk gevaar hoeft Odysseus op dit eiland niet te lopen. Hermes heeft een plant bij. Als Odysseus die op staande voet opeet, met wortel en al, dan zal hij voor altijd bestand zijn tegen alle listen en tovertruken van Kirke. Terwijl Hermes zich reeds verwijdert, roept Odysseus nog woorden van dank na en belooft hem een mooi offer te brengen als hij eenmaal in zijn vaderland zal teruggekeerd zijn. De plant die de god hem gegeven heeft is gauw verorberd. Ze heeft evenwel een bittere nasmaak en die spoelt Odysseus weg met een slok wijn uit de veldfles die nog om zijn middel bengelt. Hij prijst de wijn, een restant van de twaalf dozijn flessen die hij op het eiland Ismaros gekregen heeft van een priester, nadat hij hem het leven had gespaard. Die wijn heeft tenslotte ook zíjn leven en dat van verscheidene van zijn makkers gered op het eiland van de cyclopen. Ze hebben er de cycloop Polyphemos immers zo stomdronken mee gemaakt dat hij in een zeer diepe slaap viel. In zijn slaap brandden ze zijn enig oog uit, hetgeen hen in de gelegenheid stelde te ontsnappen. Odysseus neemt er nog een slaappil bovenop en in minder dan geen tijd ligt hij weer te snurken.
Bij het eerste morgenlicht verschijnen de nimfen weer ten tonele. Ze horen een vreemd geknor. Een varken? Ze schrikken geen klein beetje als ze Odysseus opmerken, die nog steeds zwaar snurkend, in Morfeus armen ligt. Hun nieuwsgierigheid overwint de vrees en ze onderzoeken dit vreemde wezen. Hun vermoeden wordt bewaarheid: dank zij hetgeen ze zich nog herinneren uit de lessen van biologie komen ze tot de conclusie dat ze wel degelijk met een man te doen hebben. Wat moeten ze met hem aanvangen? Zullen ze hem verstoppen? Of moeten ze hem niet eerst wakker maken? Ja, wat doe je zoal met een man? Ze proberen van alles: zijn neus dichtknijpen, zijn voetzolen kietelen, aan zijn oren trekken, hem kussen op de mond. Kussen, ja, dat lijkt hen wel wat. Het lijkt wel dat hij niet wakker te krijgen is. Ze moeten dit melden aan Kirke. Maar die zal hem natuurlijk weer voor zichzelf houden en hem na een tijdje misschien veranderen in een of ander dier. Hem verbergen op een geheime plaats lijkt hun een goed idee. Terwijl ze hem verslepen horen ze plots de stem van Kirke. Verschrikt laten ze de nog steeds slapende Odysseus vallen en ze gaan zich verbergen achter een struik, vanwaar ze met spanning zullen afloeren wat komen gaat
Vind u het onderwerp boeiend? Vind u dit een goed thema voor een roman of een toneelstuk, of beide? Ik twijfel een beetje. De laatste weken is het aantal lezers van mijn cursiefjes immers gedaald. Daarom neem ik dit wel zéér drastisch besluit: ik ga er slechts mee door als ik minstens drie positieve antwoorden krijg. Zoniet, dan wordt dit verhaal gelaten voor wat het is. Ik hoef tenslotte niet te leven van mijn pen, wat zeg ik, van mijn tekstverwerker
Ik laat mij net zo lief omscholen tot loodgieter: ook daar zijn ongetwijfeld kleine succesjes mee te behalen.
Wilt u dus het vervolg kennen? Reageren!
|