Actualiteit, geschiedenis, een knipoog. En dat allemaal doorelkaar. De maatschappij is al ingewikkeld genoeg zonder dat deze historicus zich ermee bemoeit. Toch ga ik het proberen. Ik schrijf graag, vaak voor vakbladen, af en toe voor kranten. Dit alles onder het motto van Multatuli: 'ik wil gelezen worden'.
05-12-2008
Voor de liefhebbers: de Eerste Wereldoorlog
Een ingekorte versie van onderstaand artikel verscheen in het decembernummer van 'Historisch Nieuwsblad'. Het artikel is een reactie op weer een ander artikel. Het is verstandig dat eerst te lezen. De link:
In het septembernummer van Historisch Nieuwsblad viel de stelling van Rob Hartmans op, in zijn artikel over de vermeende collectieve verstandsverbijstering tijdens de Eerste Wereldoorlog. De soldaten waren namelijk geen makke schapen die naar de slachtbank werden geleid, ze dachten dat ze vochten voor een rechtvaardige zaak. De zinloosheid van de oorlog is dus onze afkeurenswaardige interpretatie achteraf, zo betoogt Hartmans.
Oude waarden en normen
Ik vind het erg eenzijdig om te stellen slechts dat de oude waarden en normen de soldaten op de been hielden temidden van de waanzin.
Tot 1916 was de houding eerder ambivalent. Enerzijds konden de frontsoldaten de beslissingen van hun meerderen niet waarderen, anderzijds: the job must be done, Ils nont pas passé. Dat ze niet deserteerden had eerder te maken met kameraadschap. De Franse troepen blaatten overigens letterlijk als schapen als ze langs de bevelhebbers marcheerden. In hun ogen waren ze kennelijk op weg naar de slachtbank.
Tijdens de grote slachtpartijen van 1916 keert het tij en in 1917 ontstaan de eerste problemen. De Fransen slaan aan het muiten en de Russische boerensoldaten verlaten eenvoudig het leger. Als de Duitsers voorjaar 1918 een wanhoopsoffensief starten, lijkt alle weerstand bij de geallieerden gebroken. Pas de Amerikaanse troepen en de Engelse blokkade maken het verschil. Dan is het aan het Duitse leger om compleet in te storten.
De vraag waarom de poilus de zinloze moordpartij niet ontvluchtten, kan dus simpel beantwoord worden: dat deden ze uiteindelijk ook.
Slechts 120.000 verliezen
Hartmans stelling dat de generaals vooraf niet konden weten dat hun offensieven zinloos zouden worden, is heel flauw. Ze konden of wilden namelijk niet zien dat eerdere massale offensieven niets hadden opgeleverd. Het Britse opperbevel had bijvoorbeeld weinig fiducie in het in 1916 gereedgekomen kantoorklerkenleger van Kitcheners Army. Die bezorgdheid moet hen automatisch de wetenschap hebben opgeleverd dat dit massas levens zou kosten in een groot offensief bij de Somme. Op een volstrekt ongeschikt terrein dan nog. Maar ze lieten het toch maar doorgaan, wegens Engels-Franse politieke gevoeligheden. Dat de soldaten op hetzelfde moment nog altijd werd ingepompt dat ze The Hun een lesje gingen leren, is juist the Old Lie van Owen uit Dolce et Decorum. Nog versterkt door de ontstellende opmerking van generaal Haig, dat de offensieven slechts 120.000 verliezen meer hadden opgeleverd, dan wanneer men niet had aangevallen.
Bedrogen
Verder is het merkwaardig dat Harmans uitgerekend de hysterische romantiek van Ernst Jünger uitkiest om zijn standpunten te ondersteunen. Volgens Hartmans vinden wij de denkbeelden van Jünger bizar, en was hij geen zeldzame exentriekeling. Hij suggereert zelfs dat de andere War Poets gefrustreerd waren en na 1918 niet konden integreren in de Maatschappij. Van frustratie is in elk geval Jünger een treffend voorbeeld, als gesjeesd zoöloog, mislukt entomoloog en oud vreemdelingen-legionnair.
Bovendien: de grote namen die Hartmans niet noemt, zoals Barbusse, Duhamel, Génévoix, Sassoon en Owen, schreven allemaal tijdens de oorlog. Dus niet na 1930, zoals hij beweert. De oorlog als zinloze tragedie komt uit hun pen. Toen hun kameraden aan flarden gereten op het slagveld lagen, voelden zij zich door hun leiders bedrogen. The Old Lie Tussen de rechtvaardige oorlog van 1914 en het pacifisme van het interbellum ligt het niemandsland.
Whig-interpretatie?
Om tot slot de conservator Piet Chielens van het In Flanders Fields-museum in Ieper van een Whig-interpretatie te beschuldigen gaat wel heel erg ver. Als er één museum begrepen heeft dat The Old Lie al honderden jaren slachtoffers maakt, dan is het In Flanders Fields wel. Eén klein foutje wellicht van Chielens. Hij zegt dat Heldendom en Vaderlandsliefde achteraf bedacht zijn door iemand in een kantoortje. Het is al veel eerder bedacht, helaas. The Old Lie, inderdaad. Rob Hartmans zwijgt beter over hoogmoed.
Het was donker, koud en winderig. Er stopte een auto, het raampje ging open. Voorin een donkere man met een snor en een papier in zijn handen. Achterin een kind. Gelukkig, dacht ik, een kind dan is het ok. De man voorin was allochtoon. Of hoe zeg je dat, hoe mag je dat tegenwoordig zeggen. Hij sprak hoe dan ook perfect Nederlands. Accentloos. Ik als Limburger heb meer accent dan de man in die auto. Hij moest de weg weten naar een zwembad in de buurt. Ik wist geen zwembad. Wel een ijsbaan, maar dat is niet hetzelfde. Zou het kind schaatsen bij zich hebben? Zou het van haar allochtone vader überhaupt hebben leren schaatsen? Ik stond dat te bedenken, terwijl de man door ging met praten. Dat er geen adres op het papier stond. Hij tikte op een speciale, allochtone manier op het blad. Met de achterkant van zijn wijs- en middelvinger. Geagiteerd tikken. Ik zou zo nooit tikken, niemand die ik ken tikt op die manier. Wij westerlingen wijzen meer. Een woest stompen met de wijsvinger op zon blad. Of er even mee wapperen. Alsof het adres dan subiet zou verschijnen. Maar hij tikte. Met de achterkant van zijn vingers. Hij dacht ook dat de GPS hem verkeerd had gestuurd. Het parkeerterrein waar we stonden was dan ook duidelijk geen weg. Hij wees naar de GPS, als was het om het vermaledijde ding terecht te wijzen. Tijdens zijn tirade tegen de GPS sloop er heel voorzichtig een soort jammer in zijn stem. Ik zou nooit zo jammeren. Niemand die ik ken jammert zo tegen een GPS. Wij westerlingen schelden meer. Bij voorkeur binnensmonds. Of we uiten regelrecht bedreigingen aan het adres van het apparaat. Maar deze man vond het adres van het zwembad niet eens. Laat staan dat van een GPS Het kindje zat heel die tijd stilletjes achterin braaf te wezen. Nederlandse kinderen zouden de achterbank van de auto al half hebben afgebroken. Maar dit kindje zat stil op haar duim te zuigen en keek enigszins bewonderend naar haar inmiddels druk gebarende vader. Ik opperde dat hij het eens bij de conciërge van een nabij gelegen school kon proberen. Dat wimpelde hij met een groot gebaar weg. Mooi woord, dat wimpelen. Het gebaar past perfect bij het woord. Hoewel Fransen en Belgen zwaaien meer. Met de vlakke hand over hun schouder, onderwijl luid baf roepend. Maar deze meneer wimpelde heel Hollands. Hij begon zowaar te mompelen en smeet de auto hoorbaar in zijn achteruit. Krrrgh! Hij zette terug, met zijn arm over de leuning. Dat typische gebaar voor mensen die hun auto achteruit rijden. Precies zoals ik het zou doen.
Ik ben Hugo Luijten
Ik ben een man en woon in Antwerpen (België) en mijn beroep is Docent geschiedenis aan de Fontys Hogescholen in Tilburg.
Ik ben geboren op 11/11/1969 en ben nu dus 55 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: .
Het feit dat ik historicus ben en uit Nederlands-Limburg kom, kleurt mijn kijk op de dingen.