xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Ik heb met Jack Vanlichtervelde te doen, beste lezer. Mijn goede vriend Jack, die ik een belangrijke rol heb toebedeeld in mijn boek O jerum jerum jerum
en die mij enkele dagen geleden nog vol enthousiasme heeft opgebeld naar aanleiding van mijn verhaal over Malthus. Welnu, gisterenavond had ik hem weer aan de lijn. Een gebroken man!
Maar sta mij toe dat ik mijn vriend even voorstel, ten behoeve van de zeldzame lezers die mijn boek nog niet gelezen hebben. Jack is directeur geweest van een van de grootste staalfabrieken van het land, maar is nu al een aantal jaren gepensioneerd: Jack is achtenzestig. Als eerstejaars student leerde hij aan de universiteit over het economisch principe: maximaal resultaat met minimale inspanning. Hij knoopte het principe goed in zijn oren, legde schitterende examens af en slaagde in dat eerste jaar met onderscheiding. Hij bleef daarna weliswaar nog jaren student, maar
het studeren zelf hield hij voor bekeken. Vanwege die minimale inspanning. Voor alles wat met handel en economie te maken heeft, had hij een natuurlijk talent. Evenals voor talen. Jack spreekt vlot een dozijn talen en in nog een twintigtal andere kan hij zich heel goed verstaanbaar maken. In zijn jongere jaren, en zeker als hij een dozijn pinten gedronken had, waren het er nog wel een stuk of tien méér. Hij beschikte en hij beschikt nóg over een hoog IQ, maar hoger nog is zijn sociaal IQ: tweehonderd, het maximum! Als Jack in het later leven weer eens een paar ton onroestbaar staal aan de man wenste te brengen, liet hij nooit na aan de klant te vragen hoe het met zijn gezondheid gesteld was. Daarna, alsof het bijzaak was, begon hij over het staal. Waarom had een zó getalenteerd man als Jack Vanlichtervelde zich moeten inspannen om een diploma te verwerven? Ook zonder diploma heeft hij een hoge trap bereikt op de maatschappelijke ladder
Met de jaren heeft de gepensioneerde directeur nog niets van zijn intellectuele gaven verloren. Ik zou bijna zeggen: wel in tegendeel! Hij bekwaamt zich nu verder in de Russische taal en hij leert ook Chinees. De politiek en de economie volgt hij op de voet. Maar fysiek gaat het minder. Gewrichtsklachten! Jack is niet goed meer te been. Reizen doet hij niet meer, s morgens blijft hij doorgaans tot tien uur in bed en vrouwlief doet de boodschappen, zodat hij zijn erf nog nauwelijks hoeft te verlaten. Maar gisteren is het dus lelijk tegengevallen. Het leven heeft zich zwaar tegen hem gekeerd. Ik breng u hierbij zo getrouw mogelijk het schrijnend verhaal van de droevige gebeurtenissen zoals Jack het mij zelf verteld heeft, gisterenavond aan de telefoon. Luistert.
Jack was al om acht uur uit de veren. Hij moest naar het stadhuis om een aanvraag in te dienen voor een nieuwe identiteitskaart. Omdat hij niet beschikte over een recente pasfoto moest hij eerst nog naar de fotograaf. Vlak bij het huis van de fotograaf was een parkeerplaats vrij. Hij stak twee euro in de parkeermeter, genoeg voor twee uur parkeren. Tot aan het stadhuis, als hij via de Zadelstraat ging, was amper een paar honderd meter lopen: dat zouden zijn stramme benen nog wel aankunnen. De pasfotos waren per vier. Dat kostte twintig euro. Zonde van de drie overtollige fotos. In zijn jonge jaren zou dat anders geweest zijn: toen had hij altijd wel een lief of drie aan wie hij de fotos kwijt kon
Toen hij de Zadelstraat wilde indraaien zag hij dat het verboden was voor alle verkeer. Het pad was opgebroken en in t midden lag een hoop kasseisteentjes. Een hoopjé in feite, waar een jonge kerel zonder moeite kon overspringen. In zijn jonge jaren zou Jack voor zon sprongetje niet teruggedeinsd hebben. Nu zou het klauterwerk worden of anders een omweg van vijf, zeshonderd meter. Hij koos voor het eerste.
Was hij uitgegleden op de gladde hoop, of was er kasseisteentje waarop hij zijn voet had gezet, weggeschoven? Wat er op dat cruciaal moment is geschied kan Jack niet navertellen. Met een pijnlijke oogkas, een bloedende neus en een geruis in het hoofd is hij rechtgekrabbeld en met de moed der wanhoop tot aan het stadhuis gesukkeld. De dienst bevolking was op de eerste verdieping. De trap naar de eerste verdieping was er bijna teveel aan. En boven te moeten vaststellen dat hij eigenlijk ook de lift had kunnen nemen!
Er stond een file van een man of twaalf. Waarschijnlijk allemaal mensen die een aanvraag kwamen doen voor een nieuwe identiteitskaart. Hij bleef de laatste in de rij tot er nog drie mensen vóór hem stonden. Toen kwam een stokoud vrouwtje de rij vervoegen. Vlak vóór hem stond een veel jongere vrouw met een piepklein hondje, een driftig keffertje dat blijkbaar in een kwade bui verkeerde en voortdurend zijn tandjes liet zien. Jack had al een paar keer een pasje opzij gezet voor het hondje. Niet bang zijn, sprak de jonge vrouw geruststellend, hij bijt niet. Daar ben ik ook niet bang voor, zei Jack, maar hij heeft al een paar keer zijn achterpootje opgeheven en ik ben bang dat hij zal
stampen.
Toen Jack aan de beurt moest komen, was er koffiepauze. En toen hij een kwartier later écht aan de beurt was mocht hij onverrichter zake naar huis terugkeren omdat hij zijn portefeuille met de oude identiteitskaart niet bleek bij te hebben. Uit zijn zak gevallen bij het accident in de Zadelstraat? Met een taxi liet hij zich brengen naar de plaats des onheils de portefeuille lag er niet en dan, via de wegomlegging tot bij zijn geparkeerde auto. De toegelaten parkeertijd van twee uur was met een minuut of twintig overschreden en het toeval had gewild dat er in die twintig minuten een parkeeragent was langs geweest: er stak een bon achter de ruitenwisser
Hij bleek zijn portefeuille thuis vergeten te hebben. Ze lag op het toiletkastje in de badkamer. Dat was dus een meevaller. Maar zijn bovenlip was gezwollen en een van zijn voortanden bleek los te staan. Er zat wat gestold bloed in zijn neus en hij had één blauw oog. Het geruis in zijn hoofd was er nog steeds. Tot zijn ontsteltenis merkte hij een grote scheur op in de broek van zijn beste pak, dat hij voor de gelegenheid had aangetrokken
Jack zal nu enkele dagen nodig hebben om van de emoties te bekomen en tot zijn gezicht weer een beetje toonbaar zal zijn. Dan zal hij zich waarschijnlijk opnieuw naar het stadhuis begeven voor de aanvraag van een nieuwe identiteitskaart. Waarschijnlijk! Want héél zeker is dat niet. Een nieuwe identiteitskaart hoeft voor mij niet meer, liet hij zich gisterenavond aan de telefoon ontvallen. En dat voor zijn part al die pennelikkers de pot op kunnen. Ik heb hem aangespoord om toch door te zetten. Je pensioen zou in het gedrang kunnen komen en je sociale zekerheid en wat weet ik nogal méér, heb ik gezegd.
Ach, ik ben er eigenlijk wel gerust in: komende week gaat Jack weer naar het stadhuis. De gebeurtenissen van gisteren zullen ongetwijfeld niet van aard zijn geweest om Jack een hogere dunk te doen krijgen van het hele ambtenarenzootje. Kwikkelborneetje, schud nog een keer iets uit uw mouwtje, voor brave mensen als Jack Vanlichtervelde.
|