Om
5u kruipen we onder ons dik donsdeken vandaan want om 6u30 vertrekken we al
voor een rit van 1u naar Alausi. De wolken hangen laag en we vrezen weer voor
een bewolkte dag. Van de treinverhalen uit eerdere reisverslagen is weinig meer
over. We mogen niet meer op het dak, we mogen niet meer de deuren open hebben,
de ramen kunnen maar een klein stukje open, kortom door de veiligheid (wat goed
te begrijpen is overigens) is dit een gewone treinreis geworden zonder enig
spektakel. Natuurlijk, het is een prachtig natuurgebied waar we doorheen rijden,
maar eigenlijk valt het me een beetje tegen want de wolken hangen ook heel
laag. We gaan het laatste stuk zigzaggend omlaag, kijkend in
een diep ravijn met een spectaculair uitzicht omdat het dalingspercentage hier
meer dan 5.5% is. Na 13 km! worden we
daar in de vallei door lokale folkloredansers
begroet. Bij de zogenaamde Nariz del Diablo (duivelsneus) stappen we na 13 km!
uit. De locomotief wordt aan
de andere kant van de trein gezet en na een bezoek aan het museum en een kopje
koffie gaan we eer richting Alousi, het eindpunt. Gelukkig zijn de wolken weg
en is het uitzicht nog mooier dan bij de heenreis.
Daar aangekomen hebben we nog een halfuurtje om in de
winkeltjes te snuisteren: Karel koopt twee tafellopertjes en ik ééntje. Net
naast het winkeltje staat een vrouw een varken uit elkaar te halen en is de slager
hier op de stoep.
We
rijden met de bus richting Ingapirca (in Quechua taal betekend dit muren van
de Inca) een overgebleven nederzetting van eerst de Caňaris en de Incas.
Onderweg
stoppen wij bij een benzinestation om iets eenvoudig te eten te kopen en er
wordt chips en koekjes gekocht. We mogen niet teveel tijd verliezen want het is
nog een lange rit en de wegen liggen er zeer slecht bij door aardverschuiving
die ontstaan zijn door de zware regens van El Ninjo van de voorbije nacht. Wij
moeten ook nog een heel stuk onverharde weg doen.
Bij
Ingapirca krijgen we een stortvloed over ons heen en Armando, onze stoere
Ecadoriaanse gids trilt van de kou. De Inca's waren oorspronkelijk uit Peru afkomstig (hoofdstad Cuzco). In
enkele decennia veroverden ze bijna de gehele Andesregio, alle andere indianenvolkeren bruut onderwerpend. In de noordelijke cordillera, waar nu
Ecuador ligt, bleven de autochtone indianen (vertegenwoordigd met stammen zoals
de Quito's, de Cañari's, de Otavaleño's) zich langdurig hardnekkig verzetten. Dertig jaar
nadat zij zich gewonnen hadden gegeven verschenen de Spaanse conquistadores op
het toneel. Zij maakten door leugens en bedrog, maar ook door superieur
wapentuig, taai doorzettingsvermogen en geluk korte metten met de Inca's.
Ook wisten ze handig het onderlinge wantrouwen en de bestaande vetes tussen de
Indianen uit te buiten. Dus een vaste voet aan de grond in Ecuador hebben de
Inca's niet lang gehad. Er zijn dan ook weinig bouwwerken van hun aan te
treffen, in tegenstelling tot het kernland Peru waar je er bij wijze van
spreken over struikelt, althans op de Altoplano.
Hoewel Ingapirca gereconstrueerd is spreekt het
niet echt tot de verbeelding. De muren zijn er te gekunsteld in elkaar gezet.
De stenen passen niet overal precies (een kenmerk van de grootse
Inca-architectuur), ja er is zelfs hier en daar cement gebruikt. Kortom, het
heeft geen hart.
Kletsnat kruipen wij
terug de bus in voor een laatste 90min. De vegetatie onderweg is prachtig. Het lijkt wel een
tropisch landschap. Onderweg hebben we een aantal keren oponthoud omdat er
aardverschuivingen zijn geweest. Wij zitten ook in de provincie die de grootste
melkproductie heeft van het land. Overal zie je koeien en ook wel schapen,
lamas en zelfs varkens grazen. Als we de omgeving afspeuren zien we dan wel
telkens een vrouw of oudere man ineengedoken over de kudde waken. We gaan terug de bergen in, naar
Cuenca, een stijlvolle en aangename provinciestad met fraaie koloniale gebouwen
en rustieke pleinen. De oude en nieuwe stad worden van elkaar gescheiden door
de bruisende Rio Tomebamba. Het hart van de koloniale stad is El Parque
Calderón, dat wordt geflankeerd door de oude kathedraal uit 1557 en de nieuwe
uit 1885.
We
logeren in een oud pand vanuit begin jaren 1800 en wij krijgen een grote kamer
aan een binnenplein. Cuenca is het centrum van de Panama-hoeden industrie en
het is bovendien een prettige stad om te wandelen, bijvoorbeeld langs de rivier
of langs de bloemenmarkt op de Plazoletto del Carmen, de souvenirs- en
gebruiksartikelen-markt San Francisco Market. Karel, Lieve, Sofie en wij twee
gaan naar het centrale plein op aanraden van Armando en eten ons buikje weer
vol. We maken nog een wandeling door de mooi verlichte stad en kruipen tegen 22u onder de wol.
Reisafstand
Guamote-Cuenca ca. 255 km, reisduur ca. 4,5 uur.
HOTEL Inca Real General
Torres














|