Zondag 14 juli 2013 Samosir - het eiland van de Bataktradities
Zondag 14 juli 2013 Samosir -
het eiland van de Bataktradities
Omdat we vandaag een vrij dag hebben,
is iedereen pas rond 8u30 aan het ontbijt. Lekker brood gebakken door onze
Belgische bakker met het verplichte spiegeleitje, kaas en confituur.
Vanaf 9u staan er fietsen op ons te
wachten; 30 000 roepia per fiets voor de ganse dag. We kiezen onze fiets uit en
het blijken allemaal onhandige mountainbikes.
Ik wissel mijn fiets onmiddellijk
om omdat hij doortrapt. Ons idee is een rit te maken langs de bekende
attracties en we gaan met zijn tweeën op pad. Wij vertrekken via de doorsteek
(het smalste stuk van het schiereiland) naar Ambarita. Onderweg hebben we
prachtige uitzichten op het meer en komen we langs traditionele huizen met hun
huisje voor altijd. Dit is de plaats waar de beenderen van de
overgrootouders, grootouders, ouders en ook jijzelf later bewaard worden. Daarom
is het hier ook een drama als de kinderen weg trekken en de ouders beseffen dat
er na hun dood iemand vreemd in hun huis en op hun land zal komen wonen. Uiteindelijk komen we via vele bergen, waar
ik vaak te voet op moet omdat mijn fiets niet vooruit wil, in Siallagan bij de Stone Shairs , een verzameling van
massief stenen stoelen en tafels, die op een plateautje in de bergflank
staan. Er staan mooie stenen beelden
tegen de bergflank en tussen offerplaatsen. Heel mystiek maar we vinden nergens
wat meer uitleg.
Eindelijk geraken we na verschillende keren stoppen om
te genieten van het uitzicht en om op adem te komen in Ambarita. Het kleine
dorp was voorheen de plek waar de Batak Toba koning woonde. Het is vooral
bekend vanwege het kannibalisme dat hier tot de ver in de 19e eeuw normaal was.
De eerste koning was Laga Siallagan. De diverse Toba Batak stammen voerden onderling
veel strijd. Zij waren altijd bezig met overleven en overwinnen, het voeren van
strijd stond centraal in hun tradities. We bekijken een van de traditionele
Batak woningen van binnen en enkele afstammelingen van de Toba Bataks wonen nog
altijd in de traditionele woningen op het terrein. In het openluchtmuseum staan
ook enkele groepen bijzondere stenen (megalieten). Wanneer in Ambarita een vijand gevangen was
genomen, werden de radja's van naburige plaatsen uitgenodigd voor een vergadering
in dit op een heuveltop gelegen binnen het complex. Daarna ging men verder naar
een tweede groep megalieten in de vorm van grote stenen zetels. De radja's en
dorpshoofden namen plaats, waarna het lot van de gevangene werd bezegeld. Iets
verderop ligt het derde complex, waar een unieke 'ontbijttafel' staat. Hier
werd de onfortuinlijke gevangene doodgeslagen, onthoofd en op een platte steen
in stukken gehakt. De stukken werden samen met buffelvlees gekookt voor het
ontbijt van de radja, die er bloed bij dronk. Vlak naast deze executieplaats
staat het gebouw met de onvermijdelijke souvenirstalletjes met veel te opdringerige verkopers.
De Batakkers zijn meer dan 1500 jaar
geleden naar Sumatra getrokken vanuit de voorgebergten van de Himalaya in het
noorden van Birma en Thailand. Toen ze in contact kwamen met langs de kust
levende volken, namen ze van hen de natte rijstbouw, de ploeg, waterbuffels,
het gebruik van katoen en het spinnewiel, het Sanskriet en een pantheïstische
religie over. De Batakkers zaten ingeklemd tussen twee fanatieke islamitische
volken: de Atjeeërs (in het noordwesten) en de Minangkabauers (in het
zuidoosten). De geïsoleerd in het hoogland levende Batakkers behielden hun
animistische geloof en kannibalistische gewoonten tot het midden van de 19e
eeuw. Vanaf die tijd werden veel Batakkers door Duitse en Nederlandse
missionarissen tot een mystieke vorm van het christendom bekeerd. De
noordelijke Batakkers zijn nog steeds animisten, terwijl de zuidelijke
Batakkers - met name de Mandailing - islamieten zijn. De traditionele gebruiken
van vroeger worden nog steeds in ere gehouden. Op de begraafplaatsen van de
Batakkers staan stenen voorouderbeelden; hun sjamanen communiceren met de
geesten en hun priesters raadplegen astrologische tabellen om voor de stam
beslissingen te nemen.
De hutas (dorpen waarin een clan woont)
bestaan uit een lange straat waarlangs verschillende grote rumah adats,
rijstschuren en gebouwen als gemeenschapshuizen staan. Vanwege de constante
staat van oorlog waarin de dorpen zich vroeger bevonden, worden ze omgeven door
een aarden wal, pallisades en een ondoordringbare bamboehaag. Bij de ingang van
een Batakdorp vind je meestal de partukhoan, een openlucht vergaderruimte,
waarin stenen tafels en stoelen staan. Hier werd vergadert en recht gesproken.
De huizen van de Batak, zijn gebouwd van pekkihout, een soort dennehout. De
lengte van de huizen is ongeveer 18 meter. Voor de bouw van de huizen gebruikt
men geen spijkers, maar touw en houten pennen. Het fundament van de huizen bestaat uit palen die zijn
versterkt door horizontale balken. De ruimte die daardoor ontstaat onder het
huis werd gebruikt als stal voor de buffels. Het huis wordt boven de grond
gebouwd om de god van de landbouw te eren. Het huis wordt bekroond door een aan beide uiteinden
steil oprijzend dak. De uiteinden van de gevels zijn versierd met mozaïeken met
mystieke patronen en houtsnijwerk van mythische wezens. De traditionele huizen
van de Batakkers bieden onderdak aan tien tot twaalf gezinnen, die in afgescheiden
vertrekken wonen rond een centrale gang en vier kookplaatsen, waar de mensen
werken, spelen, eten koken en elkaar bezoeken. Een Batakclan (marga) bestaat
uit diverse gemeenschappen (huta) die allemaal van dezelfde voorvader
afstammen. De familiebanden zijn bijzonder sterk en zo worden huwelijksfeesten
en begrafenissen niet zelden door duizenden verwanten bezocht. Stambomen, die
soms meer dan vijfhonderd jaar teruggaan, worden zorgvuldig bijgehouden. De
Batakkers zijn begaafde muzikanten en zijn befaamd om hun krachtige vertolking
van kerkgezangen. Hun muziekinstrumenten bestaan uit gongs en drums, een twee-snarige
mandoline en een blaasinstrument dat als een klarinet klinkt.
Op de terugweg via de grote baan, die
veel vlakker is, kopen we een Cola en water. We worden uitgenodigd om aan tafel
te gaan zitten en moeten het levensverhaal van de uitbaatster aanhoren, maar we
raken er uiteindelijk toch weg. Omdat mijn fiets lawaai begint te maken, neemt
Jean hem even onderhanden en ineens gaat het fietsen veel vlotter (de rem bleef
hangen!!). Rond 16u stallen we onze fiets naast de andere en dan haasten we ons
naar de douche. De zon is halverwege onze trip beginnen schijnen zodat we
bezweet en oververhit zijn. Wij hebben geluk want we hebben internet en kunnen
onze blog eindelijk uploaden, maar de anderen zijn minder fortuinlijk en raken
maar sporadisch op het net. Om 19u vertrekken we met 8 terug naar restaurant Carolina
waar Jean een Shrimp Hotplate met rijst neemt en ik mijn zuur zoute kip. Op de
terugweg genieten we terug van een lekkere kop koffie.
Overnachting: Toba Village Inn Lake Toba (Sumatra)
Om 5u45 loopt de wekker af, om 6u30
ontbijt, om 7u10 ophalen van de bagage en rond 7u30 stappen we in de bus en rijden via goede
asfaltwegen weer richting Medan, waar het rond deze tijd natuurlijk razend druk
is. We moeten naar het centrum om Obbo op te pikken aan het ziekenhuis die
daar onderzocht is en knokkelkoorts blijkt te hebben. Niets aan te doen en
binnen enkele dagen is het wel voorbij. Omdat we toch in de stad zijn, stopt onze
chauffeur even bij de gekende koffieschop Tip Top, die door een Nederlandse
familie is opgericht. We drinken lekkere koffie en Lennie trakteert ons op
lekkere taartjes uit de bakkerij die verbonden is aan Tip-Top. Lekker! De
chauffeur en zijn meerijder zien er gelukkig weinig van want voor hen is de
ramadan begonnen.
Na Medan gaat de weg al vrij snel de
bergen in en zon 2 uur later bereiken we het uitgestrekte Karo-plateau: het
thuisland van de Karo-Batakkers. Door de ligging van werkende vulkanen, o.a.
Sibayak (2170m) en Sinabung (2451m) bij Berastagi is het plateau zeer
vruchtbaar en kan er dan ook van alles verbouwd worden. De heuvels zijn
begroeid met wortels, kolen, bonen en allerlei fruitbomen. Rond 13 u stoppen we
bij een restaurant waar we in 2 groepen aan tafel gaan waarop schoteltjes
geplaatst worden, gevuld met allerlei soorten vlees, vis en kip maar ook
groenten en rijst. Enkel de begonnen schoteltjes worden aangerekend, een
eenvoudige formule je betaalt wat je eet en de rest wordt terug opgeborgen
voor de volgende klanten.
Een lange, kronkelende weg door de
Karo-hooglanden voert ons via Berastagi uiteindelijk naar Prapat aan het
Tobameer. Het Tobameer is het grootste
kratermeer ter wereld en is met ruim 1100 km2 groter dan Singapore. Onder het
Tobameer ligt een supervulkaan, waarvan er maar een paar op de wereld te vinden
zijn (o.a. Yellowstone). De laatste mega-eruptie is al zo'n 70.000 jaar
geleden. Experts stellen dat deze uitbarsting het klimaat op de wereld destijds
totaal heeft veranderd.
Binnen het kratermeer ligt het eiland
Samosir. Omdat het eiland op ongeveer 900 meter hoogte ligt; is het er overdag
en 's nachts lekker koel. Er waait meestal een prettig windje waardoor het een
fijne afwisseling is op de diverse snikhete dagen in Indonesië. Met de veerboot
varen wij om 17u vanuit Parapat in 40 mindirect naar ons hotel Toba Village
Inn in Tuk Tuk. Dit is een toeristisch dorp op het schiereiland dat vast zit
aan Samosir. Het bestaat grotendeels uit kleine hotels en veel restaurantjes
(warung). Tijdens de overtocht kijken we
onze ogen uit want het is hier heel mooi alleen spijtig dat de zon ontbreekt en
de kraterranden in de wolken zitten.
Toba Village Inn wordt door een Belg en
zijn Indonesische vrouw uitgebaat en we krijgen hier een prachtige kamer MET
warm water in badkamer. Rond 19u trekken we samen met Oddo en nog 3 anderen
naar Carolina een restaurant in het
dorp Tuk Tuk. Jean eet voor het eerst een Europees gerecht, frit met sla en kip
en ik neem kip in zuur zoete saus met rijst. Lekker! Op de terugweg stoppen we
nog om een koffie/cappuccino te drinken. Nu weet ik tenminste hoe lekker
Sumatraanse koffie kan smaken. Ondertussen is het 10u voorbij en alle
winkeltjes zijn nog open en de mensen roepen nog altijd even vriendelijk
Hallo. Als we terug komen in ons hotel ga ik bij Ellen langs met de
thermometer. Zij heeft 38.5 koorts en de Dafalgan met Codeïne wordt erbij
gehaald. Wij slapen echter heerlijk en voelen ons kiplekker.
Overnachting: Toba
Village Inn Lake Toba (Sumatra)
Donderdag 11 & vrijdag 12 juli Bukit Lawang: orang-oetan rehabilitatiecentrum
Donderdag 11 & vrijdag 12 juli Bukit Lawang: orang-oetan
rehabilitatiecentrum
s Nachts heeft Jean overgegeven en een
paar maal op de pot gezeten, maar nadat
hij een Imodium heeft genomen, schijnt alles opgelost. Om 7u30 houden we het als
ontbijt bij een toast met confituur. Rond 8u30 wordt onze bagage door de
dragers opgepikt, over de boswegjes en de hangbrug naar het dorp gedragen waar
er 3 jeeps op ons staan te wachten. Al
onze bagage wordt in en op de jeeps geladen en wij vertrekken richting Tangkahan. We rijden met onze jeeps over een slechte, onverharde
weg zo'n 60 km door plantages in ruim vier uur naar Bukit Lawang. De bagage die
bovenop vastgebonden was, verschoof en moest dus terug vastgesjord
worden. Gelukkig was het goed weer. Het eerste stuk ging oostwaarts over
de weg die we gekomen waren. Na een uur sloegen we af naar het zuiden. We stoppen
een keer om van het prachtig uitzicht te genieten, alleen staat er een grote
palmoliefabriek een grijze walm in de lucht te spuwen. Om 12u30 komen we aan op de parkeerplaats
even buiten het dorp, bij de hangbrug over de Bahorok rivier naar de Eco Lodge, ons verblijf voor de komende twee
nachten.
De bagage wordt van de parkeerplaats
door dragers tot over de brug gebracht. Onze kamer is helemaal achteraan, maar
we liggen wel allemaal kort bij elkaar rond een midden pleintje. Er is een mooie tuin met goed verharde en
verlichte paden naar het restaurant, langs de rivier.
Bukit Lawang is een dorp aan de oevers
van de Bahorok rivier. Veel groter en toeristische dan Tangkahan. Er is zelfs
een ziekenhuisje en een busstation (mensen uit Medan komen er met de bus
naartoe maar het duurt wel een ganse dag door de vele tussenstops). Na het eten in het restaurant en het douchen
(terug met koud water) maken we een wandeling door het dorpje. We nemen een
andere brug en ontdekken dat er 4 hangbruggen zijn: de ene al wat stabieler dan
de andere. Het dorpje zelf heeft veel
winkeltjes langs een voetpad evenwijdig aan de rivier. We kopen een groen batik
jurkje voor Fien: hopelijk past het.
's Avonds gaan we met de hele groep
eten bij de Nederlandse Saskia Landman. Saskia heeft samen met haar
Indonesische man Sugianto een kindertehuis
opgericht, waar zij kinderen die hun ouders verloren tijdens de
overstroming die Bukit Lawang heeft verzwolgen in 2003, een nieuwe thuis biedt.
Het diner is bij de reis inbegrepen en de verdiensten van ons bezoek komen ten
goede aan het kindertehuis. Er waren nog maar 3 kinderen in dit heel goed uitgeruste
en gezellig ingerichte huis. De meesten zijn al volwassen en wonen en werken
elders, maar ze worden nog wel begeleid. Het onderkomen van Saskia en haar man,
op een groot stuk grond aan de voet van de bergen, ligt maar een kilometer van
de lodge en is bereikbaar over een goed verhard pad. Terug in het donker
betekent de zaklantaarns gebruiken! In onze kamer moeten we eerst nog een
kakkerlak doodmeppen maar de anderen vertellen ons de volgende dag dat dat in
de buurt van het regenwoud doodnormaal s. Bah: vieze beesten als je het mij
vraagt en de buren hebben mee genoten van mijn gegil: er is geen isolatie in de
muren of het dak.
De tweede dag: vrijdag 12 juli trekken
we na het ontbijt er al om 7u30 op uit om orang-oetans te gaan zoeken in het
regenwoud. We gaan eerst naar het informatiecentrum waar we een film
voorgeschoteld krijgen met de regels waar we ons in het park aan moeten houden.
Om bij het centrum te komen, moeten we eerst weer de rivier oversteken: hier is
geen hangbrug, maar de oversteek gebeurt met een rubber bootje dat vast hangt
aan een kabel en die door mannen via touwen van de ene naar de andere zijde
wordt overgetrokken. Een hele belevenis en ik houd er natuurlijk natte voeten
aan over. Vanaf hier klimmen we een eind naar één van de voederplaatsen, waar we
3 apen zien die nog worden bijgevoederd tot het moment aangebroken is dat ze
definitief zelfstandig in de jungle kunnen leven. De rest van de groep trekt verder het oerwoud
in maar Jean en ik keren terug en ik laat mij graag terug helpen door een
lokale begeleider. 50 000 roepia of 420 is zijn fooi maar er was nog een
andere kerel met ons meegelopen zonder iets te doen en die eiste hetzelfde. Ik
keek hem aan alsof hij gek was en hij keek kwaad terug, maar mijn centjes heb
ik gehouden!
Wij wandelen via een kanaal naar een
volgend dorpje +/- 5 km verder waar een marktje is. Het kanaal wordt gebruikt
om eten in te wassen, de vaat te doen, te baden en te zwemmen. Op het marktje
zijn we de enige blanken en we hebben veel beziens. Het is hier een echte
mierennest ! Jean schaft hem een nieuw uurwerk, een rugzak en badslippers. Ons
Fien wordt weer een kleedje rijker voor 45000 roepia! Rond 16u zijn we via het
dorpje terug in ons hotel beland voor een lekkere douche. Voor het avondeten
zorgen de makaken nog wel voor een privé show in de bomen aan onze kamer.
De kamers in dit resort waren goed,
schoon en ruim. Wij zaten helemaal aan de achterzijde in een gebouw met
allemaal kamers rond een middenplein. Geen airconditioning, maar dat was hier ook
niet nodig, de ventilator was voldoende. Een klamboe om het bed en een badkamer
met een koude douche en een mandibak. De tweede avond hebben we terug een
bezoeker die een zekere dood wacht maar de maat is vol als er eentje olijk uit
mijn valies komt kruipen. We vinden waar ze binnenkomen en de spleet wordt goed
dichtgestopt met een handdoek. In t vervolg zal ik mijn valies altijd
dichtritsen.
Het ruime restaurant was gezellig om te
eten, ook hier weer open met zicht op de rivier. De bediening was vriendelijk
en één ober etaleerde erg graag en met humor zijn kennis van het
Nederlands ('ik ben een beetje verlegen...'). Er was voldoende keus en
het eten smaakte heerlijk. Jean en ik aten s avond Junglefood: een schotel
met kip, aardappelen, bananenstam en curry. Onze maag is aangepast aan de
warmte en het Oosterse eten.
De volgende ochtend rijden we met ons
vertrouwde bus naar het Tobameer via Medan om onze reisleider Odo op te halen
die de vorige dag daar naar het ziekenhuis gegaan was met een lichte vorm van
knokkelkoorts.
Overnachting: Ecolodge
Bukit Lawang - Bukit Lawang (Sumatra)
Woensdag 10 juli 2013 Tangkahan - Gunung Leuser Nationaal Park
Woensdag 10 juli 2013 Tangkahan - Gunung Leuser Nationaal Park
s Morgens om 7u30 hebben we een
eenvoudig ontbijtje met gebakken eieren en toast met confituur in het prachtige
restaurant met uitzicht op een zijrivier van die waaraan het dorp zelf is
gelegen. Om 8u30 zijn we op weg naar de olifantenwasplaats zo'n 3 kilometer van
de lodge, over de hangbrug en door het dorp. We zien hoe de kokosnoten aan een
boom gebonden zijn om de rubber op te vangen en wandelen een stuk door de
palmolieplantage van de overheid. We zien er voor het eerst hoe men de trossen
olienoten uit de bomen haalt. Koeien en geiten zien we overal tussen de
palmbomen, maar het valt op dat er hier bijna geen vogels zijn.
Tangkahan heeft 7 tamme olifanten, die
zijn opgeleid om mee te patrouilleren door het Nationale Park om stropen en
illegale houtkap te voorkomen. Deze olifanten waren oorspronkelijk lastpakken
die oogsten vernielden, en huizen in omringende dorpen. Nu beschermen ze het
gebied, de bewoners en hun wilde 'collega's'. Je kunt ook een rit van een
uur op hun rug maken, maar dat kost behoorlijk wat geld (65 euro per persoon). Enkel
Maire maakt na het wassen een rit op een olifant. De olifanten, inmiddels is er
ook een kleintje (twee andere babys stierven vrij snel) worden door de rangers
van hun weide naar de rivier geleid, worden daar geholpen met hun ontlasting en
dan worden ze de rivier ingebracht waar ze badderen dat het een lieve lust is. Een
leuke activiteit om mee te maken is het borstelen van de olifanten tijdens hun
bad. Ze laten zich vervolgens ook graag bananen voeren door de toeristen.
Daarna staan ze maar al te graag te schouwen en te poseren voor de fotos.
We moeten langs dezelfde weg terug naar
onze lodge, maar onderweg krijgen we toemaatje. Een ganse troep waterbuffels in
een poel tussen de bomen. s Middags eet ik een toast met confituur en Jean een
portie Roerbak Mie. Na de lunch gaat iedereen mee raften op een vlot van
vrachtwagenbanden gemaakt, maar wij gaan niet mee omdat Jean last heeft van
zijn rug. Wij brengen onze namiddag door langs de waterkant, wandelen wat en
zitten wat te puffen en te blazen op ons terras. Rond 16u30 komt een van de
dorpsbewoners ons roepen omdat er in de bomen Thomas
apen zitten: dit betekent nog een halfuurtje show en
acrobatie in de bomen. Om 19u eten we terug in het restaurant en iedereen eet
hetzelfde: kip met een lekkere saus waarin aardappelen zitten, een groente die
op spinazie lijkt maar wel ander smaakt en natuurlijk rijst. Na het eten zijn er een paar jonge gasten die
de di-jambe en de gitaren boven halen en er wordt gezellig gezongen en plezier
gemaakt.
Dinsdag 09 juli 2013 Tangkahan - Gunung Leuser Nationaal Park
Dinsdag 09 juli 2013 Tangkahan -
Gunung Leuser Nationaal Park
s Morgens eten we een lekker ontbijt in
het Garudaplazahotel en ontmoeten Ellen die met ons meereist en Odo onze
reisleider. Om 8u30 spreken we af in de lounge en vandaar gaat het in een
blauwe bus voor 20 man richting vliegveld waar we rest van de bende oppikken.
Medan is een dampende, drukke stad met 2 500 000 inwoners. Hier rijden duizenden
scooters kriskras door elkaar en inhalen doen ze zowel rechts als links. De
wagens lijken wel op elkaars zijspiegel te mikken en toch blijkt het allemaal
te lukken want de meeste wagens zien er vrij ongeschonden uit. Het is hier
tropisch warm en in een mum van tijd druppelen de zweetdruppels van ons
gezicht. Aan de luchthaven zoek ik nog vlug een toilet op en maak zo voor het
eerst kennis met het Franse wc met daarnaast een papiermandje voor het
toiletpapier dat bijna nooit aanwezig is en de kuip water met een steelpannetje
om dat wat je achterlaat door te spoelen .. Jesus!!!
Vanaf het vliegveld rijden we in een
uur of vier meteen door naar Tangkahan. In reisverhalen wordt gewaarschuwd: de
reisduur naar het minidorpje Tangkahan ligt tussen de 5 en 7u, afhankelijk van
de kwaliteit van de auto, de hoeveelheid stops om even bij te komen van het
schommelen en natuurlijk de weersomstandigheden. Bij regenweer wordende vele
gaten in de weg modderpoelen en is het waarschijnlijk nog tijdrovender om er
doorheen te komen.
Onderweg passeren we het stadje Binjai, dat bekend staat om zijn rambutanvruchten.
Deze heerlijke op lychee lijkende vruchten zijn alleen in bepaalde maanden van
het jaar te verkrijgen. De bus wordt even gestopt en er worden banaantjes,
mandarijntjes en rambutan gekocht.
De weg naar Binjai (25 km) is redelijk, pas daarna wordt de weg hobbelig en
grotendeels ook zonder asfalt. Wij lachen met de bumpi bumpi road. Het landschap
is niet echt gevarieerd en de weg loopt voornamelijk door palmolie- en
rubberplantages.
Wij stoppen in de noordelijke uitlopers
van Binjai bij een eenvoudig eethuisje langs de weg, voor een koffiestop. Het
was onze eerste kennismaking met de pikzwarte, en sterk gezoete, Indonesische
koffie. Als iemand Cola wil, springt de uitbaatster vlug even op haar scooter
en een paar minuten later staat de warme Cola voor onze neus. Gelukkig zag
niemand hoe het kleine keukentje erbij lag of niemand had koffie durven
drinken.
De weg wordt de laatste 67 km steeds
slechter en halverwege houdt het asfalt echt op. We rijden over bruggen waar
onze wielen maar net op kunnen en als er een vrachtwagen als tegenligger komt,
houden wij gezamenlijk onze adem in. Onze chauffeur verdient nu al een vette
tip. Wij rijden langs palmolieplantages, die vaak nog door de Nederlanders zijn
aangelegd. Het Gunung Leuser NP wordt gevormd door bergketens en primair
regenwoud. Je zou hier volgens Sawadee nog grote aantallen gigantische bomen en
zeldzame flora en fauna kunnen vinden zoals de orang-oetan en de rafflesia
reuzenbloem. Afwachten!
Het dorpje Tangkahan ligt in het Gunung
Leuser Nationaal Park, een van de laatst overgebleven stukken
laaglandregenwoud. De chauffeur dropt
ons af en een bende dragers sleurt onze bagage naar de Linea Lodge waar we twee
nachten verblijven. We lopen over een 50m lange hangbrug over de rivier die
achter onze huisjes loopt wat voor ons een eerste keer is en toch even raar
aanvoelt.
We gaan onmiddellijk naar het
restaurant dat uitkijkt op de Buluh rivier en het regenwoud: een machtig
gezicht! We eten eerst en lekker warm soepje!! Ja, ja, warme soep bij deze
hitte en daarna wat roerbakmie. Na het eten krijgen wij onze huisjes
aangewezen.
De lucht boven Tankahan wordt almaar
dreigender en uiteindelijk begint het te
regenen en in de verte te onweren.
Sawadee over dit dorp: illegale
houtkap is helaas nog steeds een groot probleem. Inmiddels hebben de
dorpelingen van Tangkahan ingezien dat dit tot hun uiteindelijke ondergang zou
leiden en daarom hebben ze een aantal jaren geleden besloten om op een andere
manier het woud en haar bronnen te gaan aanwenden. Met hulp van buitenaf hebben
ze een community-based project opgezet en met behulp van ecotoerisme een
alternatieve inkomstenbron gezocht. Onze accommodatie blijkt te bestaan uit
cottages. Wij krijgen het laatste huisje met twee bedden voorzien van klamboe,
en een half open badkamer met (Westerse) WC, mandi en koude douche
(piemelstraaltje). Een mandi is een bakje waarmee je koud water over je heen
giet, vanuit een zelf te vullen bak / kuip (gajung). Er is hier alleen
elektriciteit van 18:00 22:00 uur door middel van een generator. Een
zaklantaarn is nodig om bijvoorbeeld 's nachts naar de WC te gaan anders vind
je je bed niet terug! Blijkt dat de vloer van ons huisje elke nacht vochtig
wordt en het tot s middags duurt voor het opdroogt.
De exacte locatie van Tangkahan is niet
terug te vinden op een kaart en zelfs Google Maps kan je niet wijzer maken..