"Assaf is een zestienjarige, niet al te populaire, soms wat traag denkende jongen. In zijn vakantie werkt hij bij de gemeente. Hij krijgt opdracht de eigenaar van een loslopende hond te traceren. De hond, Dina, voert hem mee op een adembenemende tocht door Jeruzalem, door wat Grossman noemt 'de stad binnen de stad', de stad van de verloren en drugsverslaafde daklozen, de straatmuzikanten, de onderwereld. Op zoek naar Tamar - maar het zou jammer zijn haar rol in het plot hier prijs te geven. Voor Assaf is het tevens een innerlijke zoektocht naar zijn eigen identiteit.
De Nederlandse titel van het boek, 'De stem van Tamar', legt juist het accent op het meisje. Grossman zelf is al opgehouden met zijn uitgevers in het buitenland over de vertalingen te discussiëren: ,,Ze hebben me verteld dat 'Iemand om mee te rennen' in het Nederlands niet goed klinkt. Maar de stem van Tamar is inderdaad belangrijk in het verhaal. Het heeft me altijd geïntrigeerd hoe iemand te midden van al het lawaai en de vervuiling van de stad, in zo'n vulgaire omgeving, kan staan en toch van binnen uit een heldere, zuivere stem laat klinken.'
Het boek laat ook zien hoe Tamar haar eigen stem vindt, zelfs temidden van die menigte: ,,De ene keer dat ze de aria van Barbarina uit De bruiloft van Figaro durfde te zingen, haar winnende auditiestuk, liepen de mensen halverwege weg of lachten haar in haar gezicht uit, en een paar jongens stonden haar achter haar rug na te doen. Ze zag de mensen zich één voor één losmaken uit het publiek, als druiven van een tros, en elke keer als dat gebeurde ging er een steek door haar hart, was ze beledigd - alsof ze niet goed genoeg voor hen was. Daarna had ze dan een korte discussie met zichzelf (eigenlijk met Idan): of ze zichzelf koste wat kost trouw moest blijven, of dat ze toe moest geven aan de smaak van het publiek - 'het gepeupel', corrigeerde Idan haar.'
Grossman vertolkt opnieuw meesterlijk de wrijving tussen externe wereld en interne beleving -een terugkerend motief in al zijn werk. Hij voegt er dit maal de virtuele wereld van tv en (computer-)spelletjes aan toe. Zo komt Assaf tot de pijnlijke ontdekking -als hij in elkaar wordt geslagen- dat hij de magische krachten mist, waarover hij beschikt als hij dungeons en dragons speelt. En tegen het einde van het boek, als het plot zich al haast heeft ontrafeld, schiet hem door het hoofd: ,,soldaat, dief, ridder, tovenaar. Drie daarvan ben ik al geweest, alleen de ridder ontbreekt nog (en even was hij bezorgd: hij had geen idee hoe hij ooit een ridder kon zijn).'
Door het verhaal van de jongeren zijn bizarre figuren geweven, zoals die van de kluizenares Theodora, die, getrouw aan haar gelofte, nog nooit een voet buiten de deur heeft gezet. Twaalf jaar oud was de kleine Theodora toen ze door haar dorp op het eiland Lyskos naar Jeruzalem werd gestuurd. Dorpshoofd Panorios had daar een gebouw gekocht voor de bedevaartgangers en op zijn sterfbed verordonneerd dat er altijd een non moest wonen, een eilandmeisje, door loting aan te wijzen. Theodora moet haar hele leven in het Jeruzalemse huis doorbrengen, in reinheid. Inmiddels hebben zich in Jeruzalem twee nonnen gemeld die beweren dat zij model hebben gestaan voor Theodora. 'Onzin', weet Grossman. Maar ook zijn maffiose Pesach blijkt zo levensecht te zijn, dat de president van Israël geheel gedesillusioneerd was toen Grossman hem vertelde dat hij hem had verzonnen."
Trouw: Een zuivere stem te midden van lawaai en vuil - door Inez Polak