Van 1928 tot 1930 bouwden de zusters Annuntiaten op de wijk een schoolgebouw waarin een eetzaal en een klaslokaal gevestigd werden. Op zondag werden er eucharistievieringen gehouden in dit gebouw. De toenmalige directeur van het college E.H. Jules Roose droeg de eerste mis op in 1932. De koster was Maurice Maes en dit voor vele jaren. In 1936, toen de zusters van de Heilige Gehoorzaamheid het onderwijs en het schooltje overnamen, werd er een stuk bijgebouwd. Zo was er vanaf dan ook een apart lokaal dat dienst deed als sacristie.
Op 1 februari 1960 begonnen de werken aan de nieuw te bouwen O.L.V-kerk met op 20 februari de inzegening van de eerste steen. Begin juli 1961 was de O.L.V.-kerk van de Nieuwstad klaar voor gebruik. Op zondag 9 juli 1961 volgde de plechtige inwijding door Monseigneur De Smet.
In het torentje hangen twee klokken. Op 12 mei 1963 werden ze ingewijd. De grootste klok heet Maria en weegt 300 kg. De kleinste klok is toegewijd aan Joseph-arbeider en weegt 195 kg. Op beide klokken staat er een Latijnse tekst, namelijk: "Beatus qui audit vocem meam" (gezegend is die naar mijn stem luistert) "Opifix sancte, opera nostra tuere" (heilige weldoener, bescherm ons in alles wat we doen).
Op het barokke doksaal van 1743-1745, door Louis Vandevoorde uit Veurne, staat een orgel van 1743-1745 van Jean Godefroid Gobert en Joseph Bouquet uit Rijsel. Het werd in 1785 uitgebreid met het orgelpositief door Jean-Joseph van der Haeghen, hersteld na de Franse Revolutie en gerestaureerd door de gebroeders Loncke uit Esen in 1966-1967.
De vroeg-gotische Sint-Walburgakerk had eertijds een kapittel met dertig kanunniken. Deze kerk is in de kuststreek een uniek voorbeeld van een groots opgevat gotisch bedehuis. Ze is beschermd sinds 1938.
Het bakstenen koor van eind 13e en begin 14e eeuw, met kooromgang, brandde in 1353 uit en werd hersteld. De dubbele steunbogen dateren uit die periode. De rest van de gotische kerk werd nooit voltooid. Eind 14e eeuw werd de westertoren aangezet, maar ook deze bleef onafgewerkt.
Er staan talrijke beelden, waaronder de 17e eeuwse Sint-Walburga en haar broers Sint-Willebald en Sint-Wunebald bij hun neogotische reliekkast. Voorts Christus op de koude steen, uit de 18e eeuw.
De mooie lambrizeringen en biechtstoelen zijn 17e-18e eeuws.
Het beeldhouwwerk is 15e-19e eeuws. Jezus aan het Kruis is 15e of 16e eeuws en staat in de H. Kruiskapel met kalkstenen afsluiting van 1528.
De preekstoel van 1727 is van Hendrik Pullincx de Oude uit Brugge
Voorst Christus op de koude steen uit de 18e eeuw.
De Sint-Niklaaskerk is sinds 1939 beschermd. Deze oorspronkelijke kern van de gelijknamige premonstratenzer abdij en latere parochiekerk is een zuiver voorbeeld van een West-Vlaamse hallenkerk : drie beuken met ongeveer dezelfde afmetingen, zonder uitspringende kruisbeuk.
Het interieur.
Ze dateert van 1494-1498. Het middenkoor met vijfzijdige absis van ca. 1775 werd ca. 1877 verhoogd en uitgebreid met sacristie en neogotische portalen. De zware westertoren werd gebouwd naar het typische schema van de kuststreek.
Hat altaarstuk, een drieluik van 1534, wordt toegeschreven aan Jan van Amstel:
Overwegend neogotisch is de inkleding van het schip door architect G. Hoste uit Tielt. Op het doksaal van 1891 staat een orgel van F. Loncke.
In 1644 organiseerden de kapucijnen een processie waarvan de leden van de Sodaliteit deelnamen. Vanaf 1646 organiseerden deze zelf de boetetocht die eind 17e eeuw werd uitgebreid met "spraken" en "bijbelse" taferelen : De Boetprocessie.
De Sint-Niklaastoren : deels 13e, deels 14e eeuw met beiaard (beiaardmuseum) en klok 'Bomtje', uit 1379. Aan de voet van de toren is een fraai westerportaal, tweede helft 13e eeuw. De toren is te beklimmen tussen 16 juni en 15 september van 10 tot 12 uur en van 14 tot 17 uur.
De Beiaard
Tijdens de Franse Revolutie werd Veurne door de Sansculotten van z'n beiaard beroofd. Enkel "'t Bomtje" , een klok, gegoten in 1379 met een gewicht van 1.719 kg., liet men de bewoners van de Boetestad. Was deze klok te zwaar? Zijn naam laat het alvast vermoeden. De verkleiningsvorm ervan verraadt de gehechtheid van de Veurnaars aan hun oude klok.
Sinds 1961 maakt deze klok weer deel uit van een beiaard, bestaande uit 47 klokken, gegoten door Marcel Michiels uit Doornik.
In 1993 werd de beiaard volledig gerenoveerd.
Verschillende klokken dragen namen, die verwijzen naar gebouwen in de stad of naar de geschiedenis van de stad: Walburgis, Niklaas, Denijs (de 3 Veurnse parochies) Sporkijn, Albrecht en Isabella, Idesbald..
In 1906 werd in opdracht van het echtpaar d'Arripe-Sanchez, en samen met de paters Oblaten een kapel en klooster gebouwd. Het echtpaar liet die bouwen ter nagedachtenis van hun dochter die in 1901 op 21-jarige leeftijd was overleden. Het kerkje lag aanvankelijk in de duinen, tegenwoordig is het gebouwd verstedelijkt en ligt het kerkje tussen de appartementsgebouwen. Het kerkje kreeg in 1913 een koor. Koning Albert I was tijdens de Eerste Wereldoorlog een frequente bezoeker, zodat het kerkje de naam "Koninklijke Kapel" kreeg.
Gedenkplaat voor de aanwezigheid van de koninklijke familie in de koninklijke kapel van de paters Oblaten.
De neoromaamse O.-L.-Vrouwekerk (1930-31) werd gebouwd naar een ontwerp van de Brugse architect J. Viérin, die in het interbellum talrijke kerken in die stijl in het bisdom Brugge bouwde. In die tijd breidde het toerisme in De Panne zich sterk uit, zodat er behoefte was aan een kerk in de nieuwe wijk nabij de Zeelaan.
De neoromaanse stijl inspireert zich op de stijl van de vroege Middeleeuwen met de stoere vierkante torens van de burchten en de abdijkerken. De bouwtechnieken van die tijd laten toe dat er geen steunberen nodig zijn om de torenmuren te steunen. Het klokkenhuis wordt bekroond door een lage piramidevormige spits die boven de muren uitsteekt.
Oude Postkaart van de kerk.
Ook het interieur is getekend door de talrijke rondbogen en de koepelvormige gewelven.
In de geest van de Romaanse traditie eindigt het koor op een apsis, versierd met een fresco, met de voorstelling van de verheerlijking van Maria. Het hoogaltaar in de apsis is, zoals de ambo en de zijaltaren vervaardigd door de kunstschool van de benedictijnenabdij van Maredsous, die na de Eerste Wereldoorlog ernaar streefde een nieuwe liturgisch meubilair te ontwerpen. De triomfboog wordt gedragen door twee witte zuilen. Het voormalige hoofdaltaar werd vervangen door een dichter bij de gemeenschap staande nieuw massief altaar.
Het nieuwe massieve altaar heeft vooraan een meeuw, aangepast aan de nabijheid van de zee en de lucht waarin deze sierlijke vogels op hun wijze eer brengen aan hun Schepper en een teken zijn van de onbezorgdheid die Jezus zijn leerlingen aanprijst.
Let eens op de raven (meeuwen); ze zaaien en maaien niet, ze hebben geen voorraadkamer of schuur, maar God voedt ze. Hoeveel meer zijt gij dan de vogels
Zegening van de zee, een oude traditie in De Panne.
Herinnering aan de visserij en aan de velen die hun brood op zee verdienden.
Het orgel van de Onze-Lieve-Vrouwekerk werd gebouwd in 1937 door Orgelbaumeister Johannes Klais uit Bonn met als opusnummer 882. De tractuur is electro-pneumatisch. Het werd ingespeeld op 28 juli 1937 door Flor Peeters. Het instrument werd volledig gerestaureerd en opgeknapt door orgelbouwer Jan Lapon uit Diksmuide.
In De Panne-dorp leeft de visserstraditie nog steeds voort. Er is nooit een echte vissershaven geweest. De schepen werden zo dicht mogelijk tegen het strand gevaren, zodat ze bij laag water op het droge kwamen te liggen. Na de Eerste Wereldoorlog verhuisde de vissersbevolking naar de nieuwe vissershaven van Oostende. De patroon van de kerk en het vissersschip P1 ervoor herinneren aan die vervlogen tijd.
De neogotische driebeukige hallenkerk (1891) in gele baksteen van de streek is gebouwd naar een ontwerp van architect J. Vinck. De toren staat op de noordwest hoek. In de tuin naast de kerk is een kleine tentoonstelling aangelegd met platen waarop pastoor Robrecht Gheeraert (1989-2007) teksten in kalligrafisch geschrift heeft gebeiteld. In de ronde bloemenbak ligt een oud anker, wellicht afkomstig van een Nieuwpoortse vissersboot (17de eeuw). Het oude anker verwijst naar het beeld van Maria Ster der Zee, geplaatst tegen de gevel van de oude pastorie.
De kleine Sint-Pieterskerk heeft een stemmig interieur. Zoals in iedere hallenkerk valt het licht slechts binnen van uit de ramen van de zijbeuken. De houten overkoepeling van de middenbeuk doet denken aan een omgekeerd scheepsruim. Het witmarmeren tafelaltaar past goed bij de witte stoet van de kolommen en bogen, die alle aandacht naar het koor leiden. Boven het altaar hangt een neogotisch triomfkruis.
Het vijf meter hoge beeld van Maria Ster der Zee is afkomstig van het Instituut Ster der Zee van de Zusters Dominicanessen van Lubbeek voor de opvang van kinderen uit probleemgezinnen. In 1990 hield het Instituut op te bestaan. Maria met het Kind zweeft boven de baren waaruit een anker naar boven komt. Maria werd vanaf de eerste tijden van het christendom vereerd en aangeroepen als de Ster der Zee, symbool van haar hulp om veilig het einddoel van ons leven te bereiken.
Het beeld is samengesteld uit ongeveer vijftig stukken in keramiek en weegt 700 kg. Het is een werk van de keramieker-glazenier Rogier Vandeweghe van het huis Amphora uit Brugge.
Het voormalige hoogaltaar wordt gebruikt als rustaltaar. Het is ook een vorm van tafelaltaar.
1 augustus 2008 - De Sint-Pieterskerk in De Panne kreeg op 18 juli een nieuw altaar. Het altaar komt uit de Sint-Augustinuskapel van de Katteberg in Bellegem en heeft een nieuwe bestemming gekregen in de Sint-Pieterskerk van De Panne. Het gaat om een groote, strak, wit marmeren altaar.
De vier heiligen van de glasramen in de apsis zijn van links naar rechts: de apostel Andreas, broer van Petrus, met het Andreaskruis in X-vorm, waarop hij de marteldood stierf; de apostel Petrus met de sleutels van het Rijk Gods; Johannes de Doper, voorloper van Christus, met het Lam Gods, symbool van Christus naar het woord van Johannes; de missiebisschop Amandus (7de eeuw) met een kerkje, verwijzend naar de kloosters en kerken die hij als Apostel van Vlaanderen oprichte.
De Sint-Audomaruskerk is een neogotische hallenkerk in gele baksteen, met driebeukig schip en koor (1855), naar een ontwerp van architect P. Buyck uit Brugge. De toren en de kruisbeuk zijn deels romaans (12e eeuw) en deels gotisch. De toren werd gerestaureerd in 1974 onder leiding van architect W. Ingelaere (Poperinge).
Interieur van de kerk
De neogotische preekstoel (1862) is een werk van J.B. Van Biesbrouck uit Gent. Hij werd speciaal ontworpen voor deze kerk van het oorspronkelijke vissersdorp. Op drie panelen van de kuip staan taferelen uitgebeeld, die betrekking hebben met de zee. Op de hoeken onderaan staan de vier symbolen van de evangelisten, verwijzend naar de verkondiging van de Blijde Boodschap van Jezus.
De paus Sint-Cornelius wordt in deze kerk vereerd sedert 1644.
De Romeinse priester Cornelius werd in maart 251 tot paus verkozen. Wegens zijn mildheid tegenover de afvalligen tijdens de vervolgingen, ontstond een scheuring binnen de Kerk, waartegen hij onverpoosd ten strijde trok. Daarover onderhield hij een briefwisseling met zijn vriend Cyprianus, bisschop van Carthago, bij wie hij troost vond. Keizer Gallus verdreef paus Cornelius in ballingschap naar Civitavecchia, waar hij op 14 september 253 stierf. Zijn lichaam werd overgebracht naar Rome, en begraven in de catacombe van Sint-Callistus. Bisschop Cyprianus stierf de marteldood door onthoofding op 14 september 258. De Romeinse kerk vereert de twee bevriende martelaren samen op 16 september.
Karel de Kale, koning van West-Francië (+877) bracht de relieken van Sint-Cornelius over naar Reims, die later werden verspreid o.a. naar Vlaanderen, waar ze op meer dan 100 plaatsen worden vereerd als bijzondere patroon tegen de zogenaamde Sint-Corneliusziekten: vallende ziekte, jicht, kinkhoest en stuipen. Hij wordt ook aangezien voor beschermheilige van het hoornvee, afgeleid van het Franse corne met de betekenis van hoorn. Vandaar wordt hij als paus voorgesteld met de tiara: de drievoudige kroon, en een hoorn.
Nadat een reliek van Sint-Cornelius naar Adinkerke was overgebracht, kwam in 1646 de Broederschap van Sint-Cornelius tot stand. Martinus Prats, bisschop van Ieper, gaf in 1664 de toestemming om jaarlijks een bedevaart en een noveen
te houden, van 16 tot en met 24 september. Een tweede reliek werd na de Franse Revolutie vanuit Passendale naar hier overgebracht.
In Adinkerke wordt Sint-Cornelius aangeroepen door jonge gezinnen voor de gezondheid van hun kinderen.
Sint-Corneliusbeeld uit de 18e eeuw
De biechtstoelen (18de eeuw) in een eenvoudige barok zijn afkomstig van het voormalige Kapucijnenklooster van Veurne.
Het centrale tafereel van het hoogaltaar stelt voor hoe de twee leerlingen van Emmaüs de Verrezen Heer herkennen aan het breken van het brood.
Altaar van de Heilige Cornelius en Sint-Corneliusbeeld uit de 18e eeuw
De kerk bezit een klein maar mooi klinkend orgel, op een doksaal, ingebouwd in de toren
Kerkschat :
liturgusch zilverwerk (17e-19e eeuw), onder andere torenmonstrans (1628).
De glasramen, karakteristiek voor het midden van de 20ste eeuw, (1953-1954)in de zijbeuken zijn werken van Cor Westerduin uit Oostende.
Die van de rechterzijbeuk stellen vijf streekheiligen voor.
Sint-Arnoldus
Geboren te Tiegem en ridder, abt van de Sint-Medardusabdij van Soissons en daar bisschop gewijd in 1081. Stichter van de Sint-Pietersabdij van Oudenburg, waar hij overleed in 1089.
Zalige Idesbaldus
Omstreeks 1090 geboren in een geslacht van landelijke adel in Veurne-Ambacht, trad hij op latere leeftijd binnen in de Cisterciënzerabdij Ter Duinen te Koksijde, en werd er de abt. Hij overleed op 18 april 1167. Patroon van de landbouwers en vissers.
Pastoor Petrus Foqueur, telg van een welgestelde redersfamilie, liet in 1845-1848 in het vissersdorp Koksijde deze nieuwe, homogeen neogotische kerk bouwen.
Neogotische kruiskerk met voorgeplaatste W.toren, van 1845- 1848 (aannemer Dekeuwer, Nieuwpoort) ter vervanging van een ca. 1700-1705 gebouwde kerk, welke reeds de in 1216 door de St.Walburga van Veurne opgerichte Simoenskapel verving; eerste herstellingen in 1867 en 1889 aan kerktoren; 1951-1952: restauratie glasramen.
Door de stedenbouwkundige evolutie van de kustgemeenten, onder invloed van het toerisme, ligt de kerk thans buiten het centrum. De kerk wordt omgeven door een kerkhof met een calvarie en soldatengraven.
Bepleisterd interieur; kruisribgewelven rustend op halfzuilen; glasramen van 1847-1848 geïspireerd op deze van kathedraal van Chartres, in tweede wereldoorlog vernield; thans trouwe weergave.
De toren vertoont een grote gelijkenis met la Flèche van de kathedraal van Senlis.
Het beeld van Idesbaldus werd gemaakt ter gelegenheid van de zaligverklaring van Idesbaldus door paus Leo XIII op 10 juli 1894. Tot na de Tweede Wereldoorlog werd het door de vissers meegedragen in de processie van de zeewijding, die van de Sint-Pieterskerk naar de dijk trok. Het werd ook tweemaal rondgedragen in de plechtige processie die te Brugge werd gehouden, ook ter gelegenheid van de zaligverklaring. Idesbaldus wordt hier voorgesteld als abt met staf.
Koorgestoelte van 1870 en biechtstoelen van 1865 en 1870.
Orgel (Firma Loncke) van 1881.
De kleine en sfeervolle Sint-Pieterskerk (1845-48) in Koksijde-Dorp is de eerste neogotische kerk van Vlaanderen. Ze werd gebouwd door architect Louis Foqueur, die met zijn broer pastoor Petrus-Franciscus, grote bewonderaar was van de Franse gotiek en de neogotische herstellingen van die tijd in Frankrijk.
De kerk van O.-L.-Vrouw-ter-Duinen (1956-64) werd ontworpen door de Brugse architect Jozef Lantsoght. De originele architectuur past in het kader van duinen, zee en wolken. Het is de eerste grote kerk in Vlaanderen, gebouwd volgens de opvatting van de liturgische hervorming van het Tweede Vaticaans Concilie (1962-65). Aan deze kerk begint onze tocht.
Om de klare rijke lichtinval met een verscheidenheid van kleuren wordt ze terecht de Kathedraal van het licht genoemd, zinspelend op Christus die zich het Licht van de Wereld(Johannes 8, 12) noemt. De zaligen en heiligen zijn door hun leven voorbeelden voor de christenen om dat Licht in zich op te nemen en rondom zich uit te stralen. Zoals de abdij waarin Idesbaldus leefde is iedere cisterciënzerabdij toegewijd aan O.-L.-Vrouw. Door haar patroonschap over te nemen plaatst deze kerk zich in die eeuwenoude traditie, die ze aanpast aan de ontwikkeling van onze toeristische streek met een eigentijdse architectuur, waarvan de schoonheid leidt tot rust, vrede, bezinning, gebed, ontmoeting en viering.
De Zalige abt Idesbald heeft zijn grafmonument in de linkerzijarm van de kerk.
De staf bij het opschrift is kenmerkend voor de abt, die als herder de abdijgemeenschap voorgaat. In het blok vooraan bevindt zich een kleine relikwie, genomen uit de arm. Het beeld in Franse witsteen is van Maurits Witdouck uit Lovendegem. Hij vervaardigde ook het lindehouten hangkruis en het hoofdaltaar in witte travertino, en de beelden in het portaal: Sint-Antonius van Padua, patroon van de eerste kapel van de badplaats, en Sint-Rita.
Voor het grote glaswerk werd het zogenaamde oud glas gebruikt, dat zijn kleurschakeringen krijgt door het verschil van de dikte van het glas. Het is ontworpen door de Luxemburgers Lefevre en Kinnen, en uitgevoerd door Roger Vandeweghe uit Brugge. Het lichtspel drukt in geabstraheerde vormen de hemelse vreugde uit waarheen de vierende gemeenschap onderweg is. Het ronde hoofd voor Christus en het scherpe hoofd voor Maria, bovenaan in het midden symboliseren de kroning van Maria, een thema dat veelvuldig voorkomt in de gotische kathedralen, en ook past in deze kerk, in de lijn van de traditie van de Mariaverering van de cisterciënzers.
Er zijn twee soorten glasramen in de kerk. De glastegels in het portaal en de twee kleine zijkapellen zijn van de glazenier Gabriël Loire uit Chartres. Ze bestaan uit ruw gebleven glasstukken, gevat in beton. De diepe kleuren, geïnspireerd op de beroemde glasramen van de kathedraal van Chartres, geven een gedempt licht dat tot rust stemt. Het tabernakel is een werk van de Brugse kunstenaar Bonduel, en stelt symbolisch de wonderbare spijziging voor
Hier werd tussen 1958 en 1965 een moderne kerk gebouwd naar plannen van architect J. Lansoght uit Brugge. Het dak van de kerk die 's avonds verlicht is, heeft de vorm van een duin.
De Sint-Idesbalduskerk in Koksijde-Sint-Idesbald (Strandlaan) was oorspronkelijk een kloosterkerk, in gebruik genomen in 1935 en parochiekerk vanaf 1967. Architect Albert Lust inspireerde zich op de villastijl die in die periode opgang maakte in de groeiende badplaats.
De foto toont de kerk in 2007.
Sint-Idesbald draagt hier het scheepje in de linkerhand.
Het glasraam van het koor toont op een achtergrond van een duinen- en zeelandschap: O.-L.-Vrouw als Ster der Zee, vereerd door de apostel Petrus, met een vis, en abt Idesbald, met een scheepje. Links staan de schilden van Idesbaldus (boven) en Vlaanderen (onder), en rechts het voormalige schild van Koksijde (boven) en van de abdij en nu het gemeenteschild (onder).
Wulpen is één van de oudste moederparochies van de Westhoek. In de 13de eeuw werd een vroeggotische kruiskerk opgetrokken, waarvan nu nog de vieringstoren bewaard is. In 1873 werd de kerk door brand verwoest, maar twee jaar later startte al de bouw van een nieuwe neogotische kerk. In 1892 werd de oude toren gerestaureerd. In 1914 deden de genietroepen van het Belgisch leger de toren springen. Na de 1ste wereldoorlog diende de gehavende kerk hersteld te worden. Sinds 1939 is de toren beschermd en eigendom van de gemeente. Deze basilicale kerk is bekleed met neogotisch meubilair van de 19de en 20ste eeuw, van de hand van een rasechte Wulpenaar. Door de gedurfde herschikking van het koor heeft onze kerk aan "ruimte" gewonnen. Het gebouw komt hierdoor meer tot zijn recht en er is meer plaats voor onze liturgische vieringen. Behalve een paar oude kelken zijn er zeer weinig kunstschatten. De patroonheilige van de kerk, de heilige Willibrordus, die in de 7de eeuw vanuit Ierland, over Holland door Vlaanderen getrokken is, zou hier in Wulpen verbleven hebben. Op de plaats waar bij de boze geesten uit dieren en mensen de zee in verdreef, -Wulpen lag toen aan een zeearm -, ontsprong er een bron: "Het Willibrordusputje". Al gauw werd in de kerk van Wulpen de heilige Willibrordus aanroepen tegen koortsen, de vallende ziekte, de kinkhoest en allerlei kwalen bij kinderen. Nu nog komt de kerkgemeenschap op 2de Sinksendag samen bij het putje om er te bidden voor allerlei noden. Wij zijn fier op onze kerk, die heel goed wordt onderhouden door de kerkfabriek, de gemeente en de ganse kerkgemeenschap, die wat over de grenzen van de parochie Wulpen is uitgegroeid. Wij voelen ons een heel jaar lang dankbaar u te mogen begroeten bij ons. Welkom! (de stuurgroep)
De prachtige toren (omstreeks 1400), opgetrokken in moefen, grote bakstenen die in de Duinenabdij werden gebakken, is een merkwaardig voorbeeld van de Vlaamse gotische poldertoren, zoals Damme en Lissewege, maar die nog een spits heeft, ook in baksteen. De onderste geleding wordt aan de hoeken gesteund door steunberen. Hij is versierd met verschillende gotische bouwelementen: gotische en ronde nissen, galmgaten, waterlijsten en een kroonlijst. Een driehoek in de torenwand verwijst naar een vroeger voorgebouw. Aan de noordkant staat een achthoekige zijtoren.
Het houten kerkmeubilair van altaren, gestoelte, communiebanken en predikstoel, is een symbolen.mooi voorbeeld van de neogotiek. Het meubilair is rijkelijk versierd met beelden en christelijke
De kuip van de preekstoel heeft de beelden van de Petrus en de vier evangelisten met hun attributen, afgeleid van het begin van hun evangelie.
Sint-Willibrordus, Willibrord, geboren in Northumbrië in 658, was een Angelsaksische monnik die met elf gezellen in onze streken het evangelie kwam verkondigen, waarnaar deze parochie verwijst. Hij werd in 695 door paus Sergius I bisschop gewijd, en vestigde zich te Utrecht. Vanuit die stad werkte hij bijna vijftig jaar aan de evangelisatie van de Lage Landen, en stichtte veel kloosters en kerken. Hij overleed op 7 november 739, in de abdij van Echternach, die hij zelf had opgericht. Hij wordt geëerd als de apostel van Nederland.
Willibrordus wordt voorgesteld als bisschop met het evangelieboek of een kerkje in de hand. Het wijnvat aan de voeten komt van de legende die vertelt dat hij in Echternach water in wijn veranderde, omdat het bier in de herberg op was. De bron verwijst naar de legende dat er een bron ontsprong op de plaats waar hij zijn staf in de grond stak. Willibrordus is de patroon van de herbergiers en de beschermheilige tegen kinderziekten, epilepsie, huidziekten, pest en koorts. Moge hij vandaag de dag ons beschermen om te blijven geloven in het evangelie dat hij verkondigde en het op onze beurt door te geven
Het glasraam stelt Willibrordus voor met het wijnvat (links) en het Sint-Willibrordusputje met het vijvertje en de kapel (rechts).
De Sint-Niklaaskerk is een moderne bakstenen kerk. Ze werd gebouwd in 1952-1956, ter vervanging van de oude kerk die in 1940 werd vernield. Tussen de kerktoren en het schip van de kerk ligt een atrium, dat omgeving is door wandelgangen. Aan de 36 meter hoge kerktoren hangt een terracottaChristusbeeld, dat 13,5 meter hoog is en vier ton weegt. Het werd gemaakt door Josef Arnost Gause. Een 3,5 meter hoog terracotta beeld hangt boven het altaar.
Over de Sint-Niklaaskerk van Oostduinkerke de zogenaamde Visserskerk is weinig geweten. De kerk brandde af in 1940 tijdens de Duitse inval, waarna de resten gebruikt werden als verhardings-materiaal bij de aanleg van de startbanen van het vliegveld in Koksijde. Het VIOE kreeg opdracht de exacte locatie van de kerk te bepalen.
De gotische hallenkerk werd in 1922 wederopgebouwd naar het origineel concept dat tussen de 12de en de 15de eeuw vaste vorm kreeg. De Neogotische beiaardtoren daarentegen werd pas in 1952 toegevoegd. In onderstaand kaderstukje brengen we een bondig en chronologisch overzicht van de bouwgeschiedenis. Nadien schenken we uitgebreid aandacht aan de architecturale aspecten van deze imposante kerk.
De plattegrond van de Onze-Lieve-Vrouwekerk is samengesteld uit een driebeukig schip van zes traveeën, een dwarsbeuk van één brede travee, een hoofdkoor van vier traveeën en zijkoren van drie traveeën met rechte sluitingen. Sacristieën bevinden zich zowel ten noorden als ten zuiden van de koorpartij. In het verlengde van de noordelijke dwarsarm staat een vrijstaande toren.In de westgevel van de benedenkerk komen de drie evenwaardige beuken van deze gotische hallenkerk het best tot uiting. Het spitse boogveld van de gevelvullende ramen is opgevuld met een flamboyant traceer- en maaswerk. Aan beide uiteinden torent een achtkantig pinakel met blindnisjes, hogels en kruisbloemen. Het hoofdportaal bevat twee identieke korfboogdeuren in een dito omlijsting. De middenstijl profileert zich als een halfzuiltje met een Mariabeeld onder baldakijn.
Ook de zijbeuken, transeptarmen en koren etaleren verfijnde kenmerken van de gotische vormentaal en ornamentiek: versneden steunberen met bekronende pinakels, elegante hoektorentjes, gesloten borstweringen en spitsboogramen met traceeer- en maaswerk. Tegen de tweede travee van de noordelijkezijbeuk staat een portaal van één tracee onder een zadeldak. Tegen de vierde travee van dezelfde beuk bevindt zich een doopkapel van één travee met een driezijdige absis. De gevels van de dwarsarmen eindigen op een natuurstenen spitsboogfries met een ingelegd driepasmotief in baksteen. Op de viering prijkt een ranke lantaarnspits.
Tussen de diverse ruimten van het interieur staan spitse scheibogen, rustend op natuurstenen zuilen met achtzijdige sokkels en koolbladkapitelen. De spitsboogvormige overwelving bestaat uit hout of beton. De grote brandglasramen van het koor zijn doorgaans in donkere tinten beschilderd, zodat de lichtinval eerder beperkt is. Ze behoren tot de meest waardevolle schatten van het interieur en stellen, naast een aantal klassiek/bijbelse thema's, ook plaatselijke historische gebeurtenissen voor. De rest van de kunstschatten en het kerkmeubilair werd tijdens de Eerste Wereldoorlog vrijwel volledig vernield.
De Onze-Lieve-Vrouwekerk is sinds 1939 beschermd. De voormalige vroeg-15e eeuwse gotische hallenkerk met 17e eeuwse toren, werd in 1914-1918 volledig verwoest. Ook het rijke meubilair ging verloren. De kerk, uitgezonderd de toren, werd in 1922 naar de oorspronkelijke plannen heropgebouwd door architect J. Viérin. In 1940 werd ze door brand zwaar beschadigd en in 1946 herbouwd als een bakstenen driebeukige hallenkerk.
Het Onze-Lieve-Vrouwe-altaar, patroonheilige van de kerk. Op de voorgrond een vissersboot, verwijzend naar Nieuwpoort als vissershaven.
Het meubilair is neogotisch. De eiken preekstoel van 1961 werd gemaakt in het Brugse atelier Dewispelaere naar het model van de in 1940 vernielde kansel van P. Hinderyckx uit Brugge, die een kopie was van de in 1914-1918 verbrande laat-gotische preekstoel van ca. 1515 door Jacob de Hoosche uit Diksmuide. Die was op zijn beurt een kopie van de kansel van de Ieperse Sint-Martinuskerk. Hij werd in 1803 verkocht en wordt nu in het Frans-Vlaamse Winnezele bewaard, waarvan panelen gestolen werden.
Na WO I werd het geheel van stadshalle en kerk heropgebouwd volgens plannen van Jozef Viérin. Zijn wederopbouwproject voorzag een identieke reconstructie van alle gebouwen waarover voldoende documentatie bestond, en een gevarieerde architectuur gesteund op specifieke stijlkaraktereristieken van de streek voor de overige gebouwen. De restauratie van de hallen, het belfort en de Onze-Lieve-Vrouwekerk werden algemeen erkend als de meest geslaagde van de wederopbouw in de frontstreek.
evangelistensymbolen boven de hoofdingang is een creatie van Oscar Jespers.
Recht tegenover het Leopoldplein, aan de zeedijk, staat de neoromaanse Sint-Bernarduskerk van 1923. Het is een kerk van gele baksteen, ontworpen door architect Pierre Vandervoort
Ze werd in 1944-1945 vernield en in 1947 heropgebouwd. Het fronton met Christus Zaligmaker en
De terracotta beeldjes van 1948 op het hoofdaltaar zijn van de Tsjechische beeldhouwer Arnost Gauze
Hij maakte ook het terracotta triomfkruis van 1948
en het Mariabeeld naar een 15e eeuwse Veurnse MadonnaDe Brabantse Piëta is een beeld van ca. 1550, Sint-Rochus is 17e eeuws, Sint-Antonius van Padua is 18e eeuwse volkskunst.
De pastorie in Vlaamse neorenaissance van ca. 1923, op het Sint-Bernardusplein, was een ontwerp van architect J. Viérin.
De Sint-Willibrorduskerk is de parochiekerk van Middelkerke. De toren is een overblijfsel van de 17de eeuwse kerk. Op deze toren na werd de kerk halverwege de 19de eeuw gesloopt en vervangen door een neogotische kerk. Na vernieling in de Eerste Wereldoorlog werd de kerk heropgebouwd in de jaren 20 van de 20ste eeuw. Begin jaren 30 werd de kerk in zuidelijk richting uitgebreid, met ook een tweede zuidoostelijke toren.
Lombardsijde, oorspronkelijk en in de volksmond nog steeds Lombardië, zou kunnen een verwijzing zijn naar een Lombardische volksgroep, die zich hier vestigde tijdens de volksverhuizingen in de 5de eeuw. Het was een vissersstadje aan een Yde, een zeeïnham, dat waarschijnlijk reeds in de 12de eeuw een kerk bezat. Toen de bevolking verminderde, werd alleen nog een Mariakapel in de duinen gebruikt. De kerk werd in 1643 hersteld en in 1769 herbouwd. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werden Lombardsijde en de kerk totaal verwoest. In 1922 werd begonnen met de bouw van de huidige neoromaanse kerk.
De traditie vertelt hoe in 1596 vissers op het strand een Mariabeeld vonden, waarvoor in de duinen een Mariakapel werd gebouwd. De vissers kwamen er vóór hun afreis bescherming vragen aan Maria en haar danken na een veilige terugkomst. Wegens de grote volkstoeloop werd het beeld naar de parochiekerk overgebracht. De devotie is te zien in het tijdskader van de opkomst van het Protestantisme en de Katholieke Hervorming in onze streken. Lombardsijde was getuige van het oorlogsgeweld tussen de Staatse en de Spaanse legers: de Slag van Nieuwpoort in 1600 en het Beleg van Oostende van 1600 tot 1604. Het tussen die twee steden aangespoelde beeld werd te Lombardsijde met grote eerbied onthaald, als een teken van hoop op vrede in die woelige tijd.
Het sobere
kerkinterieur heeft enkele mooie glasramen (1966), ontworpen door Cor Westerduin uit Oostende. In het hoofdkoor symboliseren de ramen de drie hoofddeugden: geloof, hoop en liefde en het berouw. De ramen in de kruisbeuk tonen het Genadebeeld met kanunniken (links) en mirakelen, toegeschreven aan O.-L.-Vrouw van Lombardsijde (rechts).
Het
koor heeft achteraan het voormalige hoofdaltaar bewaard als Sacramentsaltaar. Erboven is de Calvarie geplaatst, afkomstig van de oude kerk.
Christenen hebben Maria steeds bezongen als de Ster der Zee om de weg te wijzen op een tocht over de vaak donkere en stormachtige zee van het leven en de geschiedenis. Bij wie kunnen wij beter kunnen wij die ster vinden dan bij Maria, die meer dan ieder ander goed mens iets laat schijnen van het Licht van Christus over ons leven?
Naast het beeld hangen replicas van visserssloepjes, die door vissers werden geschonken uit dankbaarheid aan O.-L.-Vrouw. Ook de 16de en 17de eeuwse zilveren ex-votos getuigen daarvan. Op 12 september 1617 wordt Mgr. Antonius Triest, bisschop van Brugge, lid van de Gilde van O.-L.-Vrouw van Lombardsijde. Rondom de kerk worden in 1637 zeven kapelletjes gebouwd met de Zeven Smarten van Maria. Vóór iedere afreis gingen de vissers de omgang. Tijdens de plechtigheden viel de eer te beurt aan de IJslandvaarders om het beeld te dragen.De jaarlijkse noveen gaat door van 2 juli, de vroegere datum van het feest van Maria Bezoek, tot 10 juli.
Het Genadebeeld is een gepolychromeerd beeld, vermoedelijk uit de 16de eeuw van Brugse makelij. Het prijkt op het altaar van de linkerzijbeuk van de parochiekerk. Lombardsijde is de oudste bedevaartplaats van de Westkust. Het houten Mariabeeld is waarschijnlijk een beeld dat na een schipbreuk aan het strand ongeschonden was aangespoeld, en door de vrome vissers werd vereerd om door Maria, de Ster der Zee, beveiligd te worden tegen de gevaren van storm en ontij. Op voorspraak van Maria zouden enkele reddingen op zee en genezingen zijn gebeurd.
De moderne glasramen (detail) verwijzen naar enkele wonderlijke gebeurtenissen, toegeschreven aan O.-L.-Vrouw van Lombardsijde
Mannekensvere is een Belgisch dorpje in de Polders. Het is een deelgemeente van de kustgemeenteMiddelkerke. In 1971 werd Mannekensvere deel van de gemeente Spermalie, maar deze verdween in 1977 en Mannekensvere werd bij Middelkerke gevoegd. Het dorp ligt langs de rivier de IJzer