Carmen./ Prosper Mérimée. (Amsterdam, Veen, 1994 (1854), 94 p.)
`Ze zei tegen me: ``Nog van jou houden, dat is uitgesloten. Nog met je leven, dat wil ik niet." Er kwam een vlaag van razernij over me. Ik trok mijn mes. Ik wilde dat ze bang werd en me om genade smeekte, maar die vrouw was een duivelin.'
Nooit werd een onontkoombare, laaiende hartstocht met noodlottige afloop onderkoelder en nauwkeuriger vastgelegd dan in de befaamde novelle Carmen, die oorspronkelijk in 1854 verscheen. Juist de ironie en afstandelijkheid waarmee hij zijn romantische en fantastische verhalen vertelt, maken Prosper Mérimée (1803-1870), vriend van Stendhal en Toergenjev, tot een ware meester van het genre en tot een van de kopstukken van de negentiende-eeuwse literatuur.
Carmen is vooral dankzij de opera van Bizet, maar ook de verfilming als die van Carlos Saura, een geliefd klassiek verhaal geworden. En dan te bedenken dat Mérimée in 1845 aan een vriend schreef: `U zult binnenkort een aardigheidje lezen van uw dienstwillige dienaar, dat onuitgegeven gebleven zou zijn als de auteur zich niet genoopt gezien had een pantalon aan te schaffen.' Terwijl hij een vriendin liet weten: `Iets verheffenders heb ik onze schone dames op het ogenblik niet te bieden.'
NBD|Biblion recensie
Tijdens een reis door Andalusië ontmoet schrijver een man die uit liefde voor de zigeunerin Carmen, aan wie hij niets kon weigeren, bandiet werd. Tot het uiterste gedreven doodt hij haar en geeft zich aan. Wachtend op de dood, vertelt hij aan de schrijver over zijn hartstochtelijke liefde voor de trouweloze Carmen. Mérimée (1803-1870) vertelt dit verhaal in een sober, ingehouden, fijn gestileerde taal; het blijft boeien, al is het wat verouderd. De vertaling is prijzenswaardig, het nawoord vormt een goed commentaar. Liefhebbers van een goed geschreven boek en van Franse taal en letteren vinden hier een juweeltje. Ook bekend geworden door de opera van Bizet en de film van Saura. Donkerrode omslag met schetsen van Carmen en haar bandiet; normale druk. (Biblion recensie, Drs. W.F. van Olffen.)
|