Gisteren zijn we dus naar de Gravensteenfeesten getogen de zevenenvijftigste , Mico en ik. Met de trein van 10.43 vertrokken in het station van Kortrijk. Micos vrouwtje Bea had ons naar het station gebracht. Zon intercity-trein doet amper twintig minuutjes over het traject Kortrijk-Gent. Van Gent-Sint-Pieters tot De Salamander in de Overpoortstraat is een klein kwartiertje, als je goed doorstapt. Maar we stápten niet goed door. t Was eerder slenteren wat we deden, doorheen het Citadelperk. Langsheen het monumentale standbeeld van burgemeester Charles de Kerckhove. Dat standbeeld staat daar ongetwijfeld al meer dan een eeuw en we moeten daar in onze studententijd honderden keren voorbij gekomen zijn en toch realiseerden wij ons niet het ooit eerder te hebben gezien. Wat moeten wij in die tijd een haast gehad hebben
xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
We waren ruim op tijd in De Salamander. De verwelkoming door de leden van het dagelijks bestuur van het Seniorenkonvent was bijzonder hartelijk. De nieuwe senior seniorum Vincent Verlaeckt is zijn naam maakte een bijzonder keurige indruk. Netjes uitgedost in een nagelnieuw donkergrijs maatpak met daaronder een wit hemd en een schitterende goed geknoopte das. Een beleefde jongen met ravenzwart haar, een knap gebronzeerd aangezicht met mooie hagelwitte tanden en daarenboven een elegante lichaamsbouw. Men zou gezegd hebben: een jongen, te mooi en te keurig om senior seniorum te zijn. Toen zagen we hier en daar nog van die jongens opduiken in datzelfde keurig donkergrijs pak met rode das. Waar hadden we dat nog gezien? Maar natuurlijk: het pak van Jean-Marie Pfaff, de beroemde maar eenvoudig gebleven zoon van het Waasland, op wie deze jongens terecht fier zijn. Het waren namelijk de mannen van de W.C. ofte de Waasse Club, en de nieuwe senior seniorum was één van hen. De senior seniorum van t vorig jaar, de gulhartige Jan-Bart Demuelenare was er ook al en Valeer Van Overwalle één van de pioniers van 1949, die er de laatste jaren ook regelmatig is bij geweest, samen met zijn bevallige echtgenote. En was mij daar warempel niet nóg een pionier opgedoken? Ene Phil! Onverwoestbare dappere helden van toen
Daar zijn er nog twee van de oude garde: Jacky en Lucien. Al de anderen zijn jonge kerels en jonge deernen. Sommigen ken ik van ziens omdat ik ze vorig jaar al ontmoet heb, maar bij naam ken ik ze geen van allen. We begeven ons te voet naar het restaurant waar ons een voedzame maaltijd wacht en daarna, weer te voet, naar het Gravensteen. Helemaal anders dan in 1949 hebben ze de grote poort wagenwijd opengezet en we trekken zo zonder slag of stoot de indrukwekkende burcht binnen, die maar één keer in zijn geschiedenis het fiere hoofd heeft moeten buigen: in 1949, voor de Gentse studenten! De clubs zijn te herkennen aan hun linten, hun vlaggen en vaak aan hun speciale outfit. Ik vermeldde al de Pfaff-kostuums van de Waasse Club. Ook de AB-ers in hun piraten-kledij komen heel fris voor de dag wat zijn er op t ogenblik veel knappe porren bij den AB, zeg! evenals de leden van Moeder Malheur die uitgedost als Schotten ophef maken door als t maar even pas geeft te bewijzen dat ze onder die Schotse rokjes níets aan hebben. En dan is er natuurlijk ook de fanfare die met een stuk of twaalf zijn en zoals telkenjare de ziel uit hun jonge lijven spelen en het hele gamma studentenliederen ten beste geven zonder ook maar één valse noot te laten horen. Wat mij een beetje tegenvalt is dat mijn eigen club, Moeder Laetitia, wat minder opvallend aanwezig is dan andere jaren
In de indrukwekkende troonzaal van het Gravensteen staat een podium opgesteld voor de sprekers. Eerst is pionier Valeer aan t woord. Zijn stem is niet meer zo krachtig als in zijn jonge jaren en mijn gehoor is er in al die jaren ook niet op vooruit gegaan en dat brengt met zich mee dat ik van zijn verhaal niet al te veel begrepen heb. Gelukkig staat de tekst integraal in het programmaboekje. Phil daarentegen, die andere pionier, spreekt het studentenheir toe met luide krachtige stem. Aan t end breekt het zweet hem echter uit. Phil heeft verse lucht nodig; misschien heeft hij zijn krachten wel wat overschat. Of is het de ontroering die Phil parten speelt? Dan kom ík aan de beurt als oudste senior seniorum. Ik ben al járen de oudste senior. En toch, waar zijn mijn voorgangers: Carlos Danneels, Paul Heytens, Raoul Beerens, Jos Metsers, Guido Vyncke? Er moeten er nóg zijn. Ik leid de salamander in t zou ongepast zijn hier niet even te vermelden dat het bier geschonken wordt door de Rodenbach . Toch hartverwarmend, na bijna een halve eeuw nog zon uitgelezen bende studenten te kunnen begeesteren. Mico, die na mij komt, kan dat nóg beter. Maar daar leg ik mij gaarne bij neer: is hij immers niet de grootste student aller tijden? De volgende in de rij is, geloof het of niet, Bart De Becker, senior seniorum 1995-96. Tussen Mico en Bart gaapt er een afgrond van achtentwintig jaar! Achtentwintig seniores seniorum die het laten afweten! En dan komen Jean, Misja en Jan-Bart aan de beurt misschien vergeet ik er een , allen even briljant.
Na dit plechtig gebeuren in de troonzaal wordt het Gravensteen nu wel degelijk her-bezet. Rondom, op de muren van de burcht, staan de studenten nu liederen te zingen onder begeleiding van de fanfare. Er wordt met vlaggen gezwaaid en hier en daar weerklinkt bomgeknal. En beneden staan de ouderen dit spektakel met welgevallen te bekijken en ze hebben er o zoveel deugd van. Een bejaard Nederlands echtpaar uit Oud Beijerland, dat toevallig het Gravensteen komt bezoeken, vraagt wat dit alles te betekenen heeft. Een feest, zeggen we, om te herdenken dat 58 jaar geleden het Gravensteen door studenten werd bezet. Dáár hebben ze nooit iets over gehoord. Ze bedanken ons dat we dit immens gat in hun cultuur hebben opgevuld.
En dan zet er zich een stoet in beweging, of hetgeen voor een stoet moet doorgaan. t Is zelfs geen flauw afkooksel van wat het vijftig jaar geleden was. Geen enkele wagen in de stoet. Iedereen te voet. Weinig toeschouwers langs de weg. Gelukkig is daar de fanfare die maar blijft doorspelen en voor de broodnodige ambiance blijft zorgen. Waarheen de stoet precies gaat is mij niet duidelijk. De mogelijkheden zijn overigens beperkt: de meeste straten liggen opgebroken. Tijdens de stoet knoop ik een gesprek aan met Emmeline. Ze is knap en intelligent en ze is van Oostende. Nee, niet van de Zandloper: die is al een jaar of vijf opgedoekt hoe vaak heb ik die van Oostende niet horen schreeuwen dat de Zandloper nooit zou vergaan!? Er is nu een nieuwe club in Oostende, Dionysus genaamd en daar is Emmeline lid van, bestuurslid. Ik vertel haar dat ik drie jaar lang op kostschool geweest ben in t Koninklijk Atheneum van Oostende en dat die drie jaar de ellendigste van mijn leven zijn geweest. Waarom? Wel, daar heb ik een verhaal over geschreven in mijn boek O jerum jerum jerum
. Ik zal haar het verhaal opsturen per e-mail. Ze zal straks wel haar e-mail adres voor mij opschrijven. Emmeline doet mij een beetje denken aan mijn eerste liefje dat ik zó van de stoep had opgescharreld tijdens mijn eerste Gravensteenstoet en van wie ik de naam niet meer weet, en ook een beetje aan lief Leentje in Damme. Enkele andere porren komen mij nu voor de geest met wie we de laatste jaren een beetje lol hebben gemaakt tijdens de Gravensteenfeesten: dat ander Leentje Leentje Stockman en Mieke die zo vakkundig mijn lint heeft gedoopt en Poedel. Ze zijn er niet meer bij. t Gaat allemaal voorbij, helaas
We zitten aan de toog in k weet-niet-meer-welk café in de Papegaaistraat als ik mij realiseer dat ik in de drukte Emmeline ben kwijt gespeeld. Ik ben in een druk gesprek gewikkeld over allerlei onderwerpen vraag me niet er nog één op te noemen met Jean de Chaffoy, Tom Vergracht en een paar psychologen die enkele jaren geleden nog bestuurslid van het Seniorenkonvent zijn geweest. Tom Vergracht is de huidige zedenmeester van het SK en hij is de zoon van, jawel, Lode Vergracht, die destijds een van de groten was. Waarom Lode er dit jaar niet bij is? Gezondheidsredenen, iets met de bloedvaten. Langs deze weg het allerbeste toegewenst, Lode. God geve dat we elkaar komend jaar weer mogen zien in het Gravensteen. De porren zijn dit jaar in de minderheid. Niet in díe mate als in mijn tijd maar toch, het valt op. In het café in de Papegaaistraat is er maar ééntje. Ze heeft de rits van haar bloesje uitdagend ver opengelaten. Eén van de psychologen vraagt of ze de rits voor hem nog een klein beetje verder wil opendoen, één centimetertje maar. Ze weigert beslist. En als hij het zelf wil doen geeft ze hem een klinkende oorvijg. Wie zal de vrouwelijke ziel ooit doorgronden?
We zijn daarna nog naar het Galgenhuisje geweest en naar de Kuip van Gent en waarschijnlijk nog één of twee andere etablissementen. Het aantal pinten dat we gedronken hadden was al lang niet meer op de vingers van twee handen te tellen. Dat verklaart waarom we aan twee jonge meisjes te jong om al student te zijn, naar ik vermoed die ter hoogte van het Koophandelsplein ons pad kruisten, de weg vroegen naar het Sint-Pietersplein. Alsof wij de weg naar het Sint-Pietersplein niet zouden kennen! De meisjes beweerden het antwoord op onze vraag te moeten schuldig blijven. We merkten op dat ze een fototoestel bijhadden. Of ze alstublieft een fotootje van ons wilden nemen? Ze hadden daar niet het minste bezwaar tegen en ze wilden gaarne zélf mee op de foto. Ze hebben ons beloofd de foto's per e-mail op te sturen. Wat is de wereld toch veel veranderd! Benieuwd of ze het doen... Op het Sint-Pietersplein stond een reuzegrote tent opgesteld. We zijn daar nog gauw een bierpot van de 57e feesten gaan halen en daarmee hielden we het voor bekeken. We zijn per slot van rekening geen drie maal zeven meer
Terug naar het station en weer door het Citadelpark. t Is al bijna middernacht en naar men zegt kan het gevaarlijk zijn in het Citadelpark. Daar is in t verleden al wel eens een en ander gebeurd. Voor verkrachters hoeven wíj alvast niet bang te zijn. En voor rovers? We hebben weinig waardevols bij. Al weten die rovers dat misschien niet. Maar we zijn met zijn tweeën en dat maakt al een heel verschil. Plotseling komen we voor een water te staan waar we niet overheen kunnen. Een obstakel dat we deze morgen niet gehad hebben. Naast het water zit een verliefd koppel op een bank. In het licht van een lantaarn zien we dat het om een jonge knappe blondine gaat en een allochtoon dat laatste had mij niet moeten opvallen, maar kom, een echt multiculturele gemeenschap zijn we toch nog niet . We hangen de hulpeloze uit en de lieftallige blondine wijst ons een brugje aan via hetwelk wij de overkant kunnen bereiken. De allochtoon lijkt het hele gedoe niet te appreciëren en kijkt ons argwanend aan. Een glimlach kan er bij hem duidelijk niet af. Eenmaal aan de overkant zwaaien we dankbaar naar het koppeltje. En, niet te geloven, de allochtoon zwaait terug. Het meisje heeft hem ondertussen ongetwijfeld diets gemaakt dat wij onschuldige weliswaar nog flinke maar toch al bejaarde heren zijn, een beetje aangeschoten, maar voor t overige geheel ongevaarlijk.
En weer staat daar Charles de Kerckhove, nog even kordaat als deze morgen. We zijn dus op de goede weg naar het station. De trein staat al op ons te wachten, net of we super-vips zijn. En in Kortrijk komt mijn lieve eega mij afhalen aan het station. Vreselijk zegt ze als we in haar auto stappen en nog niet eens gezeten zijn dat ge zo naar de drank kunt stinken, dat ge die vuiligheid in uw lijf kunt krijgen. Ja, t is niet gemakkelijk zegt Mico we doen het echt niet voor ons plezier. Maar al bij al, ofschoon ze het niet laat blijken, is ze tevreden dat we het er weer eens heelhuids vanaf gebracht hebben
|