Legende van de berg Ararat./ Yaşar Kemal. De Geus, 2012, 153 p.
Op een dag stopt er een grijs paard voor het huis van de herder Ahmet. Volgens lokale gebruiken mag hij het paard, na het drie keer weggeleid te hebben, tot zijn eigendom rekenen. Pasja Mahmut Khan denkt hier anders over en gooit Ahmet in de gevangenis. Daar ontmoet hij de dochter van de pasja. Ahmet en Gülbahar worden al snel verliefd, maar hun liefde is gedoemd te mislukken als de pasja erachter komt.
De pasja stelt als voorwaarde voor het huwelijk dat Ahmet de berg Ararat beklimt en daar een vuur ontsteekt. Pas dan mag hij trouwen met Gülbahar.
'Legende van de berg Ararat' van de Turkse schrijver Yaşar Kemal (1923) is hoogstaande literatuur. Wie van mooi geschreven historische verhalen houdt, komt hier ruim aan haar/zijn trekken. Met de legendarische berg Ararat op de achtergrond sleept Kemal de lezer mee in een liefdesverhaal te midden van botsende tradities, machtsspelletjes en volksopstanden.
Volledige recensie op: dewereldmorgen.be (Lode Vanoost)
"Kemal kan in verraderlijke eenvoud tot de kern komen, zoals wanneer hij het gevoel omschrijft van Gulbahar bij de eerste aanblik van Ahmet: 'Alsof ze tegelijk geboren waren...'
Onder het hoge liefdesthema spelen ook religieuze, politieke en sociale verhoudingen een rol, zonder dat ze de feeërieke sfeer verstoren. De schoonheid geeft je juist ruimte om ook na te denken over oude waarden en het verzet daartegen. De legende speelt in een tijd waarin men tot het uiterste ging om bij principes te blijven, die bij sommigen onder druk kwamen te staan. Zo wordt van de pasja, een Osmaan, gezegd dat hij 'een ongelovige' is wanneer hij zich niet bij de traditie neerlegt: 'Die mensen zijn anders dan wij.'
Het liefdesverhaal staat symbool voor een broeiende strijd tussen de macht van de grote Osmanen (die tot 1922 zou duren) en het volk: 'Al eeuwenlang heersten er een ongelooflijke woede en gevoel van verzet. Een stille onbeweeglijke woede...' "
(...)
"Als een magiër wekt Kemal alles tot leven, niet in de laatste plaats de Ararat zelf. 'Nooit spaart de berg het leven van iemand die de top beklimt en daar het vuur wil stelen.' In zijn beeldende vertelling laat hij ons kennismaken met het Armeense volk, van de gracieuze vrouwen 'met hun grote donkere gazelleogen, gekleed in jurken met veel rokken over elkaar en met hun bontgekleurde mutsjes, versierd met gouden en zilveren muntjes', tot en met de mannen met hun 'grote opkrullende snorren'.
Door het hele boek heen speelt de fluit, veelal het lied over de woede van de Ararat. Daar komen de prachtige illustraties van Abidin Dino bij, die op hun beurt de lezer prikkelen om in het sprookje op te gaan.
Gelukkig, zou ik bijna zeggen, ontbreekt hier het geijkte gelukkige einde. De legende laat een zweem van onvervuld verlangen over de berg hangen. Het kost geen enkele moeite om voetstoots aan te nemen dat dat verlangen nog altijd voelbaar is. "
Fragmenten uit de recensie op: volkskrant.nl (HANNA BOUAICHA − 05/05/12)
|