Tahar Ben Jelloun. Een verblindende afwezigheid van licht
Op basis van een ware gebeurtenis schreef Tahar Ben Jelloun deze roman. Na een mislukte staatsgreep (10 juli 1971) tegen de Marokkaanse koning Hassan II belanden 58 lagere militairen in de gevangenis. Wat niemand weet is dat ze na twee jaar worden overgebracht naar een geheim strafkamp ergens in de woestijn. Eenzaam opgesloten in kleine donkere ondergrondse celle zijn ze tot een langzame dood veroordeeld. De gevangen geven zich echter niet zomaar gewonnen. In de duisteris proberen ze hun wrede bestaan te verlichten door elkaar verhalen te vertellen. Salim is na achttien jaar een van de weinige overlevenden. Hij is in leven gebleven door alle gevoelens van haat en wraak uit zijn geest te bannen.
Tekstfragment
'Er zal een dag komen dat ik zonder haat zal zijn, dat ik eindelijk vrij zal zijn en alles zal vertellen wat ik heb moeten doorstaan. Ik zal het opschrijven, of laten opschrijven door iemand anders, niet om me te wreken, maar om de buitenwereld te laten weten wat er is gebeurd, om een stuk toe te voegen aan het dossier van onze geschiedenis. Maar nu probeer ik te praten, tegen mezelf te praten om te voorkomen dat ik in slaap val en een gemakkelijke prooi word voor de schorpioenen. Ik praat, spring wat op en neer, stoot af en toe zachtjes met mijn hoofd tegen de muur, ik meen te weten waar mijn schorpioen zich heeft verschanst. Hij moet tussen de derde en vierde steen zitten, in de spleet waardoor water naar binnen loopt als het hard regent. Dat weet ik door mijn scherpe gehoor.'
|