Om 8u, na het ontbijt
staan we klaar om naar Isla Isabela te vertrekken. Een vrachtwagen brengt onze
valiezen naar de haven en wij gaan te voet. In de haven worden alle valiezen gecontroleerd,
ook de handbagage en alles wordt weer verzegeld en de gids betaalt hiervoor.
Met een klein platbodembootje varen we naar een speedboot, tweemaal 200 pk, die
wat verder in de haven ligt te dobberen. De bagage wordt overgeladen en
iedereen kruipt van de ene boot in de andere en we gaan buiten op het achterdek
zitten.
Gelukkig is de zee
kalm en het gaat alles vlot. Na een 45 minuten wordt Carol plotseling zeeziek
en gelukkig hebben we verpleegsters aan boord. Alles wordt netjes opgeruimd en
het tapijt in zee gewassen. Het is alsof er niets gebeurd is. En er gebeurt ook
weinig, op de twee en een half uur durende tocht is er niets te zien behalve de
opspattende golven en het witte sop dat ons boot achter laat. Bij het naderen
van Isabela, zien we een pinguïn en een paar zeeleeuwen samen met pelikanen op
een vissersboot. Opnieuw moeten we overstappen op een platbodembootje en de
verzegeling wordt van de koffers gedaan. Een oude Toyota met geïmproviseerde
laadbak waar we met elf inkruipen en onze valiezen op het dak worden gestapeld, rijdt ons in 5 min. naar ons hotel, in een brede zandweg. Het lijkt best in
orde.
12u30 verzamelen wij om
te gaan eten. Eduardo gaat met ons naar het lobsterrestaurant, maar wat op ons
bord komt is heel wat minder. De 3 vegetariërs in de groep vinden het gewoon
slecht, de anderen hebben een typisch streekgerecht, maar we hebben al veel
beter gegeten.
Na het middagmaal
staat onze Toyota daar terug om ons naar de flamingos te brengen: even
slikken; een tiental vogels in een grote vijver. Een totaal ander beeld dan we
op tv gezien hebben.
Dan naar het Giant
Tortoise Breeding Center. Hier worden schildpadden gekweekt en grootgebracht om
later in de natuur uitgezet te worden. Hier zien we wel veel schildpadden: de volwassen
kweekdieren en jongere, die bijna klaar zijn om de natuur in te gaan. De rest
is dicht, ook het bezoekerscentrum. Het is zondag vandaag. Dan terug onze
Toyota op naar een natuurgebied aan zee: veel leguanen en pelikanen.
Wij rijden terug naar
het hotel en zij die willen gaan zwemmen, kunnen handdoeken krijgen en moeten
om 19u terug zijn voor het diner. Er wordt wat gemord omdat wij terug naar
hetzelfde restaurant moeten en na wat aandringen, telefoneert Eduardo om de
geit die op het menu staat te vervangen door vis.
Sofie, Jean en ik
wandelen naar het strand naast de haven en wij zien hier wel 50 zeeleguanen die
uit de zee komen en de laatste zonnestralen trachten op te vangen op de donkere
stenen van een huisje op het stand. Ze kruipen zelfs to op het houten terras op
de eerste verdieping. Wij zien een mooie zonsondergang.
Terug naar het hotel en
daarna wandelen wij naar het restaurant en het eten is al
iets beter dan s middags maar zelfs ik zou het beter kunnen en dat wil al wat
zeggen .
Om 20u30 gaat
iedereen moe naar zijn kamer want de temperatuur van ca. 35° eist zijn tol.
HOTEL La
Gran Tortuga Puerto Villamil - Isabela Island Ecuador
Dag 13 ⢠Zaterdag 2 april 2016 Guayaquil-Baltra(Galapagos)-Santa Cruz
De
telefoon rinkelt om 5u. Opstaan, vlug klaarmaken want onze vlucht van Guayaquil
naar Baltra op Galápagos een klein eilandje ten noorden van Isla Santa Cruz, is
om 8u 35. Om 5u45 staat er een ontbijtbuffet klaar, maar niemand heeft echt
honger. Dan maar naar de bus en rond 6u20 vertrekken we naar de luchthaven,
vijf minuten te laat, want onze gids Armondo was niet tijdig gewekt. Aan de
ingang wordt nog de laatste info doorgegeven en dan laat onze stoere
Ecuadoriaan ons alleen achter.
In
de luchthaven moeten we eerst een visum kopen voor de Galapagos voor 20 dollar.
Alle valiezen en handbagage worden grondig gecontroleerd op Ecuadoraanse
wijze en verzegeld. Een beetje consternatie, want onze vlucht staat nergens
aangekondigd. Alles komt terecht, Baltra gate 5 en met tien minuten vertraging
stijgen we op. Na een zachte vlucht van 1u45 landen we op Baltra. Eerst
pascontrole en dan 100 dollar betalen om de Galapagos binnen te mogen. Opnieuw
controle van de bagage, ze zoeken vooral groenten, fruit en zaden. Marleen
heeft haar banaan dan maar rap opgegeten. Eduardo, onze natuurgids voor
Galapagos staat ons op te wachten en samen nemen wij de lijnbus, die ons naar
een veerboot brengt voor Santa Cruz.
Vanaf
hier reizen we een half uur verder per bus naar de hooglanden van dit eiland,
waar we de Galapagos reuzenschildpadden kunnen bewonderen. Bij een groot
restaurant, met veel autocars en volksdansanimatie, gaan wij op zoek naar de
schildpadden. We vinden negen reuze exemplaren. Eduardo legt het verschil uit
tussen mannetjes en vrouwtjes, schat de leeftijden (tussen 40 en 80 jaar) en
vertelt over de voortplanting. We zien ook een aantal beroemde Galapagosvinken.
Daarna lunchen we ook in het restaurant, maar zonder de dansers.
Na
de ontmoeting met de reuzenschildpadden dalen we af naar het plaatsje Porto
Ayora, gelegen aan de zuidzijde van het eiland Santa Cruz. Ons hotel, een
beetje vergane glorie, ligt op wandelafstand van de haven. Sofie, Karel en
Lieve hebben een kamer met balkon en zeezicht, Marleen en Jean slapen in de
kelder, wel met privé zwembad. In de namiddag bezoeken we het Darwin Research
Station waar we hopen meer te weten te komen over de reuzenschildpadden. We
zien twee soorten schildpadden, twee landleguanen en een paar vinken en andere
vogels. Het grootste deel van het centrum is gesloten voor renovatie. We
wandelen terug naar ons hotel, langs de winkeltjes, waar ik een hoed koop want
de hitte is hier overweldigend. We ontmoeten twee zeeleeuwen en twee poserende
pelikanen. Om 19u verzamelen wij om te gaan eten aan de vismarkt, een sfeerloos
restaurantje, met een beperkte keuze. Aan de overkant van de straat is er
feest, lokale muziek en folkloristische dansen, prachtig. We flaneren nog op
een lokaal marktje, waar Karel een T-shirt koopt en oorbellen. Rond 9u30 ons
bed in, het was een lange dag.
Diner
en overnachting in Puerto Ayora.
HOTEL
Hotel Lobo de Mar Charles Darwin Avenue Puerto Ayora Ecuado
Dag 12 ⢠Vrijdag 1 april 2016 Cuenca-Cajas Nationaal Park-Guayaquil
Vandaag opnieuw vertrek om 8u30,
hetzelfde ontbijt als gisteren en regen. We rijden naar Guayaquil, meer dan 4u
in de bus, maar na een uur stoppen we in het Cajas Nationaal Park. Dit gebied
ligt op 4000 m hoogte en kenmerkt zich door een merkwaardige mini plantengroei
en meer dan 200 meren van meer dan 1 ha. We worden opgewacht door natuurgids
Leonardo, die ons in het Engels zal begeleiden, verrassend genoeg kent hij ook
veel termen in het Nederlands. We volgen een stukje de Incatrail van Peru tot
Quito. We wandelen ruim boven de boomgrens en alle plantjes, mossen en
korstmossen zijn aangepast aan de extreme weersomstandigheden, we zien gentianen,
lupinen en nog een ganse reeks bloemen, waarvan we de namen al vergeten zijn.
Aan de hand van voorbeelden legt hij ons ook de evolutie van de aanwezige
plantengroei uit. Buiten een meeuw zien we geen vogels en geen vlinders. Na
ongeveer anderhalf uur wandelen, trakteert onze gids ons op een koffie in het
bezoekerscentrum en dan de bus in naar Guayaquil.
Rond 13u30 pauzeren we nog even
aan een tankstation om een hapje te eten en dan begint de afdaling van 4000m
naar de zee. Het is een onwaarschijnlijke ervaring om op een paar uur van 15°C
naar 36°C te gaan, maar ook zien we hier veel grondverschuivingen en op één
plaats is de weg voor de helft weggezakt. Van de boomloze vlakte, langs het
nevelwoud terecht te komen in een tropische plantengroei met palmbomen,
bananen, mango, ananas, rijst en cacao. Dan komt de drukte van de grootstad, Guyayaquil,
de grootste stad van Ecuador met meer dan 3 miljoen inwoners. Ons hotel ligt op
wandelafstand van de stroom en is een mastodont, maar wel alles chic en proper.
Wij haasten ons naar het park
tegenover het hotel, waar ze voor het eerst kennismaken met de leguanen. Daarna
wandelen we met Armando nog een uurtje op de promenade langs de rivier en dan
is er tijd voor een afscheidsdrankje. Linde en Jada stellen voor onze chauffeur
George en Armando voor het avondeten uit te nodigen. Samen eten we in het
restaurant van het hotel. Morgenvroeg nemen we afscheid van het vasteland waar
meestal tussen de 2000m en 4000m hoogte reisden en in totaal 1500km aflegden. We
vliegen dan naar de Galapagos.
Reisafstand Cuenca-Guayaquil ca.
250 km, reisduur ca. 4 uur. HOTEL Continental Chile & 10
de Agosto Guayaquil Ecuador
We
vertrekken pas om 8u30, dus een rustig ontbijt in de stijlvol gerenoveerde
patio van ons hotel. Naast een keuze van eieren à la carte, ter plaatse
gebakken, is er niet veel meer buiten confituur. Het hotel, Inca Real, ligt
midden in het oude stadsgedeelte, dus moeten we niet ver stappen om aan de
eerste kerk te komen, de Marianokerk. Ze ligt achter een bloemen- en
plantenmarkt. We kunnen de kerk maar even bekijken, omdat er een eredienst
bezig is. Aan de overkant van de straat hebben we meer geluk. De nieuwe
kathedraal is open en tot negen uur kunnen we er rond wandelen en fotograferen.
Deze neoromaanse kathedraal, volgens onze gids barok, is gebouwd in 1885.
Opvallend is de overvloed aan roze marmer. De oppervlakte is enorm, 10.000
mensen zouden erin kunnen. Buiten vallen de twee onafgewerkte torens op, zonder
klokken, omdat de constructie te zwak zou zijn voor het gewicht, zeggen ze.
Opvallend zijn ook de drie blauwe koepels, waarvan ze èèn binnen aan het restaureren
zijn.
Voor
de kathedraal ligt het park Parque Caldèron, als hart van deze koloniale stad.
In 1999 werd het stadscentrum opgenomen als Unesco werelderfgoed. We wandelen
langs het park naar de oude kathedraal, die we niet bezoeken. Onder de galerijen,
die zich rondom heel het park bevinden, lopen we naar het huidige gemeentehuis,
een merkwaardig neoclassistisch gebouw. Hier komt de bus ons ophalen om naar de
enige panamahoedenfabriek van Ecuador te rijden. Wanneer we toekomen, staan er
een aantal dames met reuzezakken thuis gemaakte onafgewerkte hoeden te wachten.
Hoed na hoed wordt gecontroleerd door de eigenares zelf en goed bevonden of
afgekeurd. Vervolgens volgen we het hele proces van kleuren, vormgeving,
bijknippen, op maat maken en een label innaaien. Dan wordt het leuk. Onze dames
kunnen niet aan de verleiding weerstaan, om de mooiste maar ook de meest
extravagante hoeden te passen, ermee te poseren en zich te laten fotograferen.
Eentje kopen zal voor een volgende keer zijn. Om 11u30 zitten we opnieuw in de
bus om naar El Turi te rijden. Hier heb je een prachtig panorama over de stad.
Tegen 13u00 zijn we terug aan het hotel. De namiddag hebben we vrij. We volgen
de raad van Armado en zoeken de Calle Larga op, om daar een broodje te gaan
eten, op een terrasje aan de oevers van de rivier. Gelukkig is het een overdekt
terras, want het regent weer. Gedaan met eten en opgehouden met regenen, we
wandelen langs de winkeltjes terug naar het centrum. Marleen kan niet aan de
verleiding weerstaan om een paar stoffenwinkels binnen te gaan, terwijl Jean de
portemonnee gaat bijvullen. Aan het park eten we nog een ijsje en drinken we
een cappuccino. Karel gaat al terug naar het hotel en de rest van ons groepje
ontdekt per toeval nog een ponchomarkt, een art en craft centrum met
spulletjes. Tegen 18u30 trekken we opnieuw naar het restaurant van gisteravond,
we eten scampis, kip op zijn Ecuadoraans en Sofie houdt het bij een soepje.
Cuenca, de derde grootste stad van Ecuador heeft een prachtige stadskern, maar
in de buitenwijken is het wel een stuk armer.
Dag 10 ⢠Woensdag 30 maart 2016 Guamote-Alausi (treinrit)-Cuenca
Om
5u kruipen we onder ons dik donsdeken vandaan want om 6u30 vertrekken we al
voor een rit van 1u naar Alausi. De wolken hangen laag en we vrezen weer voor
een bewolkte dag. Van de treinverhalen uit eerdere reisverslagen is weinig meer
over. We mogen niet meer op het dak, we mogen niet meer de deuren open hebben,
de ramen kunnen maar een klein stukje open, kortom door de veiligheid (wat goed
te begrijpen is overigens) is dit een gewone treinreis geworden zonder enig
spektakel. Natuurlijk, het is een prachtig natuurgebied waar we doorheen rijden,
maar eigenlijk valt het me een beetje tegen want de wolken hangen ook heel
laag. We gaan het laatste stuk zigzaggend omlaag, kijkend in
een diep ravijn met een spectaculair uitzicht omdat het dalingspercentage hier
meer dan 5.5% is. Na 13 km! worden we
daar in de vallei door lokale folkloredansers
begroet. Bij de zogenaamde Nariz del Diablo (duivelsneus) stappen we na 13 km!
uit. De locomotief wordt aan
de andere kant van de trein gezet en na een bezoek aan het museum en een kopje
koffie gaan we eer richting Alousi, het eindpunt. Gelukkig zijn de wolken weg
en is het uitzicht nog mooier dan bij de heenreis.
Daar aangekomen hebben we nog een halfuurtje om in de
winkeltjes te snuisteren: Karel koopt twee tafellopertjes en ik ééntje. Net
naast het winkeltje staat een vrouw een varken uit elkaar te halen en is de slager
hier op de stoep.
We
rijden met de bus richting Ingapirca (in Quechua taal betekend dit muren van
de Inca) een overgebleven nederzetting van eerst de Caňaris en de Incas.
Onderweg
stoppen wij bij een benzinestation om iets eenvoudig te eten te kopen en er
wordt chips en koekjes gekocht. We mogen niet teveel tijd verliezen want het is
nog een lange rit en de wegen liggen er zeer slecht bij door aardverschuiving
die ontstaan zijn door de zware regens van El Ninjo van de voorbije nacht. Wij
moeten ook nog een heel stuk onverharde weg doen.
Bij
Ingapirca krijgen we een stortvloed over ons heen en Armando, onze stoere
Ecadoriaanse gids trilt van de kou. De Inca's waren oorspronkelijk uit Peru afkomstig (hoofdstad Cuzco). In
enkele decennia veroverden ze bijna de gehele Andesregio, alle andere indianenvolkeren bruut onderwerpend. In de noordelijke cordillera, waar nu
Ecuador ligt, bleven de autochtone indianen (vertegenwoordigd met stammen zoals
de Quito's, de Cañari's, de Otavaleño's) zich langdurig hardnekkig verzetten. Dertig jaar
nadat zij zich gewonnen hadden gegeven verschenen de Spaanse conquistadores op
het toneel. Zij maakten door leugens en bedrog, maar ook door superieur
wapentuig, taai doorzettingsvermogen en geluk korte metten met de Inca's.
Ook wisten ze handig het onderlinge wantrouwen en de bestaande vetes tussen de
Indianen uit te buiten. Dus een vaste voet aan de grond in Ecuador hebben de
Inca's niet lang gehad. Er zijn dan ook weinig bouwwerken van hun aan te
treffen, in tegenstelling tot het kernland Peru waar je er bij wijze van
spreken over struikelt, althans op de Altoplano.
Hoewel Ingapirca gereconstrueerd is spreekt het
niet echt tot de verbeelding. De muren zijn er te gekunsteld in elkaar gezet.
De stenen passen niet overal precies (een kenmerk van de grootse
Inca-architectuur), ja er is zelfs hier en daar cement gebruikt. Kortom, het
heeft geen hart.
Kletsnat kruipen wij
terug de bus in voor een laatste 90min. De vegetatie onderweg is prachtig. Het lijkt wel een
tropisch landschap. Onderweg hebben we een aantal keren oponthoud omdat er
aardverschuivingen zijn geweest. Wij zitten ook in de provincie die de grootste
melkproductie heeft van het land. Overal zie je koeien en ook wel schapen,
lamas en zelfs varkens grazen. Als we de omgeving afspeuren zien we dan wel
telkens een vrouw of oudere man ineengedoken over de kudde waken. We gaan terug de bergen in, naar
Cuenca, een stijlvolle en aangename provinciestad met fraaie koloniale gebouwen
en rustieke pleinen. De oude en nieuwe stad worden van elkaar gescheiden door
de bruisende Rio Tomebamba. Het hart van de koloniale stad is El Parque
Calderón, dat wordt geflankeerd door de oude kathedraal uit 1557 en de nieuwe
uit 1885.
We
logeren in een oud pand vanuit begin jaren 1800 en wij krijgen een grote kamer
aan een binnenplein. Cuenca is het centrum van de Panama-hoeden industrie en
het is bovendien een prettige stad om te wandelen, bijvoorbeeld langs de rivier
of langs de bloemenmarkt op de Plazoletto del Carmen, de souvenirs- en
gebruiksartikelen-markt San Francisco Market. Karel, Lieve, Sofie en wij twee
gaan naar het centrale plein op aanraden van Armando en eten ons buikje weer
vol. We maken nog een wandeling door de mooi verlichte stad en kruipen tegen 22u onder de wol.
Reisafstand
Guamote-Cuenca ca. 255 km, reisduur ca. 4,5 uur.
Om
8u30 hebben we ons ontbijt al op en genieten nog even van de gezellige eetzaal
in hotel Isla Baños. We kijken vol goede moed naar de bergen want de wolken
hangen niet zo laag als de vorige dagen. Armando gaat niet in op ons voorstel
om nog even naar een uitkijkpunt op de Tungurahua vulkaan te rijden wegens
tijdsgebrek. Dus vertrekken wij richting de hoogste vulkaan van Ecuador, de
Chimborazo (6310 m). Een afbeelding van deze vulkaan prijkt middenin het wapen
van het land.
Na
een tijdje stoppen we op een panoramapunt en kijken uit op een vallei. Groener
dan dit gras heb ik nog nooit gezien! Fotos om van te genieten. We rijden
verder en hoe hoger we komen hoe minder de begroeiing. We krijgen onze
cocapillen en kauwen ze langzaam op in de hoop dat de onthouding van alcohol
gisteren er mee zal voor zorgen dat we geen last krijgen van hoogteziekte (de
hoofdpijn en duizeligheid). We zijn wel blij met de viervoeters in de weiden
langs de weg. Wij krijgen ze allemaal te zien; de lamas, de alpacas en de
vicunas(zeldzame kameelachtigen, familie van de lama en alpaca). Deze laatste
waren bijna uitgestorven maar door invoer vanuit Peru lopen er nu terug 6000 in
t wild rond. Af en toe wordt gestopt om fotos te nemen en langzaam aan de
hoogte te wennen.
De
bus brengt ons tot aan de parkeerplaats, gelegen op 4800 meter. Vandaaruit
kunnen wij omhoog klimmen naar de berghut Refugio Whymper op 5000 m hoogte.
Vermits de wolken laag hangen heeft dit weinig zin en we merken nu al dat we
letterlijk de longen uit ons lijf lopen. Door de ijle lucht gaat ons hart
sneller kloppen om ons lichaam te voorzien van de schaarse zuurstof. Drink veel
water en luister goed naar je lichaam is hier de boodschap.
Nergens
ben je zo ver van het centrum van de aarde verwijderd als op Volcán Chimborazo
in het hart van Ecuador. De Chimborazo is met zijn 6.310 meter misschien wel
twee kilometer minder hoog dan zijn Aziatische concurrenten, maar door de
bolling van de aarde op de evenaar is hij vanuit de wereldkern gezien toch echt
het hoogste punt.
In
de hut krijgen we cocathee te drinken en we blijven niet te lang want Edwin
voelt zich niet lekker: is het van de steak gisteren of van de hoogte? Jean
vindt een vos in de buurt van de berghut en weer klikken de cameras.
We
dalen langzaam af en de vergezichten op welk punt dan ook, zijn letterlijk
adembenemend wel bedenkend dat de gemiddelde levensverwachting voor mannen hier
slechts 60 jaar is en in de rest van het land 79. We
krijgen een lunchpakket met een lekkere smos om onderweg op te peuzelen. De
chips, banaan en chocola bewaren we want het is te veel.
Om
16.00 uur komen we aan in onze bestemming, Inti Sisa (in de door de Indígenas
gesproken taal Quichua, betekent dit zonnebloem) in het slapende stadje
Guamote. We worden welkom geheten door Sarah, een blanke Belgische.
Vrijwilligers uit België en Nederland runnen op dit moment het Inti Sisa
project (lagere school, landbouwschool, Engelse les, naaimachineles, hosteria
Inti Sisa) in Guamote en omgeving. We genieten vrij tot 19.00 uur zodat we even
het stadje in lopen. We kijken onze ogen uit; een spiksplinternieuw
treinstation waar eens in de 4 weken! een trein komt. Vlees wordt in grote
hompen in de laadbak van een pick-up vervoerd. Veel kleurrijke mensen die het
volgens ons niet al te breed hebben. Het is een grote levendige authentieke
markt met veel fotomomenten, ware het niet dat veel Indígenas niet van fotograferen
houden en boos worden of zich afwenden wanneer ze zien dat de camera op hen is
gericht. Af en toe wordt voor het nemen van een foto geld gevraagd. Het is
voetbal op TV en de mannen staan in dikke drommen op de straat en zelfs op de
sporen naar de reuze flatscreens te kijken. Dit herinnert ons aan de eerste
zwartwit-televisie in België.
In
dit dorp wonen 2 groepen mensen, de Mestiezen (afstammelingen van de
Spanjaarden die niet in klederdracht lopen) en de Indigas (afstammelingen van
de oorspronkelijke bewoners, de indianen en die lopen wel in klederdracht). In
Ecuador woont ± 25% Indigas maar in Guamote is dit 90%. We zitten hier dus in
het echte oude Ecuador.
Om
19u krijgen we een eenvoudige maaltijd in het hotel. We
slapen in een kamer van het pas uitgebreide logeergedeelte met een bed van 4m
breed en alles mooi en netjes op de eerste verdieping en uitzicht op de
sfeervolle binnenhal. De uitbreiding maakt het mogelijk om meer gasten te
ontvangen en de opbrengst daarvan wordt gebruikt voor de financiering van de
activiteiten van Inti Sisa.
Reisafstand
Baños-Guamote ca. 150 km, reisduur ca. 4 uur.
HOTEL
Centro Educativo IntiSisa Vargas Torres y Garcia Mo Guamote Ecuador
8u
ontbijt. Het regent en daardoor is er voor de mogelijke activiteiten geen
interesse. Het voorgestelde alternatief van Armando heeft ook geen zin, daar de
bergen in de wolken liggen. Na overleg beslist de ganse groep met taxis naar
de dierentuin te gaan. Alleen Sandra doet het nog wat rustig aan. Om 10u
vetrekken we naar de zoo, waar we 2 dollar armer na 10 minuten aankomen, samen met de zon. We
zien er vele vogels en zoogdieren, die we gehoopt hadden in het regenwoud te
zien, maar hier was het zeer de moeite: papegaaien, condors, apen, een beer,
een jaguar en nog vele andere dieren in een ruime kooi in een prachtige
natuurlijke omgeving. De tapir steelt de show, door voortdurend door onze groep
door te wandelen. Tegen 12u keren we terug naar de stad.
We
gaan samen met Carol en Leonie eten bij Pappardelle, een Italiaans restaurant
met pizza in alle maten. Een aanrader. Na de koffie gaan Lieve, Marleen en
Sofie winkelen en Jean en Karel mogen mee om de pakjes te dragen.
De
ligging van Baños, of officieel Baños de Agua Santa, is fenomenaal. Het
toeristische dorpje wordt omringd door groene bergen en borrelende vulkanen. Al
brengen die laatste het dorpje soms ook in de problemen. Vooral
de Tungurahua vulkaan is berucht. De zwarte vulkaan torent 1800 meter boven
Baños uit en is sinds 1999 weer actief. De afgelopen jaren zijn er een aantal
uitbarstingen geweest, waarbij het stadje zelfs moest worden geëvacueerd. Maar
over het algemeen is het rustig. En buiten de pijlen met evacuatieroutes die op
de straten zijn gedrukt, lijken de 25.000 inwoners zich nergens zorgen om te
maken. Voor toeristen is de vulkaan een attractie maar de wolken belemmeren het
uitzicht en zo krijgen wij maar af een toe een glimp van de bergen te zien Het
stadje zelf is vooral een verzamelplaats van resorts, hostels, restaurants,
spa's, massagesalons, boekingskantoren en souvenirwinkels. Er heerst een
vakantiesfeer. Zelfs onder de inwoners. In de vele kleine parkjes die het
stadje rijk is, bladeren mannen door de krant en nemen groepjes vrouwen de
laatste roddels door.
We
kopen nog wat eten en picknicken opnieuw in de tuin van ons hotel. Het werd
uiteindelijk nog een prachtige zonnige dag.