< klik op de figuur om te vergroten.
Moeizaam klom het grote zonnewielxml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
sedert de Kerstdagen
de steile hemelhoogte in.
En waar het zijn moest, geraakte het,
gedreven door de onverstoorbare
steeds weerkerende krachten,
die het leven in de natuur
en van onze goede moeder aarde
bestendig beheersen.
De zon triomfeerde
over duisternis en koude,
over ijs, sneeuw, regen en mist;
zij straalde gouden glanzen af
op alles wat maar leven wilde.
Zij zoog al wat in de grond
te kiemen was gelegd
omhoog, zonnewaarts, hemelwaarts.
Door de zon tiert het leven thans,
zoals het in geen ander jaargetijde,
heerlijk, weelderig, overdadig,
floreren kan
Nu heeft het eeuwige zonnelicht
zijn hoogste kracht bereikt.
Van al de dagen des jaars
zijn deze dagen
de langste en de lichtste,
zijn ook deze nachten
de kortste en de helderste.
Het zijn de schone dagen
en nachten van Sint Jan.
Is dit, lieve lezer, geen wondermooi gedicht? Of vind u het maar niks? Ik weet het niet hoor. Ik heb het alvast niet zelf geschreven. Maar aan mij de verdienste van het onder de ogen van het grote publicum te brengen, zijnde mijn ontzaglijk grote lezersschare.
Vond u het écht mooi? Goed zo. Zoniet, dan vraag ik u: geef het een tweede kans, lees het nogmaals, en luidop. Is het nóg niet gelukt? Herlees het en herlees het, afwisselend stil en luidop, of prevelend. Tót u het mooi vindt. Want ontzaglijk zijn de verdiensten die dit gedicht bezit.
Allereerst vermeld ik als grote eigenschap de bescheidenheid van het gedicht. Nimmer heeft het de pretentie gehad een groot gedicht te zijn, zelfs geen gedicht tout court. Het wás ook geen gedicht toen het in 1945 verscheen, en het is nooit een gedicht geweest
tot ík er een gedicht van gemáákt heb, op heden donderdag 18 januari 2007. Het komt uit het boek Antieke Kalenderprenten van Pol Heyns, uitgegeven bij Davidsfonds Leuven. Ik zag het boek in het containerpark boven op een oneindige hoop oude kranten, tijdschriften en kartonnen dozen. Op de omslag prijkt een tekening van een boom, met drie grote takken. Tegen de boom hangt een kapelletje met een Maria-beeldje met kind. Op elke tak zit een vogel. Ik sloeg één blad om en daar zag ik het al: Omslagteekening van Marc Neels. U hoeft enkel nog te weten dat Marc Neels niemand minder is dan Marc Sleen, één van onze allergrootste Vlaamse striptekenaars, en dat mijn zoon alles verzamelt wat ook maar íets met striptekenaars te maken heeft en u raadt het al: dat boek heb ik mee naar huis genomen.
Het boek was niet zomaar te lezen. De bladen moesten nog van elkaar gesneden worden dat had je vroeger wel meer met boeken en het staat dus vast dat dit boek nooit eerder door iemand gelezen was. Hoe roemloos zou het bestaan van dit mooie boek niet geweest zijn als mijn oog er daar, in die container, nu niet toevallig was opgevallen. Ik nam een lang broodmes en sneed het open, ongeveer in t midden, tussen pagina 110 en 111. En ik las:
Moeizaam klom het groote zonnewiel sedert de Kerstdagen de steile hemelhoogte in. En waar het zijn moest
Valt het u op, beste lezer, dat dit literatuur is van een heel ander niveau dan
Brusselmans ik zeg maar wat . Geen mens die heden ten dage zoiets zou lezen en, wie weet, is het zelfs zo dat nooit íemand dit hééft gelezen? Maar in dichtvorm kan het de wereldliteratuur aan. Of vind u van niet? Geen iota heb ik aan de tekst veranderd, nog geen komma. Enkel een paar woorden in de nieuwe spelling geschreven. Plus de versvorm. Akkoord, er zit noch rijm noch ritme in. Maar dat vind ik meestal evenmin terug bij Hugo Claus of Gerrit Komrij, en dát zijn toch wel twee van onze allergrootsten, zeker.
Voilà, nu heb ik het gedicht nóg eens gelezen, half luidop en met veel gevoel. Ik krijg er haast de tranen van in de ogen: zo mooi vind ik het. Het gedicht hoeft mijns inziens voor geen enkel Nederlanstalig gedicht onder te doen. Guido Gezelle en René Declercq misschien niet te na gesproken
Ergens meen ik vernomen te hebben dat men op zoek is naar het mooiste Nederlandstalig gedicht aller tijden. Kan iemand van mijn trouwe lezers mij vertellen waar ik terecht kan om eventueel in extremis dit gedicht op de kandidatenlijst te laten plaatsen?
Uit dat ongelezen proza van Pol Heyns Antieke Kalenderprenten kan ik ongetwijfeld nog tientallen gedichten distilleren, die dan stuk voor stuk bovenaan zullen staan in de rij van de beste Nederlandstalige gedichten aller tijden. Behalve het omzetten van de aloude spelling de dubbele ee en oo en de -sch, weet u wel zal ik niets aan de tekst veranderen, dat beloof ik plechtig, op mijn eerste-communie-zieltje. De kans dat Pol Heyns nog in leven is lijkt mij niet groot, maar stel dat hij tóch nog leeft: wie durft beweren dat Pol dan niet in aanmerking zou kunnen komen voor de Nobelprijs? Ze zouden mijn naam dan in Oslo en Stockholm natuurlijk niet helemaal onvermeld kunnen laten. En ik zou dan natuurlijk urbi et orbi verklaren u weet hoe bescheiden ik ben dat ik geen enkele verdienste heb. Dat zou vanzelfsprekend véél te bescheiden zijn, want mijn verdienste zou integendeel onpeilbaar groot geweest zijn. Want laat ik voor één keer een beetje belerend zijn, beminde lezer de vorm primeert, o zo vaak, op de inhoud. En dat geldt niet alleen in de literatuur. Sta mij toe in dit verband nog één waar gebeurd verhaaltje te vertellen. Ik stond, vele jaren geleden, samen met mijn kinderen op de rommelmarkt in Oudenburg allerlei rommel te verkopen. Daar waren, gelegen in een houten bak, een stuk of vijftig beeldjes bij, in porselein of wat er kon voor doorgaan . We vroegen vijf frank per stuk. Toen de dag bijna ten einde was, en nog geen enkel beeldje verkocht was, boden we de hele bak te koop aan tegen vijftig frank. Tevergeefs
Enkele weken later kreeg ik een lumineus idee. Ik nam één beeldje een engeltje met vleugeltjes uit de doos, legde het op een zijden kussentje achter een leeg etalageraam van De zwarte laars, de winkel van Aloïs Vantieghem, waarvan sprake in mijn cursiefje van 1 juni 2006. Een spotje wierp een paars licht op het engeltje. Kostprijs: zevenhonderd frank
En, jawel hoor, het duurde geen drie dagen!
Mundus vult decipi, ergo decipiatur.
|