Ik hou van gang 502 - C Het is er rustig, stil, kaal en wit. - Zoals een ziekenhuis hoort te zijn - Af en toe, wordt dit heerlijke moment van bezinning verstoord door de kadans van een rollend bed, begeleidt door twee groene mannetjes. Wachten is hier minder erg. Iedereen doet het. En ik voel het gevoel van samenhorigheid over me heen trekken. Mijn neusvleugels vangen een voortdurende geur van grootkeuken en ether op. Deze geur moet, na adaptatie, plaats maken voor een bries van geduld. Dit laatste waait door de ruimte en ik betrap mezelf. Ik doe het weer... Starend kijk ik de nieuwe wachtende aan. Zwijgend afvragend waarom deze man hier zou zijn, met welk probleem hij te kampen zou hebben. Mijn ogen vallen op de bordjes aan de veel te witte muur en ik besef dat dit alles een groot raadsel zal blijven. Het oude vrouwtje naast me is reeds een kwartier wanhopig op zoek naar een conversatie. En hoera, hoera, ze heeft het op mij gemunt! Bang dat mijn veilig rust en stilte verstoord zou worden, grijp ik naar het eerste beste tijdschrift, dat bovenaan de stapel ligt. Het oudje, dat wel 90 lijkt, buigt zich voorover om me aan te spreken, maar staakt haar actie wanneer ze me de wanhopige negeerpoging ziet ondernemen. Een vlaag van schuld en medelijden heeft me in zijn macht wanneer ik bladzijde voor bladzijde omsla. En ik bedenk, dat ze zich wel heel eenzaam moet voelen. Alsof mijn engelbewaarder me aanspreekt, lach ik vriendelijk in haar richting en leg het roddelblad vastberaden neer. Mijn mond gaat open om haar kort te begroeten en ik zie sterretjes van hoop in haar ogen. Wanneer ze voelt dat ze een aanknopingspunt heeft gevonden om haar verhaal eindelijk te doen, merk ik een gelukkige groep rimpels op die zich rond haar mond en ogen lijken te vormen. Helaas, daar is de dokter. "De Vuyst?" Ik sta op, neem mijn jas en verlaat mijn veilig plaatsje. Net voor de deuropening hou ik halt en kijk over mijn schouder naar mijn voormalige buurvrouw. Als vastgenageld aan haar stoeltje, met handtas op de schoot, blijft ze roerloos zitten. Bedroeft en geleurgesteld kijkt ze op wanneer ik haar nog een prettige dag toewens.